Plan: | Sterrenboog |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0844.BPSterrenboog-VG01 |
Aan de Hertog Jan II Laan in Schijndel is de nieuwe basisschool EBC Regenboog (locatie Hoevenbraak) gebouwd. Hierdoor zijn de voormalige Regenboogschool en de naastgelegen gymzaal aan de Wilhelminalaan niet meer in gebruik. De voormalige gymzaal is inmiddels gesloopt. De initiatiefnemer, Abeco Bedrijven, is voornemens om het voormalige schoolgebouw te herontwikkelen voor appartementen al dan niet met een 24-uurs zorgconcept en bijbehorende voorzieningen. Op de locatie van de voormalige gymzaal zijn grondgebonden woningen voorzien. De beoogde ontwikkeling pas niet binnen het vigerende bestemmingsplan 'Kom Schijndel 2013'. Om de ontwikkeling mogelijk te maken, zal de bestemming moeten worden gewijzigd.
Het plangebied omvat de voormalige Regenboogschool, de oude gymzaallocatie en het bijbehorend speelterrein. De Regenboogschool omvatte de begane grond en een gedeelte van de eerste verdieping van het woon-schoolcomplex op de hoek van de Wilhelminalaan en de Dierenriem. De locatie ligt in het zuiden van de bebouwde kom van Schijndel, op de grens van de woonwijken Hoevenbraak en Hulzebraak. Aan de zuid- en westzijde ligt het vroegere schoolplein, dat wordt begrensd door de straat Poolster. De gymzaal lag aan de Poolster, ten westen van het woon-schoolcomplex, bij de kruising met de Wilhelminalaan.
Figuur 1.1: Ligging plangebied (BingMaps, 2014)
Ter plaatse van het plangebied vigeert het bestemmingsplan 'Kom Schijndel 2013' zoals vastgesteld op 9 oktober 2013. De locatie is aangeduid met de bestemmingen 'Maatschappelijk' en 'Verkeer – 2'. Op het bouwvlak van de bestemming Maatschappelijk zijn twee bepalingen betreffende de maatvoering van toepassing:
Ter plaatse van het bruine vlak zijn maatschappelijke voorzieningen toegestaan waaronder educatieve, medische, sociaal-culturele, levensbeschouwelijke voorzieningen, scouting en recreatieve voorzieningen, kinderopvang, buitenschoolse opvang, peuterspeelzalen en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening.
Naast deze bestemmingen ligt over het westelijke deel van het plangebied ook de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 4'. Dit houdt in dat de gronden met deze dubbelbestemming mede bestemd zijn voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden die in de grond aanwezig zijn of worden verwacht. In paragraaf 4.6 wordt nader ingegaan op de eventuele aanwezige archeologische waarden.
Figuur 1.2: Uitsnede vigerende bestemmingsplan 'Kom Schijndel 2013'. Het plangebied is met rood omlijnd.
Deze toelichting is als volgt opgebouwd:
Het plangebied ligt in het zuiden van de bebouwde kom van Schijndel, op de grens van de woonwijken Hoevenbraak en Hulzebraak. De directe omgeving van het plangebied bestaat dan ook uit woongebied.
Het plangebied is grotendeels verhard. Aan de oostzijde ligt het woonschool-complex waar op de begane grond en gedeeltelijk op de eerste verdieping, de basisschool was gehuisvest. Aan de zuid- en westzijde ligt een verhard speelplein met speeltoestellen. Het schoolplein is openbaar toegankelijk en wordt door de kinderen uit de aangrenzende woonbuurt gebruikt. Aan de westzijde stond de oude gymzaal met ten zuiden daarvan een grasveld. Het plangebied wordt omrand door een groene haag en binnen het plangebied zijn diverse bomen gesitueerd.
Boven de school bevinden zich momenteel 13 woningen. Aan de noordzijde bevinden zich op de eerste en tweede verdieping in totaal 5 maisonnettes en 2 appartementen. Aan de oostzijde bevinden zich op de tweede verdieping 6 appartementen. De begane grond en de eerste verdieping van de oostvleugel zijn in gebruik geweest voor de basisschool.
Een gedeelte van de begane grond, met name het deel dat grenst aan het schoolplein was voorheen in gebruik voor overige maatschappelijke functies (zoals een BSO, kinderdagverblijf e.d.).
De toegang tot de appartementen bevindt zich bij de kruising van de Wilhelminalaan met de Dierenriem. De toegang tot de voormalige gymzaal lag aan de Poolster. Aan het voormalige schoolplein lag de hoofdingang van de basisschool. Het plein is bereikbaar vanaf diverse zijden. Er is een doorgaande loopverbinding tussen de Poolster en de Dierenriem.
De straten die het plangebied omringen zijn woonstraten waar een 30 km/h regime geldt.
Figuur 2.1: Locatie plangebied (GoogleMaps)
Figuur 2.2: Voormalige basisschool met appartementen vanaf de Dierenriem met looppad naar schoolplein
Figuur 2.3: Voormalige basisschool met ingang van de appartementen vanaf de kruising Wilhelminalaan/Dierenriem
Figuur 2.4: Ingang voormalige gymzaal vanaf de Poolster. De gymzaal is reeds gesloopt.
Figuur 2.5: Grasveld en speelplein vanaf de Poolster
Woningen
De voormalige school wordt omgebouwd tot appartementen. Verder wordt het paviljoen gedeelte achter de voormalige school uitgebreid. In totaal worden maximaal 30 nieuwe woningen gerealiseerd. Op de locatie van de oude gymzaal zullen 6 grondgebonden woningen worden gebouwd. De overige woningen worden in de voormalige basisschool en in het nieuwe paviljoen gerealiseerd. In figuur 2.6 is een impressie opgenomen van de toekomstige situatie. Om goed te kunnen blijven inspelen op de (toekomstig) veranderende marktvraag is de invulling van het gebouw flexibel, hetgeen in de bestemmingslegging tot uitdrukking komt.
Woon-zorg concept
Het is goed mogelijk om zowel reguliere woningen als woningen met een woon-zorg concept te realiseren in de voormalige schoollokalen en in het vernieuwde paviljoen. In het geval van een woon-zorg-concept wordt gedacht aan een woongroep voor dementerende ouderen waarvoor gemeenschappelijke voorzieningen worden gerealiseerd zoals een gezamenlijke verblijfsruimte. Intern zal er een begeleider aanwezig zijn die zal kunnen beschikken over een woonruimte ter grootte van twee appartementen. Volgens dit concept zullen er 16 appartementen in de voormalige schoollokalen komen, waarvan 10 in het schoolgebouw en 6 in het zogenaamde paviljoen. Het ontwikkelde schetsontwerp voor de herindeling van de begane grond van het bestaande gebouw met paviljoen en binnenplaats is gericht op gebruik door dementerende ouderen. De woonruimten worden aan de achterzijde ontsloten en de van buiten afgesloten binnentuin is toegankelijk voor de bewoners.
Wanneer zo invulling wordt gegeven aan woon-zorg concept komen er in totaal 30 woningen bij:
Samen met de 13 bestaande appartementen bedraagt het totaal aantal woningen na de transformatie 43 woningen. De begane grond van het voormalige schoolgebouw wordt aan de noord- en oostzijde met 2 meter uitgebouwd, zodat het woonoppervlak van deze appartementen groter wordt. De hoogte van het nieuwe hoeksupplement sluit aan bij het bestaande gebouw. Het paviljoen wordt in één bouwlaag uitgevoerd en krijgt een maximale bouwhoogte van 4,5 m. De nieuwe rijwoningen direct gelegen aan de Wilhelminalaan worden in maximaal drie bouwlagen uitgevoerd met een maximale nokhoogte van 10 m en een maximale goothoogte van 8 m. De rijwoningen gelegen aan de groenvoorziening worden in twee lagen uitgevoerd en krijgen een maximale goot- en bouwhoogte van 6,5 m.
Zonder het woon-zorg concept
Mocht de zorgpartij zich onverhoopt terugtrekken dan maakt het ontwerp plaats voor:
De woonruimte van de begeleider komt als zodanig te vervallen en de ruimte wordt eventueel gesplitst voor 2 appartementen. In het paviljoen komen 5 reguliere woningen in plaats van 6 zorgappartementen. Ook in dit scenario zullen in totaal ten hoogste 30 nieuwe woningen worden gerealiseerd en bedraagt het totaal aantal woningen weer 43.
Alle woningen krijgen een entree alsof het reguliere woningen zijn. In het geval gekozen wordt voor het woon-zorg concept blijft de voordeur echter permanent op slot.
Figuur 2.6: Impressiebeeld van de nieuwe situatie; het voormalig schoolgebouw (Woudstra architecten, 2015).
Figuur 2.7: Impressiebeeld van de nieuwe situatie; rijwoningen op de kruising Wilhelminalaan/Poolster (Woudstra architecten, 2015).
Buitenruimte
De buitenruimte (het voormalige schoolplein) wordt opnieuw ingericht. Hiervoor is een plan gemaakt door Kruit|Kok Landschapsarchitecten. Om tot dit ontwerp te komen heeft een ontwerpproces plaatsgevonden waaraan buurtbewoners en circa 40 kinderen uit de buurt hebben meegewerkt. Buurtkinderen werden tijdens een creatieve middag uitgedaagd hun wensen te vertellen en in kunst om te zetten. Er werden vooral veel sportieve en actieve wensen geopperd zoals: skate-, step-, race- en fietscrossbanen, boomhutten, een rolstoelwip, schommels, een kinderboerderij, een fontein met pierenbadje, zeemeerminnen, een speeltuin, een plek om te dansen en te knutselen, voetbalgoaltjes, korfbalpalen, klimrekken en rekstokken. De ouders van deze kinderen hebben behoefte aan bankjes en/of picknicktafels. De volwassen buurtbewoners konden tijdens een inspraakavond hun mening geven.
De ideeën en meningen zijn meegenomen in het uiteindelijk ontwerp van de buitenruimte. Het voormalig schoolplein zal worden ingericht als een speelterrein bestaande uit enkele grasheuveltjes die worden beplant met solitaire heesters. Er komen paden, bankjes voor de ouders, een speel-grasveld en een tweetal speelplekken voor de sportieve en actieve wensen van de kinderen. In figuur 2.9 is het ontwerp weergegeven. De oppervlakte aan verharding neemt af. Een deel van de verharding van het huidige schoolplein maakt plaats voor groen. De huidige bomen en overige beplanting blijft zoveel mogelijk behouden.
Figuur 2.8: De jongste ontwerpers aan de slag op de kinderspeelmiddag.
Het parkeren
Het plan voorziet in de realisatie van in totaal 46 extra parkeerplaatsen: 34 parkeerplaatsen op het voormalige schoolplein, 3 extra parkeerplaatsen ter hoogte van de locatie van de voormalige gymzaal en 9 extra (langs)parkeerplaatsen aan de Poolster. Tussen deze langsparkeerplaatsen komt extra ruimte om de kinderen veilig over te kunnen laten steken. De berekening van het benodigde aantal nieuwe parkeerplaatsen staat in paragraaf 4.2.
Alle benodigde parkeerplaatsen voor de maximale invulling (reguliere woningen) worden gelijktijdig met de bouwwerkzaamheden aangelegd. Daarbij is de afspraak gemaakt dat van de 12 parkeerplaatsen op de hoek van de Poolster en de Wilhelminalaan er 6 privaat toegewezen worden en de overige 6 openbaar toegankelijk zullen zijn.
Figuur 2.9: Ontwerp van de buitenruimte (Kruit|Kok Landschapsarchitecten, 2016).
Figuur 2.10: Overzicht te verwijderen en te verplanten bomen (Kruit|Kok Landschapsarchitecten, 2016).
Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte
De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is in werking getreden op 13 maart 2012. Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig maken is het streven. Met de SVIR gooit het kabinet het roer om in het nationaal ruimtelijk beleid. Ingewikkelde regelgeving, bestuurlijke drukte of een sectorale aanpak hebben negatieve gevolgen voor de ontwikkeling van Nederland. Het Rijk past een decentrale aanpak toe, taken worden overgedragen aan gemeenten en provincies en de burgers en bedrijven komen centraal te staan. In de structuurvisie zijn nog maar dertien nationale belangen opgenomen. Deze belangen geven een totaalbeeld van het ruimtelijk- en mobiliteit beleid op rijksniveau. Daarbij worden de overheden geacht zorgvuldige afwegingen maken en tot transparante besluitvorming komen.
Besluit algemene regels ruimtelijke ordening
De nationale belangen uit de SVIR die juridische borging vragen, zijn in het 'Besluit algemene regels ruimtelijke ordening' (Barro) opgenomen. In het Barro is het aantal projecten die van rijksbelang zijn, met behulp van digitale kaart bestanden, exact ingekaderd. Per project zijn vervolgens regels gegeven waar bestemmingsplannen aan moeten voldoen.
Ladder voor duurzame verstedelijking
Een zorgvuldige ruimtelijke afweging en het voorkomen van over programmering is vastgelegd in de ladder voor duurzame verstedelijking, die door het Rijk op 1 oktober 2012 geïntroduceerd. Met de ladder moet worden aangetoond of er:
Planspecifiek
In het voorliggende bestemmingsplan zijn geen nationale belangen in het geding. Voor het Barro geldt dat er geen regels zijn die in strijd zijn met de voorgenomen ontwikkelingen.
De bouw van 30 woningen wordt gezien als een nieuwe stedelijke ontwikkeling die getoetst moet worden aan de ladder voor duurzame verstedelijking (artikel 1.1.1 Bro). De eerste trede in deze ladder is een beschrijving dat de voorgenomen stedelijke ontwikkeling voorziet in een actuele regionale behoefte. Hierbij kan het gaan om zowel kwantitatieve als kwalitatieve aspecten. De beide vervolgstappen uit de genoemde ladder hebben betrekking op vraag of de ontwikkeling in bestaand stedelijk gebied ingepast kan worden en als dat niet mogelijk is op andere locaties die vooral goed ontsloten moeten zijn
Trede 1
De vraag naar woningen is vastgelegd in de gemeentelijke woonvisie. In de Woonvisie Schijndel 2013 is aangegeven waaraan behoefte is, qua kwantiteit en kwaliteit. De gemeente Schijndel streeft naar een evenwichtige woningmarkt met voldoende, goede, betaalbare, gevarieerde en passende woningen. De demografische prognose van de provincie Noord-Brabant is leidend voor het aantal woningen dat toegevoegd mag worden aan de voorraad. Gemiddeld heeft Schijndel ieder jaar 100 extra woningen nodig om in de behoefte te voorzien tot 2020. Jaarlijks wordt het woning(ver)bouwprogramma geactualiseerd en vergeleken met de geprognosticeerde woningbehoeftenontwikkeling die door de provincie regelmatig wordt bijgesteld. Uit toetsing aan de woonvisie blijkt dat de ontwikkeling van 30 woningen, met een flexibele invulling voor bijvoorbeeld een woon-zorg concept, past binnen de doelstellingen. Het lokale woonbeleid is regionaal afgestemd in het Regionaal Ruimtelijk Overleg Noordoost-Brabant. Jaarlijks wordt ter vaststelling voorgelegd wat de woningbehoefte is per gemeente in dit deel van de provincie. Voor Schijndel is een behoefte van 815 woningen voor de periode 2015 t/m 2024 vastgelegd om aan de regionale behoefte te kunnen voldoen.
Trede 2
De ontwikkeling vindt plaats in het bestaand stedelijk gebied: een bestaand schoolgebouw wordt herontwikkeld tot woongebouw en ter plaatse van de oude gymzaal worden enkele grondgebonden woningen gerealiseerd. Er is sprake van zuinig en duurzaam ruimtegebruik.
Trede 3
De beoogde ontwikkeling vindt plaats in het bestaand stedelijk gebied van Schijndel. Hierdoor hoeft trede 3 niet te worden doorlopen.
Conclusie
De geprojecteerde transformatie naar woningbouw voorziet in een actuele regionale behoefte en kan worden gerealiseerd binnen bestaand stedelijk gebied. De derde trede komt daarmee niet aan de orde. De ontwikkeling past daarmee binnen de gestelde kaders op Rijksniveau.
Structuurvisie ruimtelijke ordening
Op 19 maart 2014 is de Structuurvisie Ruimtelijke Ordening 2014 in werking getreden. Deze structuurvisie is een actualisatie van de visie die in 2010 werd vastgesteld. De structuurvisie is opgebouwd uit twee delen en een uitwerking. Deel A bevat de hoofdlijnen van het beleid. Hierin heeft de provincie haar belangen gedefinieerd en ruimtelijke keuzes gemaakt. In deel B zijn de ruimtelijke belangen en keuzes in vier ruimtelijke structuren geordend: de groenblauwe structuur, het landelijk gebied, de stedelijke structuur en de infrastructuur.
De stedelijke structuur bestaat uit de steden en dorpen in Noord-Brabant. De provincie kiest hier voor twee perspectieven. Ten eerste stedelijke concentratiegebieden waar de groei van de verstedelijking wordt opgevangen. De provincie wil de verstedelijking op goed ontsloten plekken concentreren en de groene ruimte tussen steden openhouden. Ten tweede dienen kernen in het landelijk gebied zoveel mogelijk te worden ontzien van verdere verstedelijking. Alleen de eigen verstedelijkingsbehoefte wordt daar opgevangen.
Verordening ruimte 2014
Provinciale Staten van Noord-Brabant heeft op 7 februari 2014 de 'Verordening Ruimte 2014' vastgesteld. Hierin staan regels waarmee een gemeente rekening moet houden bij het ontwikkelen van bestemmingsplannen. Door deze regels weten de gemeenten al in een vroeg stadium waar ze aan toe zijn. De provincie stelt algemene regels die voor heel Brabant gelden, maar verdeelt het grondgebied ook in vier structuren waarvoor apart beleid geldt.
Planspecifiek
Doordat er sprake is van vervangende nieuwbouw binnen bestaand stedelijk gebied, is het plan niet in strijd met provinciale belangen. Dankzij de planontwikkeling krijgt de leegstaande bebouwing weer een nieuwe invulling. Verder wordt het gebied ruimtelijk kwalitatief verbeterd.
Structuurvisie Ruimte gemeente Schijndel
De structuurvisie 'Ruimte gemeente Schijndel' is vastgesteld op 4 april 2012. De structuurvisie is een uitwerking van de Strategische Visie 'Op weg naar 't skonste plekske in 2020' voor de komende tien jaar. In de structuurvisie worden verschillende thema's behandeld, waaronder het thema 'wonen'. Binnen dit thema wordt onder andere aandacht besteed aan uitbreiding van woningbouw binnen het bestaand stedelijk gebied. Hierbij wordt gestuurd op herontwikkeling binnen de officiële fysieke begrenzing van het stedelijk gebied van Schijndel.
Daarnaast zijn er nieuwe, sterkere trends aan de orde gekomen die invloed hebben op de toekomstige woningbouw en woningvraag. De algemene trends die worden genoemd zijn vergrijzing, gezinsverdunning en het doelgroepenbeleid. Door te richten op deze trends kan er specifieke aandacht worden besteed aan de kwalitatieve aspecten van woningbouw. Voor een meer gedetailleerde uitwerking wordt verwezen naar de woonvisie.
Woonvisie
Veranderingen in de demografische opbouw van Schijndelse inwoners, het groeiend aantal huishoudens, de veranderende betaalbaarheid van het wonen en de bezuinigingen in de zorgsector leiden tot wijzigingen in de woonvraag. Uitgangspunt voor de gemeente Schijndel is dat er voorzien wordt in de woningbehoefte van Schijndel.
Woningen voor doelgroepen voor wie de slaagkans op dit moment kleiner is en/of de slaagkans in de nabije toekomst naar verwachting onder druk staat of blijft staan, hebben de prioriteit. Het betreft:
Op basis van de laatste prognose heeft Schijndel tot 2020 gemiddeld ruim 100 woningen per jaar nodig om het groeiend aantal huishoudens te huisvesten. Verdere individualisering en verkleining van huishoudensgrootte leiden tot een grotere vraag naar kleinere, betaalbare woningen. Met het Uitvoeringsprogramma Wonen 2015 wordt daar in voorzien. Extra woningen die gerealiseerd worden in bestaande bebouwing worden, naast nieuwbouwwoningen, ook in het woning(ver)bouwprogramma opgenomen.
De uitgangspunten van dit programma zijn gericht op nieuwe woningbouwplannen in beginsel in bestaande bebouwing, duurzaam ruimtegebruik en optimaal benutten van bestaande woningvoorraad. Dit in relatie tot de Ladder van Duurzame ontwikkeling vanuit de ruimtelijke wetgeving. Daarnaast is in het woning(ver)bouwprogramma ruimte gereserveerd voor te realiseren woningen in bestaande bebouwing als kerken, maatschappelijk vastgoed, winkels en leegkomende bedrijven.
Een ander uitgangspunt voor de gemeente is dat er voldoen betaalbare woningen zijn voor diverse inkomensgroepen. De groepen die daarbij extra aandacht nodig hebben zijn mensen met een beperkt inkomen, al dan niet gecombineerd met een zorgbehoefte. Voor de primaire doelgroep van het beleid voor volkshuisvesting dienen er voldoende sociale huurwoningen te zijn. Voor de secundaire doelgroep moeten er voldoende betaalbare woningen zijn in de vorm van niet-sociale huurwoningen of goedkope koopwoningen.
Het toekomstbeeld wat de gemeente voor ogen heeft is dat mensen met een zorgbehoefte langer zelfstandig kunnen wonen, geïntegreerd in wijken of in en aan de rand van het centrum, veilig en op korte afstand tot laagdrempelige voorzieningen op het gebied van zorg, levensbehoeften en ontspanning. Men is steeds meer op elkaar aangewezen; mogelijkheden voor ontmoeting zijn daarbij van belang. De woonservicezones bieden daarvoor een basis.
In het kader van een optimaal gebruik van bestaande bebouwing en voorzieningen en een duurzame inzet van investeringen in het kader van inwonen en afhankelijk wonen (in relatie tot uitgaven Wet maatschappelijke ondersteuning en mantelzorg) wordt onderzocht of aangebrachte voorzieningen behouden kunnen blijven om (mantel)zorg in de buurt blijvend vorm te geven, ook voor niet-gezinsgerelateerde personen.
Planspecifiek
De ontwikkeling past binnen de doelstellingen van de structuurvisie en de woonvisie. De ontwikkeling van 30 nieuwe woningen valt binnen de maximaal toegestane ontwikkeling van 100 woningen per jaar. Daarnaast vindt een deel van de ontwikkeling plaats in leegstaand vastgoed.
Verder worden de woningen marktconform ontwikkeld. Door een flexibele planopzet is het mogelijk om zowel reguliere als woningen ten behoeve van zorg te realiseren. In het kader van de verwachte vergrijzing en het langer zelfstandig wonen van ouderen, is het voorliggend plan een ontwikkeling die goed inspeelt op de demografische trends.
Het plan voorziet in appartementen die allemaal goedkoper zijn dan € 185.000,- in geval van verkoop of € 710,68 per maand in het geval van huur. Alle woningen en appartementen worden daarbij levensloopbestendig gerealiseerd. Dit betekent dat ze voldoen aan het handboek Woonkeur 2011.
Groenbeleidsplan Gemeente Schijndel
Schijndel staat bekend om zijn groene uitstraling. Bomen hebben daarin een zeer nadrukkelijke rol. De kroonmassa versterkt de aanwezige plantvakken en de bomen zorgen voor accenten en begeleiding. Toch ondervinden burgers en gemeente ook regelmatig hinder van de bomen, bijvoorbeeld door opdruk van verharding en conflicten met de aanwezigheid van kabels en leidingen. In het Groenbeleidsplan benadrukt de gemeente Schijndel thema's als kapverordeningen, behoud van karakteristieke wegbeplanting, boombeheer en onderhoud van het groen.
Planspecifiek
In of direct grenzend aan het plangebied bevinden zich bomen die tot de hoofdbomenstructuur worden gerekend en hiermee gehandhaafd moeten blijven. Onderzoek heeft uitgewezen dat duurzaam behoud (voor een periode van meer dan 20 jaar) van de 6 lindebomen aan de zuidzijde van de voormalige gymzaal niet mogelijk is. Het is wel goed mogelijk om de bomen stuk op te schuiven, zodat er meer afstand tot de woningen ontstaat. Hiervoor is een verplantingsplan opgesteld, bijgevoegd in bijlage 4. Figuur 2.9 en 2.10 maken inzichtelijk welke bomen verplant zullen worden en waarheen deze verplaatst worden.
Het voorliggende bestemmingsplan past binnen de regelgeving van de ladder voor duurzame verstedelijking. De ontwikkeling vindt plaats binnen het bestaand stedelijk gebied en is niet in strijd met Rijksbelangen. De beoogde ontwikkeling past zowel de Provinciale Structuurvisie als in de Verordening Ruimte 2014. Op gemeentelijk niveau past de ontwikkeling ook in het beleid zoals is vastgelegd in de structuurvisie. Daarnaast sluit de ontwikkeling goed aan op de uitgangspunten van de woonvisie en het groenbeleidsplan.
In dit hoofdstuk wordt de voorgenomen ontwikkeling getoetst aan diverse sectorale wet- en regelgeving.
Toetsingskader
In het plangebied zal het aantal woningen met 30 stuks toenemen. Dit kan zorgen voor toename van de verkeersdruk op de omliggende wegen, daarom is de ontsluiting van het verkeer en de parkeerbehoefte onderzocht.
Onderzoek
Verkeersontsluiting
Het plangebied ligt in een woonwijk waar 30 km/h is toegestaan. Het plangebied grenst aan de straten Wilhelminalaan, Dierenriem en Poolster. De Wilhelminalaan leidt in oostelijke richting naar de Europalaan. Deze verzorgt in noordelijke richting de ontsluiting naar de Hoofdstraat en Wijbosscheweg. De Hoofdstraat leidt verder richting het centrumgebied van de kern Schijndel en de Wijbosscheweg leidt in westelijke richting naar de randweg rond de kern (Structuurweg). De Europalaan leidt vanaf de kruisping met de Wilhelminalaan in zuidelijke richting, via de Rooiseweg, eveneens naar de Structuurweg. Ontsluiting richting de Structuurweg vindt vanaf het plangebied eveneens plaats via de Dierenriem en Planetenlaan.
Conform het gemeentelijk verkeer- en vervoersplan ('GVVP Schijndel – Bestuurssamenvatting', november 2011) zijn de Europalaan, Hoofdstraat (ten zuiden van de Wijbosscheweg) en de Planetenlaan gecategoriseerd als erftoegangsweg type I. Dit type heeft binnen de kern een beperkte verkeersontsluitende functie en een maximum snelheid van 30 km/h. Ten behoeve van het fietsverkeer zijn hier fietssuggestiestroken aanwezig. De Structuurweg is gecategoriseerd als gebiedsontsluitingsweg met een maximum snelheid van 70 km/h. Vanaf de Structuurweg zijn inprikkers aanwezig, zoals de Wijbosscheweg en de Rooiseweg. Deze inprikkers zijn (deels) gecategoriseerd als gebiedsontsluitingsweg met een maximum snelheid van 50 km/h. Hier maakt het fietsverkeer gebruik van parallelstructuren in de vorm van parallelwegen of fietspaden. Op de wegen direct rond het plangebied (erftoegangswegen type II) wordt het fietsverkeer, conform de richtlijnen van Duurzaam Veilig, gemengd afgewikkeld met het gemotoriseerd verkeer. Voor voetgangers zijn overal trottoirs aanwezig.
Op circa 500 meter loopafstand ligt de bushalte Plein 1944. Deze ligt aan de Europalaan. Hier halteren bussen in de richting van 's-Hertogenbosch en Eindhoven. Vanaf Eindhoven en 's-Hertogenbosch kan er overgestapt worden op treinen in verschillende richtingen.
Parkeren
Voor de berekening van de parkeerbehoefte wordt in eerste instantie uitgegaan van de situatie waarin de school en het kinderdagverblijf beiden nog aanwezig waren. De parkeerbehoefte voor deze beide functies is bepaald op basis van de CROW-rekentool Verkeersgeneratie en Parkeren. Er wordt onderscheid gemaakt tussen het parkeren door personeel (gehele dag) en het parkeren door ouders (halen en brengen). Voor het parkeren als gevolg van het halen en brengen waren geen voorzieningen gerealiseerd. Dit vond voornamelijk plaats op de rijbaan voor het schoolgebouw. Deze parkeerbehoefte was daarnaast van tijdelijke aard (schoolspitsperioden) en is daarom in de vergelijking met de nieuwe situatie buiten beschouwing gelaten.
Het aantal destijds beschikbare lokalen (basisschool) en het aantal groepen (kinderdagverblijf) vormen de basis voor de berekening van de vroegere parkeerbehoefte. In totaal waren binnen de school tien lokalen aanwezig. Aangenomen is dat vijf van deze lokalen in gebruik waren ten behoeve van de onderbouw en vijf ten behoeve van de bovenbouw. Daarnaast bestaat het kinderdagverblijf uit een groep voor de buitenschoolse opvang en een groep voor de peuterspeelzaal. Op basis van de rekentool bedraagt de parkeerbehoefte voor het personeel dan 14 parkeerplaatsen (11 parkeerplaatsen ten behoeve van de basisschool en 3 parkeerplaatsen ten behoeve van het kinderdagverblijf).
In de toekomstige situatie worden maximaal 30 nieuwe woningen gerealiseerd. De gemeente Schijndel schrijft, vanwege het verdwijnen schoolfunctie, voor de woningen in de bestaande bouw een parkeernorm voor van 1,0 parkeerplaats per woning. Voor de 8 nieuw te bouwen woningen (2 stuks in het hoekgebouw en 6 op de voormalige gymlocatie) geldt een parkeernorm van 2,4. Voor de zorgwoningen is aangesloten bij de parkeerkencijfers voor verpleeg- en verzorgingshuizen uit CROW-publicatie 317 ('Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie', 2012). Hiervoor geldt een maximale norm van 0,7 parkeerplaatsen per eenheid.
Bij de parkeerbehoefteberekening is uitgegaan van twee scenario's, waarmee aangetoond kan worden dat het plan flexibel is en uitvoerbaar blijft.
Tabel 4.1 Benodigd aantal parkeerplaatsen (inclusief het zorgconcept)
Type woning | Aantal woningen | Parkeernorm | benodigd aantal parkeerplaatsen |
zorgappartementen in het voormalige schoolgebouw (begane grond) | 10 | 0,7 pp/woning | 7 |
appartement begeleider (begane grond en 1e verdieping) |
1 | 1,0 pp/woning | 1 |
appartementen in voormalig schoolgebouw (1e verdieping) |
5 | 1,0 pp/woning | 5 |
nieuwe appartementen in het hoekgebouw | 2 | 2,4 pp/woning | 4,8 |
zorgwoningen in paviljoengebouw | 6 | 0,7 pp/woning | 4,2 |
rijwoningen | 6 | 2,4pp/woning | 14,4 |
Totaal | 30 | 36,4 |
In het geval dat de zorgpartij zich terug zou trekken, zullen 17 (of 16) appartementen in het voormalige schoolgebouw worden gerealiseerd, en in het paviljoen worden vervolgens 5 reguliere woningen gerealiseerd. In dat geval gaat de berekening van de parkeerbehoefte volgens onderstaande tabel 4.2.
Tabel 4.2 Benodigd aantal parkeerplaatsen, geen woon-zorgconcept
Type woning | Aantal woningen | Parkeernorm | benodigd aantal parkeerplaatsen |
reguliere appartementen in het voormalige schoolgebouw | 17 of 16 | 1,0 pp/woning | 17 of 16 |
nieuwe appartementen in het hoekgebouw | 2 | 2,4 pp/woning | 4,8 |
reguliere woningen in paviljoengebouw | 5 | 2,0 pp/woning | 10 |
rijwoningen | 6 | 2,4 pp/woning | 14,4 |
Totaal | 30 | 46,2 of 45,2 |
Op basis van deze gegevens bedraagt de maximale parkeerbehoefte bijna 47 parkeerplaatsen (zie tabel 4.2). Het plan voorziet in de realisatie van in totaal 46 nieuwe parkeerplaatsen (34 parkeerplaatsen op het voormalige schoolplein en aan de Poolster 12 extra parkeerplaatsen).
Figuur 4.3: Locatie beoogde parkeerplaatsen in rood (Kruit|Kok Landschapsarchitecten, 2016).
Alle benodigde parkeerplaatsen voor de maximale invulling (reguliere woningen) worden gelijktijdig met de bouwwerkzaamheden aangelegd. Daarbij is de afspraak gemaakt dat van de 12 parkeerplaatsen op de hoek van de Poolster en de Wilhelminalaan er 6 privaat toegewezen worden en de overige 6 openbaar toegankelijk zullen zijn.
Verkeersgeneratie
Op basis van dezelfde uitgangspunten als bij de berekening van de parkeerbehoefte is voor de 'huidige' situatie een berekening gemaakt van de verkeersgeneratie. Op basis van de CROW-rekentool Verkeersgeneratie en Parkeren bedraagt de verkeersgeneratie in de huidige situatie circa 390 mvt/etmaal (als gevolg van halen/brengen en personeel).
De definitieve invulling voor de toekomstige situatie is flexibel, zodat voor de indicatie van de nieuwe verkeersgeneratie de 'worst-case' situatie is beoordeeld. Er wordt dan uitgegaan van de realisatie van reguliere woningen omdat een reguliere woning meer verkeersbewegingen genereert dan een zorgwoning. De verkeersgeneratie is bepaald op basis van CROW-publicatie 317 ('Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie', 2012). Het betreft de realisatie van relatief kleine woningen met een kencijfer van 6,0 mvt/etmaal per woning. In totaal kunnen 30 nieuwe woningen worden ontwikkeld, zodat de verkeersgeneratie dan 180 mvt/etmaal zal bedragen. Dit betreft de verkeersgeneratie op een gemiddelde weekdag. De berekening van de verkeersgeneratie voor een werkdag vindt plaats op basis van een omrekenfactor van 1,1 en bedraagt dan circa 200 mvt/etmaal.
Als gevolg van de ontwikkeling zal de verkeersgeneratie bijna halveren en afnemen met minimaal 190 mvt/etmaal.
Conclusie
De verkeersontsluiting is voor alle modaliteiten goed en wijzigt niet als gevolg van de ontwikkelingen. Tevens voorziet de ontwikkeling in de realisatie van genoeg parkeerplaatsen om de toename van de parkeerbehoefte op te kunnen vangen. Als gevolg van de functiewijziging zal de verkeersgeneratie van het gebied afnemen. Het aspect verkeer en parkeren staat de ontwikkeling niet in de weg.
Toetsingskader
Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan rekening gehouden te worden met de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijziging dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie en moet worden vastgesteld of er sprake is van een saneringsnoodzaak. In de Wet bodembescherming is bepaald dat indien de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig dient te worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt door de desbetreffende functie (functiegericht saneren). Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur op schone grond te worden gerealiseerd.
Ten behoeve van ruimtelijke plannen dient ten minste het eerste deel van het verkennend bodemonderzoek, het historisch onderzoek, te worden verricht. Indien uit het historisch onderzoek wordt geconcludeerd dat op de betreffende locatie sprake is geweest van activiteiten met een verhoogd risico op verontreiniging dient een volledig verkennend bodemonderzoek te worden uitgevoerd.
Onderzoek
Er is sprake van functiewijziging en daarom is een bodemonderzoek noodzakelijk om inzicht te krijgen in de bodemkwaliteit ter plaatse. Door bureau Hopman is op 22 juni 2015 een verkennend bodemonderzoek verricht, zie bijlage 1 . Onderstaand zijn de resultaten van het onderzoek samengevat.
Uit dit verkennend bodemonderzoek kan worden geconcludeerd dat ten aanzien van de onderzoeks- resultaten kan worden gesteld dat, uit milieuhygiënisch oogpunt, er geen beperkingen gelden met betrekking tot de te realiseren bestemmingswijziging.
Wanneer de grond ontgraven gaat worden, bijvoorbeeld bij herontwikkeling, is het Besluit Bodemkwaliteit van toepassing. Middels het Besluit is het mogelijk om door het lokaal bevoegd gezag lokale maximale bodemgebruikswaarden vast te stellen, of om deze bodemgebruikswaarden te conformeren aan de maximale waarden uit het (landelijke) generieke model.
Bij toetsing van de onderzoeksresultaten aan het generieke model wordt de indicatie verkregen dat zowel de bovengrond (0,0-0,5 m-mv) als de ondergrond (0,5-1,0 m-mv) op beide locaties geschikt is als toepassing grond met bodemkwaliteitsklasse ‘Achtergrondwaarde’ en als zodanig ‘onbeperkt’
toepasbaar is. Volledige duidelijkheid wordt pas verkregen indien een partijkeuring conform het Besluit Bodemkwaliteit is uitgevoerd.
Een alternatief voor de afzet van de overtollige grond kan mogelijk worden verkregen na toetsing aan de nota bodembeleid en Bodemkwaliteitskaart van de Regio Noordoost-Brabant, die door de gemeente Schijndel zijn vastgesteld.
Conclusie
Het aspect bodem vormt geen belemmering voor de vaststelling van he bestemmingsplan.
Waterbeheer en watertoets
De initiatiefnemer dient in een vroeg stadium overleg te voeren met de waterbeheerder over een ruimtelijke planvoornemen. Hiermee wordt voorkomen dat ruimtelijke ontwikkelingen in strijd zijn met duurzaam waterbeheer. Het plangebied ligt binnen het beheersgebied van zowel het waterschap De Dommel als het waterschap Aa en Maas. Beide waterschappen zijn verantwoordelijk voor het waterkwantiteits- en waterkwaliteitsbeheer. Bij het tot stand komen van het bestemmingsplan wordt overleg gevoerd met beide waterbeheerders over deze waterparagraaf en hun opmerkingen zijn verwerkt in deze waterparagraaf.
Beleid duurzaam stedelijk waterbeheer
Op verschillende bestuursniveaus zijn de afgelopen jaren beleidsnota's verschenen aangaande de waterhuishouding, allen met als doel een duurzaam waterbeheer (kwalitatief en kwantitatief). Deze paragraaf geeft een overzicht van de voor het plangebied relevante nota's, waarbij het beleid nader wordt behandeld.
Europa:
Nationaal:
Provinciaal
Beleid waterschap de Dommel
Het waterbeheerplan 2010-2015 beschrijft hoe het waterschap samen met andere partijen invulling willen geven aan het waterbeheer in de planperiode. Dit waterbeheerplan is een strategisch document. Hierin wordt aangegeven wat de doelen zijn voor de periode 2010-2015 en hoe die bereikt moeten worden. Het betreft alle aspecten rondom het beheer van de watergangen, stuwen, gemalen, transportstelsels en rioolwaterzuiveringen, zowel onder normale omstandigheden als in het geval van calamiteiten. Het plan is afgestemd op het Stroomgebiedsbeheerplan Maas, het Nationaal Waterplan en het Provinciaal Waterplan. Aan de basis van dit waterbeheerplan staan de waterprogramma's. Deze kwamen in 2007-2008 in samenwerking met andere overheden en belangenpartijen in ons gebied tot stand en richten zich op alle waterdoelen in ons beheergebied.
Er wordt een indeling gemaakt in de volgende thema's:
Waterschap De Dommel hanteert het principe Hydrologisch Neutraal Ontwikkelen. Hydrologisch neutraal ontwikkelen houdt in dat de ontwikkeling geen hydrologische achteruitgang ten opzichte van de referentiesituatie tot gevolg heeft. Er mogen geen hydrologische knelpunten worden gecreëerd voor de te handhaven en de vastgelegde toekomstige landgebruikfuncties in het plangebied en het beïnvloedingsgebied. Zo kan wateroverlast in de toekomst voorkomen worden. Concreet betekent dit dat
Beleid waterschap Aa en Maas
In het Waterbeheerplan 2010-2015 (2012) staan de doelen en de noodzakelijke ingrepen in het watersysteem van waterschap Aa en Maas. Klimaat en maatschappij veranderen momenteel snel. Om in het beheersgebied van het waterschap ook over vijftig jaar nog steeds comfortabel te kunnen wonen, werken en recreëren moet de komende jaren veel aan het watersysteem gebeuren. De missie van het waterschap hierbij is “Het ontwikkelen, beheren en in stand houden van gezonde en veerkrachtige watersystemen, die ruimte bieden aan een duurzaam gebruik voor mens, dier en plant in het gebied, waarbij de veiligheid is gewaarborgd en met een open oog voor economische aspecten”. De maatschappelijke doelstellingen voor water, namelijk veilig en bewoonbaar beheergebied, voldoende water, schoon water en natuurlijk en recreatief water, worden gerealiseerd. Samen met gemeenten, provincie en Rijk is bepaald welke maatregelen uitgevoerd moeten worden om de gemeenschappelijke ambities waar te maken. Het waterschap richt zich op meerlaagse veiligheid: meer aandacht voor beperking van gevolgen van overstromingen door duurzame ruimtelijke planning en betere organisatorische voorbereiding op een ramp. Preventie van overstromingen blijft echter voorop staan. Knelpunten in het watersysteem worden aangepakt en samen met gemeenten wordt gewerkt aan het voorkomen van wateroverlast in het stedelijk gebied.
Belangrijk uitgangspunt is dat 'vasthouden-bergen-afvoeren' verstandig wordt toegepast. Samenvallen van de afvoerpieken van de Aa, de Dommel en de Maas worden voorkomen. Waterbergingsgebieden worden aangelegd en vooral de wateroverlast in het stedelijk gebied wordt opgelost. Hiermee wordt kans op aanzienlijke schade verkleind. In het landelijk gebied wordt lokaal maatwerk uitgevoerd.
Daarnaast wordt er gezorgd voor water op het gewenste peil voor de functies landbouw, natuur en wonen, er wordt prioriteit gegeven aan het wegwerken van achterstanden in onderhoud (baggeren, kunstwerken). Tevens wordt het beheersinstrumentarium geactualiseerd. Om verdroging en droogteschade te voorkomen, wordt het water zoveel mogelijk vastgehouden in het gebied.
Door afvalwater te zuiveren, het reguleren van lozingen en het stimuleren van goed gedrag, wordt bijgedragen aan schoon oppervlaktewater.
Ook voor het Waterschap Aa en Maas is hydrologisch neutraal ontwikkelen speerpunt bij ruimtelijke ingrepen in haar beheersgebied. Het waterschap heeft een beleidsnota met uitgangspunten ten behoeve van de watertoets. Hierbij staan de volgende principes centraal:
Gezamenlijk beleid waterschappen
De waterschappen Aa en Maas én de Dommel hebben gezamenlijk in de notitie 'Ontwikkelen met duurzaam wateroogmerk' een definitie, randvoorwaarden en uitgangspunten gegeven voor Hydrologisch Neutraal Ontwikkelen. Om dit te implementeren in het watertoetsproces en de verschillende aspecten toetsbaar te maken is het Toetsinstrumentarium Hydrologisch Neutraal Ontwikkelen ontwikkeld. Doel van het toetsinstrumentarium is het bepalen van onder meer de benodigde hemelwaterinfiltratie en -berging ten behoeve van het hydrologisch neutraal ontwikkelen van een (nieuw) projectgebied. Concreet betekent dit dat er binnen de grenzen van het plangebied voor gezorgd moet worden dat:
Om de taken van beide waterschappen goed uit te kunnen voeren, zijn wettelijke regels nodig, ook op en langs het water. Deze regels staan in de keur van het betreffende waterschap en gelden voor iedereen binnen het gebied van Waterschap De Dommel en/of Aa en Maas. De regels zijn vastgelegd in de Keur Waterschap De Dommel 2015, en Keur Waterschap Aa en Maas 2015. De Keur bevat regels met daarin verboden en verplichtingen ten aanzien van oppervlaktewater en grondwater. De Brabantse waterschappen, Aa en Maas, Brabantse Delta en De Dommel hebben gezamenlijk een uniformering van de keur gerealiseerd. Dit met als doel te komen tot een verbeterde klantgerichtheid en een eenduidig regime in Noord-Brabant. Voor alle waterschappen binnen de provincie gelden dan ook dezelfde verbodsbepalingen en verplichtingen.
De verboden in de Keur zijn onder andere:
De verplichtingen in de Keur zijn onder andere:
Afwijken van de verboden en verplichtingen is mogelijk. Hiervoor dient een watervergunning aangevraagd te worden.
Huidige situatie
Algemeen
Het plangebied is gelegen aan de zuidzijde van Schijndel ten zuiden van de Wilhelminalaan, tussen de Dierenriem en de Poolster in. Het plangebied bestaat in de huidige situatie uit een woongebouw, gecombineerd met een school, een schoolplein en de locatie van de inmiddels gesloopte gymzaal. In het plangebied is geen oppervlaktewater aanwezig. Het plangebied is gelegen binnen twee waterschappen, te weten de Dommel en Aa en Maas. De locatie van de voormalige gymzaal valt binnen het waterschap Aa en Maas, de rest van het plangebied binnen het stroomgebied van het waterschap de Dommel. In figuur 4.4 is de waterschapsgrens weergegeven.
Figuur 4.4: Waterschapsgrens
Bodem en grondwater
Volgens de Bodemkaart van Nederland bestaat de bodem ter plaatse uit hoge zwarte enkeerdgronden. Er is sprake van grondwater trap VI en VII. Dat wil zeggen dat de gemiddelde laagste grondwaterstand meer dan 1,2 meter onder maaiveld is gelegen, en de gemiddelde hoogste grondwaterstand varieert van 0,4 tot meer dan 0,8 meter onder maaiveld. De grondwatertrappen ter plaatse van het plangebied zijn weergegeven in figuur 4.5.
Figuur 4.5: Grondwatertrappen
Waterkwantiteit
Aanwezigheid oppervlaktewater
Zowel binnen het plangebied, als in de direct omgeving van het plangebied is er geen sprake van oppervlaktewater. Het dichtstbijzijnde oppervlaktewater is ten zuiden van de Vissen gelegen op circa 325 meter afstand.
Veiligheid en waterkeringen; Kern-/beschermingszones
In (de directe omgeving van) het plangebied is geen sprake van een primaire of regionale waterkering. Het plangebied ligt dan ook niet binnen de kern- of beschermingszone van een waterkering.
Afvalwaterketen en riolering
In de huidige situatie zijn zowel de gymzaal, als het woon-schoolcomplex aangesloten op de gemeentelijk riolering met een gemengd stelsel.
Toekomstige situatie
Algemeen
De ontwikkeling bestaat uit de functiewijziging van het plangebied van maatschappelijk naar wonen. De gymzaal is reeds gesloopt, op deze locatie komen grondgebonden woningen. De huidige appartementen blijven gehandhaafd, en ter plaatse van de schoollokalen komen eveneens appartementen. Het schoolplein is in de huidige situatie volledig verhard en wordt deels omgezet naar tuin en naar een groen ingericht speelterrein. De oppervlakte aan groen in de rand van het schoolplein blijft gehandhaafd. Ten gevolge van de ontwikkeling neemt de verharding dan ook af. Watercompenserende maatregelen worden niet noodzakelijk geacht.
Watersysteemkwaliteit en ecologie
Ter voorkoming van diffuse verontreinigingen van water en bodem is het van belang om duurzame, niet-uitloogbare materialen te gebruiken, zowel gedurende de bouw- als de gebruiksfase.
Afvalwaterketen en riolering
Conform de Leidraad Riolering en vigerend waterschapsbeleid is het voor nieuwbouw gewenst een gescheiden rioleringsstelsel aan te leggen zodat schoon hemelwater niet bij een rioolzuiveringsinstallatie terecht komt. Afvalwater wordt aangesloten op de bestaande gemeentelijke riolering. Voor hemelwater wordt de volgende voorkeursvolgorde aangehouden:
De hemelwaterafvoer van zowel de bestaande bebouwing als de nieuwbouw wordt oppervlakkig afgestroomd op een wadi die in het plangebied aangelegd wordt. De wadi gaat de natuurlijke grens vormen tussen het verharde plein ten zuiden van het voormalige schoolgebouw en de nieuw te bouwen rijwoningen en de groene speelruimte die aangelegd wordt. In de wadi krijgt het hemelwater de tijd om ter plaatse te infiltreren.
Om wateroverlast in extreme buien te voorkomen is het wenselijk dat het bouwpeil 0,3 m boven het huidige wegpeil ligt.
Conclusie
De ontwikkeling heeft geen negatieve gevolgen voor het waterhuishoudkundige systeem ter plaatse.
Toetsingskader
Bij de voorbereiding van een ruimtelijk plan dient onderzocht te worden of de Flora- en faunawet, de Natuurbeschermingswet 1998 en het beleid van de provincie ten aanzien van de Ecologische Hoofdstructuur mogen de uitvoering van het plan niet in de weg staan.
Onderzoek
In het voorliggende bestemmingsplan is er sprake van herontwikkeling in een voormalige basisschool. Het gymlokaal is inmiddels gesloopt om plaats te maken voor 6 grondgebonden woningen. Deze herontwikkeling zou kunnen samen gaan met effecten op planten- en diersoorten die beschermd zijn via de Flora-en faunawet. Daarom hiervan is een ecologische quickscan uitgevoerd naar het voorkomen van van beschermde planten- en diersoorten. Dit onderzoek is uitgevoerd door Blom Ecologie op 18 juli 2014. Het onderzoek is bijgevoegd in bijlage 2.
Uit dit onderzoek komt naar voren dat in het plangebied mogelijk beschermde diersoorten van de Flora-en faunawet voor komen. Het plangebied heeft echter geen essentiële functie voor deze soorten. Jaarrond beschermde nesten zijn niet aangetroffen. De gebouwen en groenstroken zijn ongeschikt als broedlocatie voor vogels, maar effecten ten aanzien van broedende vogels kunnen worden uitgesloten.
De bomenrijen op- en nabij de herontwikkeling zijn mogelijk in gebruik als vlieg en/of foerageerroute voor vleermuizen. Bij de werkzaamheden dienen deze vliegroutes niet dusdanig verstoord te worden dat de potentie wordt aangetast.
De ruimtelijke ingreep leidt mogelijk tot tijdelijke verstoring van algemene soorten. Er worden geen beschermde soorten verwacht. Vrijstelling conform de Flora- en faunawet hoeft om deze reden niet aangevraagd te worden.
Tenslotte is de planlocatie onderdeel van het Nationaal Landschap Groene Woud. Gelet op de huidige situatie en de directe omgeving, heeft de herontwikkeling geen negatieve effecten ten aanzien van de externe werking op dit gebied.
Aanbevolen wordt dat tijdens de werkzaamheden voorzichtig moet worden gehandeld met alle voorkomende flora en fauna. Dit is de algemene Zorgplicht. Wanneer ondanks zorgvuldig handelen, onderzoek en advies toch schade dreigt te ontstaan voor beschermde flora en fauna dient direct contact opgenomen te worden met een ter zake deskundige.
Tenslotte wordt geadviseerd om vleermuisvriendelijke verlichting toe te passen. Hiermee wordt voorkomen dat potentiële vliegroutes worden verstoord. Onder vleermuisvriendelijke verlichting wordt onder andere verstaan: beperkte hoogte van lichtmasten, verlichting naar beneden richten en convergeren en het toepassen van UV-vrije verlichting.
Conclusie
Geconcludeerd wordt dat er mogelijk beschermde diersoorten voorkomen in het plangebied. Als de aanbevelingen worden opgevolgd leidt de voorgenomen herontwikkeling niet tot negatieve effecten op beschermde natuurgebieden of beschermde soorten. Het aspect ecologie vormt dan ook geen belemmering voor de uitvoering van het project.
Toetsingskader
Archeologisch en cultuurhistorisch onderzoek zijn nodig om te kunnen vaststellen wat de verwachtingswaarde is voor de aanwezigheid van archeologische of cultuurhistorische waarden binnen het plangebied en of deze door de voorgenomen bodemingrepen kunnen worden aangetast. Daarom is het binnen het kader van de Wet op de Archeologische Monumentenzorg uit 2007 (WAMZ), voortvloeiend uit het Verdrag van Malta uit 1992, verplicht voorafgaand archeologisch onderzoek uit te voeren.
Op gemeentelijk niveau heeft de gemeente Schijndel een beleidskaart archeologie vastgesteld. Op deze beleidskaart zijn verschillende categorieën aangegeven.
Het archeologisch onderzoek bestaat uit bureauonderzoek. Op basis van de resultaten van het onderzoek wordt een advies gegeven of vervolgstappen nodig zijn en zo ja, in welke vorm. De beleidskaart archeologie van de gemeente Schijndel vormt hierbij het uitgangspunt.
Onderzoek en conclusie
Uit de beleidskaart archeologie blijkt dat het westelijk deel van het plangebied valt binnen een hoge verwachtingswaarde. Dit deel van het plangebied heeft ook de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 4'. Dit houdt in dat bij een verstoring met een oppervlak van meer dan 500 m2 binnen de gronden die zijn aangeduid met de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 4' en een diepte van meer dan 30 cm, archeologisch onderzoek moet worden uitgevoerd. Gezien het maximale bebouwingspercentage ter plaatse, zal de verstoring niet groter zijn dan 530 m2. Onderzoeksplicht is afhankelijk van het uiteindelijke bouwplan dat wordt ingediend. Bij aanvraag van omgevingsvergunning zal al dan niet een archeologisch onderzoek moeten worden overhandigd.
Op provinciaal niveau is de Cultuurhistorische Waardenkaart (CHW) vastgesteld. Op deze verwachtingswaardenkaart zijn cultuurhistorisch waardevolle gebieden en objecten aangegeven. Op basis van de resultaten van het onderzoek wordt een advies gegeven of vervolgstappen noodzakelijk zijn. De Cultuurhistorische Waardenkaart van de provincie Noord-Brabant vormt hierbij het uitgangspunt. Op 24 september 2015 heeft de gemeenteraad van Schijndel de beleidsnota ‘Tussen Aa-dal en Rooise Heide’ vastgesteld. Dit is een herijking van het gemeentelijk erfgoedbeleid. In deze beleidsnota wordt aangegeven welke cultuurhistorische waarden in de vorm van landschappen, landschapselementen en waardevolle gebouwen beschermingswaardig zijn vanuit de gemeente.
Onderzoek en conclusie
Zowel uit de Cultuurhistorische Waardenkaart als uit het gemeentelijke erfgoedbeleid blijkt dat het plangebied niet binnen een cultuurhistorisch waardevol gebied valt en dat er geen waardevolle objecten aanwezig zijn in het plangebied. Verder onderzoek is daarom ook niet noodzakelijk. De voorgenomen herontwikkeling leidt niet tot negatieve effecten ten aanzien van cultuurhistorie.
Toetsingskader
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij de realisatie van woningen nabij bedrijven of visa versa:
Om in dit bestemmingsplan de belangenafweging tussen een goed woon- en leefklimaat en de bedrijfsvoering goed mee te nemen wordt voor dit plan gebruik gemaakt van de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (editie 2009). In deze uitgave is een lijst opgenomen met allerhande activiteiten en bijbehorende richtafstanden die gehanteerd worden ten opzichte van het omgevingstype 'rustige woonwijk'. Naarmate de milieubelasting van de activiteiten groter is, wordt uitgegaan van een grotere richtafstand. In geval van een omgevingstype 'gemengd gebied' mag worden uitgegaan van een kleinere richtafstand. De richtafstanden vormen een eerste indicatie van de aanvaardbaarheid in de situatie dat gevoelige functies in de nabijheid van milieubelastende activiteiten worden gesitueerd. Bouwen binnen de richtafstanden is eveneens aanvaardbaar, indien uit onderzoek blijkt dat sprake is van een goede ruimtelijke ordening waarbij milieuhinder voorkomen wordt.
Onderzoek
De ontwikkeling voorziet in de functiewijziging van maatschappelijk naar wonen. In de directe omgeving van het plangebied liggen geen (agrarische) bedrijven die van invloed op de woningen binnen het plangebied kunnen zijn. het aspect geurhinder is daarom hier niet aan de orde. In de directe omgeving zijn enkel woonfuncties aanwezig. De realisatie van woningen vormt dan ook geen belemmering voor de omliggende woningen. Omdat er geen milieubelastende inrichtingen in de directe omgeving van het plangebied aanwezig zijn, kan tevens gesteld worden dat er ter plaatse van de te realiseren woningen sprake is van goed woon- en leefklimaat.
Conclusie
Het aspect bedrijven en milieuzonering vormt geen belemmering voor de vaststelling van he bestemmingsplan.
Toetsingskader
Bij ruimtelijke plannen wordt ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten gekeken, namelijk:
In het externe veiligheidsbeleid wordt onderscheid gemaakt in het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon op een bepaalde plaats overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen, indien hij onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting of langs een vervoersas. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep mensen van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Voor het GR geldt een oriëntatiewaarde. De gemeente heeft een verantwoordingsplicht als het GR toeneemt en/of de oriëntatiewaarde overschrijdt.
Risicorelevante inrichtingen
Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (hierna: Bevi) geeft een wettelijke grondslag aan het externe veiligheidsbeleid rondom risicovolle inrichtingen. Het doel van het besluit is de risico's waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld vanwege risicovolle inrichtingen tot een aanvaardbaar minimum te beperken. Op basis van het Bevi geldt voor het PR een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten. Beide liggen op een niveau van 10-6 per jaar. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet aan deze normen worden voldaan, ongeacht of het een bestaande of nieuwe situatie betreft.
Het Bevi bevat geen norm voor het GR; wel geldt op basis van het Bevi een verantwoordingsplicht ten aanzien van het GR in het invloedsgebied van de inrichting. De in het externe veiligheidsbeleid gehanteerde norm voor het GR geldt daarbij als oriëntatiewaarde.
Vervoer van gevaarlijke stoffen
Per 1 april 2015 is het Besluit externe veiligheid transportroutes (BEVT) en het Basisnet in werking getreden. Het BEVT vormt de wet- en regelgeving voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg, het spoor of over het water. De concrete uitwerking volgt in het Basisnet. Met het inwerking treden van het BEVT vervalt de circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen. Het Basisnet beoogt voor de lange termijn (2020, met uitloop naar 2040) duidelijkheid te bieden over het maximale aantal transporten van, en de bijbehorende maximale risico's die het transport van gevaarlijke stoffen mag veroorzaken. Het Basisnet is onderverdeeld in drie onderdelen: Basisnet Spoor, Basisnet Weg en Basisnet Water.
Het BEVT en het bijbehorende Basisnet maakt bij het PR onderscheid in bestaande en nieuwe situaties. Voor bestaande situaties geldt een grenswaarde voor het PR van 10-5 per jaar ter plaatse van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten en een streefwaarde van 10-6 per jaar. Voor nieuwe situaties geldt de 10-6 waarde als grenswaarde voor kwetsbare objecten, en als richtwaarde bij beperkt kwetsbare objecten. In het Basisnet Weg en het Basisnet Water zijn veiligheidsafstanden (PR 10-6 contour) opgenomen vanaf het midden van de transportroute.
Tevens worden in het Basisnet de plasbrandaandachtsgebieden benoemd voor transportroutes. Hiermee wordt geanticipeerd op de beperkingen voor ruimtelijke ontwikkelingen die samenhangen met deze plasbrandaandachtsgebieden.
Het Basisnet vermeldt dat op een afstand van 200 m vanaf de rand van het tracé in principe geen beperkingen hoeven te worden gesteld aan het ruimtegebruik.
Buisleidingen
Per 1 januari 2011 is het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) in werking getreden. In dat Besluit wordt aangesloten bij de risicobenadering uit het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) zodat ook voor buisleidingen normen voor het PR en het GR gelden. Op advies van de minister wordt bij de toetsing van externe veiligheidsrisico's van buisleidingen al enkele jaren rekening gehouden met deze risicobenadering. Op grond van het Bevb dient zowel bij consoliderende bestemmingsplannen als bij ontwikkelingen inzicht te worden gegeven in de afstand tot het plaatsgebonden risico en de hoogte van het groepsrisico als gevolg van het transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen.
Onderzoek
Ten westen van het plangebied op circa 225 meter afstand aan de Europalaan 44 is het LPG-tankstation van Pim Heertum aanwezig. Het tankstation beschikt een plaatsgebonden risico-contour van maximaal 45 meter, en een invloedsgebied van maximaal 150 meter. Zowel de plaatsgebonden PR10-6 risicocontour, als het invloedsgebied voor het groepsrisico reikt niet tot het plangebied. Het tankstation vormt dan ook geen belemmering, en de ontwikkeling van het plangebied heeft geen effect op de hoogte van het (groeps)risico.
In de directe omgeving worden geen gevaarlijke stoffen getransporteerd over de weg, het spoor, het water of door buisleidingen. Het transport van gevaarlijke transporten vormt dan ook geen belemmering voor de ontwikkeling.
Conclusie
Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor de vaststelling van het bestemmingsplan.
Ontwikkeling
Binnen onderhavig bestemmingsplan wordt de realisatie van in totaal 30 nieuwe woningen juridisch-planologisch mogelijk gemaakt. Woningen zijn volgens de Wet geluidhinder (Wgh) geluidsgevoelige functies waarvoor, indien deze gelegen zijn binnen de geluidszone van een gezoneerde weg, akoestisch onderzoek uitgevoerd moet worden. De ontwikkeling ligt niet binnen de geluidszone van wettelijk gezoneerde wegen, waardoor akoestisch onderzoek op basis van de Wgh achterwege gelaten zou kunnen worden. Echter dient op basis van jurisprudentie en in het kader van een goede ruimtelijke ordening ook het akoestisch klimaat ten aanzien van niet gezoneerde wegen in beeld gebracht te worden.
Toetsingskader
Normstelling
Langs alle wegen - met uitzondering van 30 km/h-wegen en woonerven - bevinden zich op grond van de Wet geluidhinder (Wgh) geluidszones waarbinnen de geluidhinder vanwege de weg moet worden getoetst. De breedte van de geluidszone is afhankelijk van het aantal rijstroken en van binnen- of buitenstedelijke ligging. De geluidhinder wordt berekend aan de hand van de Europese dosismaat Lden (L day-evening-night). Deze dosismaat wordt weergegeven in dB. Deze waarde vertegenwoordigt het gemiddelde geluidsniveau over een etmaal.
30 km/h-wegen
Zoals gesteld zijn wegen met een maximumsnelheid van 30 km/h of lager op basis van de Wgh niet-gezoneerd. Akoestisch onderzoek zou achterwege kunnen blijven. Op basis van jurisprudentie dient in het kader van een goede ruimtelijke ordening inzichtelijk te worden gemaakt of er sprake is van een aanvaardbaar akoestisch klimaat. Indien dit niet het geval is, dient te worden onderbouwd of maatregelen ter beheersing van de geluidsbelasting aan de gevels noodzakelijk, mogelijk en/of doelmatig zijn. Ter onderbouwing van de aanvaardbaarheid van de geluidsbelasting wordt bij gebrek aan wettelijke normen aangesloten bij de benaderingswijze die de Wgh hanteert voor gezoneerde wegen. Vanuit dat oogpunt worden de voorkeursgrenswaarde en de uiterste grenswaarde als referentiekader gehanteerd. De voorkeursgrenswaarde geldt hierbij als richtwaarde en de uiterste grenswaarde als maximaal aanvaardbare waarde. Voor nieuwe woningen langs bestaande wegen geldt in dat kader een richtwaarde van 48 dB en een maximaal aanvaardbare waarde van 63 dB. De geluidswaarde binnen de geluidsgevoelige bestemming (binnenwaarde) dient in alle gevallen te voldoen aan de in het Bouwbesluit neergelegde norm van 33 dB.
Het plangebied wordt begrenst door de Dierenriem (oostzijde), Wilhelminalaan (noordzijde) en Poolster (westzijde). Op deze wegen geldt een maximum snelheid van 30 km/h. Deze wegen zijn zodoende niet gezoneerd.
Aftrek ex artikel 3.4 RMG 2012
Krachtens artikel 3.4 van het Reken- en Meetvoorschrift Geluidhinder (RMG) 2012 mag het berekende geluidsniveau van het wegverkeer worden gecorrigeerd in verband met de verwachting dat motorvoertuigen in de toekomst stiller zullen worden. Voor wegen met een representatief te achten snelheid lager dan 70 km/h geldt een aftrek van 5 dB. Op de voor de ontwikkeling relevante wegen (Dierenriem, Wilhelminalaan en Poolster), geldt een maximumsnelheid van 30 km/h. Hiervoor vindt dus een aftrek plaats van 5 dB.
Uitgangspunten
Voor het akoestisch onderzoek dienen verkeersintensiteiten gehanteerd te worden voor minimaal tien jaar na planrealisatie. Basis voor het akoestisch onderzoek vormt een uitsnede uit het regionaal verkeersmodel GGA 's-Hertogenbosch. Dit verkeersmodel heeft als prognosejaar het jaar 2030. Zodoende hoeft geen autonome groei op deze cijfers te worden toegepast. Het betreft een plot met werkdagintensiteiten. Voor akoestisch onderzoek zijn verkeergegevens voor een weekdagetmaal benodigd. Omrekening van werkdagintensiteiten naar weekdagintensiteiten vindt plaats op basis van een omrekenfactor van 0,92. Voor de Poolster is in de uitsnede uit het verkeersmodel geen verkeersintensiteit opgenomen. Zodoende is aangesloten bij de intensiteit op de in het verlengde gelegen Bernhardstraat. In de volgende tabel zijn de gehanteerde verkeersintensiteiten weergegeven.
4.3 Verkeersintensiteiten relevante wegen
Weg | Intensiteit 2030 - werkdag | Intensiteit 2030 – weekdag |
Dierenriem | 533 mvt/etmaal | 490 mvt/etmaal |
Wilhelminalaan | 2.093 mvt/etmaal | 1.926 mvt/etmaal |
Poolster | 402 mvt/etmaal | 370 mvt/etmaal |
Voor de voertuig- en etmaalverdeling op de verschillende wegen is aangesloten bij de standaardverdeling zoals die bekend is voor buurtverzamelwegen (erftoegangswegen met een verblijfsfunctie). Deze etmaal- en voertuig verdeling is opgenomen in de rekenbladen (zie bijlage 3).
Op de relevante wegen geldt een maximum snelheid van 30 km/h. De wegdekverharding is achterhaald op basis van foto's van Google Streetview. Op basis daarvan is voor alle wegen uitgegaan van een uitvoering met elementverharding in keperverband.
Onderzoek en resultaten
Het akoestisch onderzoek is uitgevoerd volgens Standaard Rekenmethode I (SRM I) conform het Reken- en Meetvoorschrift Geluidhinder 2012. Er is gerekend op de waarneemhoogten 1,5 meter (begane grond), 4,5 meter (eerste verdieping) en 7,5 meter (tweede verdieping). De kortste afstand tussen de as van de Dierenriem en de bebouwing bedraagt 11,0 meter, tussen de as van de Wilhelminalaan en de bebouwing 9,8 meter en tussen de as van de Poolster en de bebouwing 9,7 meter.
In de onderstaande tabel is per bron de maximale geluidbelasting op de meest nabij de as gelegen bebouwing weergegeven. Tussen haakjes is de maatgevende waarneemhoogte vermeld.
Tabel 4.4 Overzicht maximale geluidbelasting per bron (incl. aftrek ex atrikel 110g Wgh)
Bron | Kortste afstand wegas-bebouwing | Maximale geluidbelasting |
Dierenriem | 11,0 meter | 46 dB (4,5 meter) |
Wilhelminalaan | 9,8 meter | 52 dB (4,5 meter) |
Poolster | 9,7 meter | 46 dB (4,5 meter) |
Uit bovenstaande tabel blijkt dat de richtwaarde van 48 dB wordt overschreden. De uiterste grenswaarde wordt echter niet overschreden.
Maatregelonderzoek
Voor de ontwikkeling is sprake van een hogere geluidsbelasting dan 48 dB ten gevolge van het wegverkeer op de Wilhelminalaan. Bezien is of met maatregelen de geluidsbelasting doelmatig kan worden teruggedrongen. Er is een aantal maatregelen ter reductie van de geluidsbelasting denkbaar. Een mogelijkheid is om de functie van de weg, samenstelling van het verkeer of de maximumsnelheid te wijzigen. De functie als erftoegangsweg met de daarbij behorende maximumsnelheid van 30 km/h dient behouden te blijven voor de ontsluiting van het omliggende gebied. Erftoegangswegen behoren tot de laagste wegcategorie. Wijziging hiervan of van de samenstelling van het verkeer ten behoeve van verdere geluidsreductie is daarom niet wenselijk.
Verder zijn erftoegangswegen hoofdzakelijk voorzien van een klinkerverharding. Asfalteren van deze wegen is om verkeerskundige redenen niet wenselijk. Klinkerverharding draagt bij aan het verblijfskarakter en heeft een snelheidsremmend effect. Een asfaltverharding is om die reden niet wenselijk. Maatregelen in het overdrachtsgebied zoals geluidsschermen zijn niet inpasbaar. Ook is het vergroten van de afstand tussen de wegas en de ontwikkeling niet mogelijk.
Conclusie
Uit het onderzoek blijkt dat als gevolg van het verkeer om de omliggende niet gezoneerde wegen alleen sprake is van een overschrijding van de richtwaarde van 48 dB ten aanzien van de Wilhelminalaan. De geluidbelasting als gevolg van het wegverkeer op deze weg bedraagt maximaal 52 dB. Maatregelen ter reductie van de geluidsbelasting zijn niet mogelijk of doelmatig. Omdat de maximaal aanvaardbare waarde van 63 dB niet wordt overschreden, is er sprake van een acceptabel akoestisch klimaat. Omdat 30 km/h-wegen niet-gezoneerd zijn, zijn in het kader van de Wgh geen aanvullende procedures noodzakelijk. Wel dient altijd te worden voldaan aan een binnenwaarde van 33 dB, zoals vastgelegd in het Bouwbesluit.
Toetsingskader
In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een ruimtelijk plan uit het oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens rekening gehouden met de luchtkwaliteit.
Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer. Dit onderdeel van de Wet milieubeheer (Wm) bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in tabel 4.5 weergegeven.
Tabel 4.5 Grenswaarden maatgevende stoffen Wm
stof | toetsing van | grenswaarde | geldig |
stikstofdioxide (NO2) 1) | jaargemiddelde concentratie | 40 µg/m³ | vanaf 2015 |
Fijn stof (PM2.5) | jaargemiddelde concentratie | 25 µg/m³ | Vanaf 2015 |
fijn stof (PM10) 2) | jaargemiddelde concentratie | 40 µg/m³ | vanaf 11 juni 2011 |
24-uurgemiddelde concentratie | max. 35 keer p.j. meer dan 50 µg/m³ | vanaf 11 juni 2011 |
1) De toetsing van de grenswaarde voor de uurgemiddelde concentratie NO2 is niet relevant aangezien er pas meer overschrijdingsuren dan het toegestane aantal van 18 per jaar zullen optreden als de jaargemiddelde concentratie NO2 de waarde van 82 µg/m³ overschrijdt. Dit is nergens in Nederland het geva.l
2)Bij de beoordeling hiervan blijven de aanwezige concentraties van zeezout buiten beschouwing (volgens de bij de Wlk behorende Regeling beoordeling Luchtkwaliteit 2007).
Op grond van artikel 5.16 van de Wm kunnen bestuursorganen bevoegdheden, die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit (zoals de vaststelling van een bestemmingsplan), uitoefenen indien:
NIBM
In het Besluit niet in betekenende mate is bepaald in welke gevallen een project vanwege de gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Hierbij worden 2 situaties onderscheiden:
Onderzoek
De ontwikkeling voorziet in de realisatie van maximaal 30 woningen (dit is exclusief de 13 bestaande woningen). Deze ontwikkeling is daarmee aan te merken als NIBM-project conform het Besluit niet in betekenende mate (woningbouw tot 1.500 woningen). Daarmee kan gesteld worden dat de ontwikkeling niet in betekenende mate bijdraagt aan de luchtkwaliteit ter plaatse, en dat nader onderzoek niet noodzakelijk wordt geacht.
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is een indicatie van de luchtkwaliteit ter plaatse van het plangebied gegeven. Dit is gedaan aan de hand van de monitoringstool (http://www.nsl-monitoring.nl/viewer/) die bij het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit hoort. Hieruit blijkt dat in 2015 voldaan wordt aan de voor dit jaar geldende normen uit de Wet Milieubeheer zoals weergegeven in 4.5. De maatgevende wegen in de directe omgeving zijn de Wijbosscheweg en de N622 Nieuw Eerdsebaan. Het maximale gehalte stikstofdioxide in het jaar 2015 bedraagt 23,9 µg/m³ , voor fijnstof (PM10)bedraagt dit maximaal 23,5 µg/m³ en voor (PM2,5)bedraagt dit maximaal 15,4 µg/m³. Het maximaal aantal overschrijdingsdagen van het 24-uurs gemiddelde voor fijnstof bedraagt 15 dagen. Direct langs deze wegen wordt aan de grenswaarden voldaan, dit zal ook ter plaatse van de ontwikkeling het geval zijn. Concentraties luchtverontreinigende stoffen nemen immers af naarmate een locatie verder van de weg ligt.
Conclusie
Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de vaststelling van het bestemmingsplan.
Toetsingskader
De gemeente Schijndel wil zich naar de toekomst toe klimaatbestendig en duurzaam ontwikkelen en verlangt daarom van iedere bouwer een bijdrage in het milieuverantwoord bouwen. Uit ruimtelijk oogpunt bezien, is het belangrijk om te komen tot 'duurzaam bouwen'. Duurzaam bouwen verhoogt de gebruikswaarde (functioneel), de belevingswaarde (vorm) en de toekomst (tijd) van de bebouwde omgeving. Duurzaam bouwen is in dit geval te onderscheiden in stedenbouwkundig en bouwkundig duurzaam bouwen. 'Stedenbouwkundig duurzaam' komt tot uitdrukking in de ruimtelijke opzet en inpassing van het project. Ruimtelijke kwaliteit vormt de voorwaarde voor een goed woon- en leefmilieu. Belangrijk hierbij is het om de stedenbouwkundige structuur op een goede manier kenbaar te maken en te houden. Voor wat betreft 'bouwkundig duurzaam' gaat het bijvoorbeeld om milieuvriendelijk materiaalgebruik, afvalscheiding op de bouwplaats, het toepassen van energie- en waterbesparende maatregelen en het benutten van duurzame energiebronnen. De gemeente stimuleert vanuit haar MVO-beleid het duurzaam (ver)bouwen en duurzaam gebruik van woningen. Dit leidt, vanuit het 'Uitvoeringsprogramma MVO 2010 – 2015', waar mogelijk tot afspraken met particuliere woningbezitters, woningcorporaties en ontwikkelaars. Ook ondersteunt de gemeente de energiecoörperatie (i.o.) en wil zoveel mogelijk medewerking verlenen aan de initiatieven die de coöperatie ontplooit op het gebied van duurzaam bouwen en wonen.
Onderzoek en conclusie
De bestaande ruimtelijke opzet van het plangebied wordt in dit bestemmingsplan gerespecteerd en juridisch planologisch vastgelegd en opnieuw bestemd. Daarnaast biedt de in het bestemmingsplan opgenomen regeling voldoende flexibiliteit om de gronden en de daarop aanwezige opstallen toekomstbestendig te maken en te houden.
Het schoolgebouw wordt getransformeerd naar een nieuw gebruik, waardoor de levensduur van het gebouw wordt verlengd. Ter plaatse wordt een (collectieve) warmtepomp aangelegd en de patiowoningen worden voorzien van zonnepanelen.
Ook is onderzocht of de patiowoningen zodanig ontwikkeld konden worden dat deze in de categorie 0-op-de-meter vallen. Na onderzoek bleek dat er nog geen normen zijn voor nieuwbouwwoningen. De woningen worden derhalve vrijwel energieneutraal uitgevoerd. Zo wordt gebruik gemaakt van bakstenen gevels, dakplaten van isovlas (natuurlijk product VLAS) en FSC hout en worden de woningen voorzien van zonnepanelen, zogenaamde heatpipes voor het verwarmen van douchewater en HR++ isolatieglas.
In de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is geregeld dat alle nieuwe ruimtelijke plannen, waaronder bestemmingsplannen, digitaal moeten worden vervaardigd, met inachtneming van de daartoe wettelijk verplicht gestelde standaarden. Op die wijze zijn bestemmingsplannen onderling vergelijkbaar en ook digitaal uitwisselbaar.
Daarnaast is in het Bro een aantal bepalingen opgenomen waaraan de regels van het bestemmingsplan moeten voldoen. Het gaat hierbij om een aantal begrippen, wijze van meten, regels ten aanzien van het overgangsrecht en de anti-dubbeltelbepaling. Belangrijke eis is dat het bestemmingsplan dient te voldoen aan de eis van rechtszekerheid. Dit betekent dat een bestemmingsregeling duidelijk en voor één uitleg vatbaar dient te zijn.
Ook de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) is van belang voor bestemmingsplannen.
Opzet verbeelding
Belangrijke eis is dat het bestemmingsplan dient te voldoen aan de eis van rechtszekerheid. Dit betekent dat een bestemmingsregeling duidelijk en voor één uitleg vatbaar dient te zijn. In aansluiting hierop en in relatie tot de digitale verplichting verdient het de voorkeur zoveel mogelijk onderdelen van de regeling op de verbeelding zichtbaar te maken en de regels zo transparant mogelijk te houden.
Op de verbeelding is met een bouwvlak aangegeven waar het hoofdgebouw mag plaatsvinden. Met behulp van de maatvoeringsaanduidingen zijn de maximum goot- en bouwhoogten aangegeven.
Opzet regels
Er is gebruik gemaakt van de opzet en de inhoud van bepalingen uit de regeling die het geldende bestemmingsplan Kom Schijndel 2013 biedt. Op een aantal onderdelen is gekozen voor een nadere specificatie van de regeling in verband met de bijzondere eigenschappen van dit project.
Artikel 3 Groen
Het zuidelijke deel van het plangebied, waar onder andere de speelvoorziening en de wadi zijn voorzien, is bestemd voor 'Groen'. Binnen de bestemming zijn alleen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan. Hierbij is een maximale bouwhoogte van 3 m voor speelvoorzieningen opgenomen en een maximale bouwhoogte van 1 m voor afrasteringen.
Artikel 4 Verkeer - 2
De wegen in het plangebied kent uitsluitend een 30 km/h-regime. Bromfietsers en fietsers maken gebruik van de rijbaan. Deze bestemming is voornamelijk opgenomen ten behoeve van parkeermogelijkheden. Op deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
Artikel 5 Wonen
De locaties van het wooncomplex en de grondgebonden woningen worden bestemd voor 'Wonen'. Deze bestemming is bedoeld voor wonen, wonen in combinatie met het verlenen van zorg en/of verpleging met de daarbij behorende zorgvoorzieningen, parkeervoorzieningen, overige verhardingen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen. Aan-huis-verbonden-beroepen en internetverkoop is toegestaan mits de omvang beperkt blijft en ondergeschikt blijft aan de woonfunctie.
Gebouwen mogen alleen worden gebouwd binnen het bouwvlak. De goot- en bouwhoogte bedraagt ten hoogste de met de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' aangegeven hoogten. Het bestaande appartementengebouw krijgt een hoogte van 10 meter die overeenkomt met de bestaande bouwhoogte. Het bouwvlak volgt de buitencontour van de bestaande hoofdmassa plus de footprint van voorgenomen uitbreiding van de hoofdentree op de hoek van het gebouw. De uitbouw aan de noord- en oostzijde heeft een maximale bouwhoogte van 4 m. Het paviljoengedeelte ligt binnen hetzelfde bouwvlak en heeft een toegestane bouwhoogte van 4,5 meter. Ook voor de locatie van de voormalige gymzaal is een goot- en bouwhoogte aanduiding van toepassing.
Ter plaatse van de aanduiding "maximum aantal wooneenheden'' is ten hoogste het aantal aangegeven wooneenheden toegestaan. Dit betreft 37 eenheden in het voormalige schoolgebouw en het paviljoen en 6 eenheden ter plaatse van de voormalige gymzaal. Ter plaatse van de aanduiding ''specifieke bouwaanduiding - 1' is de maximale toegestane diepte per hoofdgebouw 10 meter.
Het bebouwingspercentage is per bouwvlak weergegeven en bedraagt ten hoogste het percentage zoals aangegeven op de verbeelding.
Erfbebouwing mag uitsluitend 3 m achter de voorgevel of het verlengde van de voorgevel van het hoofdgebouw worden gesitueerd. De hoogte van overkappingen is vastgelegd op 3 m, de goot- en bouwhoogte van overige erfbebouwing is vastgelegd op respectievelijk 3,25 m en 5 m, doch niet hoger dan het hoofdgebouw.
Voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde wordt voor de hoogte aangesloten op de geldende regeling voor de omliggende woningen. Deze bedraagt maximaal 1 m voor erfafscheiding voor de voorgevellijn en 2 m voor erfafscheiding achter de voorgevellijn.
Artikel 6 Waarde - Archeologie 4
Op grond van de Wet op de archeologische momentenzorg, die onderdeel uitmaakt van de Monumentenwet, moeten archeologische (verwachtings)waarden gewaarborgd worden in het bestemmingsplan. Op basis van het archeologiebeleid zijn er regels in dit bestemmingsplan opgenomen. Op het plangebied is daarom de archeologische (verwachtings)waarde 'Waarde - Archeologie 4' opgenomen.
Voor de ontwikkeling die thans rechtstreeks planologisch-juridisch mogelijk wordt gemaakt heeft de initiatiefnemer gegevens overlegd aan de gemeente waaruit blijkt dat deze de investeringen financieel kan dragen. Gelet op het vertrouwelijke karakter zijn de financiële gegevens niet in deze paragraaf opgenomen. De gemeente heeft inzicht gehad in de financiële gegevens en is tot de conclusie gekomen dat de ontwikkeling financieel uitvoerbaar is.
De financiële uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan is met het oog op het voorgaande afdoende gewaarborgd.
Overleg met omwonenden
In de loop van 2014 en begin 2015 zijn er met zowel de directe omwonenden aan de Poolster alsook met de particuliere bewoners van het huidige gebouw diverse overleggen en ontmoetingen geweest. Daarbij is vooral samen met direct betrokkenen gekeken naar de buurtspeelplaats en de inrichting van de buitenruimte. Van een van deze bijeenkomsten is hieronder verslag uitgebracht.
Informatiebijeenkomst en kinderspeelmiddag
Op woensdag 17 september 2014 is een kinderspeelmiddag en een informatieavond georganiseerd om samen met de buurtbewoners de toekomstige invulling van het buitenterrein bij het nieuwe plan Sterrenboog te bespreken.
Kinderspeelmiddag
De kinderspeelmiddag werd druk bezocht. Maar liefst 40 buurtkinderen gingen samen met hun ouders, oma's, kunstenaars Willem en Clara (de huidige anti-kraakbewoners van de oude school) en een team van professionals aan de slag om nieuwe ideeën te verzamelen voor de herinrichting van de buitenruimte. De buurtkinderen werden tijdens de creatieve middag uitgedaagd hun wensen te vertellen en in kunst om te zetten. Onderstaand een woordelijk overzicht van de ideeën aangedragen door de kinderen uit de buurt.
Informatiebijeenkomst
De volwassen buurtbewoners mochten 's avonds hun stem laten horen over de toekomstige inrichting van de buitenruimte. Er zijn veel verschillende ideeën geopperd. De gemeente gaf daarbij aan dat als buurtbewoners bereid zijn om mee te helpen met het groenonderhoud, dat de gemeente dan bereid is om mee te denken over een hogere kwaliteit inrichting.
Ook het gebrek aan parkeerplaatsen in de wijk was een item dat veel voorbij kwam. Hoewel voor de bewoners van de nieuwe appartementen een zogenoemde parkeerkoffer wordt gerealiseerd, vrezen de omwonenden extra parkeerdruk. Er werd dan ook geopperd een deel van de openbare ruimte voor extra parkeerplaatsen in te richten.
Voormalige gymzaal
De voormalige gymzaal is eerder gesloopt dan in eerste instantie gepland. De aanleiding was dat omwonenden bij de gemeente hebben aangegeven dat zij overlast ondervonden door vandalisme.
Ontwerp bestemmingsplan
Het ontwerp bestemmingsplan heeft van 4 juni 2016 tot en met 16 juli 2016 voor een ieder ter inzage gelegen. In deze periode zijn geen zienswijzen ingediend.