direct naar inhoud van Artikel 32 Waarde - Ecologie - Ecologische hoofdstructuur
Plan: Buitengebied Rucphen 2012
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0840.9000B0001-GU02

Artikel 32 Waarde - Ecologie - Ecologische hoofdstructuur

32.1 Bestemmingsomschrijving
32.1.1 Bestemming

De voor 'Waarde - Ecologie - Ecologische hoofdstructuur' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  • a. het behoud, beheer, herstel of de duurzame ontwikkeling van de ecologische waarden en kenmerken van de onderscheiden gebieden (Ecologische Hoofdstructuur);

alsmede voor:

  • b. extensief recreatief medegebruik;
  • c. behoud, beheer en herstel van aanwezige cultuurhistorische waarden;
  • d. agrarisch gebruik gericht op natuurbeheer.

32.1.2 Toelaatbare bebouwing

Op deze gronden mogen, met inachtneming van de op de kaart aangegeven aanduidingen, uitsluitend ten dienste van de in lid 32.1.1 genoemde bestemmingen worden opgericht:

  • a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

32.2 Bouwregels
32.2.1 Algemeen

In afwijking van het bepaalde bij de andere daar voorkomende bestemmingen (artikelen 3 tot en met 25) mag alleen ten behoeve van deze bestemming worden gebouwd.

32.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen worden opgericht met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte bedraagt maximaal 2,50 meter.

32.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 32.2.1 voor het bouwen overeenkomstig de andere bestemmingen, met dien verstande dat geen aantoonbare onevenredige aantasting plaatsvindt van de ecologische hoofdstructuur.

32.4 Omgevingsvergunning ten behoeve van het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden
32.4.1 Omgevingsvergunningvereiste

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het ontgronden, vergraven, egaliseren en afgraven van de gronden;
  • b. het ophogen van gronden;
  • c. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden, banen, parkeervoorzieningen en andere oppervlakteverhardingen;
  • d. het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen en overige waterpartijen en het aanbrengen van drainage;
  • e. het verlagen en/of verhogen van de waterstand anders dan door middel van het graven van sloten of het toepassen van drainage of bronbemaling;
  • f. het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- en/of communicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties en
    apparatuur;
  • g. het verwijderen van diepwortelende beplanting en/of houtopstand;
  • h. het scheuren van grasland;
  • i. het blijvend omzetten van grasland in bouwland.

32.4.2 Uitzonderingsregel

Het in lid 32.4.1 vervatte verbod geldt niet voor werken en/of werkzaamheden die:

  • a. behoren tot normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming;
  • b. reeds in uitvoering zijn ten tijde van de inwerkingtreding van het plan;
  • c. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.

32.4.3 Voorwaarden

Een omgevingsvergunning voor werken en/of werkzaamheden als bedoeld in 32.4.1 wordt door het bevoegd gezag niet eerder verleend, nadat:

  • a. is aangetoond dat uitoefening van de werken en/of werkzaamheden niet strijdig is met de belangen van van de ecologische waarden;
  • b. schriftelijk advies is ingewonnen bij de beheerder omtrent de vraag of door de voorgenomen werken en/of werkzaamheden de belangen in verband met de Ecologische Hoofdstructuur niet onevenredig worden geschaad en welke voorwaarden dienen te worden gesteld ter voorkoming van eventuele schade.