9.4 Omgevingsvergunning ten behoeve van het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden
9.4.1 Omgevingsvergunningsvereiste
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren:
-
a. het aanbrengen van hoogopgaand en/of diepwortelende beplanting, waaronder bijvoorbeeld houtgewas, welke niet overeenkomstig is met bosbouwkundige doeleinden;
-
b. het vellen van houtgewas, welke niet overeenkomstig is met bosbouwkundige doeleinden;
-
c. het wijzigen van het maaiveldniveau door ontgronding of ophoging;
-
d. het verrichten van grondroeractiviteiten, bijvoorbeeld het aanbrengen van rioleringen, kabels, leidingen en drainage, anders dan normaal spit- en ploegwerk;
-
e. diepploegen vanaf 0,5 meter;
-
f. het aanbrengen van gesloten verhardingen;
-
g. het aanleggen van waterlopen of het vergraven, verruimen of dempen van bestaande waterlopen;
-
h. het plaatsen van onroerende objecten zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair;
-
i. het aanbrengen van kleine voorzieningen ten behoeve van extensieve recreatie;
-
j. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
-
k. het aanbrengen van halfverhardingen.
9.4.2 Uitzonderingsregel
Het in lid 9.4.1 vervatte verbod geldt niet voor werken en/of werkzaamheden die:
-
a. behoren tot normaal bosonderhoud en bosbeheer ten dienste van de bestemming en/of passen in een normale exploitatie van het bosgebied welke is geregistreerd bij het Bosschap. Onder normalige exploitatie wordt in ieder geval verstaan onderhoud, beheer en exploitatie, voor zover voortvloeiende uit verplichtingen op grond van de Boswet of omschreven in aanwezig beheerplan;
-
b. reeds in uitvoering zijn ten tijde van de inwerkingtreding van het plan;
-
c. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.
9.4.3 Voorwaarden
Een omgevingsvergunning voor werken en/of werkzaamheden als bedoeld in 9.4.1 wordt door het bevoegd gezag niet eerder verleend, nadat:
-
a. is aangetoond dat uitoefening van de werken en/of werkzaamheden niet strijdig is met de belangen van de bestemming;
-
b. een schriftelijk deskundigenrapport is overlegd omtrent de vraag of door de voorgenomen werken en/of werkzaamheden de belangen in verband met de bestemming niet onevenredig worden geschaad en welke voorwaarden dienen te worden gesteld ter voorkoming van eventuele schade.