direct naar inhoud van Artikel 21 Recreatie - Verblijfsrecreatiebedrijf
Plan: Landelijk gebied
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0844.BPLandelijkgebied-VG01

Artikel 21 Recreatie - Verblijfsrecreatiebedrijf

21.1 Bestemmingsomschrijving
21.1.1 Algemeen

De voor Recreatie - Verblijfsrecreatiebedrijf aangewezen gronden zijn bestemd voor de bedrijfsmatige exploitatie van gronden en opstallen voor verblijfsrecreatieve doeleinden met de daarbij behorende voorzieningen,

één en ander met de bijbehorende bouwwerken en voorzieningen en overeenkomstig de in 21.1.2 opgenomen nadere detaillering van de bestemmingsomschrijving.

21.1.2 Nadere detaillering van de bestemming

In het onderstaande is een nadere detaillering opgenomen van het bepaalde in 21.1.1:

a Horeca

Horeca is uitsluitend toegestaan voor zover deze is verbonden met en ondergeschikt is aan de verblijfsrecreatieve doeleinden. De vloeroppervlakte mag niet meer bedragen dan 365 m2.

21.2 Bouwregels
21.2.1 Toegestane bebouwing

Uitsluitend mag worden opgericht:

  • a. twee bedrijfswoningen met elk één bijgebouw;
  • b. gebouwen welke ten dienste staan van de bestemming, zoals gebouwen ten behoeve van het beheer en onderhoud, sanitaire voorzieningen, een kantine en een campingwinkel;
  • c. recreatieve verblijfseenheden;
  • d. bijgebouwen bij recreatieve verblijfseenheden;
  • e. andere bouwwerken welke ten dienste staan van de bestemming.
21.2.2 Bedrijfswoning

Voor bedrijfswoningen geldt het volgende:

  • a. de goothoogte bedraagt maximaal 5,5 m;
  • b. de bouwhoogte bedraagt maximaal 8 m;
  • c. de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens mag niet minder bedragen dan 5 m;
  • d. de inhoud van de bedrijfswoning bedraagt maximaal 600 m3;
  • e. de dakhelling bedraagt minimaal 12°;
  • f. de afstand tot de as van de weg bedraagt minimaal 15 m.
21.2.3 Bijgebouwen bij bedrijfswoning

Voor bijgebouwen bij een bedrijfswoning gelden de volgende bepalingen:

  • a. er is maximaal 1 bijgebouw per bedrijfswoning toegestaan;
  • b. de goothoogte bedraagt maximaal 3 m;
  • c. de bouwhoogte bedraagt maximaal 5,5 m;
  • d. de bebouwde oppervlakte per bijgebouw bedraagt maximaal 45 m²;
  • e. de afstand tot de bestemmingsgrens bedraagt minimaal 5 m;
  • f. de afstand tot de as van de weg bedraagt minimaal 15 m.
21.2.4 Gebouwen ten behoeve van het beheer en onderhoud, sanitaire voorzieningen, een kantine en een campingwinkel;

Voor gebouwen als bedoeld in 21.2.1 onder b, geldt het volgende:

  • a. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 4 m;
  • b. de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens mag niet minder bedragen dan 10 m;
  • c. de totale bebouwde oppervlakte aan gemeenschappelijke voorzieningen mag niet meer bedragen dan 450 m².
21.2.5 Recreatieve verblijfseenheden

Voor bebouwing op de recreatieve verblijfskavels geldt het volgende:

  • a. op een verblijfskavel kleiner dan of gelijk aan 300 m² mag de oppervlakte van de verblijfsbebouwing (verblijfseenheid inclusief bijgebouw) niet meer bedragen dan 80 m²;
  • b. op een verblijfskavel groter dan 300 m² mag de oppervlakte van de verblijfsbebouwing (verblijfseenheid inclusief bijgebouw) niet meer bedragen dan 100 m²;
  • c. de oppervlakte aan open overkappingen, die slechts aan één zijde door een wand mogen worden begrensd, mag niet meer bedragen dan 60 m²;
  • d. de bebouwde oppervlakte per verblijfskavel mag niet meer bedragen dan 40% van de oppervlakte van de kavel;
  • e. de bouwhoogte van de bebouwing mag niet meer bedragen dan 3,5 m;
  • f. de afstand van de verblijfsbebouwing tot de grens van de verblijfskavel bedraagt minimaal 1,5 m.
21.2.6 Ondergronds bouwen

Ondergronds bouwen is uitsluitend toegestaan in de vorm van de bouw van een kelderruimte onder de (bedrijfs)woning, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. de kelderruimte is alleen bedoeld voor huishoudelijke doeleinden;
  • b. de kelderruimte mag slechts één bouwlaag bestaan en alleen worden aangebracht onder de woning;
  • c. de kelderruimte moet worden aangebracht binnen de contouren van de buitengevels van de woning;
  • d. de inhoud van de kelder behoort niet tot de inhoud van de woning en wordt ook niet meegerekend bij 21.2.2 onder d.
21.2.7 Afwijkingenregeling

In afwijking van het voorgaande geldt voor bestaande gebouwen en andere bouwwerken, gebouwd krachtens een vergunning, het volgende: indien en voorzover de bestaande maatvoering en/of oppervlaktes en/of situering van gebouwen en andere bouwwerken, de genoemde maxima, danwel minima overschrijden, geldt de bestaande maatvoering als maximum respectievelijk minimum.

21.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van:

  • a. de situering, de oppervlakte en de (goot)hoogte van bebouwing;
  • b. de aard, hoogte en situering van erfafscheidingen;
  • c. voorzieningen voor de landschappelijke inpassing van nieuwe bebouwing en ter voorkoming van hemelwaterproblematiek in verband met de nieuwe bebouwing, een en ander op basis van een door de aanvrager over te leggen landschappelijk inpassingsplan.
21.4 specifieke gebruiksregels
21.4.1 Strijdig gebruik

Onder het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met het bestemmingsplan, als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, wordt onder gebruik strijdig met de bestemming in ieder geval begrepen gebruik van gronden en opstallen:

  • a. het opslaan, storten of bergen van materialen, producten en mest, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik;
  • b. voor permanente bewoning, met uitzondering van de bedrijfswoningen;
  • c. voor horeca en detailhandel, met uitzondering van het bepaalde in 21.1.2;
21.5 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
21.5.1 Omgevingsvergunningplicht

Het is verboden om zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning voor slopen) cultuurhistorisch waardevolle bebouwing, zoals opgenomen in Bijlage 4 Cultuurhistorisch waardevolle bebouwing geheel of gedeeltelijk te slopen.

21.5.2 Uitzonderingen vergunningplicht

Het in 21.5.1 vervatte verbod geldt niet voor sloopwerkzaamheden:

  • a. ingevolge een aanschrijving van het bevoegd gezag;
  • b. sloopwerkzaamheden die het normale onderhoud betreffen overeenkomstig de bestemming van deze gronden, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn en/of voortvloeien uit het normale gebruik overeenkomstig de bestemming;
  • c. sloopwerkzaamheden, die op het tijdstip, waarop het plan rechtskracht verkrijgt, in uitvoering zijn.
21.5.3 Toetsing aan aanwezige waarden
  • a. De in 21.5.1 bedoelde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien door de sloopwerkzaamheden geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de cultuurhistorische waarden van de bebouwing.
  • b. De aanvraag om omgevingsvergunning moet zijn voorzien van een deskundigenrapport dat ingaat op cultuurhistorische waarden, de bouwkundige en/of gebruikstechnische staat van het gebouw in relatie tot de gewenste/ noodzakelijke werken en werkzaamheden.
  • c. Het bevoegd kan één of meerdere voorwaarden verbinden aan de in 21.5.1 bedoelde omgevingsvergunning teneinde de cultuurhistorische waarden te beschermen.
  • d. Alvorens het bevoegd gezag beslist over de verlening van de omgevingsvergunning en de daaraan gekoppelde voorwaarden wint zij schriftelijk advies in bij een deskundige op het terrein van de cultuurhistorisch waardevolle bebouwing omtrent de vraag of door het verlenen van een omgevingsvergunning geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de cultuurhistorische waarden en of en zo ja welke voorwaarden dienen te worden gesteld. Hierbij wordt mede betrokken of de kosten van waardedaling en renovatie in verhouding staan met de bouwkundige en/of gebruikstechnische staat van het gebouw.