direct naar inhoud van Artikel 5 Gemengd-2
Plan: Bedrijventerrein Nijverhei 2009
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0840.700100001-DEF1

Artikel 5 Gemengd-2

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Gemengd aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. gemengde voorzieningen: kantoren, bedrijven uit categorie 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten "industrieterrein" en dienstverlenende bedrijven;
  • b. ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van wonen-1": tevens een werkwoning;
  • c. wegen, paden, pleinen, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen en andere voorzieningen ten dienste van de bestemming.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Gebouwen

Gebouwen mogen worden opgericht met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de gebouwen en overkappingen mogen uitsluitend binnen het op de kaart aangegeven bouwvlak worden opgericht, met inachtneming van de op de kaart aangegeven aanduidingen en bebouwingspercentage van ten hoogste 80% van het bouwperceel;
  • b. de afstand van gebouwen onderling binnen een bouwvlak bedraagt ten minste 1 m;
  • c. de afstand van gebouwen tot de perceelsgrens bedraagt ten minste 3 m;
  • d. de afstand van een bedrijfsgebouw, geen werkwoning zijnde, vanaf de voorste perceelsgrens bedraagt ten minste 15 meter;
  • e. de goot- en bouwhoogte bedraagt maximaal de op de kaart aangegeven maat;
  • f. de oppervlakte van een nutsvoorziening bedraagt maximaal 15 m² en de bouwhoogte maximaal 2,5 meter;
  • g. het bewoonbaar vloeroppervlak van een werkwoning bedraagt maximaal 200 m² en de inhoud maximaal 750 m3;
  • h. de dakhelling van een werkwoningen bedraagt bij toepassing van hellende dakvlakken minimaal 30° en maximaal 65°;
  • i. het aantal bouwpercelen bedraagt niet meer dan het aangegeven aantal.

5.2.2 Aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij een werkwoning

Aan- en uitbouwen en bijgebouwen mogen worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de aan- en uitbouwen en bijgebouwen mogen uitsluitend binnen het op de kaart aangegeven bouwvlak worden opgericht;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen bedraagt maximaal 100 m²;
  • c. de goot- en bouwhoogte bedraagt maximaal 3 respectievelijk 6 meter;
  • d. indien een dakhelling wordt toegepast bedraagt de helling minimaal 30° en maximaal 65°;
  • e. de breedte van een met de zijgevel van het werkwoning verbonden bijgebouw bedraagt maximaal 4 meter, met dien verstande dat de breedte van het bijgebouw verbonden met een vrijstaand werkwoning maximaal 6 meter bedraagt;
  • f. de aan- en uitbouwen en bijgebouwen dienen minimaal 1 meter achter (het verlengde van de) gevellijn te worden gebouwd;
  • g. de diepte van een woning en een aangebouwd bijgebouw bedraagt, te meten vanaf (het verlengde van de) voorgevellijn, maximaal 15 meter.

5.2.3 Bouwwerken geen gebouwen zijnde

Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen worden opgericht met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte achter (het verlengde van) de voorgevellijn bedraagt maximaal 2 meter;
  • b. de bouwhoogte van terreinafscheiding voor (het verlengde van de) voorgevellijn van het hoofdgebouw bedraagt maximaal 1 meter;
  • c. de bouwhoogte voor (het verlengde van de) voorgevellijn bedraagt voor pergola's, tuinmeubilair en licht- en vlaggenmasten maximaal 2,5 meter en voor overige bouwwerken geen gebouwen zijnde maximaal 1 meter.
5.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen voor de situering en afmeting van bouwwerken en ten aanzien van het bebouwingspercentage, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. nadere eisen zijn noodzakelijk ter voorkoming van onevenredige aantasting van aangrenzende gronden;
  • b. nadere eisen zijn noodzakelijk uit het oogpunt van verkeersveiligheid, brandveiligheid of brand- en rampenbestrijding;
  • c. nadere eisen zijn noodzakelijk om te voorzien in de parkeerbehoefte in de vorm van parkeren op eigen terrein of in het voorzien in ruimte voor laden en lossen op eigen terrein;
  • d. nadere eisen zijn noodzakelijk voor een verantwoorde en evenwichtige stedenbouwkundige inpassing en leidt ten hoogste tot een beperking van het bebouwingspercentage met 15%.
5.4 Ontheffing van de bouwregels
5.4.1 Ontheffingen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in:

  • a. lid 5.2.1, sub e mits deze maat met maximaal 1 meter zal worden overschreden.

5.4.2 Procedureregels

Bij het verlenen van ontheffing worden de procedureregels in acht genomen zoals deze opgenomen zijn in artikel 16.

5.5 Specifieke gebruiksregels
5.5.1 Gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. opslag van goederen en materialen op onbebouwde gronden is tot een gezamenlijke hoogte van maximaal 4 meter toegestaan;
  • b. ter plaatse van de aanduiding "maximum aantal wooneenheden 6" zijn ten hoogste drie aaneengesloten percelen toegestaan;
  • c. tussen de twee rijen van 3 aaneengesloten percelen als bedoeld onder b, is het gebruik anders dan groen ter plaatse van een breedte van ten minste 5 meter niet toegestaan.

5.5.2 Verboden gebruik

Tot het verboden gebruik wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het uitoefenen van enige tak van handel, detailhandel, bedrijf of dienstverlening, anders dan conform 5.1 sub a;
  • b. de opslag van goederen en materialen op onbebouwde gronden binnen 3 meter van de bouwperceelsgrens;
  • c. opslag van meer dan 10.000 kilo consumentenvuurwerk ongeacht het bepaalde in de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  • d. het oprichten van Bevi-inrichtingen en Wgh-inrichtingen;
  • e. het gebruiken, te doen of laten gebruiken van gronden, gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde ten behoeve van de exploitatie van een seksinrichting, een escortbedrijf en raam- en straatprostitutie;
  • f. wonen anders dan ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van wonen-1";
  • g. ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van wonen-1" meer dan één werkwoning per perceel.
5.6 Ontheffing van de gebruiksregels
5.6.1 Ontheffingen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in:

  • a. lid 5.1 sub a om bedrijven toe te laten uit ten hoogste twee categorieën hoger dan in lid 5.1 sub a, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm) geacht kan worden te behoren tot de categorieën, zoals in lid 5.1 sub a genoemd;
  • b. lid 5.1 sub a voor de uitoefening van een bedrijfsactiviteit die niet in de bij deze regels behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten is genoemd, mits deze activiteit naar haar aard en invloed op de omgeving kan worden gelijkgesteld met een krachtens lid 5.1 sub a ter plaatse toegelaten categorie bedrijfsactiviteiten;
  • c. lid 5.5.2 sub b voor de opslag van goederen en materialen op onbebouwde gronden tot op de bouwperceelsgrens;
  • d. ontheffing leidt niet tot onevenredige verkeersaantrekkende werking.

5.6.2 Procedureregels
  • a. bij het verlenen van ontheffing worden de procedureregels in acht genomen zoals deze opgenomen zijn in artikel 16;
  • b. bij toepassing van de ontheffingsbevoegdheid zoals bedoeld in lid 5.6.1 sub a en sub b dient een milieudeskundige te worden gehoord;
  • c. bij toepassing van de ontheffingsbevoegdheid zoals bedoeld in lid 5.6.1, sub c dient de brandweer te worden gehoord.

5.6.3 Volumineuze detailhandel

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van artikel 5.5.2 lid a voor detailhandel, met inachtneming van het volgende:

  • a. ontheffing wordt verleend voor:
    • 1. detailhandel in auto's;
    • 2. detailhandel in boten;
    • 3. detailhandel in caravans en tenten;
    • 4. detailhandel in grove bouwmaterialen;
    • 5. detailhandel in keukens, badkamers en sanitair;
    • 6. bouwmarkten;
    • 7. tuincentra;
  • b. ontheffing wordt verleend indien is aangetoond dat er geen sprake is van duurzame ontwrichting van het voorzieningenniveau;
  • c. ontheffing leidt niet tot onevenredige verkeersaantrekkende werking;
  • d. indien burgemeester en wethouders toepassing aan deze regels moet de procedure worden gevolgd als omschreven in artikel 16.
5.7 Wijzigingsbevoegdheid
5.7.1 Staat van Bedrijfsactiviteiten

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de van deze regels deel uitmakende Staat van Bedrijfsactiviteiten te wijzigen in die zin, dat de categorie-indeling van bedrijfsactiviteiten kan worden gewijzigd indien en voor zover een wijziging van de belasting van de desbetreffende typen van bedrijven op het milieu daartoe aanleiding geeft, als gevolg van technologische ontwikkelingen, dan wel het Inrichtingen en Vergunningen besluit van de Wet milieubeheer met betrekking tot geluidsprocederende inrichtingen wordt gewijzigd.

5.7.2 Procedureregels

Bij toepassing van de wijzigingsbevoegdheid zoals bedoeld in lid 5.7.1 dient een milieudeskundige te worden gehoord.