direct naar inhoud van 4.6 Bodem
Plan: Verblijfsrecreatieterreinen
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0824.verblijfsrecreatie-VG02

4.6 Bodem

Beleid

Volgens artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan onderzoek te worden verricht naar de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijzigingen dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde nieuwe functie. Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur op schone gronden te worden gerealiseerd.

Het provinciaal beleid gaat uit van het principe dat de bodem geschikt dient te zijn voor de beoogde functie. De gewenste functie bepaalt als het ware de gewenste bodemkwaliteit. Voor alle bestemmingen waar een functiewijziging of herinrichting wordt voorzien, dient ten minste het eerste deel van het verkennend bodemonderzoek, het historisch bodemonderzoek te worden verricht. Indien op grond van historische informatie blijkt dat in het verleden activiteiten hebben plaatsgevonden met een verhoogd risico op bodemverontreiniging dan dient een volledig verkennend bodemonderzoek te worden uitgevoerd. Op basis van geconstateerde belemmeringen uit dat onderzoek, kan vervolgens worden nagegaan welke maatregelen moeten worden genomen om die belemmeringen weg te nemen (functiegericht saneren).

Toetsing

Gelet op het doel van voorliggend bestemmingsplan, actualisering van de bestemmingsregeling voor de verblijfsrecreatieterreinen is geen bodemonderzoek verricht. Van belang daarbij is dat het bestemmingsplan, met uitzondering van Thermen Oisterwijk, geen functiewijziging mogelijk maakt en dat in geval van een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het bouwen aangetoond dient te worden dat niet wordt gebouwd op verontreinigde grond. Voor zover nieuwe functies wel gewenst zijn, wordt hiervoor een aparte planologische procedure gevoerd.