direct naar inhoud van Artikel 13 Groen - Landschapselement
Plan: Buitengebied Rucphen 2012
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0840.9000B0001-DEF2

Artikel 13 Groen - Landschapselement

13.1 Bestemmingsomschrijving
13.1.1 Algemeen

De voor 'Groen - Landschapselement' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de instandhouding van natuurlijke en/of cultuurhistorisch en/of landschappelijk waardevolle landschapselementen;
  • b. extensief recreatief gebruik;
  • c. water en voorzieningen voor de waterhuishouding;
  • d. bijbehorende wegen, paden en verhardingen;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'dagrecreatie': tevens dagrecreatie;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'recreatiewoning': tevens één recreatiewoning met bijgebouw;
  • g. andere tot de bestemming behorende voorzieningen.

13.1.2 Toelaatbare bebouwing

Op deze gronden mogen, met inachtneming van de op de kaart aangegeven aanduidingen, uitsluitend ten dienste van de in lid 13.1.1 genoemde bestemmingen worden opgericht:

  • a. gebouwen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'recreatiewoning'.

13.2 Bouwregels
13.2.1 Algemeen

Het is verboden om op deze gronden te bouwen met uitzondering van de in lid 9.2.2 genoemde gebouwen.

13.2.2 Gebouwen

Gebouwen mogen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'recreatiewoning' worden opgericht met inachtneming van de volgende regels:

  • a. uitsluitend één recreatiewoning is toegestaan;
  • b. de goothoogte van een recreatiewoning bedraagt maximaal 3 meter;
  • c. de bouwhoogte van een recreatiewoning bedraagt maximaal 4 meter;
  • d. de oppervlakte van een recreatiewoning bedraagt maximaal de op de kaart ter plaatse van de aanduiding 'maximum oppervlakte' aangegeven oppervlakte;
  • e. de afstand van een recreatiewoning tot de perceelsgrenzen bedraagt minimaal 3 meter;
  • f. de afstand van een recreatiewoning tot de as van de weg bedraagt minimaal 15 meter;
  • g. onderkeldering van een recreatiewoning is niet toegestaan;
  • h. maximaal één bijbehorend bouwwerk is bij een recreatiewoning toegestaan;
  • i. de bouwhoogte van het bijbehorend bouwwerk bedraagt maximaal 3 meter;
  • j. de oppervlakte van het bijbehorend bouwwerk bedraagt maximaal 10 m².

13.3 Specifieke gebruiksregels
13.3.1 Verboden gebruik

Tot het verboden gebruik wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van gronden voor het opslaan, storten of bergen van materialen en producten, behoudens zover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • b. het gebruik van gronden voor het grazen van dieren;
  • c. het gebruik van recreatieverblijven ten behoeve van permanente bewoning.

13.4 Omgevingsvergunning ten behoeve van het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden
13.4.1 Omgevingsvergunningsvereiste

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanbrengen van beplanting, waaronder bijvoorbeeld houtgewas;
  • b. het vellen van houtgewas wat niet overeenkomt met de duurzame ontwikkeling of instandhouding van de bij de bestemming behorende landschappelijke, natuurlijke of cultuurhistorische waarden;
  • c. het wijzigen van het maaiveldniveau door ontgronding of ophoging;
  • d. het verrichten van grondroeractiviteiten, bijvoorbeeld het aanbrengen van rioleringen, kabels, leidingen en drainage;
  • e. het aanleggen van waterlopen of het vergraven, verruimen of dempen van bestaande waterlopen;
  • f. het plaatsen van onroerende objecten zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair;
  • g. het aanbrengen van voorzieningen van geringe omvang ten behoeve van extensieve recreatie;
  • h. het aanbrengen van halfverhardingen.

13.4.2 Uitzonderingsregel

Het in lid 13.4.1 vervatte verbod geldt niet voor werken en/of werkzaamheden die:

  • a. behoren tot normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming, als afzetten, knotten, dunnen, waarbij de in 13.4.1 sub a genoemde waarden duurzaam worden veiliggesteld;
  • b. reeds in uitvoering zijn ten tijde van de inwerkingtreding van het plan;
  • c. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.

13.4.3 Voorwaarden

Een omgevingsvergunning voor werken en/of werkzaamheden als bedoeld in 13.4.1 wordt door het bevoegd gezag niet eerder verleend, nadat:

  • a. is aangetoond dat uitoefening van de werken en/of werkzaamheden niet strijdig is met de belangen van de bestemming;
  • b. een deskundigenrapport is overgelegd omtrent de vraag of door de voorgenomen werken en/of werkzaamheden de belangen in verband met de bestemming niet onevenredig worden geschaad en welke voorwaarden dienen te worden gesteld ter voorkoming van eventuele schade.