direct naar inhoud van Regels
Plan: De Contreie 2017
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0826.BSPdecontreie2017-VA01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

plan:

het bestemmingsplan 'De Contreie 2017' met identificatienummer NL.IMRO.0826.BSPdecontreie2017-VA01 van de gemeente Oosterhout.

bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels (en de daarbij behorende bijlagen).

aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

aaneengebouwde woning:

een woning, die deel uitmaakt van een blok van meer dan twee woningen, waarvan het hoofdgebouw aan ten minste één zijde aan het op het aangrenzende bouwperceel gelegen hoofdgebouw is gebouwd.

aan huis verbonden beroep of bedrijf:

de uitoefening van een beroep op zakelijk, administratief, juridisch, financieel, therapeutisch, (para-)medisch, cosmetisch, ontwerptechnisch of hieraan gelijk te stellen gebied, dan wel de uitoefening van ambachtelijke bedrijfsactiviteiten geheel of overwegend door middel van handwerk, voor zover deze behoren tot de milieucategorie 1 of 2, zoals bepaald in de Staat van bedrijven, of een daarmee qua aard en invloed op de omgeving vergelijkbare activiteit, waarbij de uitoefening in of bij een woning wordt uitgeoefend.

achtergevelrooilijn:

de van de weg, waarop het belangrijkste gebouw op een bouwperceel is georiënteerd, afgekeerde grens van een bouwvlak.

agrarisch bedrijf:

een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of door middel van het houden van landbouwdieren; onder agrarische bedrijven worden tevens begrepen boomteeltbedrijven, sierteeltbedrijven en productiegerichte paardenhouderijen.

ambulante handel:

het te koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen, dan wel het aanbieden van diensten, op een openbare en in de open lucht gelegen locatie, al dan niet gebruikmakend van fysieke middelen, zoals een kraam, een wagen of een tafel.

archeologische waarden:

waarden van een terrein in verband met de zich mogelijk daarin bevindende oudheidkundige zaken die van belang zijn vanwege hun schoonheid, hun betekenis voor de wetenschap en/of hun cultuurhistorische waarde.

autodemontagebedrijf:

een bedrijf gericht op het demonteren / uit elkaar halen van gemotoriseerde voertuigen.

bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

bed & breakfast:

een voorziening in een (bedrijfs)woning, die als doel heeft het verstrekken van logies en ontbijt aan steeds wisselend publiek, dat voor een korte periode, namelijk één tot enkele nachten, ter plaatse met een recreatieve doelstelling verblijft; onder bed & breakfast wordt niet verstaan overnachting, noodzakelijk in verband met het verrichten van tijdelijke, seizoensgebonden of permanente werkzaamheden en/of arbeid.

bedrijf:

een inrichting gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren, herstellen en/of vervoeren van goederen.

bedrijfsgebouw:

een gebouw, dat dient voor de uitoefening van één of meer bedrijfsactiviteiten.

bedrijfswoning:

een woning, bij een (agrarisch) bedrijf of instelling, bestemd voor de huisvesting van (het huishouden van) een persoon die op dat bedrijf of die instelling werkzaam is en al dan niet toezicht houdt.

begane grond:

de bouwlaag van een gebouw, die rechtstreeks ontsloten wordt vanaf het straatniveau.

bestaand(e situatie):

  • ten aanzien van bebouwing:

bebouwing, zoals legaal aanwezig of in uitvoering op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan, dan wel bebouwing, die mag worden gebouwd krachtens een vóór dat tijdstip aangevraagde vergunning;

  • ten aanzien van gebruik:

het gebruik van grond en/of opstallen, zoals legaal aanwezig op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan.

bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak.

bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

bijbehorend bouwwerk:

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak.

bijgebouw:

een vrijstaand gebouw dat qua vorm en omvang ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw.

blinde gevel:

een gevel waarin geen ramen of buitenruimtes (zoals balkons) aanwezig zijn.

boerderijwinkel:

het bedrijfsmatig en kleinschalig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling ter verkoop, het verkopen en / of leveren van producten van een agrarisch bedrijf aan personen die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, waaronder in ieder geval wordt verstaan de verkoop van aardappelen, groente en fruit alsmede daarbij behorende en hieraan ondergeschikt detailhandel van vergelijkbare producten, met uitzondering van straathandel en de verkoop van ter plaatse te nuttigen spijzen.

bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

bouwgrens:

de grens van een bouwvlak.

bouwlaag:

doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd.

bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

bouwperceelgrens:

de grens van een bouwperceel.

bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

cultuur en ontspanning:

voorzieningen gericht op kunst, ontspanning, vrijetijdsbesteding en vermaak, zoals (kook)ateliers, sauna’s, musea, galeries, creatieve en culinaire workshops en yogastudio’s. Hieronder worden niet verstaan speelautomatenhallen.

cultuurhistorische waarde:

de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis heeft gemaakt van dat bouwwerk of dat gebied, zoals dat ondermeer tot uitdrukking komt in de beplanting, het reliëf, de verkaveling, het sloten- of wegenpatroon en/of de architectuur.

dagrecreatie:

activiteiten overdag ter ontspanning in de vorm van sport, spel, toerisme en educatie, waarbij overnachting niet is toegestaan.

dak:

iedere bovenbeëindiging van een gebouw.

dakopbouw:

een opbouw op een deel van een hellend dak, waarmee de goot- en/of bouwhoogte van het gebouw wordt verhoogd.

detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden (hieronder begrepen de uitstalling ten verkoop) het verkopen en/of leveren van goederen aan diegenen die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, met dien verstande dat postorderbedrijven en daarmee vergelijkbare internetwinkels niet worden aangemerkt als detailhandel, tenzij ter plaatse sprake is van fysiek klantcontact.

dienstverlening:

bedrijf of instelling waarvan de werkzaamheden bestaan uit het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen, waaronder zijn begrepen kapperszaak, schoonheidsinstituut, fotostudio, bank, postkantoor, reisbureau en naar aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en instellingen, met uitzondering van een garagebedrijf en een seksinrichting.

dove gevel:

een bouwkundige constructie die een ruimte in een woning of gebouw scheidt van de buitenlucht, waaronder begrepen het dak, die bestaat uit:

  • a. een bouwkundige constructie waarin geen te openen delen aanwezig zijn en met een in NEN 5077 bedoelde karakteristieke geluidwering die ten minste gelijk is aan het verschil tussen de geluidsbelasting van die constructie en 33 dB onderscheidenlijk 35 dB(A);
  • b. een bouwkundige constructie waarin alleen bij uitzondering te openen delen aanwezig zijn, mits de delen niet direct grenzen aan een geluidsgevoelige ruimte.

erf:

al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw.

escortbedrijf:

de natuurlijke persoon, groep van personen of rechtspersoon die bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was prostitutie aanbiedt die op een andere plaats dan in de bij het bedrijf horende bedrijfsruimte wordt uitgeoefend (escortservices, bemiddelingsbureaus e.d.).

evenement

al of niet periodiek terugkerende en / of incidentele gebeurtenissen op het gebied van sport, cultuur, kunst, folklore, handel, recreatie, liefdadigheid, religie, gezondheid, wetenschap, amusement en vergelijkbare gebeurtenissen.

extensief recreatief medegebruik:

die vormen van recreatie welke in hoofdzaak zijn gericht op natuur- en landschapsbeleving, zoals vogelobservatie, wandelen, fietsen, mountainbiken, picknicken, kanoën en survivaltochten, die niet bedrijfsmatig van aard zijn en qua omvang en ruimtelijke uitstraling, ondergeschikt zijn aan de overige, ingevolge de bestemmingsomschrijving toegestane gebruiken en dientengevolge niet het primaire c.q. hoofdgebruik betreffen, al dan niet in combinatie met extensieve dagrecreatieve voorzieningen zoals paden, banken, picknicktafels, bewegwijzering e.d..

functie:

doeleinden ten behoeve waarvan gebruik van gebouwen en/of gronden of aangewezen delen daarvan is toegestaan.

gastouderschap:

kinderopvang op het woonadres van een gastouder of de ouder(s) die tot stand komt door bemiddeling van een gastouderbureau en die betrekking heeft op ten hoogste 6 kinderen, naast eventuele eigen kinderen van de gastouder.

gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

geluidgevoelig object:

  • a. woningen;
  • b. onderwijsgebouwen, ziekenhuizen, verpleeghuizen, verzorgingstehuizen, psychiatrische inrichtingen en kinderdagverblijven, met uitzondering van die delen van gebouwen die niet kunnen worden aangemerkt als verblijfsruimten zoals gedefinieerd in artikel 1.1 onder d van het Besluit geluidhinder; en
  • c. standplaatsen voor woonwagens en ligplaatsen in het water, bestemd om door een woonschip te worden ingenomen.

geluidzone van een industrieterrein:

zone rond een industrieterrein waarbuiten de geluidbelasting vanwege dat terrein de waarde van 50 dB(A) niet te boven mag gaan.

geluidzoneringsplichtige inrichting:

een inrichting, waarbij ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een zone moet worden vastgesteld, waarbuiten de geluidbelasting vanwege dat terrein de waarde van 50 dB(A) niet te boven mag gaan.

geschakelde woning:

een woning, waarvan het hoofdgebouw aan één zijde op de bouwperceelgrens is gebouwd en door middel van bijbehorende bouwwerken geschakeld is met een ander hoofdgebouw op een aangrenzend bouwperceel.

gestapelde woning:

een woning in een gebouw waarin zich meerdere boven elkaar gelegen zelfstandige woningen en/of bijzondere woonruimten bevinden.

gevel:

bouwkundige constructie die een ruimte in een woning of gebouw scheidt van de buitenlucht, daaronder begrepen het dak.

gevelvlak:

het verticale vlak waarin de hoofdvlakken van een gevel zich bevinden.

groepsrisico:

de cumulatieve kansen per jaar dat ten minste 10, 100 of 1000 personen overlijden als rechtstreeks gevolg van hun aanwezigheid in het invloedsgebied van een risicovolle inrichting, buisleiding voor het vervoer van gevaarlijke stoffen of transportroute voor het vervoer van gevaarlijke stoffen en een ongewoon voorval binnen die inrichting of ter plaatse van de buisleiding of transportroute waarbij een gevaarlijke stof of gevaarlijke afvalstof betrokken is.

grondgebonden woning:

een woning die rechtstreeks contact heeft met het aangrenzende terrein.

groothandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan wederverkopers, instellingen dan wel aan personen ter aanwending in een ander bedrijf.

hogere waarde:

een door het bevoegd gezag vast te stellen maximale waarde voor de toelaatbare geluidbelasting vanwege een weg, spoorweg of industrieterrein, die hoger is dan de voorkeursgrenswaarde die op grond van de Wet geluidhinder of het Besluit geluidhinder van toepassing is.

hoofdfunctie:

de belangrijkste functie waarvoor een gebouw mag worden gebruikt.

hoofdgebouw:

een gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel, en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkste is.

horeca(bedrijf):

het bedrijfsmatig verschaffen c.q. verstrekken van logies, dranken, maaltijden en kleine eetwaren, zoals een hotel, restaurant, café, cafetaria of een combinatie van twee of meer van deze bedrijven, waaronder eveneens wordt begrepen het exploiteren van zaalaccommodatie, doch met uitzondering van een seksinrichting.

horeca categorie 1:

een bedrijf dat in hoofdzaak is gericht op het bedrijfsmatig verstrekken van al dan niet ter plaatse bereide etenswaren ten behoeve van consumptie ter plaatse, alsmede het daaraan ondergeschikt verstrekken van alcoholhoudende en niet-alcoholhoudende dranken, al dan niet in combinatie met het verstrekken van nachtverblijf en/of van zaalverhuur, zoals een (hotel-)restaurant, pannenkoekhuis, eetcafé en pizzeria, uitgezonderd een zelfstandig maaltijdafhaalcentrum.

horeca categorie 2:

een bedrijf dat in hoofdzaak is gericht op het bedrijfsmatig verstrekken van ter plaatse bereide snacks, ijs en kleine maaltijden voor consumptie zowel ter plaatse als elders, met daaraan ondergeschikt het verstrekken van dranken, zoals een snackbar, cafetaria, lunchroom en ijssalon.

houtgewas:

bomen, struiken, houtopstanden, boomgaarden, knotbomen, singels en houtwallen.

houtproductie:

het voortbrengen van hout op bedrijfsmatige wijze door een mede daarop afgestemd duurzaam beheer van bos.

huishouden:

de leefvorm of samenlevingsvorm van een alleenstaande of een gezin, waaronder mede wordt begrepen kamerbewoning tot ten hoogste 2 personen in een deel van het hoofdgebouw en/of een aangebouwd bijbehorend bouwwerk.

huisvesting in verband met mantelzorg:

huisvesting in of bij een woning van één huishouden, van wie ten minste één persoon mantelzorg verleent aan of ontvangt van een bewoner van de woning.

industrieterrein:

terrein waaraan in hoofdzaak een bestemming is gegeven voor de vestiging van inrichtingen en waarvan de bestemming voor het gehele terrein of een gedeelte daarvan de mogelijkheid insluit van vestiging van geluidzoneringsplichtige inrichtingen.

internetwinkel:

het bedrijfsmatig via website's te koop aanbieden van goederen, alsmede het opslaan, verkopen en/of (af)leveren van deze goederen, waarbij de goederen niet ten verkoop worden uitgestald.

invloedsgebied:

gebied waarin personen worden meegeteld voor de berekening van het groepsrisico.

kamerverhuur:

het bedrijfsmatig verhuren of het aanbieden van kamers voor bewoning.

kantoor:

een gebouw of deel van een gebouw dat door aard en indeling kennelijk is bestemd om uitsluitend of in hoofdzaak dienstig te zijn tot het verrichten van administratieve en/of ontwerptechnische arbeid, met de daarbij behorende voorzieningen.

kap:

de volledige of nagenoeg volledige afdekking van een gebouw met een dakhelling van minimaal 15º en maximaal 75º.

kinderdagverblijf:

een bedrijf of stichting gericht op de opvang van kinderen, niet zijnde gastouderschap.

kunstobject:

een bouwwerk, geen gebouw zijnde dat wordt aangemerkt als uiting van beeldende kunst.

kunstwerk:

bouwwerken, geen gebouwen zijnde van weg- en waterbouwkundige aard, zoals bruggen, viaducten, duikers, keerwanden, beschoeiingen, kademuren en degelijke.

landschappelijke waarde:

de aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het waarneembare deel van het aardoppervlak, die wordt bepaald door de onderlinge samenhang en beïnvloeding van de levende en niet-levende natuur.

lawaaisport:

een sportactiviteit waarbij motorisch of mechanisch geluid wordt geproduceerd dat zodanig is dat het achtergrondniveau wordt overschreden, waaronder in ieder geval begrepen de rallysport, motorsport, (model)vliegsport; de jachtsport wordt hier niet onder begrepen.

maatschappelijke voorzieningen:

voorzieningen inzake welzijn, openbare dienstverlening, volksgezondheid (medisch en paramedisch), cultuur, religie, verenigingsleven, onderwijs, openbare orde en veiligheid, kinderdagverblijven, buitenschoolse opvang en peuterspeelzalen en daarmee gelijk te stellen bedrijven of instellingen, al dan niet met ondergeschikte horeca en detailhandel.

maatvoeringsvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels voor de toegestane bouwwerken eenzelfde maatvoering geldt.

manege:

een dagrecreatief bedrijf dat hoofdzakelijk op eigen terrein binnen of buiten een gebouw gelegenheid geeft tot het beoefenen van de paardensport en al dan niet mogelijkheden biedt voor het verblijf en de verzorging van paarden.

mantelzorg:

intensieve zorg of ondersteuning, die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende, ten behoeve van zelfredzaamheid of participatie, rechtstreeks voortvloeiend uit een tussen personen bestaande sociale relatie, die de gebruikelijke hulp van huisgenoten voor elkaar overstijgt, en waarvan de behoefte met een verklaring van een huisarts, wijkverpleegkundige of andere door de gemeente aangewezen sociaal-medisch adviseur kan worden aangetoond.

natuurwaarde:

de aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door geologische, geomorfologische, bodemkundige en biologische elementen, zowel afzonderlijk als in onderlinge samenhang.

normaal onderhoud, gebruik en beheer:

een gebruik, gericht op het in zodanige conditie houden of brengen van objecten, dat het voortbestaan van deze objecten op ten minste het bestaande kwaliteitsniveau wordt bereikt.

nutsvoorzieningen:

gebouwde voorzieningen van openbaar nut ten behoeve van water, elektriciteit, gas e.d., zoals transformatorhuisjes, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor (tele)communicatie.

omgevingsvergunning:

vergunning voor activiteiten als genoemd in artikel 2.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo).

onderbouw:

een gedeelte van een gebouw, dat wordt afgedekt door een vloer waarvan de bovenkant minder dan 1,2 meter boven het peil is gelegen.

ondergeschikte detailhandel:

detailhandelsactiviteiten die qua uitstraling passend bij en ondergeschikt aan de hoofdfunctie, ter ondersteuning dienen van de hoofdfunctie en niet zelfstandig worden uitgeoefend en/of toegankelijk zijn los van de hoofdfunctie.

ondergeschikte functie:

functie waarvoor maximaal 30% van de vloeroppervlakte van het hoofdgebouw als zodanig mag worden gebruikt;

ondergeschikte horeca:

horeca, welke (qua omvang en ruimtelijke uitstraling) ondergeschikt en gelieerd is aan de functie die ingevolge de geldende bestemming ter plaatse is toegestaan.

ondergeschikte voorzieningen voor verkeer en verblijf:

voorzieningen voor verkeer en verblijf die ondergeschikt en gelieerd zijn aan de functies die ingevolge de geldende bestemming ter plaatse zijn toegestaan, zoals in- en uitritten, langzaam verkeerspaden, onverharde paden, trottoirs en brandgangen. Hieronder worden in ieder geval geen wegen voor gemotoriseerd verkeer begrepen.

onderkomens:

voor verblijf geschikte – al dan niet aan de bestemming onttrokken – voer- en vaartuigen, arken, caravans en stacaravans voor zover deze niet als bouwwerken zijn aan te merken, als ook tenten.

overkapping:

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, bestaande uit een vrijstaande dakconstructie met maximaal één wand.

patiowoning:

een woning met een geheel of gedeeltelijk omsloten binnenplaats of binnenhof gevormd door de zijmuren van naburige dan wel op het eigen (bouw)perceel aanwezige gebouwen, bijbehorende bouwwerken en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

parkeergarage:

al dan niet ondergrondse, (openbare) gebouwde parkeervoorziening voor het parkeren van meerdere voertuigen.

peil:

  • a. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  • b. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg of de toekomstige weg ter plaatse van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
  • c. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte terrein.

pickuppoint:

een locatie waar de consument via internet bestelde goederen kan afhalen of retourneren, waar uitsluitend logistiek en opslag van bestelde goederen gedurende een korte periode plaatsvindt en waarbij geen sprake is van uitstalling ten verkoop en/of overige activiteiten.

plaatsgebonden risico:

risico op een plaats buiten een risicovolle inrichting of in de nabijheid van een buisleiding voor het vervoer van gevaarlijke stoffen of een transportroute voor het vervoer van gevaarlijke stoffen, uitgedrukt als de kans per jaar dat een persoon die onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven, overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval binnen die inrichting of ter plaatse van de buisleiding of transportroute, waarbij een gevaarlijke stof of gevaarlijke afvalstof betrokken is.

prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het tegen betaling verrichten van seksuele diensten aan anderen.

raamprostitutie:

een seksinrichting bestemd voor of in gebruik voor het zich vanaf het openbaar toegankelijke gebied zichtbaar ter beschikking stellen tot het tegen betaling verrichten van seksuele diensten aan anderen.

recreatief medegebruik:

een recreatief gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan.

risicovolle inrichting:

een inrichting waarbij ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde, richtwaarde voor het risico c.q. risicoafstand moet worden aangehouden bij het in een bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten.

ruimtelijke beeld:

het beeld dat wordt bepaald door de situering, de bouwmassa's, de dakvormen en de dakrichtingen van de bebouwing in relatie tot de omgeving.

ruimtelijke kwaliteit:

waardering van een gebied die bepaald wordt door de mate waarin sprake is van gebruikswaarde, belevingswaarde en toekomstwaarde.

scheidingslijn:

lijn die de grens dan wel scheiding tussen verschillende aanduidingen vormt.

seksinrichting:

een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte, waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch /pornografische aard plaatsvinden, waaronder in elk geval worden verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub, of een prostitutiebedrijf waaronder tevens begrepen een erotische massagesalon, al dan niet gecombineerd met elkaar.

speelvoorziening:

openbaar toegankelijke voorziening in de open lucht bestemd voor sport, spel, vermaak of ontspanning, niet zijnde een sportvoorziening waar georganiseerde sportbeoefening plaatsvindt, waaronder in ieder geval speeltuinen en trapveldjes worden verstaan.

sportvoorziening:

voorziening ten behoeve van de uitoefening van binnen- en/of buitensport (met uitzondering van maneges).

straatprostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het tegen betaling verrichten van seksuele diensten aan anderen, één en ander door passanten hiertoe te bewegen of uit te nodigen door handelingen, houding, woord, gebaar of op andere wijze.

twee-aaneengebouwde woning:

een woning, die deel uitmaakt van een blok van twee woningen, waarvan het hoofdgebouw aan één zijde aan het op het aangrenzende bouwperceel gelegen hoofdgebouw is gebouwd.

uitvoeren:

uitvoeren, het doen uitvoeren, het laten uitvoeren of in uitvoering geven.

vloeroppervlak(te):

de totale oppervlakte van alle ruimten die voor een functie wordt gebruikt.

voorgevel:

de naar de weg of naar het openbaar gebied gekeerde gevel van een gebouw.

voorgevelrooilijn:

de grens van het bouwvlak die gericht is naar de weg en waarop de bebouwing is georiënteerd.

voorkeursgrenswaarde:

de ten hoogste toelaatbare waarde voor de geluidbelasting vanwege een weg, spoorweg of industrieterrein, zoals die rechtstreeks is toegestaan op grond van de Wet geluidhinder of het Besluit geluidhinder.

voorzieningen voor verkeer en verblijf:

voorzieningen die verband houden met de afwikkeling van het verkeer en/of met het verblijfskarakter van de openbare ruimte, zoals wegen, straten, pleinen, langzaam verkeerspaden, inclusief daarbij behorende inrichtingselementen.

vrijstaande woning:

een woning waarvan het hoofdgebouw losstaat van de zijdelingse bouwperceelgrenzen.

waterhuishoudkundige voorzieningen:

voorzieningen die het waterhuishoudingsbelang dienen, zoals watergangen, waterstaatkundige kunstwerken, onderhoudsstroken ten behoeve van het beheer en onderhoud van een watergang, alsmede voorzieningen voor waterafvoer, waterinfiltratie en waterberging, inclusief bijbehorende voorzieningen zoals bermen, paden en beschoeiingen.

wonen:

het bewonen van een woning.

woning:

een complex van ruimten, geschikt en bestemd voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden.

woningsplitsing:

het opdelen van een woning in meerdere wooneenheden;

zelfstandige woonruimte:

een woning met een eigen afsluitbare toegang vanaf de openbare weg, een erf of een gedeelde verkeersruimte, waarbij de wasgelegenheid, kookgelegenheid en het toilet niet worden gedeeld met andere bewoners.

zijstrook:

de strook grond gelegen tussen de zijdelingse perceelsgrens en de denkbeeldige lijn op 3 meter afstand vanaf de zijdelingse perceelsgrens, over de volledige diepte van het bouwperceel.

Artikel 2 Wijze van meten

2.1 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

afstanden:

van bouwwerken tot andere bouwwerken, bebouwingsgrenzen en perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn.

bebouwingspercentage:

het oppervlak dat met bouwwerken mag worden bebouwd, uitgedrukt in procenten van de oppervlakte van het bouwperceel, voor zover dat is gelegen binnen de bestemming, of binnen een in de regels nader aan te duiden gedeelte van die bestemming.

bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

dakhelling:

de hoek gemeten langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

diepte van een gebouw:

  • horizontale diepte:

de lengte van een gebouw, gemeten loodrecht vanaf de naar de weg gekeerde gevel;

  • verticale diepte:

de diepte van een gebouw, gemeten vanaf de bovenzijde van de (afgewerkte) begane grondvloer.

goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen. Ondergronds bouwen wordt niet meegerekend voor het bepalen van de inhoud van een bouwwerk.

oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.2 Ondergeschikte bouwonderdelen

Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwonderdelen, zoals plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, luchtkokers, wolfseinden, dakkapellen, liftschachten, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken, ook indien gelegen buiten het aangegeven bestemmingsvlak, buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van de bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 meter bedraagt.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. agrarisch gebruik, zowel bedrijfsmatig als hobbymatig;
  • b. mestbewerking van enkel op het eigen bedrijf geproduceerde mest;
  • c. behoud, herstel en ontwikkeling van landschappelijke en natuurwaarden;
  • d. water en waterhuishoudkundige doeleinden;
  • e. extensief dagrecreatief medegebruik;
  • f. landschappelijke inpassing van bouwwerken en voorzieningen;

alsmede voor:

  • g.  het behoud van de landschappelijke waardevolle openheid ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - omgevingsvergunning openheid';
  • h.  het behoud van het waardevolle relië ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - omgevingsvergunning waardevol reliëf'.

een en ander met bijbehorende voorzieningen.

3.2 Bouwregels

3.2.1 Algemeen

Uitsluitend zijn toegestaan bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van deze bestemming.

3.2.2 Teeltondersteunende voorzieningen

Voor teeltondersteunende voorzieningen geldt de volgende bepaling:

  • a. Teeltondersteunende voorzieningen zijn uitsluitend toegestaan in de vorm van tijdelijke lage teeltondersteunende voorzieningen, met een maximale bouwhoogte van 1,5 m.

3.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geen teeltondersteunende voorzieningen zijnde, geldt de volgende bepaling:

  • a. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 2,5 m.

3.3 Specifieke gebruiksregels

3.3.1 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan:

  • a. het opslaan, storten of bergen van materialen, producten en mest of enige andere vorm van buitenopslag;
  • b. detailhandel;
  • c. horeca;
  • d. buitenopslag ten behoeve van nevenactiviteiten;
  • e. de opslag van gevaarlijke stoffen, zoals kunstmeststoffen en propaan, die een 10-6 risicocontour hebben;
  • f. het bewerken, verwerken of vergisten van mest van derden.

3.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

3.4.1 Omgevingsvergunningplicht

Het is verboden op de in dit artikel bedoelde gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden) de in het schema onder 3.4.4 Schema omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden. opgenomen omgevingsvergunningsplichtige werken en werkzaamheden uit te (doen) voeren.

3.4.2 Uitzonderingen vergunningplicht

Het onder 3.4.1 Omgevingsvergunningplicht vervatte verbod geldt niet voor werken en werkzaamheden:

  • a. het betreffen werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden met een diepte van minder dan 0,50 m;
  • b. waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan een omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden is verleend;
  • c. welke ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan in uitvoering waren;
  • d. welke betreffen het normale onderhoud en/of landschapsbeheer.

3.4.3 Toetsing aanwezige waarden

De in 3.4.1 Omgevingsvergunningplicht bedoelde vergunning wordt slechts verleend, indien na een belangenafweging blijkt dat er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de aanwezige waarden als opgenomen in 3.1 Bestemmingsomschrijving. De in het kader van de belangenafweging te hanteren toetsingscriteria zijn in het schema onder 3.4.4 Schema omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden weergegeven.

3.4.4 Schema omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden
Omgevingsvergunningsplichtige werken/werkzaamheden   Criteria voor verlening van de omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden  
het aanbrengen van oppervlakteverhardingen groter dan 200 m²   er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de landschappelijke waarden;
het aanbrengen van verhardingen dient noodzakelijk te zijn in het kader van de agrarische bedrijfsvoering, het extensief recreatief medegebruik dan wel het ecologisch, landschaps- en waterhuishoudkundig beheer;
de waterhuishoudkundige situatie mag niet onevenredig worden aangetast  
het diepwoelen, diepploegen, afgraven, vergraven, ophogen en egaliseren van de bodem met meer dan 50 cm, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone – omgevingsvergunning waardevol reliëf'   er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van het waardevolle reliëf  
het beplanten van gronden met houtgewas hoger dan 1 meter, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone – omgevingsvergunning openheid'   er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de landschappelijke openheid  

Artikel 4 Bedrijf

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Bedrijf’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijven die zijn genoemd in de bijlage (Staat van bedrijven) onder milieucategorie 1 en 2 alsmede daarmee naar aard en invloed op de omgeving vergelijkbare bedrijven of inrichtingen welke niet zijn vermeld in de Staat van bedrijven,

met uitzondering van:

    • 1. risicovolle inrichtingen;
    • 2. geluidzoneringsplichtige inrichtingen;
    • 3. zelfstandige kantoren;
    • 4. detailhandelsbedrijven;
    • 5. leisure-, sport- en recreatiebedrijven;
    • 6. autodemontagebedrijven;
  • b. reclamevoorzieningen;
  • c. bedrijfswoningen ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning';
  • d. aan de woonfunctie ondergeschikte activiteiten in de vorm van:
    • 1. aan huis verbonden beroepen of bedrijven;
    • 2. gastouderschap;
  • e. tuinen, erven en verhardingen;
  • f. groenvoorzieningen;
  • g. nutsvoorzieningen;
  • h. voorzieningen voor verkeer en verblijf;
  • i. parkeervoorzieningen;
  • j. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

 

4.2 Bouwregels

4.2.1 Algemeen

Het bebouwingspercentage van het bouwperceel mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximum bebouwingspercentage (%)’ is aangegeven.

4.2.2 Bedrijfsgebouwen

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen geldt de volgende bepaling:

  • a. Bedrijfsgebouwen mogen uitsluitend binnen het aangegeven bouwvlak en buiten de aanduiding 'bedrijfswoning' worden gebouwd;
  • b. De afstand van een bedrijfsgebouw tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt aan één zijde niet minder dan 5 m;
  • c. De goothoogte respectievelijk bouwhoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)’ is aangegeven.

4.2.3 Bedrijfswoningen en bijgebouwen bij bedrijfswoningen

Voor bedrijfswoningen en bijgebouwen bij bedrijfswoningen gelden de volgende bepalingen:

  • a. Bedrijfswoningen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning'.
  • b. Ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning’ zijn maximaal acht bedrijfswoningen toegestaan, met inachtneming van het bepaalde in 24.2 Maximum aantal woningen.
  • c. De afstand van een bedrijfswoning tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt niet minder dan 5 m.
  • d. De inhoud van een bedrijfswoning mag niet meer dan 750 m³ bedragen.
  • e. De goothoogte respectievelijk bouwhoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)’ is aangegeven.
  • f. Bij een bedrijfswoning mogen bijgebouwen worden gebouwd.
  • g. Voor de bouw van de onder g bedoelde bijgebouwen gelden de volgende voorwaarden:
    • 1. de oppervlakte mag niet meer bedragen dan 70 m²;
    • 2. de goot- en bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan 3,50 m;
    • 3. de bouwwerken mogen uitsluitend vanaf 1 m achter de voorgevel van de bedrijfswoning en het verlengde daarvan worden opgericht.

4.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:

  • a. Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd, met dien verstande dat overkappingen uitsluitend binnen het bouwvlak mogen worden gebouwd;
  • b. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt niet meer dan 2,5 m, met dien verstande dat de bouwhoogte voor erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel van de woning niet meer bedraagt dan 1 m;
  • c. De bouwhoogte van vlaggenmasten en antennes mag niet meer dan bedragen dan 6 m.
  • d. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3,5 m.

4.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken vanhet bepaalde in lid 4.2.3 sub h voor een grotere bouwhoogte van bijgebouwen buiten het bouwvlak ten behoeve van het oprichten van een kapconstructie, met dien verstande dat:

  • a. de goothoogte niet meer mag bedragen dan 3,5 m;
  • b. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 6 m;
  • c. er geen verslechtering mag plaatsvinden van de ruimtelijke kwaliteit en stedenbouwkundig beeld van het woongebied of een deel ervan;
  • d. er geen onevenredige aantasting mag plaatsvinden van het straat- en bebouwingsbeeld;
  • e. er geen sprake mag zijn van een onevenredige beperking voor het woongenot van aangrenzende percelen.

4.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Bedrijf' te wijzigen in de bestemming 'Woongebied - 1', met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  • a. het aantal woningen binnen de gehele bestemming 'Woongebied-1' bedraagt (na wijziging) niet meer dan 133;
  • b. het aantal woningen binnen het plangebied mag niet meer bedragen dan is aangegeven in 24.2 Maximum aantal woningen;
  • c. aangetoond wordt dat er sprake is van een aanvaardbare woon- en leefomgeving;
  • d. er geen bezwaren zijn vanuit van waterhuishoudkundige aard;
  • e. omliggende bedrijven niet extra worden belemmerd;
  • f. dit passend is binnen de stedenbouwkundige structuur van de omgeving en het ruimtelijke beeld;
  • g. voor de overige bouwregels zijn de bepalingen van de bestemming 'Woongebied - 1' van toepassing.

4.5 Specifieke gebruiksregels

4.5.1 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan:

  • a. het gebruik van bijgebouwen bij een bedrijfswoning als zelfstandige woning, of ten behoeve van mantelzorg;
  • b. het gebruik van onbebouwde gronden voor bedrijfsmatige opslag en uitstalling van goederen.

4.5.2 Niet-zelfstandige kantoren
  • a. Bij bedrijven zijn uitsluitend niet-zelfstandige kantoren toegestaan;
  • b. De vloeroppervlakte van niet-zelfstandige kantoren mag per bedrijf niet meer bedragen dan 1.500 m². Indien de bestaande vloeroppervlakte meer bedraagt dan 1.500 m², geldt deze oppervlakte als maximale oppervlakte.

4.5.3 Aan huis verbonden beroep of aan huis verbonden bedrijf

Voor de uitoefening van een aan huis verbonden beroep of een aan huis verbonden bedrijf zijn de volgende bepalingen van toepassing:

  • a. de activiteit wordt uitsluitend uitgeoefend door een bewoner van de bedrijfswoning;
  • b. de activiteit bedraagt niet meer dan 30% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de woning en de bij deze woning behorende bijbehorende bouwwerken, tot een maximum van 50 m²;
  • c. buitenactiviteiten, waaronder opslag, ten dienste van het aan huis verbonden beroep of bedrijf zijn niet toegestaan;
  • d. machinale productie en machinale reperatie- en herstelwerkzaamheden alsmede het verrichten van herstelwerkzaamheden aan gemotoriseerde voertuigen zijn niet toegestaan;
  • e. er dient te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid. Hierbij dient voldaan te worden aan het bepaalde in artikel 28.2 Parkeren;
  • f. horeca en detailhandel (w.o. showroom en/of afhaalpunt c.q. logistieke functie, al dan niet t.b.v. internethandel) zijn niet toegestaan.

 

4.6 Afwijken van de gebruiksregels

4.6.1 Andere bedrijfsactiviteiten

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van:

  • a. het bepaalde in lid 4.1 Bestemmingsomschrijving sub a voor bedrijven die niet voorkomen op de Staat van bedrijven, maar die naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met bedrijven die zijn genoemd in de Staat van bedrijven onder de categorieën zoals toegestaan op grond van het bepaalde onder 4.1 Bestemmingsomschrijving sub a, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
    • 1. er wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid. Hierbij dient voldaan te worden aan het bepaalde in artikel 28.2 Parkeren;
    • 2. er zijn hiertegen geen bezwaren vanuit het oogpunt van verkeersveiligheid;
  • b. het bepaalde in lid 4.1 Bestemmingsomschrijving sub a voor bedrijven in één milieucategorie hoger dan is toegestaan, mits deze bedrijven naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met de ter plaatse toegestane bedrijven die zijn genoemd in de Staat van bedrijven, met uitzondering van:
    • 1. geluidzoneringsplichtige inrichtingen;
    • 2. risicovolle inrichtingen;

mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • er wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid. Hierbij dient voldaan te worden aan het bepaalde in artikel 28.2 Parkeren;
  • er zijn hiertegen geen bezwaren vanuit het oogpunt van verkeersveiligheid;
  • c. het bepaalde in lid 4.1 Bestemmingsomschrijving, ten behoeve van:
    • 1. het uitoefenen van detailhandel in ter plaatse vervaardigde, bewerkte en herstelde goederen, als ondergeschikte en niet-zelfstandig onderdeel van de bedrijfsvoering;
    • 2. het uitoefenen van detailhandel in goederen, die een eerstegraads verwantschap hebben c.q. in rechtstreeks verband staan met de hiervoor onder 1 bedoelde goederen, mits deze detailhandel als een ondergeschikt en niet-zelfstandig onderdeel van de onder 1 omschreven bedrijfsvoering plaatsvindt;

mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • er wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid. Hierbij dient voldaan te worden aan het bepaalde in artikel 28.2 Parkeren;
  • er zijn hiertegen geen bezwaren vanuit het oogpunt van verkeersveiligheid.

4.6.2 Omgevingsvergunning pickuppoint

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 4.1 Bestemmingsomschrijving sub a ten behoeve van een pickuppoint, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. er wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid. Hierbij dient voldaan te worden aan het bepaalde in artikel 28.2 Parkeren;
  • b. er zijn hiertegen geen bezwaren vanuit het oogpunt van verkeersveiligheid.

4.6.3 Omgevingsvergunning huisvesting in verband met mantelzorg

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in de gebruiksregels en toestaan dat een vrijstaand bijbehorend bouwwerk of een deel van de bedrijfswoning gebruikt wordt ten behoeve van huisvesting in verband met mantelzorg, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. ingeval van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk is de woonruimte gelegen op een maximale afstand van 15 m van de bedrijfswoning;
  • b. de totale toegestane oppervlakte, welke ten behoeve van de huisvesting mag worden ingezet, bedraagt maximaal 100 m²;
  • c. de huisvesting moet ten dienste staan van het verlenen van mantelzorg aan een zorgbehoevende, waarvan de noodzaak via een indicatiestelling is aangetoond;
  • d. ten behoeve van de huisvesting van een zorgbehoevende mogen die voorzieningen worden aangebracht, die zelfstandige bewoning mogelijk maken;
  • e. er is sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat ter plaatse van de woonruimte;
  • f. de situering van de woonruimte leidt niet tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende bedrijven, voortvloeiende uit milieuregelgeving;
  • g. de omgevingsvergunning wordt ingetrokken, indien de noodzaak uit een oogpunt van mantelzorg vervalt. Daarbij dienen de voorzieningen, die zelfstandige bewoning mogelijk maakten, dusdanig verwijderd te worden, dat zelfstandige bewoning niet meer mogelijk is.

4.6.4 Omgevingsvergunning bed & breakfast

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in de gebruiksregels en toestaan dat een bedrijfswoning gebruikt wordt ten behoeve van een bed & breakfast, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. de activiteit bedraagt niet meer dan 30% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de bedrijfswoning tot een maximum van 100 m²;
  • b. het aantal bedden mag niet meer bedragen dan 6;
  • c. een bed & breakfast is alleen toegestaan in niet-zelfstandige woonruimte(n);
  • d. de activiteit wordt uitsluitend uitgeoefend door een bewoner van de woning;
  • e. er dient te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid. Hierbij dient te worden voldaan aan het bepaalde in artikel 28.2 Parkeren.

Artikel 5 Bos

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Bos’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bos en bebossing;
  • b. groenvoorzieningen;
  • c. onverharde paden en wegen;
  • d. een langzaamverkeersverbinding ter plaatse van de aanduiding ‘langzaam verkeer’;
  • e. extensief recreatief medegebruik;
  • f. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • g. kunstobjecten.

5.2 Bouwregels
5.2.1 Algemeen

Uitsluitend zijn toegestaan bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van deze bestemming.

5.2.2 Maatvoering

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. De bouwhoogte van kunstobjecten mag niet meer bedragen dan 4 m.
  • b. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3,5 m.

5.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

5.3.1 Omgevingsvergunningplicht

Het is verboden op de in dit artikel bedoelde gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden) de volgende omgevingsvergunningsplichtige werken en werkzaamheden uit te (doen) voeren:

  • a. Het verzetten of vergraven van grond waarbij het maaiveld over meer dan 120 m² per perceel of met meer dan 0,40 m wordt gewijzigd of waarbij maaiveldniveaus (steilranden) worden gewijzigd;
  • b. Het omzetten van grond of uitvoeren van bodemingrepen dieper dan 0.40 m onder het maaiveld;
  • c. Het uitvoeren van heiwerken of het anderszins indringen van voorwerpen in de bodem;
  • d. Het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten, of anderszins herprofileren van waterlopen, sloten en greppels;
  • e. Het verlagen van de grondwaterstand;
  • f. Het vellen of rooien van bos en/of het verwijderen van houtopstanden;
  • g. Het verwijderen van natuur- en landschapselementen die ten tijde van het van kracht worden van het plan aanwezig waren;
  • h. Het verwijderen van perceelsindelingen, paden en onverharde wegen;
  • i. Het aanleggen en/of verharden van wegen of paden, dan wel het aanbrengen van andere niet omkeerbare oppervlakteverhardingen groter dan 120 m² per perceel.

5.3.2 Toetsing aanwezige waarden

De in 5.3.1 Omgevingsvergunningplicht bedoelde vergunning wordt slechts verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van het bos en de bebossing.

5.3.3 Uitzonderingen vergunningplicht

Het onder 5.3.1 Omgevingsvergunningplicht vervatte verbod geldt niet voor werken en werkzaamheden:

  • a. waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan een omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden is verleend;
  • b. welke ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan in uitvoering waren;
  • c. welke betreffen het normale onderhoud en/of voortvloeien uit het normale gebruik overeenkomstig de bestemming .

Artikel 6 Gemengd - 1

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Gemengd - 1’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen;
  • b. aan de woonfunctie ondergeschikte activiteiten in de vorm van:
    • 1. aan huis verbonden beroepen of bedrijven;
    • 2. gastouderschap;
  • c. dienstverlening, op de begane grond ter plaatse van de aanduiding 'dienstverlening';
  • d. culturele en ontspannende voorzieningen, op de begane grond;
  • e. maatschappelijke voorzieningen;
  • f. detailhandel, op de begane grond ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel';
  • g. horeca in horeca categorie 1 en 2, niet zijnde logies of een hotel, op de begane grond ter plaatse van de aanduiding 'horeca';
  • h. kantoor, op de begane grond ter plaatse van de aanduiding 'kantoor';
  • i. tuinen, erven en verhardingen;
  • j. groenvoorzieningen;
  • k. nutsvoorzieningen;
  • l. voorzieningen voor verkeer en verblijf;
  • m. parkeervoorzieningen;
  • n. een parkeergarage ter plaatse van de aanduiding ‘parkeergarage';
  • o. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

6.2 Bouwregels

6.2.1 Algemeen

Voor het bouwen in het algemeen gelden de volgende bepalingen:

  • a. Het aantal woningen per aanduidingsvlak 'maximum aantal wooneenheden' mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding ‘maximum aantal wooneenheden’, met inachtneming van het bepaalde in 24.2 Maximum aantal woningen;
  • b. Het bebouwingspercentage van het bouwvlak mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximum bebouwingspercentage (%)’ is aangegeven;
  • c. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - blinde gevel' dient de gevel aan de zijde van de aanduiding 'gevellijn' te worden gebouwd als blinde gevel. De blinde gevel dient in stand te worden gehouden.

6.2.2 Gebouwen en overkappingen binnen het bouwvlak

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen binnen het bouwvlak geldt de volgende bepalingen:

  • a. De volgende bebouwingstypologie is toegestaan:
    • 1. ter plaatse van de aanduiding 'aaneengebouwd' mogen aaneengebouwde woningen worden gebouwd;
    • 2. ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld' mogen gestapelde woningen worden gebouwd.
  • b. De afstand van de voorgevel tot de voorste perceelsgrens mag bij aaneengebouwde woningen niet minder dan 5 m bedragen.
  • c. De goothoogte respectievelijk bouwhoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)’ is aangegeven.

6.2.3 Gebouwen en overkappingen buiten het bouwvlak

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen buiten het bouwvlak gelden de volgende bepalingen:

  • a. Gebouwen en overkappingen buiten het bouwvlak zijn uitsluitend toegestaan ten behoeve van de op het betreffende bouwperceel toegestane functies.
  • b. Gebouwen en overkappingen dienen op een afstand van ten minste 1 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw te worden gebouwd.
  • c. De goot- en bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan 3,5 m.

6.2.4 Parkeergarage

Ter plaatse van de aanduiding ‘parkeergarage’ mogen (ondergrondse) parkeervoorzieningen worden gebouwd tot een verticale diepte van niet meer dan 7 m.

6.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde gelden de volgende bepalingen:

  • a. Bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak gebouwd worden.
  • b. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw niet meer mag bedragen dan 1 m.
  • c. De bouwhoogte van vlaggenmasten en antennes mag niet meer bedragen dan 6 m.
  • d. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3,5 m.

6.3 Afwijken van de bouwregels
  • a. Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 6.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde onder b voor het toestaan van hogere erf- en terreinafscheidingen voor de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw, mits:
    • 1. de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 2 m;
    • 2. dit uit veiligheidsoverwegingen noodzakelijk is voor de bedrijfsvoering;
    • 3. dit passend is binnen de stedenbouwkundige structuur van de omgeving en het ruimtelijke beeld;
    • 4. hiertegen geen bezwaren zijn uit oogpunt van verkeersveiligheid.
  • b. Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 6.2.2 Gebouwen en overkappingen binnen het bouwvlak onder a voor het afwijken van de toegestane bebouwingstypologie en ter plaatse van de aanduiding:
    • 1. ‘aaneengebouwd’ ook twee-aaneengebouwde, geschakelde of vrijstaande woningen toestaan;
    • 2. ‘gestapeld’ ook grondgebonden woningen toestaan;

mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

      • a. de afwijking past binnen de stedenbouwkundige structuur van de omgeving en het ruimtelijke beeld;
      • b. er wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid. Hierbij dient te worden voldaan aan het bepaalde in artikel 28.2 Parkeren.

6.4 Specifieke gebruiksregels

6.4.1 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan:

  • a. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken bij een woning als zelfstandige woning, of ten behoeve van mantelzorg.

6.4.2 Aan huis verbonden beroep of aan huis verbonden bedrijf

Voor de uitoefening van een aan huis verbonden beroep of een aan huis verbonden bedrijf zijn de volgende bepalingen van toepassing:

  • a. de activiteit wordt uitsluitend uitgeoefend door een bewoner van de woning;
  • b. de activiteit bedraagt niet meer dan 30% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de woning en de bij deze woning behorende bijbehorende bouwwerken, tot een maximum van 50 m²;
  • c. buitenactiviteiten, waaronder opslag, ten dienste van het aan huis verbonden beroep of bedrijf zijn niet toegestaan;
  • d. machinale productie en machinale reperatie- en herstelwerkzaamheden alsmede het verrichten van herstelwerkzaamheden aan gemotoriseerde voertuigen zijn niet toegestaan;
  • e. er dient te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid. Hierbij dient voldaan te worden aan het bepaalde in artikel 28.2 Parkeren;
  • f. horeca en detailhandel (w.o. showroom en/of afhaalpunt c.q. logistieke functie, al dan niet t.b.v. internethandel) zijn niet toegestaan.

6.4.3 Detailhandel

Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden ten aanzien van detailhandel de volgende regels:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte van detailhandel bedraagt niet meer dan 400 m²;
  • b. detailhandel vindt uitsluitend op de begane grond plaats;
  • c. detailhandel in volumineuze goederen en grootschalige detailhandel zijn niet toegestaan;
  • d. de opslag en verkoop van vuurwerk is niet toegestaan.

6.4.4 Horeca

Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden ten aanzien van horeca de volgende regels:

  • a. er is ten hoogste één horecabedrijf toegestaan;
  • b. horeca vindt uitsluitend op de begane grond plaats;
  • c. de oppervlakte van het horecabedrijf bedraagt niet meer dan 500 m²;
  • d. ondergeschikte horeca anders dan een horecabedrijf is tevens toegestaan behorende bij maatschappelijke voorzieningen.

6.4.5 Kantoren

Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden ten aanzien van kantoren de volgende regels:

  • a. kantoren bevinden zich uitsluitend op de begane grond;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van zelfstandige kantoren bedraagt niet meer dan 500 m².

6.5 Afwijken van de gebruiksregels

6.5.1 Omgevingsvergunning andere functies

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 6.1 Bestemmingsomschrijving om (één van) de voor de begane grond toegelaten functies ook op de verdieping(en) toe te staan, mits:

  • a. realisering c.q. handhaving van de woonfunctie op de verdieping(en) redelijkerwijs van de belanghebbende niet kan worden gevergd;
  • b. het volkshuisvestingsbelang niet onevenredig wordt geschaad;
  • c. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast;
  • d. geen onevenredige hinder voor de (woon)omgeving te verwachten is;
  • e. voorzien wordt in voldoende parkeergelegenheid. Hierbij dient voldaan te worden aan he bepaalde in artikel 28.2 Parkeren.

6.5.2 Omgevingsvergunning huisvesting in verband met mantelzorg

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in de gebruiksregels en toestaan dat een vrijstaand bijbehorend bouwwerk of een deel van de woning gebruikt wordt ten behoeve van huisvesting in verband met mantelzorg, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. ingeval van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk is de woonruimte gelegen op een maximale afstand van 15 m van de woning;
  • b. de totale toegestane oppervlakte, welke ten behoeve van de huisvesting mag worden ingezet, bedraagt maximaal 100 m²;
  • c. de huisvesting moet ten dienste staan van het verlenen van mantelzorg aan een zorgbehoevende, waarvan de noodzaak via een indicatiestelling is aangetoond;
  • d. ten behoeve van de huisvesting van een zorgbehoevende mogen die voorzieningen worden aangebracht, die zelfstandige bewoning mogelijk maken;
  • e. er is sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat ter plaatse van de woonruimte;
  • f. de situering van de woonruimte leidt niet tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende bedrijven, voortvloeiende uit milieuregelgeving;
  • g. de omgevingsvergunning wordt ingetrokken, indien de noodzaak uit een oogpunt van mantelzorg vervalt. Daarbij dienen de voorzieningen, die zelfstandige bewoning mogelijk maakten, dusdanig verwijderd te worden, dat zelfstandige bewoning niet meer mogelijk is.

6.5.3 Omgevingsvergunning bed & breakfast

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in de gebruiksregels en toestaan dat een woning gebruikt wordt ten behoeve van een bed & breakfast, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. de activiteit bedraagt niet meer dan 30% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de bedrijfswoning tot een maximum van 100 m²;
  • b. het aantal bedden mag niet meer bedragen dan 6;
  • c. een bed & breakfast is alleen toegestaan in niet-zelfstandige woonruimte(n);
  • d. de activiteit wordt uitsluitend uitgeoefend door een bewoner van de woning;
  • e. er dient te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid. Hierbij dient te worden voldaan aan het bepaalde in artikel 28.2 Parkeren.

6.5.4 Omgevingsvergunning meerdere huishoudens

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 6.1 Bestemmingsomschrijving en toestaan dat één woning wordt gebruikt ten behoeve van meerdere huishoudens, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. huisvesting vindt plaats in de woning;
  • b. het aantal personen waaraan woonruimte wordt geboden mag niet meer bedragen dan 6;
  • c. de extra huishoudens mogen uitsluitend worden gehuisvest in niet-zelfstandige woonruimte(n);
  • d. in geval van kamerverhuur is per bewoner minimaal 12 m² gebruiksoppervlakte, zoals gedefinieerd in de bouwverordening en het bouwbesluit, aan gezamenlijke woonruimten en eigen woonruimten aanwezig;
  • e. er dient te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid. Hierbij dient te worden voldaan aan het bepaalde in artikel 28.2 Parkeren.

Artikel 7 Groen

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Groen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen;
  • b. tuin ter plaatse van de aanduiding 'tuin';
  • c. bermen en beplantingen;
  • d. inritten;
  • e. voorzieningen voor langzaam verkeer;
  • f. speelvoorzieningen;
  • g. geluidwerende voorzieningen;
  • h. straatmeubilair;
  • i. kunstobjecten;
  • j. kunstwerken;
  • k. ontmoetingsplaatsen voor jongeren en/of ouderen;
  • l. (voorzieningen voor) ambulante detailhandel;
  • m. vlonders, steigers en (voetgangers)bruggen;
  • n. evenementen;
  • o. nutsvoorzieningen;
  • p. een ontsluiting voor aangrenzende woonpercelen ter plaatse van de aanduiding 'ontsluiting';
  • q. een calamiteiten ontsluiting, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'verkeer';
  • r. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - 1': tevens voor:
    • 1. volkstuin;
    • 2. dierenweide;
    • 3. sport- en spelvoorziening, geen skatevoorziening of daarmee vergelijkbare voorziening;
  • s. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

alsmede voor:

  • t. de instandhouding en bescherming van een waterberging ter plaatse van de aanduiding ‘waterberging';
  • u. de verbinding tussen de op de naastgelegen gronden voorkomende landschappelijke waarden en natuurwaarden, ter plaatse van de aanduiding ‘natuur'.

7.2 Bouwregels

7.2.1 Gebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende bepalingen:

  • a. Op of in gronden met de aanduiding 'tuin' mogen geen gebouwen en overkappingen worden opgericht;
  • b. Op deze gronden mogen gebouwen en overkappingen ten behoeve van ontmoetingsplaatsen worden gebouwd, met dien verstande dat:
    • 1. de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 10 m²;
    • 2. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 3,5 m;
  • c. Op of in deze gronden mogen gebouwen in de vorm van schuilgelegenheden worden gebouwd, met dien verstande dat:
    • 1. de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 10 m²;
    • 2. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 3,5 m;
  • d. Voor het overige mogen op of in deze gronden geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd.

7.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. Binnen de aanduiding 'tuin' zijn uitsluitend erf- en terreinafscheidingen toegestaan, waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 1 m.
  • b. De bouwhoogte van geluidwerende voorzieningen mag niet meer bedragen dan 4 m.
  • c. De bouwhoogte van palen, masten en portalen voor geleidingen, beveiliging en regeling voor verkeer mag niet meer bedragen dan 15 m.
  • d. De bouwhoogte van kunstobjecten mag niet meer bedragen dan 4 m.
  • e. De bouwhoogte van kunstwerken mag niet meer bedragen dan 15 m.
  • f. De bouwhoogte van vlaggenmasten en antennes mag niet meer bedragen dan 6 m.
  • g. De bouwhoogte van andere bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3,5 m.

7.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 7.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde voor het bouwen van kunstobjecten met een bouwhoogte van maximaal 8 m, mits:

  • a. dit passend is binnen de stedenbouwkundige structuur van de omgeving en het ruimtelijke beeld;
  • b. hiertegen geen bezwaren zijn vanuit oogpunt van verkeersveiligheid.

7.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

7.4.1 Omgevingsvergunning

Het is verboden, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning, op of in de gronden ter plaatse van de aanduiding ‘waterberging’ de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en / of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het wijzigen van de waterberging en van watergangen;
  • b. het aanbrengen van gesloten verhardingen;
  • c. het uitvoeren van afgravings- en ontgrondingswerkzaamheden anders dan normaal spitwerk, dieper dan 0,50 m;
  • d. het ophogen, egaliseren, bodemverlagen en / of afgraven van gronden;

7.4.2 Toelaatbaarheid

De in sub 7.4.1 Omgevingsvergunning bedoelde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien noodzakelijk voor de in lid 7.1 Bestemmingsomschrijving genoemde doeleinden en indien een deskundige heeft geadviseerd, dat door de werkzaamheden geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de waardevolle groenvoorziening of van de functie van de waterberging.

7.4.3 Uitzonderingen

Het bepaalde in lid 7.4.1 Omgevingsvergunning is niet van toepassing op:

  • a. werken en werkzaamheden die het normaal onderhoud betreffen overeenkomstig de doeleinden van deze gronden, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn en / of voortvloeien uit het normale gebruik;
  • b. werken en werkzaamheden die op het tijdstip waarop het plan rechtskracht verkreeg, in uitvoering zijn.

7.5 Wijzigingsbevoegdheid

Ter plaatse van de aanduiding ‘wetgevingzone – wijzigingsgebied’ kunnen burgemeester en wethouders de bestemming wijzigen in de bestemming ‘Gemengd - 1', onder de volgende voorwaarden:

  • a. het totaal aantal woningen binnen de gehele bestemming 'Gemengd -1' (2 bestemmingsvlakken) bedraagt (na wijziging) niet meer dan 30;
  • b. het aantal woningen binnen het plangebied mag niet meer bedragen dan is aangegeven in 24.2 Maximum aantal woningen;
  • c. aangetoond wordt dat er sprake is van een aanvaardbare woon- en leefomgeving;
  • d. er geen bezwaren zijn vanuit van waterhuishoudkundige aard;
  • e. er geen onevenredige hinder voor de (woon)omgeving te verwachten is;
  • f. dit passend is binnen de stedenbouwkundige structuur van de omgeving en het ruimtelijke beeld;
  • g. voor de overige bouwregels zijn de bepalingen van de bestemming 'Gemengd - 1' van toepassing.

Artikel 8 Natuur

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Natuur aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. aanleg, instandhouding, herstel en/of ontwikkeling van natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische en abiotische waarden met een zo sterk mogelijk ecologische en ruimtelijk-structurele samenhang;
  • b. houtproductie, mits ondergeschikt aan het behoud van landschappelijke en natuurwaarden;
  • c. extensief recreatief medegebruik;
  • d. onverharde paden ten behoeve van extensieve dagrecreatie;
  • e. een langzaamverkeersverbinding ter plaatse van de aanduiding ‘langzaam verkeer’;
  • f. een route voor landbouwverkeer en langzaam verkeer, aangelegd op verharde paden ter plaatse van de aanduiding ‘verkeer’;
  • g. een brug ter plaatse van de aanduiding ‘brug’;
  • h. agrarisch gebruik gericht op natuurbeheer;
  • i. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

alsmede voor:

  • j. de instandhouding en bescherming van een waterberging ter plaatse van de aanduiding ‘waterberging';

een en ander met bijbehorende voorzieningen.

8.2 Bouwregels

8.2.1 Algemeen

Uitsluitend zijn toegestaan bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van deze bestemming.

8.2.2 Maatvoering

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. De bouwhoogte van erfafscheidingen bedraagt niet meer dan 2 m.
  • b. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3,5 m.

8.3 Specifieke gebruiksregels

8.3.1 Strijdig gebruik

Onder het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met het bestemmingsplan, als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c. van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, wordt in ieder geval begrepen het gebruik van gronden en opstallen:

  • a. voor het opslaan, storten of bergen van materialen, producten en mest, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • b. voor lawaaisporten;
  • c. voor verblijfsrecreatie.

8.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

8.4.1 Omgevingsvergunningplicht

Het is verboden op de in dit artikel bedoelde gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden) de in het schema onder 8.4.4 Schema omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden opgenomen omgevingsvergunningsplichtige werken en werkzaamheden uit te (doen) voeren.

8.4.2 Uitzonderingen vergunningplicht

Het onder 8.4.1 Omgevingsvergunningplicht vervatte verbod geldt niet voor werken en werkzaamheden:

  • a. waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan een omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden is verleend;
  • b. welke ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan in uitvoering waren;
  • c. welke betreffen het normale onderhoud en/of landschapsbeheer;
  • d. welke betreffen het aanbrengen van openbare verlichting langs langzaamverkeersverbindingen en routes voor landbouwverkeer in de directe nabijheid van de bestemming 'Sport'.

8.4.3 Toetsing aanwezige waarden

De in 8.4.1 Omgevingsvergunningplicht bedoelde vergunning wordt slechts verleend, indien na een belangenafweging blijkt dat er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de aanwezige waarden als opgenomen in 8.1 Bestemmingsomschrijving. De in het kader van de belangenafweging te hanteren toetsingscriteria zijn in het schema onder 8.4.4 Schema omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden weergegeven.

8.4.4 Schema omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden
Omgevingsvergunningsplichtige werken/werkzaamheden   Criteria voor verlening van de omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden  
het aanbrengen van oppervlakteverhardingen groter dan 100 m²   het aanbrengen van verhardingen dient noodzakelijk te zijn in het kader van de agrarische bedrijfsvoering, het extensief recreatief medegebruik dan wel het ecologisch, landschaps- en waterhuishoudkundig beheer; de werkzaamheden mogen geen onevenredige aantasting tot gevolg hebben van de natuurwaarden; de waterhuishoudkundige situatie mag niet onevenredig worden aangetast;  
het aanbrengen van (infrastructurele) ondergrondse leidingen   er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de natuur- en landschappelijke waarden;  
het diepwoelen, diepploegen, afgraven, vergraven, ophogen en egaliseren van de bodem met meer dan 50 cm   er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de natuur- en landschappelijke waarden;  
het dempen van poelen, sloten en greppels, het aanleggen van drainage of het verlagen van de grondwaterstand door de aanleg van beregeningsinstallaties   er mag geen onevenredige aantasting zijn van de grondwaterafhankelijke natuur; er mag geen onevenredige aantasting zijn van het belang van waterberging;  
vellen of rooien van houtgewas   er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de landschaps- en natuurwaarden;  
het aanbrengen van openbare verlichting   er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de natuur- en landschappelijke waarden.  

Artikel 9 Sport

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Sport’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. sportvoorzieningen;
  • b. breedtesportvoorzieningen ondergeschikt aan openbare sportvoorzieningen, zoals:
    • 1. culturele activiteiten;
    • 2. naschoolse opvang;
    • 3. spelactiviteiten;
  • c. aan sportvoorzieningen ondergeschikte horeca;
  • d. extensief recreatief medegebruik;
  • e. speelvoorzieningen;
  • f. geluidwerende voorzieningen;
  • g. erven en verhardingen;
  • h. groenvoorzieningen;
  • i. nutsvoorzieningen;
  • j. ondergeschikte voorzieningen voor verkeer en verblijf;
  • k. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • l. evenementen.

9.2 Bouwregels

9.2.1 Gebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende bepalingen:

  • a. De gezamenlijke oppervlakte aan gebouwen en overkappingen bedraagt niet meer dan 2.500 m².
  • b. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 6 m.
  • c. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 11 m.

9.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde gelden de volgende bepalingen:

  • a. Bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd.
  • b. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2,5 m.
  • c. De bouwhoogte van lichtmasten mag niet meer bedragen dan 10 m.
  • d. De bouwhoogte van ballenvangers mag niet meer bedragen dan 10 m.
  • e. De bouwhoogte van vlaggenmasten en antennes mag niet meer bedragen dan 6 m.
  • f. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde mag niet meer bedragen dan 3,5 m.

9.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 9.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde onder c tot en met g voor het bouwen van lichtmasten of ballenvangers tot een bouwhoogte van niet meer dan 20 m, mits:

  • a. de mogelijkheden van belendende bouwpercelen niet onevenredig worden aangetast en er geen onevenredige hinder van wordt ondervonden;
  • b. hiertegen geen bezwaren zijn uit oogpunt van verkeersveiligheid;
  • c. hiertegen geen bezwaren zijn vanuit landschappelijke en natuurwaarden.

Artikel 10 Tuin

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Tuin’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. tuinen en groenvoorzieningen bij woningen;
  • b. inritten;
  • c. parkeren.

10.2 Bouwregels

10.2.1 Gebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende bepalingen:

  • a. Op of in deze gronden mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd, met uitzondering van het bepaalde onder 10.2.2 Uitbreiding van een woning .
  • b. Indien in afwijking van het bepaalde onder a ten tijde van de tervisielegging van het ontwerp van het plan al gebouwen of overkappingen aanwezig zijn, dan mogen deze gebouwen of overkappingen in de huidige omvang en situering worden gehandhaafd.

10.2.2 Uitbreiding van een woning

Voor het bouwen van uitbreidingen aan een woning op de aangrenzende bestemming 'Wonen' gelden de volgende bepalingen:

  • a. De diepte van de uitbreiding mag niet meer bedragen dan 1,5 m.
  • b. De uitbreiding mag niet meer bedragen dan 1 bouwlaag;
  • c. De breedte van de uitbreiding mag niet meer bedragen dan tweederde van de voorgevelbreedte van de woning;
  • d. Indien de uitbreiding wordt uitgevoerd in combinatie met een luifel, dan dient deze luifel een open constructie te zijn met een breedte van niet meer dan eenderde van de voorgevelbreedte en mag de uitbreiding inclusief luifel over de gehele breedte van de voorgevel worden gebouwd in verhouding tweederde - eenderde.

10.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen en overkapingen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 1 m.
  • b. De bouwhoogte van overig tuinmeubilair, zoals pergola's, mag niet meer bedragen dan 2,5 m.
  • c. De bouwhoogte van vlaggenmasten en antennes mag niet meer bedragen dan 3,5 m.

10.3 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan het gebruik ten behoeve van het parkeren van motorvoertuigen op de gronden gelegen vóór de voorgevel van het deel van een woning, dat gezien de bouwhoogte, als belangrijkste onderdeel van de woning kan worden aangemerkt.

10.4 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 10.3 Specifieke gebruiksregels voor het parkeren van motorvoertuigen voor de voorgevel van een woning, mits:

  • a. het ruimtelijke beeld en/of straatbeeld niet wordt geschaad;
  • b. geen onevenredige schade wordt toegebracht aan het woonmilieu en aan de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • c. het aantal parkeerplaatsen op de openbare weg niet wordt verminderd.

Artikel 11 Verkeer

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Verkeer aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. voorzieningen voor verkeer en verblijf;
  • b. uitsluitend een langzaamverkeersverbinding en een calamiteiten ontsluiting, ter plaatse van de aanduiding ‘langzaam verkeer’;
  • c. parkeervoorzieningen;
  • d. kunstobjecten;
  • e. kunstwerken;
  • f. speelvoorzieningen;
  • g. geluidwerende voorzieningen;
  • h. straatmeubilair;
  • i. ontmoetingsplaatsen voor jongeren en/of ouderen;
  • j. terrassen;
  • k. (voorzieningen voor) ambulante detailhandel;
  • l. groenvoorzieningen;
  • m. nutsvoorzieningen;
  • n. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • o. evenementen;

alsmede voor:

  • p. de verbinding tussen de op de naastgelegen gronden voorkomende landschappelijke waarden en natuurwaarden, ter plaatse van de aanduiding ‘natuur'.

11.2 Bouwregels

11.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd;
  • b. Indien in afwijking van het bepaalde onder a ten tijde van de tervisielegging van het ontwerp van het plan al gebouwen aanwezig zijn, dan mogen deze gebouwen in de huidige vorm en situering worden gehandhaafd.

11.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:

  • a. De bouwhoogte van kunstwerken, kunstobjecten, palen, masten en portalen voor geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer mag niet meer bedragen dan 12 m.
  • b. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 3,5 m.

Artikel 12 Water

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Water’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. water en waterhuishoudkundige voorzieningen, waaronder voorzieningen voor waterberging, -aanvoer en -afvoer, zoals watergangen, waterlopen en waterpartijen;
  • b. een brug, ter plaatse van de aanduiding 'brug';
  • c. een natte ecologische verbindingszone;
  • d. groenvoorzieningen;
  • e. oevervoorzieningen;
  • f. steigers, aanlegplaatsen en gelijksoortige voorzieningen;
  • g. nutsvoorzieningen;
  • h. voorzieningen voor verkeer en verblijf, waaronder bruggen, duikers, gelijksoortige voorzieningen en andere kunstwerken;

alsmede voor:

  • i. de verbinding tussen de op de naastgelegen gronden voorkomende landschappelijke waarden en natuurwaarden, ter plaatse van de aanduiding ‘natuur'.

12.2 Bouwregels

12.2.1 Gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

12.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende bepaling:

  • a. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3,5 m.

Artikel 13 Wonen

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen;
  • b. aan de woonfunctie ondergeschikte activiteiten in de vorm van:
    • 1. aan huis verbonden beroepen of bedrijven;
    • 2. gastouderschap;
  • c. detailhandel, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel';
  • d. een minicamping, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'recreatie';
  • e. tuinen, erven en verhardingen;
  • f. groenvoorzieningen;
  • g. nutsvoorzieningen;
  • h. ondergeschikte voorzieningen voor verkeer en verblijf;
  • i. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

alsmede voor:

  • j. de bescherming en instandhouding van de ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding - gemeentelijk monument’ aangegeven gebouwen.

13.2 Bouwregels

13.2.1 Algemeen

Voor het bouwen in het algemeen gelden de volgende bepalingen:

  • a. Het aantal woningen binnen deze bestemming mag niet meer bedragen dan 370, met inachtneming van het bepaalde in 24.2 Maximum aantal woningen.
  • b. Per bouwperceel is maximaal 1 woning toegestaan.
  • c. Het maximum bebouwingspercentage van bouwpercelen met een vrijstaande woning - een patiowoning daaronder niet begrepen - bedraagt niet meer dan:
    • 1. 35% bij een perceel kleiner dan 500 m²;
    • 2. 30% bij een perceel van 500 m² tot 700 m²;
    • 3. 25% bij een perceel vanaf 700 m²;
  • d. Het maximum bebouwingspercentage van bouwpercelen met een patiowoning bedraagt niet meer dan:
    • 1. 45% ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - patiowoningen 1';
    • 2. 60% ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - patiowoningen 2'.

13.2.2 Gebouwen en overkappingen binnen het bouwvlak

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen binnen het bouwvlak gelden de volgende bepalingen:

  • a. De volgende bebouwingstypologie is van toepassing:
    • 1. ter plaatse van de aanduidingen 'specifieke bouwaanduiding - patiowoningen 1' en 'specifieke bouwaanduiding - patiowoningen 2' mogen patiowoningen worden gebouwd;
    • 2. ter plaatse van de aanduiding 'aaneengebouwd' mogen aaneengebouwde woningen worden gebouwd;
    • 3. ter plaatse van de aanduiding 'twee-aaneen' mogen twee-aaneengebouwde en geschakelde woningen worden gebouwd;
    • 4. ter plaatse van de aanduiding 'vrijstaand' mogen vrijstaande woningen worden gebouwd;
  • b. De voorgevel van een woning moet worden gesitueerd in de voorgevelrooilijn dan wel op een afstand van niet meer dan 3 m daarachter.
  • c. De goothoogte respectievelijk bouwhoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)’ is aangegeven.
  • d. In afwijking van het bepaalde onder a tot en met c geldt bij:
    • 1. vrijstaande woningen, dat voor de gronden binnen 3 m van de zijdelingse perceelsgrenzen de bepalingen onder 13.2.4 (gebouwen en overkappingen buiten het bouwvlak) van toepassing zijn;
    • 2. twee-aaneengebouwde en geschakelde woningen, dat voor de gronden binnen 3 m van één van beide zijdelingse perceelsgrenzen de bepalingen onder 13.2.4 (gebouwen en overkapppingen buiten het bouwvlak) van toepassing zijn.
    • 3. indien de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - brede zijstrook' is opgenomen, zijn de bepalingen onder 13.2.4 (gebouwen en overkappingen buiten het bouwvlak) van toepassing voor:
      • de gronden binnen 5 m van de zijdelingse perceelsgrenzen bij vrijstaande woningen;
      • de gronden binnen 5 m van één van de zijdelingse perceelsgrenzen bij twee-aaneengebouwde en geschakelde woningen.

13.2.3 Gebouwen en overkappingen binnen de aanduiding 'bijgebouwen'

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen binnen de aanduiding 'bijgebouwen' gelden de volgende bepalingen:

  • a. De aanduiding 'bijgebouwen' mag volledig worden bebouwd.
  • b. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 4 m.
  • c. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 8 m.

13.2.4 Gebouwen en overkappingen buiten het bouwvlak en buiten de aanduiding 'bijgebouwen'

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen buiten het bouwvlak gelden de volgende bepalingen:

  • a. Gebouwen en overkappingen dienen op een afstand van ten minste 1 m achter de voorgevel van de woning te worden gebouwd.
  • b. De goot- en bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan 3,50 m.
  • c. Bij vrijstaande woningen dient één der zijstroken vrij van gebouwen en overkappingen te blijven.
  • d. De gezamenlijke oppervlakte voor gebouwen en overkappingen buiten het bouwvlak mag, met inachtneming van het bepaalde onder e:
    • 1. voor bouwpercelen met een oppervlakte van maximaal 500 m² niet meer bedragen dan 100 m², met dien verstande dat maximaal 50 m² als vrijstaand(e) gebouw(en) buiten het bouwvlak mag / mogen worden gebouwd;
    • 2. voor bouwpercelen met een oppervlakte van maximaal 2.000 m² niet meer bedragen dan 150 m², met dien verstande dat maximaal 100 m² als vrijstaand(e) gebouw(en) buiten het bouwvlak mag / mogen worden gebouwd;
    • 3. voor bouwpercelen met een oppervlakte groter dan 2.000 m² niet meer bedragen dan 200 m², met dien verstande dat maximaal 150 m² als vrijstaand(e) gebouw(en) buiten het bouwvlak mag / mogen worden gebouwd.
  • e. De gronden gelegen achter de achtergevelrooilijn en het verlengde daarvan mogen voor maximaal 50% worden bebouwd, met dien verstande dat in ieder geval 25 m² aan gebouwen en overkappingen buiten het bouwvlak mag worden gebouwd.
  • f. Indien in afwijking van het bepaalde onder a en c ten tijde van de tervisielegging van het ontwerp van het plan legaal een kleinere afstand aanwezig was dan wel de betreffende zijstrook niet (geheel) vrij van gebouwen en overkappingen was, mag die afstand respectievelijk situatie worden gehandhaafd.
  • g. Indien in afwijking van het bepaalde onder b en d ten tijde van de tervisielegging van het ontwerp van het plan legaal een grotere goot- of bouwhoogte of oppervlakte aanwezig was, mag die bestaande goot- of bouwhoogte respectievelijk oppervlakte worden gehandhaafd c.q. bij uitbreiding worden aangehouden.

13.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde gelden de volgende bepalingen:

  • a. Bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd.
  • b. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de lijn waarin de naar de weg gekeerde gevel van de woning staat niet meer mag bedragen dan 1 m.
  • c. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3,5 m.

13.2.6 Was- en toiletgebouwen

Voor het bouwen van was- en toiletgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. Uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'recreatie' zijn was- en toiletgebouwen toegestaan;
  • b. Het aantal was- en toiletgebouwen bedraagt niet meer dan 2;
  • c. De goothoogte van een was- en toiletgebouw bedraagt niet meer dan 3 m;
  • d. De bouwhoogte van een was- en toiletgebouw bedraagt niet meer dan 6 m;
  • e. Het totale oppervlak van was- en toiletgebouwen bedraagt ten hoogste 100 m².

13.3 Nadere eisen
  • a. Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen ten aanzien van de situering en de afmetingen van bebouwing op het bouwperceel.
  • b. De onder a genoemde nadere eisen mogen slechts worden gesteld voor het behoud van en ter voorkoming van de aantasting van de ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding - gemeentelijk monument’ aangegeven bebouwing.

13.4 Afwijken van de bouwregels
  • a. Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in 13.2.2 Gebouwen en overkappingen binnen het bouwvlak onder a voor het afwijken van de toegestane bebouwingstypologie en ter plaatse van de aanduiding:
    • 1. ‘aaneengebouwd’ ook twee-aaneengebouwde, geschakelde of vrijstaande woningen toestaan;
    • 2. ‘twee-aaneen’ ook vrijstaande woningen toestaan;
    • 3. ‘gestapeld’ ook grondgebonden woningen toestaan;

mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • de afwijking past binnen de stedenbouwkundige structuur van de omgeving en het ruimtelijke beeld;
  • er wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid. Hierbij dient te worden voldaan aan het bepaalde in artikel 28.2 Parkeren.
  • b. Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 13.2.2 Gebouwen en overkappingen binnen het bouwvlak sub c voor het toestaan van het verhogen van de maximaal toegestane bouwhoogte met maximaal één meter voor vrijstaande woningen, met dien verstande dat:
    • 1. er geen verslechtering mag plaatsvinden van de ruimtelijke kwaliteit en stedenbouwkundig beeld de ruimtelijke en stedenbouwkundige kwaliteit van het woongebied of een deel ervan;
    • 2. er geen onevenredige aantasting mag plaatsvinden van het straat- en bebouwingsbeeld;
    • 3. er geen sprake mag zijn van een onevenredige beperking voor het woongenot van aangrenzende woonpercelen;
  • c. Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in 13.2.4 Gebouwen en overkappingen buiten het bouwvlak en buiten de aanduiding 'bijgebouwen' onder b voor een grotere bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken bij vrijstaande woningen ten behoeve van het oprichten van een kapconstructie, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
    • 1. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 3,5 m;
    • 2. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 6 m;
    • 3. de afwijking past binnen de stedenbouwkundige structuur van de omgeving en het ruimtelijke beeld;
    • 4. de mogelijkheden van belendende bouwpercelen worden niet onevenredig aangetast en er wordt geen onevenredige hinder ondervonden.
  • d. Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in 13.2.4 Gebouwen en overkappingen buiten het bouwvlak en buiten de aanduiding 'bijgebouwen' onder c voor het bouwen van een vrijstaand gebouw of een vrijstaande overkapping in de vrij van gebouwen en overkappingen te blijven zijstrook, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
    • 1. de bebouwing wordt gerealiseerd op een afstand van 1 m of meer achter de achtergevelrooilijn;
    • 2. de afwijking past binnen het stedenbouwkundige beeld van de omgeving en het plaatselijk straatbeeld;
    • 3. de mogelijkheden van belendende bouwpercelen worden niet onevenredig aangetast en er wordt geen onevenredige hinder ondervonden.

13.5 Specifieke gebruiksregels
13.5.1 Strijdig gebruik

Onder het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met het bestemmingsplan, wordt in ieder geval begrepen:

  • a. het gebruik van platte daken als dakterras;
  • b. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken en bijgebouwen bij een woning als zelfstandige woning, of ten behoeve van mantelzorg.

13.5.2 Aan huis verbonden beroep of aan huis verbonden bedrijf

Voor de uitoefening van een aan huis verbonden beroep of een aan huis verbonden bedrijf zijn de volgende bepalingen van toepassing:

  • a. de activiteit wordt uitsluitend uitgeoefend door een bewoner van de woning;
  • b. de activiteit bedraagt niet meer dan 30% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de woning en de bij deze woning behorende bijbehorende bouwwerken, tot een maximum van 50 m²;
  • c. buitenactiviteiten, waaronder opslag, ten dienste van het aan huis verbonden beroep of bedrijf zijn niet toegestaan;
  • d. machinale productie en machinale reperatie- en herstelwerkzaamheden alsmede het verrichten van herstelwerkzaamheden aan gemotoriseerde voertuigen zijn niet toegestaan;
  • e. er dient te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid. Hierbij dient voldaan te worden aan het bepaalde in artikel 28.2 Parkeren;
  • f. horeca en detailhandel (w.o. showroom en/of afhaalpunt c.q. logistieke functie, al dan niet t.b.v. internethandel) zijn niet toegestaan.

13.5.3 Detailhandel

Ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel' (dh) zijn de volgende bepalingen van toepassing:

  • a. de vloeroppervlakte voor detailhandel bedraagt niet meer dan 200 m²;
  • b. ter plaatse is uitsluitend een boerderijwinkel toegestaan.

13.5.4 Recreatie

Ter plaatse van de aanduiding 'recreatie' (r) is de volgende bepaling van toepassing:

  • a. er zijn niet meer dan 40 standplaatsen toegestaan.

13.6 Afwijken van de gebruiksregels
13.6.1 Omgevingsvergunning huisvesting in verband met mantelzorg

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in de gebruiksregels en toestaan dat een vrijstaand bijbehorend bouwwerk of een deel van de woning gebruikt wordt ten behoeve van huisvesting in verband met mantelzorg, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. ingeval van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk is de woonruimte gelegen op een maximale afstand van 15 m van de woning;
  • b. de totale toegestane oppervlakte, welke ten behoeve van de huisvesting mag worden ingezet, bedraagt maximaal 100 m²;
  • c. de huisvesting moet ten dienste staan van het verlenen van mantelzorg aan een zorgbehoevende, waarvan de noodzaak via een indicatiestelling is aangetoond;
  • d. ten behoeve van de huisvesting van een zorgbehoevende mogen die voorzieningen worden aangebracht, die zelfstandige bewoning mogelijk maken;
  • e. er is sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat ter plaatse van de woonruimte;
  • f. de situering van de woonruimte leidt niet tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende bedrijven, voortvloeiende uit milieuregelgeving;
  • g. de omgevingsvergunning wordt ingetrokken, indien de noodzaak uit een oogpunt van mantelzorg vervalt. Daarbij dienen de voorzieningen, die zelfstandige bewoning mogelijk maakten, dusdanig verwijderd te worden, dat zelfstandige bewoning niet meer mogelijk is.

13.6.2 Omgevingsvergunning bed & breakfast

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in de gebruiksregels en toestaan dat een woning gebruikt wordt ten behoeve van een bed & breakfast, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. de activiteit bedraagt niet meer dan 30% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de woning tot een maximum van 100 m²;
  • b. het aantal bedden mag niet meer bedragen dan 6;
  • c. een bed & breakfast is alleen toegestaan in niet-zelfstandige woonruimte(n);
  • d. de activiteit wordt uitsluitend uitgeoefend door een bewoner van de woning;
  • e. er dient te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid. Hierbij dient te worden voldaan aan het bepaalde in artikel 28.2 Parkeren.

13.6.3 Omgevingsvergunning meerdere huishoudens

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 13.1 Bestemmingsomschrijving en toestaan dat één woning wordt gebruikt ten behoeve van meerdere huishoudens, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. huisvesting vindt plaats in de woning;
  • b. het aantal personen waaraan woonruimte wordt geboden mag niet meer bedragen dan 6;
  • c. de extra huishoudens mogen uitsluitend worden gehuisvest in niet-zelfstandige woonruimte(n);
  • d. in geval van kamerverhuur is per bewoner minimaal 12 m² gebruiksoppervlakte, zoals gedefinieerd in de bouwverordening en het bouwbesluit, aan gezamenlijke woonruimten en eigen woonruimten aanwezig;
  • e. er dient te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid. Hierbij dient te worden voldaan aan het bepaalde in artikel 28.2 Parkeren.

13.6.4 Omgevingsvergunning toevoegen woning

Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde binnen deze bestemming teneinde woningsplitsing toe te staan, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. Splitsing is uitsluitend toegestaan onder de volgende voorwaarden:
    • 1. de extra woning komt in een pand met een monumentenstatus of in een langgevelboerderij. Over het aspect, of sprake is van een langgevelboerderij wordt onafhankelijk deskundig advies ingewonnen;
    • 2. de extra woning is uitsluitend toegestaan, indien dit mede is gericht op het behoud of herstel van deze cultuurhistorische waardevolle bebouwing als bedoeld onder 1; hieromtrent wordt deskundig advies ingewonnen;
    • 3. het pand mag (ten behoeve van de extra woning) niet worden uitgebreid.
  • b. Overtollige bebouwing dient te worden gesloopt, met uitzondering van monumenten. Er is in die situatie maximaal 20% van het te slopen bebouwde oppervlakte aan niet voor bewoning bestemde bijbehorende bouwwerken toegestaan, tot een bebouwde oppervlakte van in totaal maximaal 200 m²;
  • c. de toevoeging van de woning is stedenbouwkundig, landschappelijk, verkeerskundig en milieukundig (w.o. woon- en leefmilieu) aanvaardbaar;
  • d. er dient te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid. Hierbij dient voldaan te worden aan het bepaalde in artikel 28.2 Parkeren.

Artikel 14 Woongebied - 1

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Woongebied - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen;
  • b. aan de woonfunctie ondergeschikte activiteiten in de vorm van:
    • 1. aan huis verbonden beroepen of bedrijven;
    • 2. gastouderschap;
  • c. tuinen, erven en verhardingen;
  • d. speelvoorzieningen;
  • e. groenvoorzieningen;
  • f. nutsvoorzieningen;
  • g. voorzieningen voor verkeer en verblijf;
  • h. parkeervoorzieningen;
  • i. een parkeergarage, ter plaatse van de aanduiding ‘parkeergarage' (pg);
  • j. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

14.2 Bouwregels

14.2.1 Algemeen

Voor het bouwen in het algemeen gelden de volgende bepalingen:

  • a. Het aantal woningen binnen deze bestemming mag niet meer bedragen dan 125, met inachtneming van het bepaalde in 24.2 Maximum aantal woningen.
  • b. Per bouwperceel is maximaal 1 woning toegestaan, met uitzondering van bouwpercelen ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld' (gs).
  • c. Het maximum bebouwingspercentage van bouwpercelen met een vrijstaande woning - een patiowoning daaronder niet begrepen - bedraagt niet meer dan:
    • 1. 35% bij een perceel kleiner dan 500 m²;
    • 2. 30% bij een perceel van 500 m² tot 700 m²;
    • 3. 25% bij een perceel vanaf 700 m²;
  • d. Het maximum bebouwingspercentage van bouwpercelen met een patiowoning bedraagt niet meer dan 75%.

14.2.2 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van gebouwen binnen het bouwvlak gelden de volgende bepalingen:

  • a. De volgende bebouwingstypologie is toegestaan:
    • 1. ter plaatse van de aanduidingen 'specifieke bouwaanduiding - patiowoningen' mogen patiowoningen worden gebouwd;
    • 2. ter plaatse van de aanduiding 'aaneengebouwd' mogen aaneengebouwde woningen worden gebouwd;
    • 3. ter plaatse van de aanduiding 'twee-aaneen' mogen geschakelde en twee-aaneengebouwde woningen worden gebouwd;
    • 4. ter plaatse van de aanduiding 'vrijstaand' mogen vrijstaande woningen worden gebouwd;
    • 5. ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld' mogen maximaal 15 gestapelde woningen worden gebouwd;
  • b. De afstand van de voorgevel tot de voorste perceelsgrens bedraagt:
    • 1. ter plaatse van het aanduidingsvlak met uitsluitend de aanduiding 'aaneengebouwd' minimaal 2,5 m en maximaal 5,5 m;
    • 2. ter plaatse van het aanduidingsvlak met de aanduidingen 'aaneengebouwd', 'twee-aaneen' en 'vrijstaand' minimaal 2,5 meter en maximaal 7 m;
  • c. De goothoogte respectievelijk bouwhoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)’ is aangegeven
  • d. De diepte van een hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan:
    • 1. 15 m bij vrijstaande hoofdgebouwen;
    • 2. 12 m bij twee-aaneengebouwde of geschakelde woningen;
    • 3. 11 m bij aaneengebouwde woningen.
  • e. De afstand van een hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelsgrens mag niet minder bedragen dan:
    • 1. 3 m bij vrijstaande hoofdgebouwen;
    • 2. 3 m bij twee-aaneengebouwde of geschakelde hoofdgebouwen tot één van de zijdelingse perceelsgrenzen.

14.2.3 Erkers

Voor het bouwen van erkers aan een woning gelden de volgende bepalingen:

  • a. Per woning is één erker voor de voorgevel toegestaan.
  • b. De diepte van de erker mag niet meer bedragen dan 1,5 m.
  • c. De erker mag niet meer bedragen dan 1 bouwlaag.
  • d. De breedte van de erker mag niet meer bedragen dan tweederde van de voorgevelbreedte van de woning.
  • e. Indien de erker wordt uitgevoerd in combinatie met een luifel, dan dient deze luifel een open constructie te zijn met een breedte van niet meer dan eenderde van de voorgevelbreedte en mag de uitbreiding inclusief luifel over de gehele breedte van de voorgevel worden gebouwd in verhouding tweederde - eenderde.
  • f. Indien een luifel is voorzien aan een woning binnen de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - luifel' is een luifel met een maximale diepte van 1,5 meter toegestaan over de volledige breedte van de voorgevel.

14.2.4 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

  • a. Het bepaalde onder b t/m e is niet van toepassing op die delen van het perceel, waar conform lid 14.2.2 Hoofdgebouwen hoofdgebouwen mogen worden gebouwd. Voor bijbehorende bouwwerken die worden gebouwd op deze gronden, gelden de regels van lid 14.2.2 Hoofdgebouwen.
  • b. Bijbehorende bouwwerken dienen te worden gebouwd op een afstand van ten minste 1 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw, tenzij dit tot gevolg heeft dat de afstand tot de weg waaraan het hoofdgebouw is gelegen, aan de zijde van de oprit voor een auto minder dan 11 m bedraagt. In dat geval mag de afstand tot de weg niet minder dan 11 m bedragen, behoudens die situaties waar er naast de woning ruimte aanwezig is om 2 auto's naast elkaar te parkeren.
  • c. De goot- en bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan 3,50 m.
  • d. Bij vrijstaande woningen dient één der zijstroken vrij van bijbehorende bouwwerken te blijven.
  • e. De gronden gelegen achter de achtergevel van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan mogen voor maximaal 50% worden bebouwd, met dien verstande dat:
    • 1. per woning in ieder geval 25 m² aan bijbehorende bouwwerken mag worden gebouwd;
    • 2. voor bouwpercelen met een oppervlakte van maximaal 500 m² de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken niet meer mag bedragen dan 100 m², met dien verstande dat maximaal 50 m² als vrijstaand(e) bijbehorende bouwwerken mag worden gebouwd;
    • 3. voor bouwpercelen met een oppervlakte van maximaal 2.000 m² de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken niet meer mag bedragen dan 150 m², met dien verstande dat maximaal 100 m² als vrijstaand(e) bijbehorende bouwwerken mag worden gebouwd;
    • 4. voor bouwpercelen met een oppervlakte groter dan 2.000 m² de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken niet meer mag bedragen dan 200 m², met dien verstande dat maximaal 150 m² als vrijstaand(e) bijbehorende bouwwerken mag worden gebouwd;

14.2.5 Parkeergarage

Ter plaatse van de aanduiding ‘parkeergarage’ mogen (ondergrondse) parkeervoorzieningen worden gebouwd tot een verticale diepte van niet meer dan 7 m.

14.2.6 Bouwwerken van openbaar nut

Voor het bouwen van bouwwerken ten behoeve van openbare nut gelden de volgende bepalingen:

  • a. de inhoud van een gebouw bedraagt niet meer dan 50 m³;
  • b. de bouwhoogte van een gebouw bedraagt niet meer dan 3 m.

14.2.7 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde bij woningen gelden de volgende bepalingen:
    • 1. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de lijn waarin de naar de weg gekeerde gevel van de woning staat niet meer mag bedragen dan 1 m.
    • 2. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3,5 m.
  • b. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde op overige gronden gelden de volgende bepalingen:
    • 1. De bouwhoogte van kunstwerken, palen, masten en portalen voor geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer mag niet meer bedragen dan 15 m.
    • 2. De bouwhoogte van kunstobjecten mag niet meer bedragen dan 15 m.
    • 3. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 3,5 m.

14.3 Nadere eisen
  • a. Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen ten aanzien van de situering en de afmetingen van bebouwing op het bouwperceel.
  • b. De onder a genoemde nadere eisen mogen slechts worden gesteld ten behoeve van:
    • 1. een samenhangend straatbeeld;
    • 2. een goede woonsituatie;
    • 3. de verkeersveiligheid;
    • 4. de sociale veiligheid;
    • 5. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

14.4 Afwijken van de bouwregels
  • a. Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in 14.2.2 Hoofdgebouwen onder a voor het afwijken van de toegestane bebouwingstypologie en ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding - patiowoningen’ ook twee-aaneengebouwde, geschakelde of vrijstaande woningen toestaan, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
    • 1. de afwijking past binnen de stedenbouwkundige structuur van de omgeving en het ruimtelijke beeld;
    • 2. er wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid. Hierbij dient te worden voldaan aan het bepaalde in artikel 28.2 Parkeren.
  • b. Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 14.2.2 Hoofdgebouwen sub c onder 1 voor het toestaan van hoger maximaal toegestaan bebouwingspercentage voor vrijstaande woningen tot ten hoogste 50%, met dien verstande dat:
    • 1. er geen verslechtering mag plaatsvinden van de ruimtelijke kwaliteit en stedenbouwkundig beeld van het woongebied of een deel ervan;
    • 2. er geen onevenredige aantasting mag plaatsvinden van het straat- en bebouwingsbeeld;
    • 3. er geen sprake mag zijn van een onevenredige beperking voor het woongenot van aangrenzende woonpercelen;
  • c. Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 14.2.2 Hoofdgebouwen sub c voor het toestaan van het verhogen van de maximaal toegestane bouwhoogte met maximaal één meter voor vrijstaande woningen, met dien verstande dat:
    • 1. er geen verslechtering mag plaatsvinden van de ruimtelijke kwaliteit en stedenbouwkundig beeld de ruimtelijke en stedenbouwkundige kwaliteit van het woongebied of een deel ervan;
    • 2. er geen onevenredige aantasting mag plaatsvinden van het straat- en bebouwingsbeeld;
    • 3. er geen sprake mag zijn van een onevenredige beperking voor het woongenot van aangrenzende woonpercelen;
  • d. Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 14.2.2 Hoofdgebouwen sub e voor het toestaan van een kleinere afstand van hoofdgebouwen tot de zijdelingse perceelsgrens of het bouwen ín de perceelsgrens, met dien verstande dat:
    • 1. er sprake is van een zij- of kopgevel die grenst aan het openbaar gebied;
    • 2. er geen verslechtering mag plaatsvinden van de ruimtelijke kwaliteit en stedenbouwkundig beeld van het woongebied of een deel ervan;
    • 3. er geen onevenredige aantasting mag plaatsvinden van het straat- en bebouwingsbeeld;
    • 4. er geen sprake mag zijn van een onevenredige beperking voor het woongenot van aangrenzende woonpercelen;
  • e. Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in 14.2.4 Bijbehorende bouwwerken onder c voor een grotere bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken bij vrijstaande woningen ten behoeve van het oprichten van een kapconstructie, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
    • 1. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 3,5 m;
    • 2. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 6 m;
    • 3. de afwijking past binnen de stedenbouwkundige structuur van de omgeving en het ruimtelijke beeld;
    • 4. de mogelijkheden van belendende bouwpercelen worden niet onevenredig aangetast en er wordt geen onevenredige hinder ondervonden.
  • f. Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in 14.2.4 Bijbehorende bouwwerken onder d voor het bouwen van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk in de vrij van gebouwen te blijven zijstrook, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
    • 1. deze bebouwing wordt gerealiseerd op een afstand van 1 m of meer achter de achtergevelrooilijn;
    • 2. de afwijking past binnen het stedenbouwkundige structuur van de omgeving en het ruimtelijke beeld;
    • 3. de mogelijkheden van belendende bouwpercelen worden niet onevenredig aangetast en er wordt geen onevenredige hinder ondervonden.

14.5 Specifieke gebruiksregels

14.5.1 Strijdig gebruik

Onder het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met het bestemmingsplan, wordt in ieder geval begrepen:

  • a. het gebruik van platte daken als dakterras;
  • b. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken bij een woning als zelfstandige woning, of ten behoeve van mantelzorg.

14.5.2 Aan huis verbonden beroep of aan huis verbonden bedrijf

Voor de uitoefening van een aan huis verbonden beroep of een aan huis verbonden bedrijf zijn de volgende bepalingen van toepassing:

  • a. de activiteit wordt uitsluitend uitgeoefend door een bewoner van de woning;
  • b. de activiteit bedraagt niet meer dan 30% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de woning en de bij deze woning behorende bijbehorende bouwwerken, tot een maximum van 50 m²;
  • c. buitenactiviteiten, waaronder opslag, ten dienste van het aan huis verbonden beroep of bedrijf zijn niet toegestaan;
  • d. machinale productie en machinale reperatie- en herstelwerkzaamheden alsmede het verrichten van herstelwerkzaamheden aan gemotoriseerde voertuigen zijn niet toegestaan;
  • e. er dient te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid. Hierbij dient voldaan te worden aan het bepaalde in artikel 28.2 Parkeren;
  • f. horeca en detailhandel (w.o. showroom en/of afhaalpunt c.q. logistieke functie, al dan niet t.b.v. internethandel) zijn niet toegestaan.

14.6 Afwijken van de gebruiksregels

14.6.1 Omgevingsvergunning huisvesting in verband met mantelzorg

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in de gebruiksregels en toestaan dat een vrijstaand bijbehorend bouwwerk of een deel van de woning gebruikt wordt ten behoeve van huisvesting in verband met mantelzorg, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. ingeval van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk is de woonruimte gelegen op een maximale afstand van 15 m van de woning;
  • b. de totale toegestane oppervlakte, welke ten behoeve van de huisvesting mag worden ingezet, bedraagt maximaal 100 m²;
  • c. de huisvesting moet ten dienste staan van het verlenen van mantelzorg aan een zorgbehoevende, waarvan de noodzaak via een indicatiestelling is aangetoond;
  • d. ten behoeve van de huisvesting van een zorgbehoevende mogen die voorzieningen worden aangebracht, die zelfstandige bewoning mogelijk maken;
  • e. er is sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat ter plaatse van de woonruimte;
  • f. de situering van de woonruimte leidt niet tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende bedrijven, voortvloeiende uit milieuregelgeving;
  • g. de omgevingsvergunning wordt ingetrokken, indien de noodzaak uit een oogpunt van mantelzorg vervalt. Daarbij dienen de voorzieningen, die zelfstandige bewoning mogelijk maakten, dusdanig verwijderd te worden, dat zelfstandige bewoning niet meer mogelijk is.

14.6.2 Omgevingsvergunning bed & breakfast

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in de gebruiksregels en toestaan dat een woning gebruikt wordt ten behoeve van een bed & breakfast, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. de activiteit bedraagt niet meer dan 30% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de woning tot een maximum van 100 m²;
  • b. het aantal bedden mag niet meer bedragen dan 6;
  • c. een bed & breakfast is alleen toegestaan in niet-zelfstandige woonruimte(n);
  • d. de activiteit wordt uitsluitend uitgeoefend door een bewoner van de woning;
  • e. er dient te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid. Hierbij dient te worden voldaan aan het bepaalde in artikel 28.2 Parkeren.

14.6.3 Omgevingsvergunning meerdere huishoudens

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 14.1 Bestemmingsomschrijving en toestaan dat één woning wordt gebruikt ten behoeve van meerdere huishoudens, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. huisvesting vindt plaats in de woning;
  • b. het aantal personen waaraan woonruimte wordt geboden mag niet meer bedragen dan 6;
  • c. de extra huishoudens mogen uitsluitend worden gehuisvest in niet-zelfstandige woonruimte(n);
  • d. in geval van kamerverhuur is per bewoner minimaal 12 m² gebruiksoppervlakte, zoals gedefinieerd in de bouwverordening en het bouwbesluit, aan gezamenlijke woonruimten en eigen woonruimten aanwezig;
  • e. er dient te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid. Hierbij dient te worden voldaan aan het bepaalde in artikel 28.2 Parkeren.

Artikel 15 Woongebied - 2

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Woongebied - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen;
  • b. aan de woonfunctie ondergeschikte activiteiten in de vorm van:
    • 1. aan huis verbonden beroepen of bedrijven;
    • 2. gastouderschap;
  • c. tuinen, erven en verhardingen;
  • d. speelvoorzieningen;
  • e. groenvoorzieningen;
  • f. nutsvoorzieningen;
  • g. voorzieningen voor verkeer en verblijf;
  • h. parkeervoorzieningen;
  • i. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

15.2 Bouwregels

15.2.1 Algemeen

Voor het bouwen in het algemeen gelden de volgende bepalingen:

  • a. Het aantal woningen per aanduidingsvlak 'maximum aantal wooneenheden' mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding ‘maximum aantal wooneenheden’, met dien verstande dat het aantal woningen binnen deze bestemming niet meer mag bedragen dan 20, met inachtneming van het bepaalde in 24.2 Maximum aantal woningen.
  • b. Per bouwperceel is maximaal 1 woning toegestaan.
  • c. Indien de aanduiding 'minimum oppervlak (m2) ' is opgenomen, dient een bouwperceel minimaal deze oppervlakte te zijn.
  • d. Het maximum bebouwingspercentage van bouwpercelen met een vrijstaande woning bedraagt niet meer dan:
    • 1. 35% bij een perceel kleiner dan 500 m²;
    • 2. 30% bij een perceel van 500 m² tot 700 m²;
    • 3. 25% bij een perceel vanaf 700 m².

15.2.2 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van gebouwen binnen het bouwvlak gelden de volgende bepalingen:

  • a. De volgende bebouwingstypologie is toegestaan:
    • 1. ter plaatse van de aanduiding 'twee-aaneen' mogen geschakelde en twee-aaneengebouwde woningen worden gebouwd;
    • 2. ter plaatse van de aanduiding 'vrijstaand' mogen vrijstaande woningen worden gebouwd;
  • b. De afstand van de voorgevel tot de voorste perceelsgrens mag niet minder dan 8 m en niet meer dan 11 m bedragen.
  • c. De goothoogte respectievelijk bouwhoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)’ is aangegeven.
  • d. De diepte van een hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 15 m.
  • e. De afstand van een hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelsgrens mag niet minder bedragen dan 5 m.

15.2.3 Erkers

Voor het bouwen van erkers aan een woning gelden de volgende bepalingen:

  • a. Per woning is één erker voor de voorgevel toegestaan.
  • b. De diepte van de erker mag niet meer bedragen dan 1,5 m.
  • c. De erker mag niet meer bedragen dan 1 bouwlaag.
  • d. De breedte van de erker mag niet meer bedragen dan tweederde van de voorgevelbreedte van de woning.
  • e. Indien de erker wordt uitgevoerd in combinatie met een luifel, dan dient deze luifel een open constructie te zijn met een breedte van niet meer dan eenderde van de voorgevelbreedte en mag de uitbreiding inclusief luifel over de gehele breedte van de voorgevel worden gebouwd in verhouding tweederde - eenderde.

15.2.4 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

  • a. Het bepaalde onder b t/m e is niet van toepassing op die delen van het perceel, waar conform lid 15.2.2 Hoofdgebouwen hoofdgebouwen mogen worden gebouwd. Voor bijbehorende bouwwerken die worden gebouwd op deze gronden, gelden de regels van lid 15.2.2 Hoofdgebouwen.
  • b. Bijbehorende bouwwerken dienen te worden gebouwd op een afstand van ten minste 1 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw, tenzij dit tot gevolg heeft dat de afstand tot de weg waaraan het hoofdgebouw is gelegen, aan de zijde van de oprit voor een auto minder dan 11 m bedraagt. In dat geval mag de afstand tot de weg niet minder dan 11 m bedragen.
  • c. De goot- en bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan 3,50 m.
  • d. Eén der zijstroken dient vrij van bijbehorende bouwwerken te blijven.
  • e. De gronden gelegen achter de achtergevel van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan mogen voor maximaal 50% worden bebouwd, met dien verstande dat:
    • 1. per woning in ieder geval 25 m² aan bijbehorende bouwwerken mag worden gebouwd;
    • 2. voor bouwpercelen met een oppervlakte van maximaal 500 m² de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken niet meer mag bedragen dan 100 m², met dien verstande dat maximaal 50 m² als vrijstaand(e) bijbehorende bouwwerken mag worden gebouwd;
    • 3. voor bouwpercelen met een oppervlakte van maximaal 2.000 m² de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken niet meer mag bedragen dan 150 m², met dien verstande dat maximaal 100 m² als vrijstaand(e) bijbehorende bouwwerken mag worden gebouwd;
    • 4. voor bouwpercelen met een oppervlakte groter dan 2.000 m² de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken niet meer mag bedragen dan 200 m², met dien verstande dat maximaal 150 m² als vrijstaand(e) bijbehorende bouwwerken mag worden gebouwd;

15.2.5 Bouwwerken van openbaar nut

Voor het bouwen van bouwwerken ten behoeve van openbare nut gelden de volgende bepalingen:

  • a. de inhoud van een gebouw bedraagt niet meer dan 50 m³;
  • b. de bouwhoogte van een gebouw bedraagt niet meer dan 3 m.

15.2.6 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde bij woningen gelden de volgende bepalingen:
    • 1. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de lijn waarin de naar de weg gekeerde gevel van de woning staat niet meer mag bedragen dan 1 m.
    • 2. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3,5 m.
  • b. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde op overige gronden gelden de volgende bepalingen:
    • 1. De bouwhoogte van kunstwerken, palen, masten en portalen voor geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer mag niet meer bedragen dan 15 m.
    • 2. De bouwhoogte van kunstobjecten mag niet meer bedragen dan 15 m.
    • 3. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 3,5 m.

15.3 Nadere eisen
  • a. Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen ten aanzien van de situering en de afmetingen van bebouwing op het bouwperceel.
  • b. De onder a genoemde nadere eisen mogen slechts worden gesteld ten behoeve van:
    • 1. een samenhangend straatbeeld;
    • 2. een goede woonsituatie;
    • 3. de verkeersveiligheid;
    • 4. de sociale veiligheid;
    • 5. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

15.4 Afwijken van de bouwregels
  • a. Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in 15.2.2 Hoofdgebouwen onder a voor het afwijken van de toegestane bebouwingstypologie en ter plaatse van de aanduiding ‘twee-aaneen’ ook vrijstaande woningen toestaan, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
    • 1. de afwijking past binnen de stedenbouwkundige structuur van de omgeving en het ruimtelijke beeld;
    • 2. er wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid. Hierbij dient te worden voldaan aan het bepaalde in artikel 28.2 Parkeren.
  • b. Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in 15.2.4 Bijbehorende bouwwerken onder c voor een grotere bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken ten behoeve van het oprichten van een kapconstructie, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
    • 1. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 3,5 m;
    • 2. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 6 m;
    • 3. de afwijking past binnen de stedenbouwkundige structuur van de omgeving en het ruimtelijke beeld;
    • 4. de mogelijkheden van belendende bouwpercelen worden niet onevenredig aangetast en er wordt geen onevenredige hinder ondervonden.
  • c. Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in 15.2.4 Bijbehorende bouwwerken onder d voor het bouwen van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk in de vrij van gebouwen te blijven zijstrook, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
    • 1. deze bebouwing wordt gerealiseerd op een afstand van 1 m of meer achter de achtergevelrooilijn;
    • 2. de afwijking past binnen het stedenbouwkundige structuur van de omgeving en het ruimtelijke beeld;
    • 3. de mogelijkheden van belendende bouwpercelen worden niet onevenredig aangetast en er wordt geen onevenredige hinder ondervonden.

15.5 Specifieke gebruiksregels

15.5.1 Strijdig gebruik

Onder het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met het bestemmingsplan, wordt in ieder geval begrepen:

  • a. het gebruik van platte daken als dakterras;
  • b. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken bij een woning als zelfstandige woning, of ten behoeve van mantelzorg.

15.5.2 Aan huis verbonden beroep of aan huis verbonden bedrijf

Voor de uitoefening van een aan huis verbonden beroep of een aan huis verbonden bedrijf zijn de volgende bepalingen van toepassing:

  • a. de activiteit wordt uitsluitend uitgeoefend door een bewoner van de woning;
  • b. de activiteit bedraagt niet meer dan 30% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de woning en de bij deze woning behorende bijbehorende bouwwerken, tot een maximum van 50 m²;
  • c. buitenactiviteiten, waaronder opslag, ten dienste van het aan huis verbonden beroep of bedrijf zijn niet toegestaan;
  • d. machinale productie en machinale reperatie- en herstelwerkzaamheden alsmede het verrichten van herstelwerkzaamheden aan gemotoriseerde voertuigen zijn niet toegestaan;
  • e. er dient te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid. Hierbij dient voldaan te worden aan het bepaalde in artikel 28.2 Parkeren;
  • f. horeca en detailhandel (w.o. showroom en/of afhaalpunt c.q. logistieke functie, al dan niet t.b.v. internethandel) zijn niet toegestaan.

15.6 Afwijken van de gebruiksregels

15.6.1 Omgevingsvergunning huisvesting in verband met mantelzorg

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in de gebruiksregels en toestaan dat een vrijstaand bijbehorend bouwwerk of een deel van de woning gebruikt wordt ten behoeve van huisvesting in verband met mantelzorg, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. ingeval van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk is de woonruimte gelegen op een maximale afstand van 15 m van de woning;
  • b. de totale toegestane oppervlakte, welke ten behoeve van de huisvesting mag worden ingezet, bedraagt maximaal 100 m²;
  • c. de huisvesting moet ten dienste staan van het verlenen van mantelzorg aan een zorgbehoevende, waarvan de noodzaak via een indicatiestelling is aangetoond;
  • d. ten behoeve van de huisvesting van een zorgbehoevende mogen die voorzieningen worden aangebracht, die zelfstandige bewoning mogelijk maken;
  • e. er is sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat ter plaatse van de woonruimte;
  • f. de situering van de woonruimte leidt niet tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende bedrijven, voortvloeiende uit milieuregelgeving;
  • g. de omgevingsvergunning wordt ingetrokken, indien de noodzaak uit een oogpunt van mantelzorg vervalt. Daarbij dienen de voorzieningen, die zelfstandige bewoning mogelijk maakten, dusdanig verwijderd te worden, dat zelfstandige bewoning niet meer mogelijk is.

15.6.2 Omgevingsvergunning bed & breakfast

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in de gebruiksregels en toestaan dat een woning gebruikt wordt ten behoeve van een bed & breakfast, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. de activiteit bedraagt niet meer dan 30% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de woning tot een maximum van 100 m²;
  • b. het aantal bedden mag niet meer bedragen dan 6;
  • c. een bed & breakfast is alleen toegestaan in niet-zelfstandige woonruimte(n);
  • d. de activiteit wordt uitsluitend uitgeoefend door een bewoner van de woning;
  • e. er dient te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid. Hierbij dient te worden voldaan aan het bepaalde in artikel 28.2 Parkeren.

15.6.3 Omgevingsvergunning meerdere huishoudens

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 15.1 Bestemmingsomschrijving en toestaan dat één woning wordt gebruikt ten behoeve van meerdere huishoudens, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. huisvesting vindt plaats in de woning;
  • b. het aantal personen waaraan woonruimte wordt geboden mag niet meer bedragen dan 6;
  • c. de extra huishoudens mogen uitsluitend worden gehuisvest in niet-zelfstandige woonruimte(n);
  • d. in geval van kamerverhuur is per bewoner minimaal 12 m² gebruiksoppervlakte, zoals gedefinieerd in de bouwverordening en het bouwbesluit, aan gezamenlijke woonruimten en eigen woonruimten aanwezig;
  • e. er dient te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid. Hierbij dient te worden voldaan aan het bepaalde in artikel 28.2 Parkeren.

Artikel 16 Woongebied - 3

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Woongebied - 3' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen;
  • b. aan de woonfunctie ondergeschikte activiteiten in de vorm van:
    • 1. aan huis verbonden beroepen of bedrijven;
    • 2. gastouderschap;
  • c. tuinen, erven en verhardingen;
  • d. speelvoorzieningen;
  • e. groenvoorzieningen;
  • f. nutsvoorzieningen;
  • g. voorzieningen voor verkeer en verblijf;
  • h. parkeervoorzieningen;
  • i. een parkeergarage, ter plaatse van de aanduiding ‘parkeergarage' (pg);
  • j. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

16.2 Bouwregels

16.2.1 Algemeen

Voor het bouwen in het algemeen gelden de volgende bepalingen:

  • a. Het aantal woningen binnen deze bestemming mag niet meer bedragen dan 190, met inachtneming van het bepaalde in 24.2 Maximum aantal woningen.
  • b. Per bouwperceel is maximaal 1 woning toegestaan, met uitzondering van bouwpercelen ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld' (gs).

16.2.2 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van gebouwen binnen het bouwvlak gelden de volgende bepalingen:

  • a. De volgende bebouwingstypologie is toegestaan:
    • 1. ter plaatse van de aanduiding 'aaneengebouwd' mogen aaneengebouwde woningen worden gebouwd;
    • 2. ter plaatse van de aanduiding 'twee-aaneen' mogen geschakelde en twee-aaneengebouwde woningen worden gebouwd;
    • 3. ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld' mogen gestapelde woningen worden gebouwd.
  • b. De afstand van de voorgevel van grondgebonden woningen tot de voorste perceelsgrens mag niet minder dan 1 m en niet meer dan 6 m bedragen.
  • c. De goothoogte respectievelijk bouwhoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)’ is aangegeven
  • d. De diepte van een hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan:
    • 1. 12 m bij twee-aaneengebouwde of geschakelde woningen;
    • 2. 10 m bij aaneengebouwde woningen.
  • e. De afstand van een hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelsgrens mag bij twee-aaneengebouwde of geschakelde hoofdgebouwen niet minder bedragen dan:
    • 1. 3 m tot één van de zijdelingse perceelsgrenzen.

16.2.3 Erkers

Voor het bouwen van erkers aan een woning gelden de volgende bepalingen:

  • a. Per woning is één erker voor de voorgevel toegestaan.
  • b. De diepte van de erker mag niet meer bedragen dan 1,5 m.
  • c. De erker mag niet meer bedragen dan 1 bouwlaag.
  • d. De breedte van de erker mag niet meer bedragen dan tweederde van de voorgevelbreedte van de woning.
  • e. indien de erker wordt uitgevoerd in combinatie met een luifel, dan dient deze luifel een open constructie te zijn met een breedte van niet meer dan eenderde van de voorgevelbreedte en mag de uitbreiding inclusief luifel over de gehele breedte van de voorgevel worden gebouwd in verhouding tweederde - eenderde.

16.2.4 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

  • a. Het bepaalde onder b t/m e is niet van toepassing op die delen van het perceel, waar conform lid 16.2.2 Hoofdgebouwen hoofdgebouwen mogen worden gebouwd. Voor bijbehorende bouwwerken die worden gebouwd op deze gronden, gelden de regels van lid 16.2.2 Hoofdgebouwen.
  • b. Bijbehorende bouwwerken dienen te worden gebouwd op een afstand van ten minste 1 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw, tenzij dit tot gevolg heeft dat de afstand tot de weg waaraan het hoofdgebouw is gelegen, aan de zijde van de oprit voor een auto minder dan 11 m bedraagt. In dat geval mag de afstand tot de weg niet minder dan 11 m bedragen.
  • c. De goot- en bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan 3,50 m.
  • d. De gronden gelegen achter de achtergevel van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan mogen voor maximaal 50% worden bebouwd, met dien verstande dat:
    • 1. per woning in ieder geval 25 m² aan bijbehorende bouwwerken mag worden gebouwd;
    • 2. voor bouwpercelen met een oppervlakte van maximaal 500 m² de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken niet meer mag bedragen dan 100 m², met dien verstande dat maximaal 50 m² als vrijstaand(e) bijbehorende bouwwerken mag worden gebouwd;
    • 3. voor bouwpercelen met een oppervlakte van maximaal 2.000 m² de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken niet meer mag bedragen dan 150 m², met dien verstande dat maximaal 100 m² als vrijstaand(e) bijbehorende bouwwerken mag worden gebouwd;
    • 4. voor bouwpercelen met een oppervlakte groter dan 2.000 m² de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken niet meer mag bedragen dan 200 m², met dien verstande dat maximaal 150 m² als vrijstaand(e) bijbehorende bouwwerken mag worden gebouwd;

16.2.5 Parkeergarage

Ter plaatse van de aanduiding ‘parkeergarage’ mogen (ondergrondse) parkeervoorzieningen worden gebouwd, met dien verstande dat:

  • a. de verticale diepte niet meer dan 7 m bedraagt.
  • b. de bouwhoogte van de parkeergarage niet meer dan 2 m boven peil bedraagt.

16.2.6 Bouwwerken van openbaar nut

Voor het bouwen van bouwwerken ten behoeve van openbare nut gelden de volgende bepalingen:

  • a. de inhoud van een gebouw bedraagt niet meer dan 50 m³;
  • b. de bouwhoogte van een gebouw bedraagt niet meer dan 3 m.

16.2.7 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde bij woningen gelden de volgende bepalingen:
    • 1. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de lijn waarin de naar de weg gekeerde gevel van de woning staat niet meer mag bedragen dan 1 m.
    • 2. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3,5 m.
  • b. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde op overige gronden gelden de volgende bepalingen:
    • 1. De bouwhoogte van kunstwerken, palen, masten en portalen voor geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer mag niet meer bedragen dan 15 m.
    • 2. De bouwhoogte van kunstobjecten mag niet meer bedragen dan 15 m.
    • 3. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 3,5 m.

16.3 Nadere eisen
  • a. Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen ten aanzien van de situering en de afmetingen van bebouwing op het bouwperceel.
  • b. De onder a genoemde nadere eisen mogen slechts worden gesteld ten behoeve van:
    • 1. een samenhangend straatbeeld;
    • 2. een goede woonsituatie;
    • 3. de verkeersveiligheid;
    • 4. de sociale veiligheid;
    • 5. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

16.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in 16.2.2 Hoofdgebouwen onder a voor het afwijken van de toegestane bebouwingstypologie en ter plaatse van de aanduiding:

  • a. ‘aaneengebouwd’ ook twee-aaneengebouwde, geschakelde of vrijstaande woningen toestaan;
  • b. ‘twee-aaneen’ ook vrijstaande woningen toestaan;
  • c. ‘gestapeld’ ook grondgebonden woningen toestaan;

mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • de afwijking past binnen de stedenbouwkundige structuur van de omgeving en het ruimtelijke beeld;
  • er wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid. Hierbij dient te worden voldaan aan het bepaalde in artikel 28.2 Parkeren.

16.5 Specifieke gebruiksregels

16.5.1 Strijdig gebruik

Onder het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met het bestemmingsplan, wordt in ieder geval begrepen:

  • a. het gebruik van platte daken als dakterras;
  • b. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken bij een woning als zelfstandige woning, of ten behoeve van mantelzorg.

16.5.2 Aan huis verbonden beroep of aan huis verbonden bedrijf

Voor de uitoefening van een aan huis verbonden beroep of een aan huis verbonden bedrijf zijn de volgende bepalingen van toepassing:

  • a. de activiteit wordt uitsluitend uitgeoefend door een bewoner van de woning;
  • b. de activiteit bedraagt niet meer dan 30% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de woning en de bij deze woning behorende bijbehorende bouwwerken, tot een maximum van 50 m²;
  • c. buitenactiviteiten, waaronder opslag, ten dienste van het aan huis verbonden beroep of bedrijf zijn niet toegestaan;
  • d. machinale productie en machinale reperatie- en herstelwerkzaamheden alsmede het verrichten van herstelwerkzaamheden aan gemotoriseerde voertuigen zijn niet toegestaan;
  • e. er dient te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid. Hierbij dient voldaan te worden aan het bepaalde in artikel 28.2 Parkeren;
  • f. horeca en detailhandel (w.o. showroom en/of afhaalpunt c.q. logistieke functie, al dan niet t.b.v. internethandel) zijn niet toegestaan.

16.6 Afwijken van de gebruiksregels

16.6.1 Omgevingsvergunning huisvesting in verband met mantelzorg

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in de gebruiksregels en toestaan dat een vrijstaand bijbehorend bouwwerk of een deel van de woning gebruikt wordt ten behoeve van huisvesting in verband met mantelzorg, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. ingeval van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk is de woonruimte gelegen op een maximale afstand van 15 m van de woning;
  • b. de totale toegestane oppervlakte, welke ten behoeve van de huisvesting mag worden ingezet, bedraagt maximaal 100 m²;
  • c. de huisvesting moet ten dienste staan van het verlenen van mantelzorg aan een zorgbehoevende, waarvan de noodzaak via een indicatiestelling is aangetoond;
  • d. ten behoeve van de huisvesting van een zorgbehoevende mogen die voorzieningen worden aangebracht, die zelfstandige bewoning mogelijk maken;
  • e. er is sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat ter plaatse van de woonruimte;
  • f. de situering van de woonruimte leidt niet tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende bedrijven, voortvloeiende uit milieuregelgeving;
  • g. de omgevingsvergunning wordt ingetrokken, indien de noodzaak uit een oogpunt van mantelzorg vervalt. Daarbij dienen de voorzieningen, die zelfstandige bewoning mogelijk maakten, dusdanig verwijderd te worden, dat zelfstandige bewoning niet meer mogelijk is.

16.6.2 Omgevingsvergunning bed & breakfast

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in de gebruiksregels en toestaan dat een woning gebruikt wordt ten behoeve van een bed & breakfast, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. de activiteit bedraagt niet meer dan 30% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de woning tot een maximum van 100 m²;
  • b. het aantal bedden mag niet meer bedragen dan 6;
  • c. een bed & breakfast is alleen toegestaan in niet-zelfstandige woonruimte(n);
  • d. de activiteit wordt uitsluitend uitgeoefend door een bewoner van de woning;
  • e. er dient te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid. Hierbij dient te worden voldaan aan het bepaalde in artikel 28.2 Parkeren.

16.6.3 Omgevingsvergunning meerdere huishoudens

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 16.1 Bestemmingsomschrijving en toestaan dat één woning wordt gebruikt ten behoeve van meerdere huishoudens, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. huisvesting vindt plaats in de woning;
  • b. het aantal personen waaraan woonruimte wordt geboden mag niet meer bedragen dan 6;
  • c. de extra huishoudens mogen uitsluitend worden gehuisvest in niet-zelfstandige woonruimte(n);
  • d. in geval van kamerverhuur is per bewoner minimaal 12 m² gebruiksoppervlakte, zoals gedefinieerd in de bouwverordening en het bouwbesluit, aan gezamenlijke woonruimten en eigen woonruimten aanwezig;
  • e. er dient te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid. Hierbij dient te worden voldaan aan het bepaalde in artikel 28.2 Parkeren.

Artikel 17 Woongebied - 4

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Woongebied - 4' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen;
  • b. aan de woonfunctie ondergeschikte activiteiten in de vorm van:
    • 1. aan huis verbonden beroepen of bedrijven;
    • 2. gastouderschap;
  • c. tuinen, erven en verhardingen;
  • d. speelvoorzieningen;
  • e. groenvoorzieningen;
  • f. nutsvoorzieningen;
  • g. voorzieningen voor verkeer en verblijf;
  • h. parkeervoorzieningen;
  • i. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

17.2 Bouwregels

17.2.1 Algemeen

Voor het bouwen in het algemeen gelden de volgende bepalingen:

  • a. Het aantal woningen binnen deze bestemming mag niet meer bedragen dan 160, met inachtneming van het bepaalde in 24.2 Maximum aantal woningen.
  • b. Per bouwperceel is maximaal 1 woning toegestaan.
  • c. Het maximum bebouwingspercentage van bouwpercelen met een vrijstaande woning - een patiowoning daaronder niet begrepen - bedraagt niet meer dan:
    • 1. 35% bij een perceel kleiner dan 500 m²;
    • 2. 30% bij een perceel van 500 m² tot 700 m²;
    • 3. 25% bij een perceel vanaf 700 m².
  • d. Het maximum bebouwingspercentage van bouwpercelen met een patiowoning bedraagt niet meer dan 60%.

17.2.2 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van gebouwen binnen het bouwvlak gelden de volgende bepalingen:

  • a. De volgende bebouwingstypologie is toegestaan:
    • 1. ter plaatse van de aanduidingen 'specifieke bouwaanduiding - patiowoningen' mogen patiowoningen worden gebouwd;
    • 2. ter plaatse van de aanduiding 'aaneengebouwd' mogen aaneengebouwde woningen worden gebouwd;
    • 3. ter plaatse van de aanduiding 'twee-aaneen' mogen geschakelde en twee-aaneengebouwde woningen worden gebouwd;
    • 4. ter plaatse van de aanduiding 'vrijstaand' mogen vrijstaande woningen worden gebouwd.
  • b. De afstand van de voorgevel tot de voorste perceelsgrens mag niet minder dan 5 m en niet meer dan 8 m bedragen.
  • c. De goothoogte respectievelijk bouwhoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)’ is aangegeven
  • d. De diepte van een hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan:
    • 1. 15 m bij vrijstaande hoofdgebouwen;
    • 2. 12 m bij twee-aaneengebouwde of geschakelde woningen;
    • 3. 10 m bij aaneengebouwde woningen.
  • e. De afstand van een hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelsgrens mag niet minder bedragen dan:
    • 1. 3 m bij vrijstaande hoofdgebouwen;
    • 2. 3 m bij twee-aaneengebouwde of geschakelde hoofdgebouwen tot één van de zijdelingse perceelsgrenzen.

17.2.3 Erkers

Voor het bouwen van erkers aan een woning gelden de volgende bepalingen:

  • a. Per woning is één erker voor de voorgevel toegestaan.
  • b. De diepte van de erker mag niet meer bedragen dan 1,5 m.
  • c. De erker mag niet meer bedragen dan 1 bouwlaag.
  • d. De breedte van de erker mag niet meer bedragen dan tweederde van de voorgevelbreedte van de woning.
  • e. indien de erker wordt uitgevoerd in combinatie met een luifel, dan dient deze luifel een open constructie te zijn met een breedte van niet meer dan eenderde van de voorgevelbreedte en mag de uitbreiding inclusief luifel over de gehele breedte van de voorgevel worden gebouwd in verhouding tweederde - eenderde.

17.2.4 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

  • a. Het bepaalde onder b t/m e is niet van toepassing op die delen van het perceel, waar conform lid 17.2.2 Hoofdgebouwen hoofdgebouwen mogen worden gebouwd. Voor bijbehorende bouwwerken die worden gebouwd op deze gronden, gelden de regels van lid 17.2.2 Hoofdgebouwen.
  • b. Bijbehorende bouwwerken dienen te worden gebouwd op een afstand van ten minste 1 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw, tenzij dit tot gevolg heeft dat de afstand tot de weg waaraan het hoofdgebouw is gelegen, aan de zijde van de oprit voor een auto minder dan 11 m bedraagt. In dat geval mag de afstand tot de weg niet minder dan 11 m bedragen, behoudens die situaties waar er naast de woning ruimte aanwezig is om 2 auto's naast elkaar te parkeren.
  • c. De goot- en bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan 3,50 m.
  • d. Bij vrijstaande woningen dient één der zijstroken vrij van bijbehorende bouwwerken te blijven.
  • e. De gronden gelegen achter de achtergevel van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan mogen voor maximaal 50% worden bebouwd, met dien verstande dat:
    • 1. per woning in ieder geval 25 m² aan bijbehorende bouwwerken mag worden gebouwd;
    • 2. voor bouwpercelen met een oppervlakte van maximaal 500 m² de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken niet meer mag bedragen dan 100 m², met dien verstande dat maximaal 50 m² als vrijstaand(e) bijbehorende bouwwerken mag worden gebouwd;
    • 3. voor bouwpercelen met een oppervlakte van maximaal 2.000 m² de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken niet meer mag bedragen dan 150 m², met dien verstande dat maximaal 100 m² als vrijstaand(e) bijbehorende bouwwerken mag worden gebouwd;
    • 4. voor bouwpercelen met een oppervlakte groter dan 2.000 m² de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken niet meer mag bedragen dan 200 m², met dien verstande dat maximaal 150 m² als vrijstaand(e) bijbehorende bouwwerken mag worden gebouwd;

17.2.5 Bouwwerken van openbaar nut

Voor het bouwen van bouwwerken ten behoeve van openbare nut gelden de volgende bepalingen:

  • a. de inhoud van een gebouw bedraagt niet meer dan 50 m³;
  • b. de bouwhoogte van een gebouw bedraagt niet meer dan 3 m.

17.2.6 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde bij woningen gelden de volgende bepalingen:
    • 1. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de lijn waarin de naar de weg gekeerde gevel van de woning staat niet meer mag bedragen dan 1 m.
    • 2. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3,5 m.
  • b. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde op overige gronden gelden de volgende bepalingen:
    • 1. De bouwhoogte van kunstwerken, palen, masten en portalen voor geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer mag niet meer bedragen dan 15 m.
    • 2. De bouwhoogte van kunstobjecten mag niet meer bedragen dan 15 m.
    • 3. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 3,5 m.

17.3 Nadere eisen
  • a. Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen ten aanzien van de situering en de afmetingen van bebouwing op het bouwperceel.
  • b. De onder a genoemde nadere eisen mogen slechts worden gesteld ten behoeve van:
    • 1. een samenhangend straatbeeld;
    • 2. een goede woonsituatie;
    • 3. de verkeersveiligheid;
    • 4. de sociale veiligheid;
    • 5. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

17.4 Afwijken van de bouwregels
  • a. Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in 17.2.2 Hoofdgebouwen onder a voor het afwijken van de toegestane bebouwingstypologie en ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding - patiowoningen’ ook twee-aaneengebouwde, geschakelde of vrijstaande woningen toestaan, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
    • 1. de afwijking past binnen de stedenbouwkundige structuur van de omgeving en het ruimtelijke beeld;
    • 2. er wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid. Hierbij dient te worden voldaan aan het bepaalde in artikel 28.2 Parkeren.
  • b. Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in 17.2.2 Hoofdgebouwen onder c voor het verhogen van de maximaal toegestane goothoogte van aaneengebouwde woningen, met dien verstande dat:
    • 1. de goothoogte niet meer mag bedragen dan 9 m;
    • 2. deze bevoegdheid kan worden toegepast voor slechtst één woning in een rij van minimaal 4 woningen
    • 3. er geen verslechtering mag plaatsvinden van de ruimtelijke kwaliteit en stedenbouwkundig beeld de ruimtelijke en stedenbouwkundige kwaliteit van het woongebied of een deel ervan;
    • 4. er geen onevenredige aantasting mag plaatsvinden van het straat- en bebouwingsbeeld;
    • 5. er geen sprake mag zijn van een onevenredige beperking voor het woongenot van aangrenzende woonpercelen;
  • c. Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in 17.2.2 Hoofdgebouwen onder c voor het verhogen van de maximaal toegestane bouwhoogte van vrijstaande woningen met één meter, met dien verstande dat:
    • 1. er geen verslechtering mag plaatsvinden van de ruimtelijke kwaliteit en stedenbouwkundig beeld de ruimtelijke en stedenbouwkundige kwaliteit van het woongebied of een deel ervan;
    • 2. er geen onevenredige aantasting mag plaatsvinden van het straat- en bebouwingsbeeld;
    • 3. er geen sprake mag zijn van een onevenredige beperking voor het woongenot van aangrenzende woonpercelen;
  • d. Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in 17.2.4 Bijbehorende bouwwerken onder c voor een grotere bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken bij vrijstaande woningen ten behoeve van het oprichten van een kapconstructie, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
    • 1. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 3,5 m;
    • 2. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 6 m;
    • 3. de afwijking past binnen de stedenbouwkundige structuur van de omgeving en het ruimtelijke beeld;
    • 4. de mogelijkheden van belendende bouwpercelen worden niet onevenredig aangetast en er wordt geen onevenredige hinder ondervonden.
  • e. Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in 17.2.4 Bijbehorende bouwwerken onder d voor het bouwen van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk in de vrij van gebouwen te blijven zijstrook, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
    • 1. deze bebouwing wordt gerealiseerd op een afstand van 1 m of meer achter de achtergevelrooilijn;
    • 2. de afwijking past binnen het stedenbouwkundige structuur van de omgeving en het ruimtelijke beeld;
    • 3. de mogelijkheden van belendende bouwpercelen worden niet onevenredig aangetast en er wordt geen onevenredige hinder ondervonden.

17.5 Specifieke gebruiksregels

17.5.1 Strijdig gebruik

Onder het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met het bestemmingsplan, wordt in ieder geval begrepen:

  • a. het gebruik van platte daken als dakterras;
  • b. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken bij een woning als zelfstandige woning, of ten behoeve van mantelzorg.

17.5.2 Aan huis verbonden beroep of aan huis verbonden bedrijf

Voor de uitoefening van een aan huis verbonden beroep of een aan huis verbonden bedrijf zijn de volgende bepalingen van toepassing:

  • a. de activiteit wordt uitsluitend uitgeoefend door een bewoner van de woning;
  • b. de activiteit bedraagt niet meer dan 30% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de woning en de bij deze woning behorende bijbehorende bouwwerken, tot een maximum van 50 m²;
  • c. buitenactiviteiten, waaronder opslag, ten dienste van het aan huis verbonden beroep of bedrijf zijn niet toegestaan;
  • d. machinale productie en machinale reperatie- en herstelwerkzaamheden alsmede het verrichten van herstelwerkzaamheden aan gemotoriseerde voertuigen zijn niet toegestaan;
  • e. er dient te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid. Hierbij dient voldaan te worden aan het bepaalde in artikel 28.2 Parkeren;
  • f. horeca en detailhandel (w.o. showroom en/of afhaalpunt c.q. logistieke functie, al dan niet t.b.v. internethandel) zijn niet toegestaan.

17.6 Afwijken van de gebruiksregels

17.6.1 Omgevingsvergunning huisvesting in verband met mantelzorg

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in de gebruiksregels en toestaan dat een vrijstaand bijbehorend bouwwerk of een deel van de woning gebruikt wordt ten behoeve van huisvesting in verband met mantelzorg, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. ingeval van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk is de woonruimte gelegen op een maximale afstand van 15 m van de woning;
  • b. de totale toegestane oppervlakte, welke ten behoeve van de huisvesting mag worden ingezet, bedraagt maximaal 100 m²;
  • c. de huisvesting moet ten dienste staan van het verlenen van mantelzorg aan een zorgbehoevende, waarvan de noodzaak via een indicatiestelling is aangetoond;
  • d. ten behoeve van de huisvesting van een zorgbehoevende mogen die voorzieningen worden aangebracht, die zelfstandige bewoning mogelijk maken;
  • e. er is sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat ter plaatse van de woonruimte;
  • f. de situering van de woonruimte leidt niet tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende bedrijven, voortvloeiende uit milieuregelgeving;
  • g. de omgevingsvergunning wordt ingetrokken, indien de noodzaak uit een oogpunt van mantelzorg vervalt. Daarbij dienen de voorzieningen, die zelfstandige bewoning mogelijk maakten, dusdanig verwijderd te worden, dat zelfstandige bewoning niet meer mogelijk is.

17.6.2 Omgevingsvergunning bed & breakfast

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in de gebruiksregels en toestaan dat een woning gebruikt wordt ten behoeve van een bed & breakfast, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. de activiteit bedraagt niet meer dan 30% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de woning tot een maximum van 100 m²;
  • b. het aantal bedden mag niet meer bedragen dan 6;
  • c. een bed & breakfast is alleen toegestaan in niet-zelfstandige woonruimte(n);
  • d. de activiteit wordt uitsluitend uitgeoefend door een bewoner van de woning;
  • e. er dient te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid. Hierbij dient te worden voldaan aan het bepaalde in artikel 28.2 Parkeren.

17.6.3 Omgevingsvergunning meerdere huishoudens

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 17.1 Bestemmingsomschrijving en toestaan dat één woning wordt gebruikt ten behoeve van meerdere huishoudens, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. huisvesting vindt plaats in de woning;
  • b. het aantal personen waaraan woonruimte wordt geboden mag niet meer bedragen dan 6;
  • c. de extra huishoudens mogen uitsluitend worden gehuisvest in niet-zelfstandige woonruimte(n);
  • d. in geval van kamerverhuur is per bewoner minimaal 12 m² gebruiksoppervlakte, zoals gedefinieerd in de bouwverordening en het bouwbesluit, aan gezamenlijke woonruimten en eigen woonruimten aanwezig;
  • e. er dient te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid. Hierbij dient te worden voldaan aan het bepaalde in artikel 28.2 Parkeren.

17.7 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
17.7.1 Omgevingsvergunningplicht

Het is verboden op de in dit artikel bedoelde gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag bouwwerken te slopen.

17.7.2 Uitzonderingen vergunningplicht

Het onder 17.7.1 Omgevingsvergunningplicht vervatte verbod geldt niet voor sloopwerkzaamheden die buiten het kwetsbare seizoen van de soort worden uitgevoerd.

17.7.3 Toetsing aanwezige waarden

De in 17.7.1 Omgevingsvergunningplicht bedoelde vergunning wordt slechts verleend, indien na een belangenafweging blijkt dat er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de aanwezige waarden door vlak voor de sloopwerkzaamheden een inspectie uit te voeren.

Artikel 18 Leiding - Water

18.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding – Water' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor een ondergrondse buisleiding voor het transport van drinkwater ter plaatse van de aanduiding 'hartlijn leiding - water'.

De in dit artikel opgenomen regels gaan voor op de overige regels in dit bestemmingsplan, voor zover er strijdigheid is tussen die regels.

18.2 Bouwregels
  • a. Op of in deze gronden mogen geen bouwwerken worden opgericht, met uitzondering van bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van de buisleiding.
  • b. De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van de buisleiding mag niet meer bedragen dan 4 m.

18.3 Afwijken van de bouwregels
  • a. Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in artikel 18.2 Bouwregels sub a, voor het oprichten van een gebouw ten dienste van de buisleiding, mits:
    • 1. de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 4 m;
    • 2. de werking van de betrokken leiding niet wordt geschaad;
    • 3. vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de leidingbeheerder.
  • b. Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in artikel 18.2 Bouwregels sub a, voor het oprichten van een bouwwerk overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemmingen, mits:
    • 1. de werking van de betrokken leiding niet wordtgeschaad;
    • 2. vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de leidingbeheerder.

18.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

18.4.1 Omgevingsvergunning

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op of in deze gronden werken, geen bouwwerken zijnde of werkzaamheden uit te voeren, die van invloed kunnen zijn op de integriteit of werking van de ondergrondse leiding. Daaronder worden in ieder geval de volgende werken en werkzaamheden verstaan:

  • a. het aanbrengen of rooien van hoogopgaande of diepwortelende beplanting en bomen;
  • b. het aanleggen, reconstrueren of verwijderen van wegen, paden en andere al dan niet gesloten oppervlakteverhardingen;
  • c. het aanleggen, vervangen of verwijderen van rioleringen en daarbij behorende voorzieningen;
  • d. het indrijven van voorwerpen in de bodem, zoals ten behoeve van lichtmasten, wegwijzers, ander straatmeubilair en reclamevoorzieningen;
  • e. het uitvoeren van grondbewerkingen, zoals afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen en aanleggen van drainage;
  • f. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, watergangen, vijvers en andere oppervlaktewateren;
  • g. het tijdelijk of permanent opslaan van goederen waardoor grondzetting kan ontstaan;
  • h. het wijzigen van het maaiveldniveau door het afgraven of ophogen van gronden.

18.4.2 Toelaatbaarheid
  • a. De in sub 18.4.1 Omgevingsvergunning bedoelde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien de integriteit en werking van de buisleiding zijn gewaarborgd.
  • b. Voordat een omgevingsvergunning als bedoeld in sub 18.4.1 Omgevingsvergunning wordt verleend, wordt schriftelijk advies ingewonnen bij de leidingbeheerder.

18.4.3 Uitzonderingen

Het bepaalde in sub 18.4.1 Omgevingsvergunning is niet van toepassing op werken en werkzaamheden:

  • a. die betrekking hebben op de buisleiding zelf;
  • b. voor zover het graafwerkzaamheden betreft, waarop de Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten van toepassing is.

Artikel 19 Waarde - Archeologie

19.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Waarde – Archeologie’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.

19.2 Bouwregels

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd, met uitzondering van:

  • a. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande gebouwen, waarbij de bestaande oppervlakte van het gebouw in generlei opzicht wordt vergroot en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
  • b. de bouw van een gebouw of de uitbreiding van een bestaand gebouw met een oppervlakte tot ten hoogste 100 m²;
  • c. de bouw van een bouwwerk, dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 0,50 m kan worden geplaatst.
    Eventueel benodigde heipalen verstoren minder dan 5% van het te bebouwen oppervlak en er blijft, ten behoeve van eventueel toekomstig archeologisch vooronderzoek (bij nieuwbouw),  voldoende ruimte tussen de palen over om met een graafmachine tussendoor te rijden.

19.3 Afwijken van de bouwregels
  • a. Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 19.2 Bouwregels voor de bouw van bouwwerken ten dienste van de andere geldende bestemming(en).
  • b. De omgevingsvergunning wordt niet verleend, dan nadat de aanvrager aan de hand van een door de bevoegde overheid goedgekeurd rapport heeft aangetoond, dat door de oprichting van het gebouw het archeologische bodemarchief niet wordt verstoord;
  • c. Voor zover het oprichten van het in lid 19.2 Bouwregels bedoelde gebouw kan leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal, kan het bevoegd gezag aan de omgevingsvergunning één van de volgende voorwaarden verbinden:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden, of
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen, of
    • 3. de verplichting de oprichting van het gebouw te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.

19.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

19.4.1 Omgevingsvergunning

Het is verboden op of in deze gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het ophogen, afgraven (ook ten behoeve van het verwijderen van bestaande funderingen), woelen, mengen, diepploegen, aanbrengen van heipalen, egaliseren en ontginnen van gronden;
  • b. het wijzigen van de waterhuishouding, zoals draineren en het uitdiepen, graven en/of verleggen van waterlopen;
  • c. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • d. het verlagen van het waterpeil.


19.4.2 Uitzonderingen

Het verbod, zoals bedoeld in lid 19.4.1 Omgevingsvergunning is niet van toepassing, indien:

  • a. het gaat om onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen en beplantingen en werkzaamheden binnen bestaande tracés van kabels, leidingen en rioleringen, waarbij niet dieper gegraven wordt dan de reeds uitgegraven diepte;
  • b. het betreft werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden met een diepte van minder dan 0,50 m of, bij een grotere diepte, met een oppervlakte kleiner dan 100 m²;
  • c. op basis van inventariserend en/of definitief archeologisch onderzoek is aangetoond, dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;
  • d. de werken en werkzaamheden:
    • 1. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
    • 2. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning of een ontgrondingsvergunning;
    • 3. de werken en werkzaamheden op inventariserend of definitief archeologisch onderzoek zijn gericht.

19.4.3 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
  • a. Het is verboden, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk, de aanwezige bouwwerken te slopen. Uitgezonderd van dit verbod zijn sloopwerkzaamheden van bouwwerken, waarbij de oppervlakte minder bedraagt dan 100 m² en/ of niet dieper wordt gewerkt dan 0,50 m onder maaiveld;
  • b. aan de sloopvergunning kan in ieder geval de voorwaarde worden gesteld, dat de sloop wordt begeleid door een gekwalificeerde deskundige (zijnde een archeologisch bedrijf met een opgravingsvergunning). Hiervoor is een door de door het bevoegd gezag schriftelijk goedgekeurd Programma van Eisen vereist, dat is opgesteld conform de vigerende Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA);
  • c. indien tijdens de begeleiding van de sloopwerken vondsten van zeer hoge waarden worden aangetroffen, wordt hiervan terstond melding gemaakt bij het bevoegd gezag, die in het belang van de archeologische monumentenzorg aanvullende voorschriften kunnen verbinden aan de sloopvergunning;
  • d. de vergunning kan niet worden verleend, indien blijkt dat de sloop een onevenredige aantasting van de archeologische waarden van de gronden tot gevolg heeft.

19.4.4 Toelaatbaarheid

Een omgevingsvergunning als bedoeld in 19.4.1 Omgevingsvergunning en 19.4.3 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk wordt slechts verleend indien:

  • a. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond, dat er geen archeologische waarden aanwezig zijn; of
  • b. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond, dat de archeologische waarden door bouwactiviteiten niet onevenredig worden geschaad; of
  • c. de volgende voorwaarden in acht genomen worden indien, op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond, dat de archeologische waarden door de werken en werkzaamheden kunnen worden verstoord:
    • 1. een verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden; of
    • 2. een verplichting tot het doen van opgravingen; of
    • 3. een verplichting de uitvoering van werken en werkzaamheden te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg conform de vigerende KNA.

19.5 Wijzigingsbevoegdheid

19.5.1 Wijziging op basis van archeologisch onderzoek

Burgemeester en wethouders kunnen, overeenkomstig artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, het plan wijzigen in die zin, dat de dubbelbestemming 'Waarde -Archeologie' voor een nader aangegeven gebied vervalt, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond, dat ter plaatse geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.

19.5.2 Advies

Alvorens de in lid 19.5.1 Wijziging op basis van archeologisch onderzoek bedoelde wijziging wordt toegepast, wordt deskundig advies gevraagd aan een door burgemeester en wethouders in te schakelen deskundige op het gebied van de archeologische Monumentenzorg conform de vigerende KNA.

Artikel 20 Waarde - Monumentale bomen

20.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Waarde - Monumentale bomen‘ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor monumentale bomen.

20.2 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde bij andere bestemmingen mogen geen bouwwerken worden opgericht binnen de bestemming ‘Waarde - Monumentale bomen'.

20.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 20.2 Bouwregels, mits uit een bomeneffectrapportage blijkt, dat de bouwactiviteiten geen onevenredige nadelige effecten hebben voor de levensverwachting en de ruimtelijke, monumentale of ecologische betekenis van de ter plaatse aanwezige boom

20.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

20.4.1 Omgevingsvergunning

Het is verboden, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning binnen deze bestemming de volgende werkzaamheden te verrichten:

  • a. kappen van bomen of houtopstanden;
  • b. aanleggen en verharden van wegen, paden en aanleggen of aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • c. verlagen van de bodem en afgraven, verlagen, ophogen en egaliseren van gronden;
  • d. het slopen van bouwwerken;
  • e. aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- en telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;
  • f. het verrichten van handelingen die de dood of ernstige beschadiging van deze bomen tot gevolg hebben of kunnen hebben.

20.4.2 Toelaatbaarheid
  • a. De in sub 20.4.1 Omgevingsvergunning bedoelde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien wordt aangetoond dat door het gebruik van de gronden als hiervoor aangegeven de conditie, levensverwachting, groeiplaats en (beeld)-kwaliteit van de ter plaatse aanwezige boom of bomen niet onevenredig worden aangetast.
  • b. Alvorens te beslissen omtrent een omgevingsvergunning als bedoeld in sub 20.4.1 Omgevingsvergunning kan het bevoegd gezag een rapportage verlangen, waaruit blijkt dat de werken en/of werkzaamheden geen onevenredige gevolgen hebben voor de levensvatbaarheid en de ruimtelijke, monumentale of ecologische betekenis van de ter plaatse aanwezige boom of bomen.
  • c. Het bevoegd gezag is tevens bevoegd bij het verlenen van de omgevingsgvergunning nadere eisen te stellen ter bescherming van de levensvatbaarheid en de ruimtelijke, monumentale of ecologische betekenis van de ter plaatse aanwezige boom of bomen.

20.4.3 Uitzonderingen

Het bepaalde in sub 20.4.1 Omgevingsvergunning is niet van toepassing op:

  • a. werken en werkzaamheden die het normale onderhoud betreffen overeenkomstig de bestemming van deze gronden, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn en/of voortvloeien uit het normale gebruik overeenkomstig de bestemming;
  • b. werken en werkzaamheden, die op het tijdstip, waarop het plan rechtskracht verkrijgt, legaal in uitvoering zijn.

Artikel 21 Waterstaat - Waterkering

21.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Waterstaat - Waterkering’ aangewezen gronden zijn behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor:

  • a. hoofdwaterkering en de daarbij behorende voorzieningen voor de kering van het water;
  • b. aanleg, instandhouding en/of bescherming van de hoofdwaterkering;
  • c. waterhuishouding en voorzieningen ten behoeve van het scheepvaartverkeer;
  • d. verhardingen ten behoeve van de waterkering;

21.2 Bouwregels
  • a. Op of in deze gronden mogen geen bouwwerken worden opgericht, met uitzondering van bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van de waterkering.
  • b. De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van de waterkering mag niet meer bedragen dan 4 m.

21.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in artikel 21.2 Bouwregels sub a, voor het oprichten van een bouwwerk overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemmingen, mits:

  • a. de werking van de waterkering niet wordt geschaad;
  • b. vooraf schriftelijke toestemming is verleend door de beheerder van de waterkering.

Artikel 22 Waterstaat - Waterhuishoudkundige en/of waterstaatkundige functie

22.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Waterstaat - Waterhuishoudkundige en/of waterstaatkundige functie’ aangewezen gronden zijn behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor:

  • a. water, waterhuishoudkundige en waterstaatkundige voorzieningen;
  • b. waterwegen;
  • c. voorzieningen ten behoeve van het scheepvaartverkeer;
  • d. verhardingen ten behoeve van de waterhuishoudkundige en/of waterstaatkundige voorziening;
  • e. ligplaatsen voor schepen, steigers en vlonders.

22.2 Bouwregels
  • a. Op of in deze gronden mogen geen bouwwerken worden opgericht, met uitzondering van bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van het scheepvaartverkeer.
  • b. De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van het scheepvaartverkeer mag niet meer bedragen dan 4 m.

22.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in artikel 22.2 Bouwregels sub a, voor het oprichten van een bouwwerk overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemmingen, mits:

  • a. de belangen van de waterweg niet worden geschaad;
  • b. vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de beheerder van de waterweg.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 23 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 24 Algemene bouwregels

24.1 Algemeen

Indien de bestaande maatvoering afwijkt van hetgeen in deze planregels is bepaald, mag deze afwijkende maatvoering worden gehandhaafd.

24.2 Maximum aantal woningen

Het totaal aantal woningen binnen het gehele plangebied mag niet meer bedragen dan 820.

24.3 Ondergronds bouwen

24.3.1 Algemeen

Voor ondergronds bouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. Op plaatsen waar bestaande bovengrondse gebouwen zijn of nieuwe bovengrondse gebouwen worden gebouwd mag eveneens ondergronds gebouwd worden; eveneens en direct aansluitend mogen in- dan wel uitritten ten behoeve van de ondergrondse bouwwerken worden gebouwd.
  • b. De verticale diepte mag bij ondergronds bouwen niet meer bedragen dan 4 m.

24.3.2 Niet-overdekte zwembaden

Voor het bouwen/aanleggen van niet-overdekte zwembaden gelden de volgende bepalingen:

  • a. Zwembaden mogen uitsluitend worden gebouwd/aangelegd bij woningen.
  • b. Zwembaden dienen op minimaal 3 m achter de voorgevellijn van een woning te worden gebouwd/aangelegd.

24.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde onder 24.3.1 Algemeen voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken op andere locaties dan onder een gebouw mits:

Artikel 25 Algemene gebruiksregels

25.1 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan:

  • a. het gebruik van gronden als stort- en/of opslagplaats van grond en/of afval, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gericht gebruik en onderhoud;
  • b. het gebruik van gronden als stallings- en/of opslagplaats van één of meer aan het gebruik onttrokken machines, voer- vaar- of vliegtuigen, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
  • c. het gebruik van gronden, gebouwen, bouwwerken en onderkomens ten behoeve van een seksinrichting en/of escortbedrijf, raamprostitutie en straatprostitutie;
  • d. het gebruik van gronden, gebouwen, bouwwerken en onderkomens voor de exploitatie van een smart-, grow- en headshop, alsmede voor de groothandel in smart-, grow- en/of headproducten;
  • e. het gebruik van gronden en gebouwen voor een belwinkel;
  • f. het gebruik van gronden en gebouwen als risicovolle inrichting, voor de opslag van propaan of een ander ontvlambaar gas in een ondergrondse of bovengrondse tank of voor het opslaan of bewerken van gevaarlijke stoffen, in die gevallen dat het plaatsgebonden risico op een perceel van derden 10-6/jaar of meer bedraagt, tenzij dit gebruik ingevolge de regels in hoofdstuk 2 van dit bestemmingsplan expliciet is toegestaan;
  • g. parkeren vóór de voorgevel van een woning.

Artikel 26 Algemene aanduidingsregels

26.1 Gebiedsaanduidingen

Ter plaatse van de volgende gebiedsaanduidingen gelden specifieke regels:

  • a. 'wetgevingzone - omgevingsvergunning openheid';
  • b. 'wetgevingzone - omgevingsvergunning waardevol reliëf';

Deze specifieke regels zijn opgenomen in de bestemming Agrarisch.

26.2 Overige zone - landschapsbuffer

Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - landschapsbuffer' zijn geen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan, tenzij het bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voor natuur of infrastructuur zijn.

26.3 Geluidzone - industrie

26.3.1 Aanduiding geluidzone
  • a. Ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone - industrie' zijn de gronden, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede aangewezen voor de geluidzone van een industrieterrein.
  • b. Ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone - industrie' mogen, in aanvulling op het bepaalde in de afzonderlijke bestemmingen, geen nieuwe geluidgevoelige objecten worden gebouwd of in gebruik worden genomen.

26.3.2 Afwijken

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in 26.3.1 Aanduiding geluidzone sub b voor het bouwen of in gebruik nemen van een nieuw geluidgevoelig object, mits:

  • a. dit is toegestaan op grond van de geldende bestemming en
  • b. een hogere waarde is vastgesteld.

26.4 Geluidzone - 48,5 dB contour en geluidzone - 49,5 dB contour
  • a. Het oprichten of veranderen van een woning binnen de gebiedsaanduiding 'geluidzone – 48,5 dB contour' is niet toegestaan indien de geluidbelasting, vanwege de Burg. Huijbregts-Schiedonlaan op een gevel, anders dan een dove gevel, van een geluidgevoelige ruimte 48,5 dB of meer bedraagt, tenzij de gevel is gelegen binnen de gebiedsaanduiding 'geluidzone -  49,5 dB contour' en de geluidbelasting 49,5 dB of minder bedraagt;
  • b. voor het berekenen van de geluidbelasting als bedoeld ionder a moet worden uitgegaan van de uitgangspunten in het geluidrapport bij het bestemmingsplan.

Artikel 27 Algemene afwijkingsregels

27.1 Algemene afwijkingen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken:

  • a. van de in de planregels gegeven maten inzake afstanden en percentages voor oppervlakten tot niet meer dan 10% van die afmetingen respectievelijk percentages;
  • b. van de planregels en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen in geringe mate wordt aangepast indien de verkeersveiligheid en/of –intensiteit daartoe aanleiding geeft;
  • c. van de planregels en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, waarbij een overschrijding van maximaal 3 m is toegestaan, mits deze noodzakelijk is in verband met de uitmeting van het terrein of uit een oogpunt van doelmatig gebruik van de gronden en/of bebouwing;
  • d. van de planregels en toestaan dat de binnen de diverse bestemmingen aangegeven begrenzing van de maatvoeringsaanduidingen voor maximale goot- en bouwhoogte wordt overschreden, waarbij een overschrijding van deze begrenzing van maximaal 5 m is toegestaan, mits deze noodzakelijk is in verband met de uitmeting van het terrein of uit een oogpunt van doelmatig gebruik van de gronden en/of bebouwing;
  • e. van de planregels en toestaan dat nutsvoorzieningen en openbare voorzieningen worden gebouwd, met dien verstande dat:
    • 1. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 4 m;
    • 2. de oppervlakte niet meer dan 50 m²;
  • f. van de planregels ten aanzien van de maximaal toegestane bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de bouwhoogte van deze bouwwerken wordt vergroot:
    • 1. ten behoeve van palen, masten en portalen voor geleiding, beveiliging en regeling voor verkeer tot niet meer dan 35 m;
    • 2. ten behoeve van kunstwerken tot niet meer dan 40 m;
    • 3. ten behoeve van signalerings- en telecommunicatiemasten tot minder dan 40 m.
    • 4. ten behoeve van kunstobjecten tot niet meer dan 35 m;
    • 5. ten behoeve van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tot niet meer dan 10 m;
  • g. van de planregels ten aanzien van de maximaal toegestane bouwhoogte van gebouwen ten behoeve van een overschrijding van deze maximaal toegestane bouwhoogte voor plaatselijke verhogingen, zoals lichtkappen en technische ruimten, met dien verstande dat:
    • 1. de maximale oppervlakte van de vergroting niet meer mag bedragen dan 10% van het betreffende platte dakvlak of de horizontale projectie van het schuine dakvlak;
    • 2. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 1,25 maal de maximaal toegestane bouwhoogte van het betreffende gebouw;
  • h. van de planregels ten aanzien van de maximaal toegestane bouwhoogte van gebouwen ten behoeve van een overschrijding van deze maximaal toegestane bouwhoogte door zonnepanelen, met dien verstande dat de overschrijding niet meer mag bedragen dan 2 m.
  • i. van de planregels en toestaan dat de achtergevelrooilijn wordt overschreden, waarbij een overschrijding van maximaal 5 m is toegestaan, mits:
    • 1. er een tuindiepte van minimaal 10 m resteert;
    • 2. de gronden gelegen achter de achtergevelrooilijn of het verlengde daarvan voor maximaal 50% mogen zijn bebouwd.

27.2 Voorwaarden afwijking

De omgevingsvergunning voor het afwijken, als bedoeld in lid 27.1 Algemene afwijkingen kan slechts worden verleend, indien:

  • a. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
  • b. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen niet onevenredig worden geschaad.

Artikel 28 Overige regels

28.1 Verwijzing naar andere wettelijke regelingen

Indien en voor zover in deze planregels wordt verwezen naar wetten, verordeningen of enige andere algemeen verbindende regeling, dienen deze regelingen te worden gelezen zoals deze luiden op het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerp van dit plan.

28.2 Parkeren

Het bevoegd gezag toetst bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen en het verlenen van een omgevingsvergunning voor het afwijken van de gebruiksregels of wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid en ruimte voor laden en lossen. Hiervoor gelden de volgende regels:

  • a. In het geval van de oprichting of uitbreiding van een gebouw dient ten behoeve van het parkeren van auto's te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid.
  • b. In het geval van functiewijziging van een gebouw en/of van gronden dient ten behoeve van het parkeren van auto's te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid.
  • c. Indien het gebruik van een gebouw en/of gronden daar aanleiding toe geeft, dient te worden voorzien in voldoende ruimte voor laden en lossen.
  • d. Voor het bepalen van de benodigde parkeergelegenheid en/of de ruimte voor laden en lossen dient te worden voldaan aan het parkeerbeleid van de gemeente Oosterhout, zoals geldend ten tijde van de aanvraag voor een omgevingsvergunning.
  • e. De parkeervoorzieningen als bedoeld onder a en b en de ruimte voor laad- en losvoorzieningen als bedoeld onder c dienen in stand te worden gehouden.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

 

Artikel 29 Overgangsrecht

29.1 Overgangsrecht bouwen
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouw- of omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder a voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het bepaalde onder a met maximaal 10%.
  • c. Het bepaalde onder a en b is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

29.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan één jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 30 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan De Contreie 2017.