direct naar inhoud van Toelichting
Plan: De Contreie 2017
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0826.BSPdecontreie2017-VA01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Algemeen

Op 19 januari 2010 heeft de gemeenteraad van Oosterhout het bestemmingsplan 'De Contreie' vastgesteld. Het bestemmingsplan is onherroepelijk geworden op 1 december 2010. Daarnaast is op 24 oktober 2011 het uitwerkingsplan 'De Contreie Uitwerkingsplan I' vastgesteld voor een klein deel van het plangebied.

Op 22 januari 2013 is herziening I van dit bestemmingsplan vastgesteld. Dit bestemmingsplan is onherroepelijk geworden op 21 augustus 2013. Op 6 november 2014 is vervolgens 'De Contreie, herziening II' van het bestemmingsplan vastgesteld. Met tussenkomst van de Raad van State is inmiddels ook 'De Contreie, herziening IIa' vastgesteld (20 oktober 2015) en onherroepelijk geworden. Tot slot is op 19 januari 2016 'De Contreie, herziening 3' vastgesteld en in maart 2016 onherroepelijk geworden.

Door de verschillende herzieningen binnen het totale plangebied is een enigszins onoverzichtelijk geheel ontstaan, voor zowel burgers, ontwikkelaars en plantoetsers. De door te voeren wijzigingen in de voorliggende integrale herziening, hebben betrekking op zowel het oorspronkelijke bestemmingsplan 'De Contreie' als op de uitwerking en herzieningen uit 2013, 2014, 2015 en 2016.

Om te komen tot een overzichtelijk juridisch-planologisch toetsingskader voor zowel burger, ontwikkelaar als plantoetser, is daarom gekozen voor het opstellen van een integrale herziening van de bestemmingsplannen binnen het gehele plangebied De Contreie, waarin voor het plangebied, de juridisch-planologische regeling uit het nieuwe handboek (maart 2016) wordt toegepast. De regeling wijkt weliswaar af van de regeling in het geldende bestemmingsplan, maar de planologische ruimte blijft gelijk. Er is voor de betreffende delen dan ook uitdrukkelijk sprake van een conserverend bestemmingsplan.

Deze toelichting gaat alleen kort in op de daadwerkelijke wijzigingen die in deze integrale herziening worden doorgevoerd en de gevolgen hiervan voor de regels en de verbeelding. Omdat de hoofdopzet van het stedenbouwkundig plan niet verandert, wordt hiervoor verwezen naar hoofdstuk 4 Planbeschrijving van de toelichting van het op 19 januari 2010 vastgestelde bestemmingsplan 'De Contreie', die als bijlage is toegevoegd.

In het plangebied zijn reeds 274 woningen gerealiseerd (stand van zaken 1-12-2015). Gelet op het oorspronkelijke maximum aantal toe te voegen woningen van 820, mogen er nog in totaal 546 woningen gerealiseerd worden. Hiervan zijn al een aantal in aanbouw en een aantal moeten nog worden vergund.

1.2 Plangebied: ligging en begrenzing

De plangrens van deze integrale herziening sluit naadloos aan op de grenzen van de aangrenzende bestemmingsplannen 'Bedrijventerrein Weststad - Statendam' in het noodoosten, 'Vrachelen/ Krooneiland' in het zuiden en zuidoosten en 'Buitengebied' in het noorden, westen en zuidwesten.

Binnen het voorliggende bestemmingsplan wordt een aantal bestemmingen herzien, in die zin dat sprake is van het omzetten van de bestemming Woongebied naar de bestemmingen Wonen en Tuin daar waar reeds omgevingsvergunningen voor het bouwen zijn verleend, het afstemmen van de verschillende woongebied bestemmingen op elkaar en op het nieuwe handboek, het opnemen of juist verwijderen van bepaalde aanduidingen binnen een bestemming, dan wel een geringe aanpassing van grenzen tussen bepaalde bestemmingen. Voor meer informatie wordt verwezen naar hoofdstuk 2.

1.3 Leeswijzer

In hoofdstuk 2 wordt ingegaan op de aanleiding van de herziening en de doorgevoerde aanpassingen. In hoofdstuk 3 worden de beleidsaspecten beschreven en in hoofdstuk 4 wordt ingegaan op de randvoorwaarden (onderzoekaspecten). Hoofdstuk 5 behandelt de juridische uitvoerbaarheid en de hoofdstukken 6 en 7 bevatten de handhaafbaarheid en de uitvoerbaarheid (maatschappelijk en economisch).

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

2.1 Algemeen

Er is een aantal aanleidingen om het bestemmingsplan 'De Contreie' opnieuw te herzien, zoals in hoofdstuk 1 reeds kort is aangegeven. Een belangrijk uitgangspunt hierbij is dat het totale aantal toegestane woningen binnen het plangebied als geheel niet toeneemt ten opzichte van de geldende bestemmingsplannen, maar de flexibiliteit van de invulling van het gebied wordt verruimd daar waar nog geen omgevingsvergunningen voor het bouwen zijn verleend. Hierna wordt ingegaan op de gebieden die zijn voorzien van de bestemming Woongebied (WG).

Woongebied (WG-1) in het noordoosten (Kreeklocatie)

Voor dit deel van het plangebied geldt het bestemmingsplan De Contreie, herziening 3. De bouwmogelijkheden zijn onverkort opgenomen in deze integrale herziening. De bestemmingsgrenzen en grenzen tussen de verschillende aanduidingen zijn aangepast op het meest actuele verkavelingsplan. Voor een toelichting op het stedenbouwkundig plan wordt verwezen naar de toelichting van het geldende bestemmingsplan, die als bijlage is opgenomen.

Bouwkavels nabij de Vrachelsestraat (WG-2)

Sinds de vaststelling van het bestemmingsplan De Contreie (inclusief uitwerkingsplan) en de verschillende herzieningen zijn er nog geen omgevingsvergunningen voor het bouwen verleend voor de toevoeging van woningen tussen en achter de bestaande woningen aan de Vrachelsestraat. Voor al deze kavels is de bestemming Woongebied - 2 opgenomen, waardoor een eenduidige regeling ontstaat voor het gehele nog te ontwikkelen gebied aan de Vrachelsestraat. Deze bestemming biedt meer flexibiliteit dan de bestemmingen Wonen en Tuin die voor enkele percelen geldt op basis van het uitwerkingsplan en herziening I.

Woongebieden in het zuidoosten (WG-3) en zuidwesten (WG-4)

Het woongebied in het zuidoosten betreft het deelgebied Het Slot, bestaande uit de Slotlocatie en de Sluislocatie. Het woongebied in het zuidwesten is onderdeel van de Zuid-West-locatie.

De stedenbouwkundige plannen voor deze twee deelgebieden zijn gereed. Omdat de bouwplannen voor beide deelgebieden nog in voorbereiding zijn, is het gewenst zoveel mogelijk flexibiliteit te creëren. Om deze reden is wederom de bestemming Woongebied opgenomen en kan beter worden ingespeeld op de marktvraag.

Ook het deel met de bestemming Woongebied - Uit te werken is omgezet naar de bestemming Woongebied. Dit houdt in dat ook op deze gronden een directe bouwtitel voor woningen ontstaat voor grondgebonden woningen.

Overige aanpassingen

Naast de bovengenoemde aanpassingen zijn er nog diverse bestemmingsvlakken waarbij voor een andere bestemming dan 'Woongebied' is gekozen, om iets meer flexibiliteit in te bouwen. Binnen de gemengde bestemming is ook de mogelijkheid van de oprichting van woningbouw toegevoegd. Nog steeds binnen het maximum aantal te bouwen woningen binnen het gehele plangebied. Ook is op enkele locaties een marginale wijziging van de bestemmingsgrenzen en aanduidingsgrenzen doorgevoerd. Het betreft uitsluitend ondergeschikte wijzigingen.

Verder zijn de contouren van de dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologie' en 'Waterstaat - Waterkering' geactualiseerd.

Tot slot is als gevolg van de beroepsprocedure m.b.t. het op 6 november 2014 vastgestelde bestemmingsplan 'De Contreie, herziening II (2014)' aan de westzijde van het bouwvlak de aanduiding 'gevellijn' opgenomen in combinatie met de 'specifieke bouwaanduiding - blinde gevel', waaraan in de regels is gekoppeld dat aan die zijde een blinde gevel dient te worden gerealiseerd en in stand gehouden.

2.2 Aanpassing verbeelding en regels

Er is aansluiting gezocht bij de planopzet en motivering van de overige plannen binnen de gemeente. Hiertoe is begin 2016 een nieuw handboek opgesteld. Er blijft sprake van een bestemmingsplan dat enerzijds gedetailleerde bestemmingen bevat en anderzijds zodanig globaal is dat er sprake is van een bepaalde flexibiliteit. Daar waar sprake is van reeds bestaande woningen of de gewenste situering van woningen (alsmede het aantal woningen) vastligt, is een gedetailleerde bestemming toegekend. In deze integrale herziening zijn de regels uit het nieuwe handboek gehanteerd zoals dat sinds dit jaar wordt toegepast binnen de gemeente. De wijzigingen op de verbeelding zijn reeds beschreven in paragraaf 2.1.

Hoofdstuk 3 Beleid

3.1 Algemeen

Aangezien geen grootschalige inhoudelijke wijzigingen worden doorgevoerd, is een hernieuwde weergave en toetsing aan recent vastgesteld beleid in principe niet noodzakelijk. Desondanks wordt onderstaand kort ingegaan op het recente Rijks- en provinciaal beleid.

3.2 Bovengemeentelijk beleid

Rijksbeleid

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte in werking getreden. Deze structuurvisie geeft een totaalbeeld van het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid op rijksniveau. De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) vervangt de Nota Ruimte, de Structuurvisie Randstad 2040, de Nota Mobiliteit, de MobiliteitsAanpak en de Structuurvisie voor de Snelwegomgeving.

De structuurvisie schetst ontwikkelingen en legt de ambities tot 2040 vast. De ambities zijn:

  • 1. Concurrentiekracht
  • 2. Bereikbaarheid
  • 3. Leefbaarheid en veiligheid

Het Rijk kiest drie doelen om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig te houden voor de middellange termijn (2028):

  • 1. Het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland;
  • 2. Het verbeteren en ruimtelijk zekerstellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat;
  • 3. Het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden blijven.

De structuurvisie regelt geen specifieke zaken op provinciaal of lokaal niveau. De verantwoordelijkheid voor de afstemming tussen verstedelijking en groene ruimte op regionale schaal laat het Rijk over aan de provincies.

Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)

De wetgever heeft in de Wet ruimtelijke ordening, ter waarborging van nationale en provinciale belangen, de besluitmogelijkheden van lagere overheden begrensd. Indien nationale of provinciale belangen dat met het oog op een goede ruimtelijke ordening noodzakelijk maken, kunnen bij of krachtens Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) respectievelijk provinciale verordening regels worden gesteld omtrent de inhoud van bestemmingsplannen. In het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro), ook wel bekend als de AMvB Ruimte, zijn de 13 nationale belangen uit de SVIR opgenomen, die juridische borging vereisen. Het Barro is op 30 december 2011 deels in werking getreden en met enkele onderwerpen aangevuld per 1 oktober 2012. Het besluit is gericht op doorwerking van de nationale belangen in gemeentelijke bestemmingsplannen.

In het Barro komen de volgende dertien nationale belangen terug:

  • 1. Rijksvaarwegen;
  • 2. Project Mainportontwikkeling Rotterdam;
  • 3. Kustfundament;
  • 4. Grote rivieren;
  • 5. Waddenzee en waddengebied;
  • 6. Defensie;
  • 7. Hoofdwegen en hoofdspoorwegen;
  • 8. Elektriciteitsvoorziening;
  • 9. Buisleidingen van nationaal belang voor vervoer van gevaarlijke stoffen;
  • 10. Ecologische hoofdstructuur (EHS);
  • 11. Primaire waterkeringen buiten het kustfundament;
  • 12. IJsselmeergebied (uitbreidingsruimte);
  • 13. Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde.

Indien een ontwikkeling voldoet aan het provinciaal beleid op dit vlak zoals verwoord in een provinciale verordening, dan voldoet men ook aan het Barro.

Besluit ruimtelijke ordening (Bro)/ Ladder voor duurzame verstedelijking

Per 1 oktober 2012 is in het Bro in artikel 3.1.6 een lid 2 ingevoegd waarin een motiveringsplicht is opgenomen voor nieuwe stedelijke ontwikkelingen in bestemmingsplannen. In de toelichting van het bestemmingsplan moet hiervoor een verantwoording plaatsvinden aan de hand van een drietal opeenvolgende treden (de “ladder duurzame verstedelijking”). De eerste trede in deze ladder is een beschrijving dat de voorgenomen stedelijke ontwikkeling voorziet in een actuele regionale behoefte. Hierbij kan het gaan om zowel kwantitatieve als kwalitatieve aspecten. De beide vervolgstappen uit de genoemde ladder hebben betrekking op de vraag of de ontwikkeling in bestaand stedelijk gebied ingepast kan worden en als dat niet mogelijk is op andere locaties, die vooral goed (multimodaal) ontsloten moeten zijn.

Omdat in dit bestemmingsplan wederom hetzelfde maximum aantal woningen wordt toegestaan als in de geldende bestemmingsplannen, is geen sprake van een toename van het aantal woningen en geen sprake van een nieuwe stedelijke ontwikkeling.

Provinciaal beleid

Structuurvisie ruimtelijke ordening 2010 - partiële herziening 2014

Provinciale Staten hebben op 7 februari 2014 de partiële herziening 2014 van de Structuurvisie RO 2010 (SVRO) vastgesteld. Sinds de vaststelling van de SVRO in 2010 hebben Provinciale Staten diverse besluiten genomen die een verandering brengen in de provinciale rol en sturing, of van provinciaal beleid. Deze besluiten zijn nu vertaald in de 'Structuurvisie RO 2010 – partiële herziening 2014'. Er is bewust niet gekozen om een geheel nieuwe visie op te stellen. Dit omdat de bestaande structuurvisie recentelijk is vastgesteld en de visie en sturingsfilosofie voor het overgrote deel nog actueel zijn.

De SVRO bevat nog steeds de hoofdlijnen van het provinciaal ruimtelijk beleid tot 2025 (met een doorkijk naar 2040). De visie is bindend voor het ruimtelijk handelen van de provincie Noord-Brabant en vormt de basis voor de wijze waarop de provincie de instrumenten inzet die de Wet ruimtelijke ordening biedt. De kwaliteiten binnen de provincie Noord-Brabant zijn sturend bij de te maken ruimtelijke keuzes. De ruimtelijke visie van de provincie bestaat op hoofdlijnen uit een robuust en veerkrachtig natuur- en watersysteem met aandacht voor hoogwaterbescherming, droogte en biodiversiteit. Een multifunctioneel landelijk gebied, waar de functies landbouw, recreatie en natuur in relatie tot elkaar ruimte krijgen met aandacht voor cultuurhistorische waarden en de leefbaarheid van kleine kernen is het uitgangspunt. En een gevarieerd en aantrekkelijk stedelijk gebied, met sterke steden, groene geledingszones en uitloopgebieden (intensieve recreatie, stadslandbouw) wordt nagestreefd. Met aandacht voor sterke regionale economische clusters, (inter)nationale bereikbaarheid, knooppuntontwikkeling (zowel in de centra als aan de randen van de steden). Dit is vertaald in 14 provinciale ruimtelijke belangen.

De structuurvisie is opgebouwd uit twee delen en een uitwerking. In onderdeel A wordt de kern van de visie verwoord op ruimtelijke ontwikkelingen van Noord-Brabant. Deel B van de structuurvisie beschrijft de wijze waarop de provincie de visie uitwerkt in vier robuuste ruimtelijke structuren: Groenblauwe structuur, Landelijk gebied, Stedelijke structuur en Infrastructuur.

Op de structurenkaart en visiekaart van de SVRO is het voorliggend plangebied aangeduid als 'Stedelijk concentratiegebied'. Voor de gebieden met de aanduiding 'Stedelijk concentratiegebied' geldt in hoofdlijnen dat de provincie binnen deze gebieden de groei van de verstedelijking wil opvangen. De provincie wil de verstedelijking op goed ontsloten plekken concentreren en de groene ruimte tussen steden open houden. Het stedelijk concentratiegebied heeft een bovenlokale opvangtaak voor verstedelijking. De gemeenten maken in regionaal verband en met de provincie afspraken over de verdeling van het verstedelijkingsprogramma in de regionale ruimtelijke overleggen (RRO's). Zorgvuldig ruimtegebruik en toepassing van de Ladder voor duurzame verstedelijking zijn voorwaarden bij het maken van regionale afspraken. De nadere invulling van de ontwikkelingsmogelijkheden binnen deze gebieden vindt plaats binnen de provinciale verordening, welke in de navolgende paragrafen wordt beschreven.

Verordening ruimte Noord-Brabant 2014 (per 15-07-2015)

Provinciale Staten hebben in juli 2015 de Verordening ruimte 2014 geheel opnieuw vastgesteld. In deze verordening zijn alle vastgestelde wijzigingen van het afgelopen jaar van regels en kaarten verwerkt, inclusief de wijzigingen vanwege het in procedure gebrachte ontwerp 'Wijziging Verordening ruimte 2014, veegronde regels 2'. De wijzigingen zijn beleidsarm en zijn hoofdzakelijk technisch van aard. De Verordening ruimte is één van de instrumenten die de provincie kan inzetten om de doelen uit de Structuurvisie RO (SVRO) te realiseren. De gemeenteraad moet bij het vaststellen van een bestemmingsplan de regels uit de Verordening toepassen. De Verordening onderscheidt vier structuren (gekoppeld aan de Structuurvisie RO) die Brabant dekkend zijn. Ieder ruimtelijk oppervlak in Brabant valt onder één van deze structuren en kan niet onder meer structuren tegelijk vallen. Per structuur is uitgewerkt welke functies, en onder welke voorwaarden, ontwikkeld kunnen worden. Aanvullend zijn er 25 aanduidingen in de Verordening ruimte opgenomen. Deze aanduidingen kunnen over één of meer structuren heen liggen.

Ook in de Verordening ruimte is het plangebied aangeduid als bestaande stedelijk gebied (structuur). Langs de plangrens in het westen ligt een ecologische verbindingszone (aanduiding).

Beleid waterschap Brabantse Delta

Het waterschap Brabantse Delta is verantwoordelijk voor het waterbeheer in de gemeente op basis van de volgende wettelijke kerntaken: het zuiveringsbeheer, watersysteembeheer, beheer van dijken en beheer van vaarwegen.

Het watersysteembeheer -waaronder grondwater- heeft daarbij twee doelen: zowel de zorg voor gezond water als de zorg voor voldoende water van voldoende kwaliteit.

Het beleid en de daarmee samenhangende doelen van het waterschap zijn opgenomen in het waterbeheerplan 2016-2021, wat tot stand is gekomen in samenspraak met de waterpartners.

Zo zijn bijvoorbeeld relevante waterthema's gekoppeld aan de belangrijkste ruimtelijke ontwikkelingen in de regio.

Daarnaast heeft het waterschap waar nodig nog toegespitst beleid en beleidsregels op de verschillende thema's/speerpunten uit het waterbeheersplan en heeft het waterschap een eigen verordening; De Keur en de Legger.

De Keur bevat gebods- en verbodsbepalingen met betrekking tot ingrepen die consequenties hebben voor de waterhuishouding en het waterbeheer. De legger geeft aan waar de waterstaatswerken plus bijbehorende beschermingszones liggen, aan welke afmetingen en vorm die moeten voldoen en wie onderhoudsplichtig is. Veelal is voor deze ingrepen een watervergunning van het waterschap benodigd. In sommige gevallen vallen de werkzaamheden onder een Algemene regel. Dan kan er onder voorwaarden sprake zijn van vrijstelling vande vergunningsplicht. De Keur en de Algemene regels zijn te raadplegen via de site van waterschap Brabantse Delta.

Op grond van het bepaalde in artikel 5.1, eerste lid van de Waterwet draagt de beheerder zorg voor de vaststelling van een legger. In een legger worden de ligging, vorm, afmeting en constructie waaraan waterstaatswerken moeten voldoen, omschreven. Rijkswaterstaat heeft de Legger Rijkswaterstaatwerken opgesteld voor alle oppervlaktewaterlichamen en andere dan primaire keringen in het beheer bij het Rijk. De Waterwet draagt de beheerder op de nodige maatregelen te nemen voor het veilig en doelmatig gebruik van de in het beheer van het Rijk zijnde waterstaatswerken. De Legger Rijkswaterstaatwerken is het instrument om in kaart te brengen voor welke waterstaatswerken het Rijk een zorgplicht heeft ten aanzien van beheer en onderhoud. In het zuidoostelijk deel van het plangebied is een primaire waterkering opgenomen. Voor de waterkering en de daarbij behorende beschermingszone geldt een verbod om zonder vergunning van de beheerder (in dit geval waterschap Brabantse Delta) te bouwen. Daartoe is op de verbeelding de beschermingszone opgenomen waaraan regels zijn gekoppeld.

Het waterschap hanteert bij nieuwe ontwikkelingen het principe van waterneutraal bouwen, waarbij gestreefd wordt naar het behoud of herstel van de 'natuurlijke' waterhuishoudkundige situatie. Vanwege dit principe wordt bij uitbreiding van verhard oppervlak voor de omgang met hemelwater uitgegaan van de voorkeursvolgorde infiltreren, bergen, afvoeren.

De technische eisen en uitgangspunten voor het ontwerp van watersystemen zijn opgenomen in de 'beleidsregel Afvoer hemelwater door toename en afkoppelen van verhard oppervlak en de hydrologische uitgangspunten bij de keurregels voor afvoeren van hemelwater, Brabantse waterschappen'.

3.3 Gemeentelijk beleid

Structuurvisie

Door de gemeenteraad van Oosterhout is op 22 oktober 2013 een structuurvisie voor het gehele grondgebied van de gemeente Oosterhout vastgesteld. Op basis van deze structuurvisie wordt invulling gegeven aan het behoud en de verdere versterking van de positie van Oosterhout. De structuurvisie vormt enerzijds een belangrijke inspiratie- en informatiebron, zodat eenieder op adequate wijze kennis kan nemen van de diverse projecten en de samenhang daartussen. Anderzijds geeft de structuurvisie duidelijk richting aan de wijze waarop het gemeentebestuur omgaat met initiatieven op de verschillende beleidsterreinen. De structuurvisie bevat geen verplichtingen naar derden. Bij de beoordeling van initiatieven van derden wordt deze visie als toetsingskader gehanteerd.

De kern van de structuurvisie kan als volgt worden samengevat:

  • Continuering van het versterken van kwaliteit;
  • Transformatie en structuurversterking;
  • Versterken (netwerken van) voorzieningen;
  • Kwaliteitsslag buitengebied;
  • Betere bereikbaarheid.

In de structuurvisie worden de verschillende ontwikkelingen per thema (wonen, werken, voorzieningen, recreatie, verkeer etc.) omschreven.

De Contreie is in de gemeentelijke structuurvisie opgenomen als substantiële nieuwe uitbreiding voor woningbouw.

Wonen

In het coalitieakkoord 2014 – 2018 is aangegeven dat de Woonvisie wordt geactualiseerd. De aanleiding hiervoor is dat zich op het gebied van het wonen en aangrenzende beleidsvelden sinds 2011 vele veranderingen hebben voorgedaan die hun weerslag hebben op het wonen. De woningmarkt is veranderd ten gevolge van de economische crisis én binnen de corporatiesector hebben zich tal van ontwikkelingen voorgedaan. De invoering van de gewijzigde Woningwet op 1 juli 2015 is bepalend voor de corporatiesector en hiermee het te voeren woonbeleid. Corporaties dienen volgens de wet terug te keren naar hun kerntaak, namelijk het bouwen, verhuren en beheren van sociale huurwoningen. Daarnaast heeft de transitie in de Wmo door de scheiding van wonen en zorg directe gevolgen voor het wonen.

De in te zetten richting van de Woonvisie is onderbouwd op basis van demografische ontwikkelingen en (lokale) onderzoeken. De regionale ontwikkelingen en de rol die Oosterhout daarin heeft en neemt, zijn daarbij tevens van invloed op het Oosterhoutse woonbeleid. De gemeenteraad heeft de Woonvisie medio 2016 vastgesteld. De volgende hoofdthema's zijn door de gemeenteraad en de externe partners van belang geacht voor het woonbeleid in Oosterhout:

  • 1. Betaalbaarheid: Het is de wens om mensen met een laag of middeninkomen een goed perspectief op de woningmarkt bieden. Belangrijk hierbij is dat de woningvoorraad aansluit op wensen en mogelijkheden van de bewoners, zowel nu als in de toekomst.
  • 2. Het sociaal domein: Vanaf 2015 is de langdurige zorg ingrijpend hervormd. Doel is om mensen zo lang mogelijk zelfstandig thuis te laten wonen. De scheiding van wonen en zorg heeft directe gevolgen voor de bestaande woningvoorraad maar ook voor nieuw te bouwen woningen. Deze woningen moeten door aanpassingen kwalitatief geschikt te maken zijn voor het (langer) zelfstandig bewonen.
  • 3. Bijzondere doelgroepen: In de afgelopen jaren is de woningvraag vanuit bijzondere doelgroepen toegenomen. Doelgroepen als statushouders, arbeidsmigranten en herstarters verdienen gezien hun specifieke situatie en mogelijkheden extra aandacht bij het huisvestingsvraagstuk.
  • 4. Leefbaarheid / Leefomgeving: De kwaliteit van het wonen in Oosterhout is voor een deel afhankelijk van de woonomgeving. De leefbaarheid van de leefomgeving is van groot belang voor de kwaliteit van het wonen voor nu en in de toekomst. De voorzieningen op het gebied van detailhandel, horeca, sport en recreatie dragen bij aan de leefbaarheid en hiermee de aantrekkelijkheid van de gemeente.
  • 5. Flexibiliteit woningbouw: Mede op basis van de hoofdthema's is in beeld te brengen welke kwantitatieve en kwalitatieve woningvraag er in Oosterhout bestaat. Uitgangspunt is dat er gebouwd wordt naar de vraag en er wordt ingespeeld op de behoeften vanuit de woningmarkt. Bouwen naar behoefte vraagt om flexibiliteit, daarom is het van belang de kwantitatieve en kwalitatieve vraag in beeld te hebben.

Verkeer

Mobiliteitsplan

In het Mobiliteitsplan 2007-2015 is de gemeentelijke visie op mobiliteit en infrastructuur voor de middellange termijn vastgelegd. In het Mobiliteitsplan wordt aandacht besteed aan alle vervoersmodaliteiten: de auto, het openbaar vervoer, de fiets en het (goederen)transport. Uitgangspunt is dat goede bereikbaarheid hand in hand moet gaan met bescherming van de kwaliteit van de leefomgeving (verkeersveiligheid, geluidoverlast, luchtkwaliteit). De kern van het Mobiliteitsplan wordt gevormd door een indeling van het Oosterhoutse wegennet in verkeersgebieden en verblijfsgebieden. De inrichting van de verschillende wegen zal aansluiten bij de status als verkeers- of verblijfsgebied, op basis van Duurzaam Veilig. Het verkeersgebied van Oosterhout kenmerkt zich door een structuur die bestaat uit de centrumtangenten die door een aantal wegen verbonden is met de omliggende infrastructuur. De verkeersgebieden vervullen een belangrijke rol in het bereikbaar houden van de woon- en werkgebieden in Oosterhout en de regio en vormen verbindingen tussen de woon-, werk- en voorzieningengebieden onderling. Alle straten die geen onderdeel uitmaken van het verkeersgebied hebben een status als verblijfsgebied. Er wordt naar gestreefd om doorgaand verkeer door Oosterhout zoveel mogelijk te weren. Op een aantal wegen zijn hiervoor aanvullende maatregelen nodig. Over het algemeen geldt dat het wegennet voldoende capaciteit heeft om het verkeer te verwerken.

Voor fietsverkeer is in het Mobiliteitsplan een fietsnetwerk vastgelegd, dat bestaat uit primaire, secundaire en recreatieve routes. De schaal van Oosterhout biedt veel kansen voor de fiets. Het fietsnetwerk wordt zoveel mogelijk gescheiden van het netwerk voor de auto. Voor het openbaar vervoer worden drie vormen onderscheiden: hoogwaardig openbaar vervoer, regulier openbaar vervoer en fijnmazig openbaar vervoer.

Stilstaan in de toekomst

Het gemeentelijk parkeerbeleid is vastgelegd in de nota 'Stilstaan in de toekomst, Parkeerbeleid op de middellange termijn (2020)'. Deze nota is in december 2009 door de gemeenteraad vastgesteld en in 2013 heeft een tussentijdse evaluatie plaatsgevonden. Met het parkeerbeleid worden doelen nagestreefd op het gebied van leefbaarheid, het economische functioneren van de binnenstad en bereikbaarheid. In de nota zijn parkeernormen opgenomen waaraan bij de ontwikkeling van nieuwe functies dient te worden voldaan. Uitgangspunt hierbij is dat het parkeren zoveel mogelijk op eigen terrein, bij voorkeur inpandig, wordt opgelost.

Archeologie en cultuurhistorie

Beleidsnota Cultuurhistorie, Monumenten en Archeologie

In de beleidsnota Cultuurhistorie, Monumenten en Archeologie, welke op 20 januari 2009 is vastgesteld, is het gemeentelijk beleid voor de periode 2008 – 2018 op het gebied van cultuurhistorie vastgelegd. Het doel van de beleidsnota is het betrekken van cultuurhistorie bij

planvorming, zodat archeologische vindplaatsen en cultuurhistorisch waardevolle structuren niet langer verloren gaan. Centraal in de beleidsnota staat, in lijn met de Nota Belvedere, de opvatting dat bescherming van cultuurhistorisch erfgoed en dynamiek in de ruimtelijke inrichting prima samen kunnen gaan ('behoud door ontwikkeling').

De nota geeft daarnaast een eerste aanzet om te komen tot een gemeentelijk archeologiebeleid. In de nota is vastgelegd hoe de monumenten, archeologie en cultuurhistorische waarden kunnen worden beschermd, ontwikkeld en zichtbaar gemaakt. Cultuurhistorie dient als volwaardig belang te worden meegenomen bij ruimtelijke inrichtingsplannen. Cultuurhistorische waarden hoeven hierbij niet altijd doorslaggevend te zijn, maar de kansen die cultuurhistorie biedt, moeten reeds in een vroeg stadium worden meegewogen in de planvorming.

Erfgoedkaart

Om de aanwezige cultuurhistorische waarden (monumentale gebouwen, archeologische terreinen, cultuurhistorische landschapselementen en historische stedenbouwkundige structuren en infrastructuur) in beeld te brengen, is een gemeentelijke erfgoedkaart vervaardigd, die met name een signalerende functie heeft. Hierdoor wordt een integrale afweging mogelijk. Op basis van de erfgoedkaart, kunnen cultuurhistorisch en archeologisch waardevolle gebieden in bestemmingsplannen een passende regeling krijgen. Er dient tevens omschreven te worden dat op basis van de Erfgoedkaart een vigerend gemeentelijk archeologiebeleid is vastgesteld (Erfgoedverordening met archeologische beleidskaart).

Water

In 2009 is de Waterwet in werking getreden. Hierin zijn de verantwoordelijkheden vastgelegd ten behoeve van afval-, hemel- en grondwater. In grote lijnen betekent dit dat de gemeente een ontvangstplicht heeft van afvalwater (vervuild water). Daarnaast hebben de individuele perceeleigenaren een verantwoordelijkheid voor het inzamelen en verwerken van regen- en grondwater op het eigen perceel. De gemeente heeft hierbij een zorgplicht.

De gemeenteraad heeft een water- en rioleringsplan vastgesteld. Hierin staat hoe de gemeente omgaat met alle waterstromen binnen de gemeente en de zorgplichten vanuit de Waterwet. De belangrijke uitgangspunten in het water- en rioleringsplan voor het water in Oosterhout zijn: schoon water schoon houden, handhaving van de waterkwaliteit en waar noodzakelijk verbeteren, voldoen aan de normen voor volksgezondheid en veiligheid en ontwikkeling van natuur in en om het water waar mogelijk.

Bovenstaande betekent dat de verschillende vormen van grondgebruik afgestemd moeten worden op de aanwezige watersystemen. Dit met een toekomstgerichte aanpak/doorkijk met name op het gebied van het klimaat. Intensievere regenbuien kunnen enorme wateroverlast veroorzaken en de in het gemeentelijk grondgebied aanwezige grondwaterwinning voor de drinkwaterproductie kunnen vervuild raken door lozingen van schadelijke stoffen. Ook hiervoor is aandacht binnen het water- en rioleringsplan.

Groen

In Oosterhout is in de woonbuurten per woning gemiddeld 115 m2 openbaar groen aanwezig. Op basis van dit gemiddelde kan worden gesteld dat Oosterhout een groene gemeente is.

Omdat Oosterhout een groene gemeente wil blijven, streeft de gemeente Oosterhout naar een gemiddelde norm van 115 m² openbaar groen per woning in de woonbuurten en kernen.

Het groene karakter van Oosterhout is een kernwaarde van de stad. Het is een kenmerk waarmee Oosterhout zich onderscheidt van andere gemeenten. Doel van groenbeleid in algemene zin is daarom de instandhouding en verbetering van deze groene kwaliteit. De bijbehorende uitvoeringssporen zijn bescherming en ontwikkeling.

Het groene karakter van de stad wordt zowel door het groen in de openbare ruimte als in de particuliere tuinen gevormd. De tuinen zijn groene ruimten in de stad, waarbij vooral voortuinen van grote invloed zijn op de sfeer van de stedelijke buitenruimte.

Bescherming van het aanwezige groen in de stad gaat vooraf aan compensatie. Compensatie is immers het herstellen van of goedmaken voor iets dat verloren is gegaan.

Met betrekking tot het particuliere groen heeft de gemeente beperkte beschermings- en sturingsmogelijkheden. In bestemmingsplannen is bepaald welke activiteiten in tuinen zijn toegestaan (ontwikkeling). De wat grotere bomen (dikker dan Ø 0,20m ) worden beschermd op basis van de velvergunningsprocedure in de (Algemene Plaatselijke Verordening) APV. De monumentale bomen vormen een bijzondere categorie; deze genieten een zwaardere bescherming in zowel de bestemmingsplannen als in de APV. In het openbaar gebied heeft de gemeente maximale mogelijkheden tot instandhouding en ontwikkeling. Ook in de openbare ruimte gelden de ontwikkelings- en beschermingsinstrumenten als bestemmingsplannen, de APV en de monumentale-bomen-lijst. Daarnaast worden door de gemeente bewuste keuzes gemaakt op basis van beleidsuitgangspunten ten aanzien instandhouding en ontwikkeling van de overige voorzieningen. In de openbare ruimte heeft de gemeente, gegeven de bescherming die het privé-groen geniet, voldoende mogelijkheden tot instandhouding en uitbouw van het groene karakter van Oosterhout.

Milieu en duurzaamheid

De zorg voor het milieu en duurzaamheid zijn belangrijke speerpunten voor de gemeente. De zorgen omtrent milieuverontreiniging en met name de klimaatverandering staan hoog op de internationale agenda en de oplossing voor dit probleem moet voor een belangrijk deel op lokaal niveau worden gezocht.

Bij iedere ontwikkeling dient afgevraagd te worden in hoeverre deze ontwikkeling zich verhoudt tot de problemen die er zijn. Ontwikkelingen die niet bijdragen aan de gewenste duurzame ontwikkeling of zelfs in negatieve mate bijdragen aan de gewenste milieukwaliteit, zijn ongewenst en andersom geldt dat ontwikkelingen die wel bijdragen aan de gewenste ontwikkeling van Oosterhout, door de gemeente met alle beschikbare middelen ondersteund dienen te worden. Uiteraard vindt hierbij altijd een afweging tussen mogelijkheden, middelen en resultaat plaats.  De absolute ondergrens hierbij wordt gevormd door het wettelijk instrumentarium.  

Naast het feit dat de gemeente een belangrijke voorbeeldrol en eigen verantwoordelijkheid heeft bij ruimtelijke ontwikkelingen, willen we vooral ook meer ruimte geven aan de eigen verantwoordelijkheid van burgers, bedrijven en belangengroeperingen.

Bij iedere ontwikkeling is het noodzakelijk om het juiste gereedschap te gebruiken om het betreffende idee te realiseren. Het bestemmingsplan (en zeker ook het toekomstig omgevingsplan, dat op grond van een nieuwe Omgevingswet in de plaats komt voor het bestemmingsplan) kan daarvoor dienst doen. Dit omdat in een bestemmingsplan een concreet toetsingskader kan worden opgenomen voor toekomstige grote, maar ook kleine ontwikkelingen.

Het bestemmingsplan mag duurzaamheid regelen als dit een direct verband houdt met de bestemming die aan het bestemmingsplangebied wordt toegekend. De regels van het plan moeten rechtstreeks betrekking hebben op het ruimtebeslag van deze gronden zelf of effect hebben op het ruimtegebruik van nabijgelegen gronden. Net als bij andere onderwerpen in de ruimtelijke ordening kunnen deze regels uitgaan van de volgende vier thema's:

  • 1. Toestaan van gebruik en bouwwerken;
  • 2. Voorwaarden stellen door middel van voorwaardelijke bepalingen;
  • 3. Uitsluiten van ongewenste ontwikkelingen;
  • 4. Belonen van wenselijke initiatieven door middel van extra (planologische) ruimte.

Het ruimtelijke ordeningsinstrumentarium kan, en soms moet het zelfs, de deur openen voor duurzame ontwikkelingen.

Het belangrijkst afwegingskader voor milieukwaliteit en duurzaamheid is, naast wet- en regelgeving, het in 2010 door de gemeenteraad vastgestelde milieubeleidsplan en de regionale en lokale duurzaamheidsagenda.

Welstandsnota

Per 1 oktober 2015 geldt er in Oosterhout bij een aanvraag om een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen geen welstandstoets meer. Wel zal er achteraf, via een zogenaamde excessenregeling, kunnen worden opgetreden tegen bouwwerken die in strijd zijn met redelijke eisen van welstand. In De Contreie zal de welstandstoets wel van toepassing blijven. Er blijven ook welstandseisen gelden indien sprake is van een beschermd stads- en dorpsgezicht of indien sprake is van de aanwezigheid van rijks- of gemeentelijke monumenten.

Hoofdstuk 4 Randvoorwaarden

4.1 Milieuaspecten

4.1.1 Algemeen

Alle onderzoeken die in het kader van het bestemmingsplan 'De Contreie' zijn verricht (o.a. verkeersonderzoeken, geluidsonderzoeken en onderzoek luchtkwaliteit), zijn gebaseerd op maximaal 820 te bouwen woningen in De Contreie. Dit maximum aantal wijzigt als gevolg van deze integrale herziening niet, zodat de resultaten van de eerder genoemde onderzoeken onverkort van toepassing blijven. Desondanks is in verband met enkele kleine wijzigingen, zoals beschreven in hoofdstuk 2, verouderde onderzoeken en eventueel gewijzigde wet- en regelgeving beoordeeld of er toch aanleiding is om de milieuhygiënische onderzoeken die zijn verricht, opnieuw uit te voeren of te actualiseren. Onderstaand wordt uitsluitend ingegaan op de aspecten waarvoor een actualisatie is uitgevoerd. Voor alle overige aspecten wordt verwezen naar de onderzoeken zoals deze in het kader van de eerdere bestemmingsplannen zijn uitgevoerd.

4.1.2 Externe veiligheid

De maximale planologische mogelijkheden in het plangebied van de herziening van het bestemmingsplan moeten voldoen aan de aspecten van externe veiligheid. Tevens moet er sprake zijn van een aanvaardbaar veiligheidsniveau. Dat is het geval, zoals hieronder toegelicht.

Externe veiligheid is van belang indien relevante invloeden vanwege activiteiten met gevaarlijke stoffen, de risicobron, mogelijk zijn op te beschermen objecten of terreinen. De laatste worden als (geprojecteerd) (beperkt) kwetsbare objecten aangeduid. Voor de risicobeoordeling zijn drie begrippen vooral van belang: het plaatsgebonden risico, het groepsrisico en het invloedsgebied. Deze zijn, evenals het wettelijk kader, beschreven in de Notitie externe veiligheid, Bestemmingsplan De Contreie (Integrale herziening), v1.0, Gemeente Oosterhout, d.d. 30 aug 2016 (verder: Notitie).

In het plangebied zelf worden geen voor externe veiligheid relevante risicovolle activiteiten toegelaten. Dat is geborgd in dit bestemmingsplan.
Uit de Notitie blijkt dat het plangebied op (zeer) grote afstand is gelegen van een aantal risicobedrijven (900 m of meer) en ver buiten de contouren van het aanwezige plaatsgebonden risico. Wel is het plangebied geheel gelegen binnen het invloedsgebied vanwege één of meer risicobedrijven, maar geldt voor deze bedrijven geen groepsrisico.

Tevens is het plangebied gelegen op grote afstand (850 m of meer) van (het invloedsgebied) van buisleidingen voor het transport van aardgas onder hoge druk en vloeibare koolwaterstoffen, en een transportroute voor gevaarlijke stoffen over de weg Rijksweg A59 en het water. Daardoor zijn die niet van belang.

In het plangebied worden ruim 820 woningen voorzien, waarvan enkele als woonwerkkavels. Tevens is er aan de noordzijde een sportpark gelegen. In het huidige bestemmingsplan zijn voor het gebied, dat ongeveer even groot is als het herziene plan evenveel woningen toegelaten. Circa 1/3 van de geplande woningen en het sportpark zijn op basis van geldende bestemmingsplannen al gerealiseerd.
Omdat het aantal personen niet toeneemt, betekent het dat de herziening van de bestemmingen voor het groepsrisico daarop geen enkele relevante invloed kan hebben. Dat betekent dat wegens het ontbreken van een groepsrisico, dan wel de ligging buiten het invloedsgebied voor het groepsrisico, het groepsrisico niet verantwoord kan worden.
Wel is van belang dat in het geval zich een calamiteit voordoet bij één van de twee risicobedrijven de evacuatie van personen tijdig en goed kan verlopen en de voorbereiding op de rampenbestrijding voldoende is. In dat geval is een scenario met een toxische wolk het meest realistisch. Uit de notitie blijkt dat het gebied voldoende ontsloten is om mensen te kunnen evacueren. Daarbij is goed risicocommunicatie van groot belang. De rampenbestrijding zal in het algemeen in de directe omgeving van de risicobron plaatsvinden. Het plan heeft daarop geen negatieve effecten.
Deze twee aspecten zijn voor het overige ter beoordeling van het Bestuur van de Veiligheidsregio Midden- en West-Brabant voor advies voorgelegd.

Zij hebben aangegeven dat het standaardadvies van toepassing is. Uit het (standaard) advies d.d. 18-12-2015 blijkt, voor zover van toepassing, dat:

  • 1. risicocommunicatie naar burgers in het invloedsgebied belangrijk is;
  • 2. bij inrichtinghouders in het plangebied te stimuleren dat een adequate BHV-organisatie aanwezig is;
  • 3. bij toepassen van mechanische ventilatie die centraal afsluitbaar te maken;
  • 4. luchtdichtheid van gebouwen strikt controleren conform Bouwbesluit.

Aan de adviezen wordt als volgt invulling gegeven:

Ad 1 en 2. Wordt uitgevoerd in kader van operaties en beleid externe veiligheid.
Ad 3 en 4. Wordt in kader van omgevingsvergunningen (bouw) gecontroleerd.

Aan de overige onderdelen van het advies kan worden voldaan. Gelet op het bovenstaande acht de veiligheidsregio de veiligheidssituatie aanvaardbaar.

De conclusie is dat de herziening van het bestemmingsplan geen belemmering vormt voor risicobedrijven, voldoet aan het wettelijk kader en gemeentelijk beleid, en dat het externe veiligheidsniveau niet zal verslechteren, maar aanvaardbaar blijft.

4.1.3 Geluid

Een bestemmingsplan moet voldoen aan de Wet geluidhinder.

Daarom is een vereist geluidonderzoek uitgevoerd (zie bijlage), met als uitgangspunt de feitelijke situatie en zonder herinrichting van geluidgezoneerde wegen. Uit het onderzoek blijkt dat bij een groot aantal geprojecteerde geluidgevoelige objecten, waarvoor nog geen ontvankelijke aanvraag om omgevingsvergunning is ontvangen, op de gevel niet aan de geldende grenswaarde voor de geluidbelasting (48 dB) vanwege wegverkeerslawaai kan worden voldaan.

Voor die situaties kan door het college een hogere waarde worden vastgesteld indien uit onderzoek blijkt dat geen toereikende geluidreducerende maatregelen mogelijk zijn.

Uit het onderzoek is gebleken dat dergelijke maatregelen weliswaar mogelijk zijn, maar daartegen één of meer wettelijke bezwaren zijn in te brengen. Voor de vaststelling van het bestemmingsplan wordt ervan uit gegaan dat geen geluidmaatregelen worden genomen.

Tevens is gebleken dat de maximale ten hoogste toelaatbare grenswaarde (63 dB) nergens wordt overschreden.

Daarom heeft het college hogere waarden vastgesteld (zie bijlage) voor de geprojecteerde woningen waarop de grenswaarde wordt overschreden.

Voor het onderdeel industrielawaai voldoet het plan aan de Wet geluidhinder.

Tevens moet er sprake zijn van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat vanwege geluidbronnen. Gelet op de resultaten van het geluidonderzoek blijkt dat de geluidbelastingen op de woningen, mede gelet op de belangen van de woningbouw en gegeven enkele drukke noodzakelijke ontsluitingswegen aanvaardbaar is.

Ten slotte is nagegaan of de aanwezigheid van het sportpark door nog te realiseren woningen wordt belemmerd. Uit het onderzoek blijkt dat niet het geval te zijn.

Hieronder wordt nader ingegaan op de resultaten van het geluidonderzoek.

Wegverkeerslawaai 

De geluidbelasting vanwege geluidgezoneerde wegen op nieuwe woningen in het plangebied is middels geluidcontouren weergegeven. Daarbij is rekening gehouden met de op de verbeelding aangegeven gebiedzones voor geluid en is geen rekening gehouden met de afscherming van de nieuwe woningen. Gebleken is dat de volgende geluidgezoneerde wegen tot een overschrijding van de grenswaarde (48 dB) voor de geluidbelasting op de gevel van een geluidgevoelig object (o.a. woning) kunnen leiden: Bovensteweg (max. 49 dB), Burg. Huijbregts - Schiedonlaan (max. 57 dB), Heiligerweg (max. 52 dB) en Vrachelsestraat (max. 53 dB). Tussen haakjes is de maximaal berekende geluidbelasting weergegeven (na toepassing van wettelijke aftrekcorrectie).

Een zogenaamde 30 km-weg is geen geluidgezoneerde weg.

Omdat een overschrijding niet is toegestaan, moeten hogere waarden worden vastgesteld, zogenaamde “dove” gevels worden toegepast (waarop niet wordt getoetst) of geluidmaatregelen worden getroffen of een combinatie daarvan. Een hogere waarde mag alleen worden vastgesteld indien geluidmaatregelen zijn onderzocht en tegen (technisch) mogelijke maatregelen geen wettelijke bezwaren bestaan en de maximaal ten hoogste toelaatbare waarde (63 dB) niet wordt overschreden.

Er worden geen “dove” gevels vereist in de regels. Uit het geluidonderzoek is gebleken dat er geen andere maatregelen mogelijk zijn anders dan het toepassen van een stiller wegdek op de Burg. Huijbregts - Schiedonlaan en de Heiligerweg.

Een stiller wegdek kan een geluidreductie opleveren van maximaal 3 dB (dunne deklagen type B). Gebleken is dat tegen de maatregel een bezwaar van financiële aard is in te brengen omdat die niet kosttenefficiënt is. Gelet daarop zijn geen geluidmaatregelen voorzien.

Daarom heeft het college voor de nieuwe woningen nieuwe hogere waarden vastgesteld en is wegverkeerslawaai geen belemmering voor het voorliggende bestemmingsplan.

Reconstructie

De herinrichting van geluidgezoneerde wegen is geen onderdeel geweest van het onderzoek omdat een precieze uitvoering niet bekend is. Indien dat zich alsnog voordoet kan dan een afzonderlijk reconstructiebesluit worden genomen.

Industrielawaai 

De vastgestelde geluidzone vanwege het industrieterrein Weststad - Statendam is over een klein deel van het plangebied gelegen. De geluidzone wordt niet gewijzigd. Op en binnen de geluidzone geldt voor nieuwe geprojecteerde geluidgevoelige objecten een grenswaarde van 50 dB(A). De regels borgen dat geen geluidgevoelig object binnen de geluidzone zal worden opgericht. Daarmee wordt voldaan aan de Wet geluidhinder.

Goederenspoorlijn

Op het industrieterrein is een goederen spoorlijn (stamlijn) gelegen waarop de Wet geluidhinder niet van toepassing is omdat geen geluidzone is vastgesteld.

De invloed van de geluidbelasting op de nieuwe woningen is gelet op de zeer lage verkeersintensiteit verwaarloosbaar. 

Geluid vanwege het sportpark

Het sportpark is een milieu-inrichting in de zin van de Wet milieubeheer. Daarvoor gelden geluidnormen met als laagste grenswaarde 50 dB(A) (Activiteitenbesluit).

In het geluidonderzoek is nagegaan welke geluidbelasting redelijkerwijs is te verwachten bij de nog te realiseren woningen en of aan de grenswaarde kan worden voldaan. Zo niet, dan zou sprake zijn van belemmering van het sportpark. Om dat te voorkomen is, evenals bij de herziening 3, in de regels geborgd dat een nieuwe woning niet wordt opgericht indien daar sprake van is. Gebleken is dat naar verwachting de grenswaarde niet zal worden overschreden bij de nieuwe woningen ten noorden van de Heiligerweg. Dat betekent dat ook de realisatie van die woningen naar verwachting niet zal worden belemmerd.

Woon - en leefklimaat 

Behalve de toets aan de Wet geluidhinder moet er sprake zijn van een goede ruimtelijke ordening. Daarvoor is het woon- en leefklimaat van belang. Voor de geluidaspecten is daarom onderzocht wat de gecumuleerde geluidbelasting in en rond het plangebied is vanwege alle relevante geluidbronnen van verkeer (alle wegen) en industrie (incl. sportpark). De geluidbelasting is daarbij, zoals gebruikelijk, bepaald zonder rekening te houden met een wettelijke correctiefactor (meestal 5 dB).

Uit het geluidonderzoek blijkt dat de geluidbelasting, weergegeven middels geluidcontouren en rekening houdend met een mogelijk stedelijke invulling van gebouwen, per locatie sterk verschilt. Nabij de drukke wegen is de geluidbelasting het hoogst bij: woonwerkkavels (59 dB), Kreeklocatie (63 dB), Slotlocatie (61 dB), Bronstijd (61 dB), Vrachelsestraat (60 dB) op de 1e lijns-bebouwing. Achter de woningen en op de andere locaties is de geluidbelasting veel lager. De geluidbelasting vanwege het sportpark is naar verwachting maximaal 50 dB(A) (zie hiervoor). De geluidbelasting in het plangebied is daarom geclassificeerd als “goed” tot “tamelijk slecht”.

De geluidbelasting buiten het plangebied zal door de toename van verkeer op de ontsluitingswegen iets toenemen tussen de 0 en 1,5 dB.

Gelet op het belang van de woningbouw en de noodzakelijke ontsluiting middels wegen van het plangebied is het woon- en leefklimaat aanvaardbaar.

4.1.4 Bodem

Ten tijde van het opstellen van het vigerende bestemmingsplan, heeft indicatief bodemonderzoek plaatsgevonden in het gehele plangebied. Hiermee is de gemiddeld te verwachten bodemkwaliteit bepaald. De geconstateerde1 bodemkwaliteit van het plangebied komt overeen met de bodemkwaliteitskaart van gemeente Oosterhout. Dit beeld wordt tevens bevestigd door naderhand uitgevoerde bodemonderzoeken t.b.v. grondtransacties, vergunningsaanvragen en civieltechnische werkzaamheden.

Uitgangspunt is dat bij aanvragen omgevingsvergunningen, grondtransacties en civieltechnische werkzaamheden er verkennend bodemonderzoek uitgevoerd wordt die een representatief beeld van de actuele bodemkwaliteit weergeeft. De geldigheidstermijn van een verkennend bodemonderzoek varieert tussen de twee en vijf jaar. De variatie is mede afhankelijk van het voorgaande gebruik van het terrein.

Een ander uitgangspunt van gemeente Oosterhout is dat bij uitgifte kavels en verkoop van gronden, de gronden geschikt zijn voor het beoogde gebruik. Mocht de bodemkwaliteit onvoldoende zijn voor het beoogde gebruik wordt deze alsnog geschikt gemaakt.

Voor gronden die in particulier eigendom zijn en waar nog woningen zijn voorzien, zal bij de omgevingsaanvraag een actueel verkennend bodemonderzoek overlegd moeten worden.

4.1.5 Luchtkwaliteit

De hoofdlijnen voor regelgeving rondom luchtkwaliteitseisen zijn beschreven in de Wet milieubeheer (hoofdstuk 5 Wm). Artikel 5.16 Wm (lid 1) geeft weer, onder welke voorwaarden bestuursorganen bepaalde bevoegdheden (uit lid 2) mogen uitoefenen. Als aan minimaal één van de volgende voorwaarden wordt voldaan, vormen luchtkwaliteitseisen in beginsel geen belemmering voor het uitoefenen van de bevoegdheid:

  • a. er is geen sprake van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde;
  • b. een project leidt – al dan niet per saldo – niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit;
  • c. een project draagt 'niet in betekenende mate' (NIBM) bij aan de luchtverontreiniging;
  • d. een project past binnen het NSL (Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit), of binnen een regionaal programma van maatregelen.

Luchtkwaliteit in het plangebied

Er worden in het kader van deze integrale herziening geen nieuwe woningen of andere stedelijke functies met een verkeersaantrekkende werking toegevoegd ten opzichte van de vigerende bestemmingplannen. Er wordt dan ook feitelijk geen gewijzigde invloed op de luchtkwaliteit uitgeoefend. Hiermee wordt voldaan aan artikel 5.16 lid b van de Wet milieubeheer.

In de Algemene Maatregel van Bestuur 'Niet in betekenende mate' (NIBM), is vastgelegd wanneer een project niet in betekenende mate bijdraagt aan de concentratie van een bepaalde stof. Een project is NIBM, als aannemelijk is dat het project een toename van de concentratie veroorzaakt van maximaal 3%. De 3% grens wordt gedefinieerd als 3% van de grenswaarde voor de jaargemiddelde concentratie van fijn stof (PM10) of stikstofdioxide (NO2). Dit komt overeen met 1,2 microgram/m3 voor zowel fijn stof en NO2. Voor woningbouwlocaties is bepaald dat het 3% criterium voor PM10 of NO2 niet wordt overschreden bij projecten van minder dan 1.500 woningen (netto) bij minimaal 1 ontsluitingsweg en minder dan 3.000 woningen bij minimaal 2 ontsluitingswegen met een gelijkmatige verkeersverdeling. In dit geval is als gevolg van deze integrale herziening geen sprake van een toename van het aantal woningen. Zelfs wanneer het maximum toegestane aantal van 820 woningen als uitgangspunt zou worden gehanteerd, dan zou het geheel nog als NIBM worden aangemerkt, waardoor geen verdere toetsing aan grenswaarden plaats hoeft te vinden.

Volgens de website van het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) zijn tot slot de concentraties PM10 en NO2 ter plaatse van het plangebied ruimschoots beneden de daarvoor geldende grenswaarden gelegen. Volgens de kaarten van het Planbureau voor de Leefomgeving is de luchtkwaliteit ter plaatse in de huidige situatie daarom voldoende en worden geen normen overschreden. Naar verwachting zal door voortschrijdende technologie de luchtkwaliteit in Nederland nog verder verbeteren. Hiermee wordt voldaan aan artikel 5.16 lid a van de Wet milieubeheer.

Conclusie

Op basis van het bovenstaande luidt de conclusie dat er vanuit het aspect luchtkwaliteit geen belemmeringen bestaan.

4.1.6 Flora en fauna

Door Antea Group is in juni 2016 natuurtoets uitgevoerd (zie bijlage). Hierna zijn de conclusies weergegeven.

Toetsing Flora- en faunawet

Kort samengevat is het resultaat van de Natuurtoets dat in het plangebied mogelijk beschermde soorten verwacht kunnen worden die de voorgenomen uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan kunnen beïnvloeden. Het betreft het mogelijk voorkomen van zwaar beschermde vleermuizen, vogels met een jaarrond beschermd nest (zoals uilen), rugstreeppad en flora. De mogelijke aanwezigheid van de soorten dient nader onderzocht te worden. Aan de hand van dit nader uitgevoerde onderzoek kunnen de concrete gevolgen (effecten) bepaald worden en kan nauwkeurig bepaald worden of er overtredingen van verbodsbepalingen uit de Flora- en faunawet optreden.

Daarnaast moet rekening gehouden worden met algemene broedvogels.

Gebiedsbescherming

Voor wat betreft het Natuurnetwerk Nederland (NNN; voorheen EHS) is er bij aantasting sprake van vervolgstappen in de vorm van compensatie. In het plangebied is geen NNN-gebied aanwezig. Er komt wel NNN voor in de omgeving van het plangebied, echter buiten de invloedsfeer van het project. Er is zowel van indirecte als directe aantasting van de NNN dan ook geen sprake. Er is daarom geen noodzaak voor een compensatieplan (NNN).

Er is geen natuurgebied in het kader van de Natuurbeschermingswet 1998 (Natura 2000-gebied of Beschermd Natuurmonument) in de directe omgeving van het plangebied aanwezig, alleen een Natura 2000-gebied op grotere afstand (circa zes kilometer). Vanwege de aard van de activiteiten en de afstand tot het Natura 2000-gebied (en stikstofgevoelige habitattypen) zijn effecten op Natura 2000-gebieden uitgesloten.

4.1.7 Bedrijven en milieuzonering

Goede ruimtelijke ordening voorziet in het voorkómen van hinder en gevaar. Door bij nieuwe ontwikkelingen voldoende afstand in acht te nemen tussen milieubelastende activiteiten (zoals bedrijven) en gevoelige functies (zoals woningen) kan dit gerealiseerd worden. Het is aan de ene kant zaak om te voorkomen dat er hinder en gevaar voor gevoelige bestemmingen ontstaat en aan de andere kant dient aan bedrijven voldoende zekerheid te worden geboden dat zij niet in hun activiteiten worden beperkt door nieuwe gevoelige functies. Om te bepalen of tussen de milieubelastende activiteiten en de gevoelige functies voldoende afstand in acht wordt genomen, is gebruik gemaakt van de VNG- publicatie 'Bedrijven en milieuzonering' uit 2009.

Voor het overgrote deel van het plangebied is sprake van een conserverend bestemmingsplan, waarbinnen vanuit tussenliggende afstanden tussen functies geen significante wijzigingen zijn doorgevoerd. Er vinden hierbij geen nieuwe ontwikkelingen plaats die leiden tot een gewijzigde situatie in milieutechnische zin. De bestaande milieutechnische situatie blijft grotendeels gehandhaafd en vanuit het oogpunt van milieuhygiëne bestaan er dan ook geen problemen voor alle conserverende delen van het bestemmingsplan.

Voor de opgenomen wijzigingsbevoegdheid in de bestemming Bedrijf naar een woongebiedbestemming geldt dat in de wijzigingsvoorwaarden is opgenomen dat dient te worden aangetoond dat sprake is van een aanvaardbare woon- en leefomgeving. Door de woningen op enige afstand van het sportpark te projecteren kan hieraan worden voldaan.

Vanuit het aspect bedrijven en milieuzonering bestaan er kortom geen belemmeringen voor de uitvoerbaarheid van het plan.

4.2 Verkeer

Ten behoeve van plannen voor de nieuwe woonwijk De Contreie is voor de verkeersafwikkeling ten behoeve van het gehele plangebied in 2009 door DHV2 een onderzoek uitgevoerd. Immers de ontwikkeling van het woongebied De Contreie zou tot gevolg hebben dat de verkeersdruk in het westelijk deel van Oosterhout toe zou nemen. Voor de inhoud van dat rapport wordt verwezen naar de bijlagen van het bestemmingsplan 'De Contreie' zoals dat in 2010 is vastgesteld. In het navolgende wordt de stand van zaken beschreven en kort ingegaan op de eerste bevindingen.

Mobiliteitsbeleid

De gemeente Oosterhout heeft op de afwikkeling van het verkeer in de stad voorgesorteerd in haar mobiliteitsbeleid. Het beleid (zie ook hoofdstuk 3) is gericht op het realiseren van een duidelijk hiërarchisch opgebouwde wegenstructuur waarbij de inrichting van de weg de gebruiker duidelijk maakt welk rijgedrag van hem of haar wordt verwacht. Uitgangspunt is een goede bereikbaarheid te combineren met een kwalitatief hoogwaardige leefomgeving. Het wegennet is om deze reden opgedeeld in verkeers- en verblijfsgebieden.

Afwikkeling verkeer De Contreie: beperking doorgaand verkeer via Vrachelen

In het verkeersgebied in de omgeving van De Contreie hebben de Bovensteweg, de Weststadweg en de Burgemeester Huijbregts-Schiedonlaan de belangrijkste functie. De aansluiting van de hoofdwegen is reeds aangepast zodat de Bovensteweg en de Weststadweg vloeiend in elkaar overlopen. Doorgaand verkeer (tussen A59 en A27) via de wijk Vrachelen wordt op deze wijze zoveel mogelijk beperkt. De Burgemeester Huijbregts-Schiedonlaan wordt zo alleen benut voor bestemmingsverkeer naar de verschillende bouwfasen van De Contreie.

Aanvullend is de route van Oosterhout naar Den Hout minder aantrekkelijk gemaakt voor doorgaand verkeer. De Vrachelsestraat is nabij de Bronstijd voor het gemotoriseerd verkeer afgesloten. De aansluiting van de Heijligerweg op de Weststadweg is inmiddels aangelegd en neemt de ontsluitende functie van en naar Den Hout over. Door deze maatregelen wordt de sluiproute van A59 via Den Hout en Oosterhout naar de A27 langer en minder aantrekkelijk.

Aanpassingen

In het kader van realisatie van De Contreie is een aantal wegen fysiek gewijzigd. Dit betreft:

  • herprofilering van een deel van de Burgemeester Huijbregts-Schiedonlaan, tussen de Houtsesteeg en de brug over het Markkanaal, en de aansluiting op de Bovensteweg;
  • een aanpassing van het tracé van de Heijligerweg;
  • de aanleg kruising met een verkeersregelinstallatie ter plaatse van de Max Havelaardreef en de Heijligerweg.
  • een afwaardering van de Vrachelsestraat ten oosten van de Heijligerweg (afgesloten voor doorgaand gemotoriseerd verkeer).

Langzaam verkeer

De uiteindelijke verkeerskundige structuur rond De Contreie is bevorderlijk voor fietsers en voetgangers. In de eindsituatie van het plan hebben zij consequent kortere routes dan het autoverkeer en worden zo gestimuleerd. Voor het fietsverkeer worden verschillende (tweerichtings-) fietspaden aangelegd, gecombineerd met veilige oversteekvoorzieningen (zoveel mogelijk geregeld of fietsers in de voorrang).

Wat betreft openbaar vervoer wordt De Contreie ontsloten middels één buurtbus over de route Burgemeester Huijbregts-Schiedonlaan - Heijligerweg - Vrachelsestraat.

Conclusies

Op basis van de door DHV uitgevoerde onderzoeken wordt geconcludeerd dat:

  • de ontwikkeling De Contreie goed is ontsloten voor het autoverkeer;
  • de ontwikkeling De Contreie goed is ontsloten voor langzaam verkeer;
  • de nog te ontwikkelen delen van De Contreie niet nadelig zijn voor de verkeersafwikkeling van aangrenzende woon- en werkgebieden;
  • de rotonde Burgemeester Huijbregts-Schiedonlaan is inmiddels door een verkeerslichtenkruising vervangen ten behoeve van snelle, goede en verkeersveilige afwikkeling van verkeersstromen op de Burgemeester Huijbregts-Schiedonlaan.

De reeds uitgevoerde verkeersmaatregelen vormen geen belemmering voor de realisering van het overige woongebied De Contreie. Geconcludeerd kan worden dat de tot nu toe gerealiseerde delen van De Contreie niet leiden tot knelpunten en dat de ingezette strategie op het gebied van verkeer kan worden vervolgd.

4.3 Water

In het kader van het bestemmingsplan 'De Contreie' is een waterhuishoudkundig plan opgesteld. Dit vormt nog steeds de basis. Onderstaand wordt kort ingegaan op de conclusies en aanbevelingen uit het waterhuishoudkundige plan en wordt aangegeven welke keuzen zijn gemaakt tijdens de realisatie van een deel van het totale plan en hoe er met het nog te realiseren gebied omgegaan wordt.

Waterhuishoudingsplan

In nauwe samenwerking tussen de gemeente en het waterschap is in 2006 een globaal waterhuishoudingsplan opgesteld. Voordat het bestemmingsplan 'De Contreie' vastgesteld is, heeft er nog een actualisatie van het waterhuishoudkundig plan plaatsgevonden. Actualisering van het waterhuishoudingsplan uit 2006 was nodig door de aangebrachte wijzigingen in het stedenbouwkundig ontwerp. Daarnaast heeft water als onderdeel van de planvorming meer betekenis gekregen.

Doelstelling

Het waterhuishoudkundig plan geeft inzicht in de mogelijkheden om in het gebied water vast te houden en te bergen conform het landelijke beleid. In het rapport zijn de gemaakte keuzes bij de afstemming met gemeente en stedenbouwkundigen aangegeven en vormde de basis voor de hoofdlijnen van het toekomstig watersysteem en de voorliggende waterparagraaf. Inmiddels is een inrichtingsplan opgesteld waarop in 2011 een water- en rioleringsplan opgesteld (zie bijlage). Dit rapport vormt ook voor het voorliggende bestemmingsplan de basis.

Conclusies en aanbevelingen

  • Het midden- en zuidelijk deel van het plangebied is hooggelegen en de grondwaterstanden zijn er laag, waardoor dit deel van het plangebied het meest geschikt is voor infiltratie.
  • Het noordelijk deel van het plangebied is laaggelegen en de grondwaterstanden relatief hoog waardoor dit gebied ongeschikt is voor infiltratie.
  • De bodem is over het gehele plangebied voldoende doorlatend voor het kunnen toepassen van infiltratievoorzieningen.
  • Om aan de bergingseisen van het waterschap te voldoen is een wateroppervlak nodig van minimaal 1,5 ha. Dit wateroppervlak zal gerealiseerd worden als onderdeel van de ecologische verbindingszone.
  • Het hemelwatersysteem is gedimensioneerd op een regenbui met een herhalingstijd van gemiddeld 1 keer per 10 jaar waarbij geen water op straat berekend wordt. Hiermee wordt voldaan aan de uitgangspunten ten aanzien van een goed hemelwatersysteem.
  • In een deel van het ontwikkelingsgebied is verdiept parkeren voorzien. Aandachtspunt hierbij is het overstromingsrisico bij extreme regenval.
  • Het afvalwater zal middels een pomp afgevoerd worden naar de aan de oostzijde van het gebied geelgen persleiding.

Duurzaam stedelijk waterbeheer De Contreie

Navolgend wordt aangegeven op welke wijze in het plangebied invulling wordt gegeven aan duurzaam stedelijk waterbeheer. Hierbij wordt achtereenvolgens ingegaan op:

  • hemelwaterafvoer;
  • afvalwater;
  • voorkomen van wateroverlast.

Hemelwaterafvoer

Het hemelwaterafvoersysteem wordt als volgt ingericht.

  • Gescheiden afvoeren van afvalwater en hemelwater

Het afvalwater en het hemelwater in De Contreie zal via afzonderlijke leidingen worden afgevoerd. Hiermee wordt voorkomen dat relatief schoon hemelwater naar een rioolwaterzuiveringsinstallatie afgevoerd wordt.

  • Oppervlakkig afvoer van het hemelwater

Het hemelwater op de "schone" verhardingsvlakken zal verzameld worden in goten. Hiermee wordt het hemelwater zichtbaar afgevoerd richting kolken in de wegen.

Kolken van verhardingen met een verhoogd vervuilingsrisico worden aangesloten op de vuilwaterriolering.

  • Het toepassen van infiltratievoorzieningen

In het zuidelijke deel van de wijk worden de kolken voor een groot deel aangesloten op infiltratie-transportriolen (IT-riolen). IT-riolen zijn geperforeerde rioolleidingen, waarmee het water in de bodem kan infiltreren. Hiermee vindt grondwateraanvulling plaats en wordt de afvoer van het hemelwater vertraagd. Naast IT-riolen is in het zuidelijk deel van De Contreie een wadi voorzien. De wadi wordt ingericht als een droogvallende greppel, waarin tijdelijk afstromend hemelwater geborgen zal worden.

  • Verbeterd gescheiden regenwaterriool

In het noordelijk deel een verbeterd gescheiden riolering aangelegd welke afvoert naar de naastgelegen wijk Vrachelen Noord. Een overstort op de zogenaamde "Kreek" voorkomt water op straat. Ook de kolken van de strooiroute over de IJzertijd en Bronstijd zijn aangesloten op een verbeterd gescheiden regenwaterriool. Hiermee wordt voorkomen dat strooizout afstroomt naar de Ecologische Verbindingszone.

Afvalwater

Voor wat betreft het afvalwater is het volgende van belang.

  • Het afvalwater van het zuidelijke deel van de De Contreie wordt ingezameld en getransporteerd met een vuilwaterriolering. Deze zal middels een pomp afvoeren naar de bestaande persleiding aan de oostzijde van het gebied.
  • Het afvalwater van het noordelijk deel van de De Contreie wordt ingezameld en getransporteerd naar de vuilwaterriolering van de naastgelegen wijk Vrachelen Noord
  • Het afvalwater van het sportpark wordt met een drukrioolpomp afgevoerd naar het rioolstelsel op Weststad.

Voorkomen wateroverlast

Het risico op wateroverlast wordt door de volgende maatregelen beperkt.

  • Het aanleggen van voldoende waterberging

Om droge voeten te houden bij de steeds extremer worden regenbuien is in de regenwaterriolering rekening gehouden met een voldoende afvoercapaciteit naar de waterberging in de Ecologische Verbindingszone. Deze waterberging is gedimensioneerd met een inundatierisico van gemiddeld één keer in de honderd jaar.

  • Handhaven van de bestaande hoofdwatergangen en streefpeilen

De bestaande hoofdwatergangen worden waar nodig aangepast waarbij streefpeilen worden gehandhaafd en de bestaande water aan- en afvoer gewaarborgd blijft.

  • Bescherming waterkeringen

Mogelijke graafwerkzaamheden binnen de beschermingszones van de primaire of secundaire waterkering worden overlegd met het bevoegd gezag, waarna vergunning wordt aangevraagd.

4.4 Archeologie en cultuurhistorie

4.4.1 Archeologie

Toets

Ten behoeve van het vaststellen van de cultuurhistorische waarde van het plangebied is de Erfgoedkaart van de gemeente Oosterhout beoordeeld. Het plangebied bevindt zich grotendeels in een zone met een lage archeologische verwachting.

Op de meeste delen met een middelhoge verwachtingswaarde heeft reeds archeologisch onderzoek plaatsgevonden.

De opgraving aan de Herweg 17 en het onderzoek aan de Herstraat/IJzertijd zijn afgerond. Het onderzoek in het gebied in het oosten van het plangebied, tegen de Herweg aan, wordt afgerond zodra dit gebied is vrijgegeven.

Conclusie

Op basis van het voorgaande dient alleen ter hoogte van het perceel Herweg 13 de dubbelbestemming Waarde - Archeologie te worden gehandhaafd.

4.4.2 Cultuurhistorie

Ten behoeve van het vaststellen van de cultuurhistorische waarde van het plangebied is de Erfgoedkaart van de gemeente Oosterhout beoordeeld. Net als in het geldende bestemmingsplan zijn de twee gemeentelijke monumenten (twee woningen, één aan de Vrachelsestraat, met bijbehorende schuur, en één aan de Herweg) aangeduid.

Hoofdstuk 5 Juridische uitvoerbaarheid

5.1 Het juridische plan

Het onderhavige bestemmingsplan heeft tot doel een juridisch-planologische regeling te scheppen voor de bebouwing en het gebruik van de gronden en gebouwen binnen het bestaand stedelijk gebied.

Bij het opstellen van het onderhavige bestemmingsplan is aansluiting gezocht bij de in de Wet ruimtelijke ordening en het Besluit ruimtelijke ordening geformuleerde uitgangspunten. Daarnaast is aangesloten bij het gemeentelijke 'Handboek (digitale) bestemmingsplannen'. Voor onderhavig bestemmingsplan is de versie van maart 2016 gehanteerd. Het handboek bevat een set regels die voor alle nieuwe bestemmingsplannen binnen de gemeente Oosterhout wordt gehanteerd, waardoor sprake is van uniforme regelingen in de diverse plannen. In het Handboek is gestreefd naar standaardisering van bestemmingen en regels zoals aangegeven in de Standaard Vergelijkbare bestemmingsplannen 2012 (SVBP 2012).

De Wet ruimtelijke ordening biedt mogelijkheden voor het opstellen van verschillende bestemmingsplanvormen, van zeer globaal tot gedetailleerd. Het onderhavige bestemmingsplan beschrijft meer dan alleen de hoofdlijnen van het beleid, doch treedt niet al te zeer in details. Uitgangspunt van het bestemmingsplan is het bieden van een flexibele, juridische regeling, zonder dat hierdoor de rechtszekerheid van de burger wordt geschaad.

De planopzet is gericht op beheer en instandhouding van de bestaande situatie en verdere ontwikkeling van De Contreie. In de volgende paragraaf wordt inhoudelijk ingegaan op de afzonderlijke bestemmingen binnen het onderhavige bestemmingsplan.

Op 1 oktober 2010 is de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) in werking getreden. Hierdoor is het omgevingsrecht drastisch gewijzigd. Veel toestemmingen en vergunningen die voorheen apart geregeld waren, zijn nu opgenomen in de Wabo. In de regels is de terminologie aangepast aan de Wabo. De ontheffing heet nu 'omgevingsvergunning voor het afwijken'. De bouwvergunning heet 'omgevingsvergunning voor het bouwen'. De sloop- en aanlegvergunning zijn gewijzigd in 'omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk' respectievelijk 'omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden'. De terminologie van voorliggend bestemmingsplan is hierop afgestemd.

5.2 Bestemmingen

Opzet regels

De opbouw van de regels is gelijk aan Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012. De opbouw is als volgt:

  • Betekenisafspraken (Hoofdstuk 1 Inleidende regels);
  • De gebruiks- en bouwregels per bestemming (Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels);
  • Algemene regels (Hoofdstuk 3 Algemene regels);
  • Overige regels (Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels).

Een bestemmingsartikel (Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels) wordt uit de volgende leden in deze volgorde opgebouwd:

  • Bestemmingsomschrijving;
  • Bouwregels;
  • Nadere eisen;
  • Afwijken van de bouwregels;
  • Specifieke gebruiksregels;
  • Afwijken van de gebruiksregels;
  • Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden;
  • Wijzigingsbevoegdheid.

De specifieke nadere eisenregelingen, afwijkingsbevoegdheden en wijzigingsbevoegdheden en mogelijk een omgevingsvergunningstelsel voor werken en werkzaamheden zijn zoveel mogelijk per bestemming opgenomen. Hierdoor wordt direct per bestemming inzicht geboden in de eventuele afwijkingsmogelijkheden en onnodig verwijzen naar andere artikelen voorkomen. Deze werkwijze bevordert de toegankelijkheid van het bestemmingsplan.

Flexibiliteitsregels

Aan het bestemmingsplan kan flexibiliteit worden toegevoegd door regels op te nemen over de bevoegdheid tot het verlenen van een (binnenplanse) omgevingsvergunning ter afwijking van het bestemmingsplan, het stellen van nadere eisen of een wijzigingsbevoegdheid.

Voor het opnemen van flexibiliteitsregels geldt als uitgangspunt dat flexibiliteitregels alleen worden gebruikt als van een wezenlijke belangenafweging sprake kan zijn. Ontwikkelingen die niet in de regels mogelijk zijn gemaakt, zijn uitsluitend mogelijk via een buitenplanse procedure.

Toelichting bestemmingen

Hieronder worden de bestemmingen kort toegelicht.

Agrarisch

De tot 'Agrarisch' bestemde gronden zijn bedoeld voor agrarisch gebruik, behoud, herstel en ontwikkeling van landschappelijke en natuurwaarden, water en waterhuishoudkundige doeleinden, extensief dagrecreatief medegebruik en de landschappelijke inpassing van bouwwerken en voorzieningen.

Binnen deze bestemming behoort het oprichten van gebouwen niet tot de mogelijkheden. Wel is er een mogelijkheid voor het oprichten van teeltondersteunende voorzienignen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde. Daarnaast is er een omgevingsvergunningstelsel opgenomen voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, al dan niet gekoppeld aan de opgenomen aanduidingen ter bescherming van het waardevolle reliëf en/of de landschappelijke openheid ter plaatse.

Bedrijf

De tot 'Bedrijf' bestemde gronden zijn bedoeld voor bedrijven die zijn genoemd in de Staat van bedrijven onder de categorieën 1 en 2, opslag en uitstalling van materialen ten behoeve van de bedrijfsuitoefening, aan huis verbonden beroepen, voorzieningen voor verkeer en verblijf, tuinen en erven, groenvoorzieningen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen, en reclamevoorzieningen. Op de verbeelding zijn bouwvlakken aangegeven, waarbinnen de gebouwen moeten worden gerealiseerd. De maximale goot- en bouwhoogte zijn op de verbeelding aangegeven. Bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning mogen zowel binnen als buiten de aanduiding worden gerealiseerd. Er zijn nadere regels opgenomen voor het bouwen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

Tot slot is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen naar de bestemming Woongebied - 1.

Bos

De tot ‘Bos’ bestemde gronden zijn bedoeld voor voorzieningen van bos en bebossing, groenvoorzieningen, onverharde paden en wegen, voorzieningen voor langzaam verkeer, extensief recreatief medegebruik, water en waterhuishoudkundige voorzieningen en kunstobjecten.

Binnen deze bestemming behoort het oprichten van gebouwen niet tot de mogelijkheden. Wel is er een mogelijkheid voor het oprichten van bouwwerken, geen gebouwen zijnde. Daarnaast is er een omgevingsvergunningstelsel opgenomen voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden.

Gemengd - 1

De tot 'Gemengd - 1' bestemde gronden zijn bedoeld voor wonen, aan huis verbonden beroepen en aan huis verbonden bedrijven of gastouderschap, en culturele en ontspannende en maatschappelijke voorzieningen op de begane grond. Ter plaatse van de betreffende aanduidingen zijn op de begane grond detailhandel, dienstverlening, horeca in categorieën 1 en 2 en kantoren toegestaan. Verder zijn de gronden bestemd voor voorzieningen voor verkeer en verblijf, tuinen en erven, groen- en nutsvoorzieningen, een parkeergarage wanneer dit ter plaatse is aangeduid, en voor water en waterhuishoudkundige voorzieningen. Op de verbeelding zijn een bouwvlak en de maximale goot- en bouwhoogte opgenomen. Er wordt onderscheid gemaakt tussen gebouwen die binnen het bouwvlak worden gebouwd en gebouwen die buiten het bouwvlak worden gebouwd. Gebouwen buiten het bouwvlak zijn uitsluitend toegestaan ten behoeve van de voor het betreffend bouwperceel toegestane functies. Er zijn nadere regels opgenomen voor het bouwen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

Groen

De tot 'Groen' bestemde gronden zijn bedoeld voor groenvoorzieningen, bermen en beplantingen, voorzieningen voor langzaam verkeer, speelvoorzieningen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen, geluidwerende voorzieningen, straatmeubilair, kunstobjecten, ontmoetingsplaatsen voor jongeren en/of ouderen, nutsvoorzieningen, (voorzieningen voor) ambulante detailhandel, vlonders en steigers, en voor evenementen. Ter plaatse van de betreffende aanduidingen zijn tuinen en ontsluitingen voor de aangrenzend woonpercelen toegestaan. Ter plaatse van de aanduiding 'waterberging' zijn de gronden mede bestemd voor de instandhouding en bescherming van een waterberging. Via een omgevingsvergunning voor het afwijken van de gebruiksregels kan het bevoegd gezag de aanleg van voorzieningen voor verkeer en verblijf (parkeerplaatsen) toestaan.

Natuur

De tot 'Natuur' bestemde gronden zijn bedoeld voor instandhouding, herstel en/of ontwikkeling van natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische en abiotische waarden met een zo sterk mogelijk ecologische en ruimtelijk-structurele samenhang. Verder is houtproductie toegestaan (mits ondergeschikt aan het behoud van landschappelijke en natuurwaarden), en zijn de gronden bedoeld voor extensief recreatief medegebruik, agrarisch gebruik gericht op natuurbeheer, voorzieningen voor verkeer, parkeren en inritten, en voor water en waterhuishoudkundige voorzieningen. Voor diverse in het betreffende artikel genoemde werkzaamheden kan een omgevingsvergunning worden verleend, indien er geen sprake is van een onevenredige aantasting van de aanwezige waarden.

Sport

De tot 'Sport' bestemde gronden zijn bedoeld voor sportvoorzieningen, aan sportvoorzieningen ondergeschikte horeca, extensief recreatief medegebruik, ondergeschikte voorzieningen voor verkeer en verblijf, erven en verhardingen, evenementen, en voor water en waterhuishoudkundige voorzieningen. In de regels zijn de mogelijkheden voor de oprichting van gebouwen en overkappingen opgenomen (maximale oppervlakte, goot- en bouwhoogte). Er zijn nadere regels opgenomen voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

Tuin

De tot 'Tuin' bestemde gronden zijn bedoeld voor tuinen en groenvoorzieningen bij woningen, inritten en parkeren. Op of in deze gronden mogen uitsluitend uitbreidingen aan een woning op de aangrenzende bestemming 'Wonen' worden gebouwd. In de regels is aangegeven hoe groot deze uitbreidingen mogen zijn. Bestaande gebouwen in deze bestemming mogen worden gehandhaafd. Er zijn nadere regels opgenomen voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde. Parkeren is niet toegestaan voor de voorgevel van de woning. Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen om af te wijken van dit verbod.

Verkeer

De tot 'Verkeer' bestemde gronden zijn bedoeld voor voorzieningen voor verkeer en verblijf, parkeervoorzieningen, garageboxen ter plaatse van de aanduiding 'garagebox', groen-, nuts- en speelvoorzieningen, kunstwerken en -objecten, geluidwerende voorzieningen, straatmeubilair, ontmoetingsplaatsen voor jongeren en/of ouderen, terrassen, (voorzieningen voor) ambulante detailhandel, water en waterhuishoudkundige voorzieningen, en voor evenementen. Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd, met uitzondering van garageboxen ter plaatse van de aanduiding 'garagebox'. Er zijn nadere regels opgenomen voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

Water

De tot 'Water' bestemde gronden zijn bedoeld voor water en waterhuishoudkundige voorzieningen, waaronder voorzieningen voor waterberging, -aanvoer en -afvoer, oevervoorzieningen, steigers, aanlegplaatsen en gelijksoortige voorzieningen, nutsvoorzieningen, voorzieningen voor verkeer en verblijf, waaronder bruggen, duikers, gelijksoortige voorzieningen en andere kunstwerken. Er zijn nadere regels opgenomen voor het bouwen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

Wonen

De tot 'Wonen' bestemde gronden zijn bedoeld voor wonen, aan huis verbonden beroepen of aan huis verbonden bedrijven en gastouderschap, tuinen, erven en verhardingen, groen- en nutsvoorzieningen, ondergeschikte voorzieningen voor verkeer en verblijf, en voor water en waterhuishoudkundige voorzieningen. Ter plaatse van de betreffende aanduiding zijn de gronden ook bestemd voor bescherming en instandhouding van een gemeentelijk monument. Per bouwperceel is één woning toegestaan. Op de verbeelding zijn bouwvlakken opgenomen. Er wordt onderscheid gemaakt tussen gebouwen die binnen het bouwvlak worden gebouwd, en gebouwen die buiten het bouwvlak worden gebouwd. Op de verbeelding zijn de toegestane bebouwingstypologie (patio, vrijstaand, twee-aan-een of aaneengebouwd), de maximale goot- en bouwhoogte opgenomen en is aangeduid waar een blinde gevel uitgevoerd moet worden. Er zijn nadere regels opgenomen voor het bouwen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde. Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van een aantal bouw- en gebruiksregels. Er zijn gebruiksregels opgenomen voor het uitoefenen van een aan huis verbonden beroep of bedrijf.

Woongebied

De tot 'Woongebied' (1 t/m 4) bestemde gronden zijn bedoeld voor wonen, aan huis verbonden beroepen of aan huis verbonden bedrijven en gastouderschap, tuinen, erven en verhardingen, groen-, speel- en nutsvoorzieningen, voorzieningen voor verkeer en verblijf, parkeervoorzieningen en een parkeergarage, wanneer dit ter plaatse is aangeduid, en voor water en waterhuishoudkundige voorzieningen. Op de verbeelding kan een aanduidingsvlak zijn opgenomen, waarop is aangegeven dat een maximum aantal wooneenheden is toegestaan of bepaald kan zijn dat per bouwperceel één woning is toegestaan, met uitzondering van bouwpercelen met de aanduiding 'gestapeld'. Op de verbeelding zijn de toegestane bebouwingstypologie (patio, vrijstaand, twee-aan-een, aaneengebouwd of gestapeld), de maximale goot- en bouwhoogte opgenomen. Er zijn nadere regels opgenomen voor het bouwen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde. Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van een aantal bouw- en gebruiksregels. Er zijn gebruiksregels opgenomen voor het uitoefenen van een aan huis verbonden beroep of bedrijf.

Leiding - Water

De voor 'Leiding - Water' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor een ondergrondse buisleiding voor het transport van drinkwater. In afwijking van het bepaalde bij andere bestemmingen mogen geen bouwwerken worden opgericht binnen deze bestemming, met uitzondering van bouwwerken die ten dienste staan van de buisleiding. Voor het afwijken van de bouwregels voor een gebouw of bouwwerk ten dienste van de bestemming, is een omgevingsvergunning vereist.

Waarde - Archeologie

De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden. Op deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd, behalve wanneer het bestaande gebouwen betreft en de (ver)bouw tot maximaal 100 m². Hiervan kan worden afgeweken, indien uit een door de bevoegde overheid goedgekeurd rapport blijkt dat het archeologisch bodemarchief niet wordt verstoord. Ter bescherming van de archeologische waarden is verder voor het uitvoeren van de genoemde werken en werkzaamheden een omgevingsvergunning vereist.

Waarde - Monumentale bomen

De voor 'Waarde - Monumentale bomen' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor monumentale bomen. In afwijking van het bepaalde bij andere bestemmingen mogen geen bouwwerken worden opgericht binnen deze bestemming. Ter bescherming van de monumentale bomen is voor het uitvoeren van de genoemde werken en werkzaamheden een omgevingsvergunning vereist.

Waterstaat - Waterkering

De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor hoofdwaterkering en daarbij behorende voorzieningen voor de kering van het water, aanleg, instandhouding en/of bescherming van de hoofdwaterkering, waterhuishouding en voorzieningen ten behoeve van het scheepvaartverkeer en verhardingen ten behoeve van de waterkering.

Er mag alleen worden gebouwd na verkregen toestemming van het Rijkswaterstaat.

Waterstaat - Waterhuishoudkundige en/of waterstaatkundige functie

De voor ‘Waterstaat - Waterhuishoudkundige en/of waterstaatkundige functie’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor waterstaat - waterhuishoudkundige en/of waterstaatkundige functies.

In afwijking van het bepaalde bij andere bestemmingen mag op deze gronden niet worden gebouwd in strijd met de Waterwet en Binnenvaart Politiereglement (Bpr).

Hoofdstuk 6 Handhaafbaarheid

Handhaving vormt een belangrijk onderdeel van een beleidscyclus. Regels worden gesteld met als doel het beschermen van een bepaald belang. Zonder toezicht op naleving van deze regels bestaat het risico dat dit doel onvoldoende bereikt wordt. Tevens komt de gemeente ongeloofwaardig over als gestelde regels niet worden gehandhaafd.

Handhaafbaarheid, draagvlak en naleefgedrag

Een eerste voorwaarde voor handhaving is een duidelijk en handhaafbaar beleid en regelgeving. Om die reden worden nieuwe versies van digitale handboeken en die onderdelen van bestemmingsplannen die afwijken van het digitale handboek, door de afdeling die belast is met vergunningverlening en handhaving, gecontroleerd op uitvoerbaarheid. Ook voor dit bestemmingsplan heeft deze toets plaats gevonden.

Naast handhaafbare regels dient er ook het nodige draagvlak voor het nieuwe beleid en de daaruit voortvloeiende regels te zijn. Immers zal een plan met weinig draagvlak op weinig naleefgedrag kunnen rekenen. Het creëren van draagvlak is onder andere bewerkstelligd door in de verschillende fasen van het planproces burgers, belangenorganisaties en andere belanghebbenden te betrekken, al dan niet via wettelijk bepaalde inspraakmomenten.

Preventieve en repressieve handhaving

Naast repressie (handhavend optreden op het moment dat er sprake is van een overtreding) heeft preventie een belangrijke functie in de gemeentelijke handhavingsstrategie (de gemeente hanteert de landelijke handhavingsstrategie). Bij preventief handhaven spelen vooral dialoog, voorlichting en advisering een belangrijke rol. Zo voorziet het handhavingsbeleid van de gemeente Oosterhout in meer aandacht voor voorlichting en communicatie, onder andere door het uitgeven van voorlichtingsbrochures.

Qua repressie voorziet het gemeentelijk handhavingsbeleid en het daarop gebaseerde integrale uitvoeringsprogramma in het continu opsporen van overtredingen van het bestemmingsplan. Ook worden er gezamenlijk met andere overheden (brandweer, politie, belastingdienst) multidisciplinaire handhavingsacties georganiseerd. Binnen dergelijke acties is er ook aandacht voor overtredingen van het bestemmingsplan. Indien een overtreding wordt geconstateerd, zal als eerste stap in het handhavingstraject telkens worden bezien of het illegale gebruik of bouwwerk op grond van het bestemmingsplan of afwijking daarvan, alsnog gelegaliseerd kan worden. Is dat niet het geval dan wordt het handhavingstraject doorgezet. Al deze aspecten zijn vastgelegd in het beleidsplan Fysieke Leefomgeving en de daarin opgenomen handhavingsstrategie en dienen als leidraad voor de alledaagse handhavingspraktijk binnen de gemeente Oosterhout.

IJkmoment, overgangsrecht en monitoring beleid

De totstandkoming van dit bestemmingsplan is een ijkmoment voor de handhaving. Indien bebouwing of gebruik afwijkt van het bestemmingsplan, zal hier tegen handhavend worden opgetreden. Voor bouwen is de terinzagelegging van het ontwerp-bestemmingsplan de peildatum, voor gebruik is dat het van kracht worden van het bestemmingsplan. Tegen bebouwing en gebruik dat onder het overgangsrecht valt, kan niet handhavend worden opgetreden.

Hoofdstuk 7 Maatschappelijke en economische uitvoerbaarheid

7.1 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Het ontwerpbestemmingsplan 'De Contreie 2017' heeft in het kader van artikel 3.8 van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) met ingang van 13 oktober 2016 tot en met 23 november 2016 voor eenieder ter inzage gelegen.

Gedurende deze termijn van 6 weken bestond de gelegenheid schriftelijke of mondelinge zienswijzen over het ontwerp bij de gemeenteraad kenbaar te maken. Van deze gelegenheid tot het indienen van zienswijzen hebben twee instanties c.q. personen gebruik gemaakt.

Ook is de provincie Noord-Brabant in kennis gesteld van de ter inzage legging van het ontwerpbestemmingsplan. Op basis van de Wro heeft deze instantie de mogelijkheid om ook zienswijzen bij de gemeenteraad in te dienen, indien zij van oordeel is, dat er zaken worden geregeld, welke mogelijk indruisen tegen provinciaal beleid. Van deze mogelijkheid is geen gebruik gemaakt.

De ingediende zienswijzen zijn samengevat in de reactienota zienswijzen. In de reactienota zienswijzen, die als bijlage is opgenomen, is aangegeven wat het standpunt ter zake van de gemeente is.

7.2 Economische uitvoerbaarheid

Voor het gehele plangebied is in het verleden een financiële verkenning opgesteld:

  • aan de kostenkant zijn de gebruikelijke posten opgenomen waaronder verwervingen, het bouw- en woonrijp maken, alsmede de voorgestelde en berekende verkeersmaatregelen
  • aan de opbrengstenkant zijn opbrengsten opgenomen van de woningbouw.

Deze verkenning liet een gezond positief resultaat zien en geconcludeerd kon worden dat de beoogde ontwikkeling van het plan, inclusief de aangebrachte aanpassingen daarmee financieel-economisch haalbaar wordt geacht.

Aangezien de gemeente het kostenverhaal voor het exploitatiegebied in 2010 nog niet veiliggesteld had, was zij verplicht om gelijktijdig met het bestemmingsplan ook een exploitatieplan vast te stellen.

Het exploitatieplan volgt het bestemmingsplan. Alhoewel er met de onderhavige herziening van het bestemmingsplan geen essentiële veranderen worden doorgevoerd, moet het exploitatieplan aangepast worden omdat dit in de Wet ruimtelijke ordening op deze wijze is geregeld.

In het exploitatieplan is een raming van de kosten en opbrengsten van het plan opgenomen. Iedere ontwikkelaar die niet via een overeenkomst met de gemeente het kostenverhaal heeft geregeld, is verplicht bij de afgifte van een omgevingsvergunning de volgens het exploitatieplan berekende exploitatiebijdrage te voldoen. Vanwege deze herziening is het nodig dat ook het geldende exploitatieplan wordt aangepast. Er wordt dan ook een herzien exploitatieplan opgesteld.