8.8 PlanMER LOG Stille Wille en Molenakkers
Door de ontwikkelingsmogelijkheden die het bestemmingsplan Buitengebied biedt aan de intensieve veehouderijen, is sprake van een planmer-plicht. De planmer-procedure is bedoeld om het milieubelang volwaardig en vroegtijdig in de plan- en besluitvormingsprocedure een plaats te geven. In het, voor het bestemmingsplan Buitengebied, opgestelde planMER is voor de verschillende milieuthema's ingegaan op de milieusituatie rond intensieve veehouderijen en de mogelijke milieugevolgen van de uitbreiding van deze intensieve veehouderijen (zie het planMER, toegevoegd als losse bijlage bij het plan Buitengebied). In dat kader zijn de aspecten natuur (ammoniakdepositie), geurhinder, luchtkwaliteit en gezondheid het meest relevant. Daarnaast is kort aandacht besteed aan de aspecten landschap, archeologie, bodemkwaliteit en water, verkeer en externe veiligheid. De effectbeschrijvingen zijn grotendeels gebaseerd op reeds beschikbare onderzoeksgegevens en informatie. De daadwerkelijke milieueffecten die zullen optreden zijn sterk afhankelijk van de aard en omvang van de uitbreidingen, en met name de stalsystemen en technieken die worden toegepast. Deze worden in het bestemmingsplan niet vastgelegd. Toekomstige concrete plannen worden in het kader van de milieuvergunning (en de eventueel daaraan gekoppelde mer-beoordeling of projectMER) en wijzigingsplannen getoetst aan de op dat moment geldende wet- en regelgeving.
Een overzicht van de belangrijkste sectorale conclusies:
- Het toekennen van grotere bouwvlakken aan agrarische bedrijven en het bieden van rechtstreekse bouwmogelijkheden ter plaatse van agrarische bouwvlakken kan in theorie leiden tot extra stallen, meer dieren en daardoor een grote ammoniak- en stikstofemissie (en dus extra depositie op Natura 2000). In de praktijk kan een dergelijke extra depositie zich echter nooit voordoen, omdat gelet op de huidige staat van de Kampina en Oisterwijkse vennen bij toetsing aan de Nbwet geen Nbwet vergunning kan worden verleend.
- Rond intensieve veehouderijen (en dan met name pluimvee) kan sprake zijn van hoge concentraties fijn stof. Iedere uitbreiding wordt in de toekomst in het milieuspoor en in het kader van het wijzigingsplan getoetst aan de grenswaarden. Indien nodig zullen aanvullende technische maatregelen moeten worden getroffen om overschrijdingssituaties te voorkomen.
- In het kader van de gebiedsvisie geur die door de gemeente Oisterwijk is opgesteld zijn scenario's doorgerekend met verschillende normstellingen om op die manier de effecten voor de achtergrondbelasting (woon- en leefklimaat) en de ontwikkelingsmogelijkheden van de veehouderijen inzichtelijk te maken. Op basis van de berekeningsresultaten wordt geconcludeerd dat de ontwikkelingsmogelijkheden die in het bestemmingsplan worden geboden niet leiden tot een toename van geurknelpunten. In het milieuspoor en in het kader van het wijzigingsplan wordt elke uitbreiding in de toekomst getoetst aan de normen uit de Wet geurhinder en veehouderij.
- Gezondheidseffecten in en rond intensieve veehouderijen worden sterk bepaald door technische maatregelen, zoals het toepassen van combiwassers. Daarnaast zijn als het gaat om infecties ook aantallen transportbewegingen en contact tussen dieren van belang. Een zo veel mogelijk gesloten bedrijfsvoering vermindert de kans op ziekten. Dit zijn echter geen zaken die in het bestemmingsplan kunnen worden verankerd. Bij ieder concreet toekomstig initiatief dient in het milieuspoor en in het kader van het wijzigingsplan aandacht te worden besteed aan de gezondheidsaspecten. De GGD adviseert om gezondheidsaspecten integraal te beoordelen bij vergunningen.