direct naar inhoud van Hoofdstuk 9 Economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid
Plan: Oisterwijk Buitengebied
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0824.BPbuitengebied2010-0002

Hoofdstuk 9 Economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid

Economische uitvoerbaarheid

Wanneer een bestemmingsplan een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen bouwplan mogelijk maakt en het kostenverhaal niet anderszins is verzekerd, dient op basis van artikel 6.12. van de Wro (tegelijkertijd met de vaststelling van een bestemmingsplan) een exploitatieplan te worden vastgesteld. Onder aangewezen bouwplan wordt krachtens artikel 6.2.1. van het Bro onder andere de bouw van één of meer woningen of andere hoofdgebouwen, of de bouw van kassen met een oppervlakte van ten minste 1.000 m²verstaan. De (rechtstreekse) bouwmogelijkheden voor agrarische bedrijven die in dit bestemmingsplan Buitengebied worden geboden moeten dan ook in beginsel worden aangemerkt als aangewezen bouwplan als bedoeld in artikel 6.2.1 Bro. Het exploitatieplan is de basis voor het doorberekenen van de verhaalbare kosten die de gemeente maakt om de aangewezen bouwplannen mogelijk te maken. Op basis van artikel 6.2.4. van het Bro worden daartoe onder andere gerekend:

  • de kosten van het verrichten van sectorale onderzoeken (zie artikel 6.2.4 a Bro);
  • de kosten van gemeentelijke ruimtelijke plannen, waaronder het bestemmingsplan (zie artikel 6.2.4 h Bro);
  • plankosten in relatie tot voorbereiding, ontwikkeling en begeleiding van ruimtelijke projecten (zie artikel 6.2.4. j Bro).

Het gemeentebestuur is niet voornemens om de kosten voor het opstellen van dit bestemmingsplan via een exploitatieplan te verhalen op initiatiefnemers van bouwplannen. Het gemeentebestuur acht het onjuist om kosten die zij maakt in het kader van haar reguliere uitoefening van haar wettelijke taken (en die ten bate komen voor alle inwoners van de gemeente) rechtstreeks door te rekenen aan enkel de eigenaren in het buitengebied die reguliere bouwmogelijkheden geboden worden. Daarbij speelt een rol dat ten opzichte van het vigerende bestemmingsplan niet structureel meer bouwmogelijkheden worden geboden.

In het plangebied worden slechts beperkte bouwmogelijkheden geboden voor met name de agrariërs. Het bestemmingsplan vormt een consoliderend bestemmingsplan, waarbij de bestaande situatie in het plangebied met actuele bouw- en gebruiksregels, in overeenstemming met het provinciale beleid en met inachtneming van de verplichte sectorale toetsen, wordt vastgelegd. De beperkte ontwikkelingen kunnen hoofdzakelijk mogelijk worden gemaakt door middel van ontheffings- en wijzigingsbevoegdheden. Het betreft in alle gevallen particulier initiatief, waaraan in beginsel geen kosten voor de gemeente zijn verbonden, afgezien van kosten van het ambtelijk apparaat voor de begeleiding en toetsing van aanvragen. Deze kosten worden door middel van leges gedekt. Mochten er andere kosten zijn, die op grond van artikel 6.13 Wet ruimtelijke ordening dienen te worden verhaald, dan zal uitsluitend worden meegewerkt aan de omgevingsvergunning voor afwijken of wijziging, nadat een exploitatieovereenkomst is gesloten.

Overige kosten, die verder uit dit plan kunnen voortvloeien, zijn planschadekosten. Deze zijn op voorhand niet uit te sluiten. De gemeente zal daarom bij iedere aanvraag bezien of er planschade kan ontstaan. Indien dit het geval kan zijn, zal met de belanghebbende aanvrager een overeenkomst worden gesloten, zoals bedoeld in artikel 6.4a van de Wet ruimtelijke ordening. Daarmee kan worden voorkomen, dat de gemeenschap de planschadekosten moet betalen, die gemaakt worden in het belang van de aanvrager.

Een verdergaande toets ten aanzien van de financieel-economische uitvoerbaarheid is niet noodzakelijk.

Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Inspraakprocedure

De gemeente heeft de inwoners/gebruikers van het buitengebied en andere belangstellenden betrokken bij de voorbereiding van het bestemmingsplan. Al eerder konden mensen wensen indienen voor het op te stellen bestemmingsplan. Deze wensen zijn in november 2008 beantwoord en zo nodig verwerkt in het voorontwerp bestemmingsplan. Het voorontwerp heeft vanaf 29 mei tot en met 26 juni 2009 ter inzage gelegen. Gedurende deze periode konden er inspraakreacties worden ingediend. Ook zijn er twee inloopbijeenkomsten geweest (op 4 juni en op 8 juni 2009) om belangstellenden te informeren over de plannen.

In totaal zijn er 141 inspraakreacties binnengekomen. De belangrijkste aanpassingen als gevolg van de inspraakprocedure zijn:

  • aanpassingen op perceelsniveau van bestemmingen en bouwvlakken in geval van feitelijke onjuistheden, afgeronde planologische procedures of wensen van inwoners/gebruikers;
  • de gebiedsaanduiding 'vrijwaringszone-molenbiotoop' is gewijzigd in een dubbelbestemming Waarde - Cultuurhistorie waardoor een regeling opgenomen kan worden die zowel betrekking heeft op het bouwen als op het aanbrengen van beplantingen;
  • het gebied tussen Wolvensteeg en Heisteeg is opgenomen in het bestemmingsplan met consoliderende bestemmingen overeenkomstig het toegestane gebruik.

Voor een volledig overzicht van de inspraakreacties, de beantwoording door de gemeente en de doorgevoerde wijzingen wordt verwezen naar het Eindverslag inspraak en vooroverleg van februari 2010.

Vooroverleg

Het voorontwerp bestemmingsplan is in het kader van vooroverleg voorgelegd aan een aantal besturen en instanties. Aan de volgende instanties is een brief gestuurd met de mogelijkheid het plan vanaf de gemeentelijke website in te zien:

  • Provincie Noord-Brabant, Directie Ruimtelijke Ontwikkeling en Handhaving;
  • VROM inspectie Regio Zuid;
  • Railinfrabeheer/ NV Nederlandse Spoorwegen;
  • Rijkswaterstaat Noord Brabant, afdeling Verkeer en Ruimte;
  • NV Nederlandse Gasunie;
  • Brabant Water NV;
  • College van B&W van de gemeente Haaren;
  • College van B&W van de gemeente Oirschot;
  • College van B&W van de gemeente Hilvarenbeek;
  • Ministerie van defensie, Dienst Gebouwen, Werken en Terreinen;
  • Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, Dienst Landelijk Gebied;
  • Essent Netwerk BV;
  • Kamer van Koophandel en Fabrieken Midden-Brabant;
  • KPN;
  • Landinrichtingscommissie de Hilver;
  • Ministerie van Economische Zaken Regio Zuid;
  • Ministerie van LNV Directie Zuid;
  • Regionale directie dienst Domeinen;
  • Rijksdienst voor de Monumentenzorg, Regio Zuid;
  • Rijksdienst voor Oudheidkundig Bodemonderzoek;
  • SEOB
  • Stichting Brabantse Milieufederatie.

Twee instanties hebben, zonder direct te zijn aangeschreven, ook gereageerd:

  • Rotterdam-Rijn Pijpleiding;
  • Sabic.

Daarnaast is de uitnodiging om deel te nemen aan het vooroverleg ook gestuurd naar de organisaties zitting hadden in de klankbordgroep:

  • Brabants Landschap;
  • Waterschap de Dommel;
  • ZLTO Tilburg-Oisterwijk;
  • Brabants Particulier Grondbezit;
  • Natuurmonumenten;
  • Heemkundekring de Kleine Meijerij;
  • IVN;
  • Recroo.

De belangrijkste aanpassingen naar aanleiding van het vooroverleg zijn:

  • het opnieuw bezien en gedeeltelijk aanpassen van de mogelijkheden voor het ontwikkelen van neven- en vervolgactiviteiten bij (voormalige) agrarische bedrijven in en buiten de LOG's en bebouwingsconcentraties;
  • het gedeeltelijk aanpassen van het plan naar aanleiding van de (ontwerp) Verordening Ruimte fase 1;
  • het opnemen van een retrospectieve toets;
  • het opstellen van een planMER;
  • de bestemming Waarde - Natuur is gewijzigd in Waarde - Natuur- Attentiegebied;
  • alle niet-agrarische bedrijfsbestemmingen hebben een aanduiding gekregen overeenkomstig de huidige bedrijfsactiviteiten;
  • de toelichting is aangevuld met betrekking tot externe veiligheid (onder andere ten aanzien van leidingen);
  • hoofdtransportassen voor drinkwater en de ontbrekende PRB-leiding zijn bestemd tot Leiding en relevante zakelijk rechtstroken bij leidingen zijn in de regels opgenomen;
  • de bestemming Leiding-Olie in de omgeving van de Oliviersweg is gewijzigd in de bestemming Leiding - Leidingstrook.

Voor een volledig overzicht van de overlegreacties, de beantwoording door de gemeente en de doorgevoerde wijzigingen wordt verwezen naar het Eindverslag inspraak en vooroverleg van februari 2010.

Ambtshalve wijzigingen

Het voorontwerpbestemmingsplan is ambtshalve ook op een aantal onderdelen aangepast. De belangrijkste wijzigingen zijn:

  • verwerking van het vastgestelde gemeentelijke archeologiebeleid;
  • verwerking van de landinrichting de Hilver voor zover deze betrekking heeft op de natuurontwikkeling langs de Reusel en de aanleg van landschapselementen;
  • verwerking van het onderzoek naar in werking zijnde inrichtingen in de land- en tuinbouw; op basis van deze controles zijn de agrarische bestemmingen van een aantal voormalige bedrijven gewijzigd;
  • opname van het initiatief om langs de A58 twee windturbines te bouwen;
  • verplaatsing van het bezoekerscentrum van Natuurmonumenten naar de locatie Groot Speijk;
  • opname van het akoestisch onderzoek naar wegverkeers- en railverkeerslawaai en het vaststellen van een verzoek hogere grenswaarde;
  • verwerken van de resultaten naar de inventarisatie van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing;
  • verwerken van recent provinciaal beleid (debat burgerinitiatief Megastallen en vaststelling Verordening Ruimte fase 1).