direct naar inhoud van 7.3 Artikelsgewijze toelichting
Plan: Oisterwijk Buitengebied
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0824.BPbuitengebied2010-0002

7.3 Artikelsgewijze toelichting

Hoofdstuk I: Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

Voor de begripsbepalingen is waar mogelijk gebruik gemaakt van de standaardbepalingen uit de SVBP2008. In dit artikel worden de begrippen gedefinieerd die van het "normale" spraakgebruik afwijken of een specifiek juridische betekenis hebben. Bij de toetsing aan het bestemmingsplan zal moeten worden uitgegaan van de in dit artikel aan de betreffende begrippen toegekende betekenis. De begrippen zijn alfabetisch geordend. Het begripbegrip agrarisch bedrijf is niet in deze standaard SVBP2008 opgenomen en wordt hierna kort toegelicht.

Agrarisch bedrijf

In aansluiting op het gemeentelijk beleid wordt onderscheid wordt gemaakt in grondgebonden en niet-grondgebonden agrarische bedrijven. Onder agrarische bedrijven worden alle bedrijven verstaan die met hun bedrijfsvoering erop gericht zijn om gewassen te telen en / of dieren te houden ten behoeve van de plantaardige of dierlijke productie. In afwijking hiervan worden ook bedrijven gericht op de houden en fokken van paarden voor de gebruiksgerichte paardenhouderij tot de agrarische bedrijven gerekend. In het plangebied is voorts een insectenkweker gevestigd. Ook dit bedrijf wordt gerekend tot de agrarische sector.

Artikel 2 Wijze van meten

Dit artikel geeft aan hoe hoogte- en andere maten die bij het bouwen in acht moeten worden genomen, dienen te worden gemeten.

Hoofdstuk II: Bestemmingsregels

Indeling agrarisch gebied

De indeling in A-gebied en Aln-gebied zoals deze gehanteerd is in de gebiedsvisie wordt vertaald in de volgende bestemmingen:

  • het A-gebied heeft de bestemming 'Agrarisch' gekregen (A);
  • het Aln-gebied (agrarische gronden in de groenblauwe mantel) heeft de bestemming 'Agrarisch met waarden- Landschap, natuur en cultuurhistorie-1' gekregen (AW-LNC-1);
  • de agrarische gronden die in de zone natuur- en natuurontwikkeling (agrarische gronden in de EHS) zijn gelegen hebben de bestemming 'Agrarisch met waarden- Landschap, natuur en cultuurhistorie-2' gekregen (AW-LNC-2);op deze gronden zijn geen bouwvlakken gelegen.

Deze drie bestemmingen hebben ieder een toegesneden artikel in de regels waar bouwen en gebruik, afwijkingsbevoegdheden, wijzigingsbevoegdheden en vereiste van omgevingsvergunningen voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden zijn geregeld.

Integrale zonering intensieve veehouderij

De extensiverings-, verwervings- en landbouwontwikkelingsgebieden zijn opgenomen als gebiedsaanduidingen 'reconstructiewetzones'. Een gebiedsaanduiding kan digitaal slechts aan één bestemming worden gekoppeld. Afhankelijk van de bestemmingen zijn de gebiedsaanduidingen 'reconstructiewetzones' opgeknipt in deelgebieden (extensiveringsgebied 1 binnen bestemming A, extensiveringsgebied 2 binnen de bestemming AW-LNC-1 enzovoort).

Bebouwingsconcentraties

De bebouwingsconcentraties zijn opgenomen als gebiedsaanduidingen 'wro-zone - ontheffingsgebieden'. Een gebiedsaanduiding kan digitaal slechts aan één bestemming worden gekoppeld. Afhankelijk van de bestemmingen (Agrarisch, Agrarisch met waarden of Wonen - 2) zijn de gebiedsaanduidingen 'opgeknipt'.

Artikel 3 Agrarisch

De gronden met de bestemming Agrarisch zijn bestemd voor grondgebonden agrarische bedrijven, nevenactiviteiten, extensieve dagrecreatie en voorzieningen zoals water, groenelementen en nutsvoorzieningen. Dit betekent dat de aanleg van landschapselementen of de aanpassing van oevers (bijvoorbeeld met inzet van het blauwgroene stimuleringskader) binnen de bestemming mogelijk is.

Bedrijven of activiteiten die niet binnen de algemene bestemmingsomschrijving passen, zijn voorzien van een aanduiding (zoals de niet-gebonden bedrijven, kinderopvang, dierenpension en zeilvliegterrein).

Bouwvlakken

De aanwezige agrarische bedrijven zijn onderverdeeld in grondgebonden en niet-grondgebonden bedrijven. Aan de agrarische bedrijven is een zogenaamd bouwvlak toegekend waarbinnen de bebouwing dient te worden geconcentreerd. Niet-grondgebonden agrarische bedrijven (glastuinbouw, intensieve kwekerij, insectenkwekerij en intensieve veehouderij) zijn voorzien van een speciale aanduiding. In de regels is bepaald welke bebouwing uitsluitend binnen een bouwvlak kan worden opgericht (gebouwen, kassen, silo's, opslagvoorzieningen zoals kuilvoerplaten).

Bepaalde voorzieningen zijn ook buiten een bouwvlak toegestaan. Het gaat daarbij bijvoorbeeld om verharding (kavelpaden) en overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde. Aanwezige permanente teeltondersteunende voorzieningen zijn opgenomen in een gedeelte van het bouwvlak waarbinnen gebouwen niet zijn toegestaan.

Per bouwvlak is het bestaande aantal bedrijfswoningen vastgelegd. In de regels is opgenomen dat één bedrijfswoning is toegestaan tenzij anders op de kaart is aangegeven (met een aanduiding is vastgelegd waar geen bedrijfswoning is toegestaan en waar meerdere bedrijfswoningen zijn toegestaan).

De maximuminhoudsmaat voor agrarische bedrijfswoningen bedraagt ten hoogste 750 m³.

In de regels is een bevoegdheid tot afwijken opgenomen voor overschrijding van de grenzen van het bouwvlak en een wijzigingsbevoegdheid voor vormverandering en vergroting van het bouwvlak. Overigens kan de afwijking alleen verleend worden, indien plaatsing van bouwwerken binnen het bouwvlak niet mogelijk of doelmatig is. In het extensiveringsgebied (integrale zonering intensieve veehouderij) is overschrijding niet toegestaan.

Met toepassing van een wijzigingsbevoegdheid is het ook mogelijk om een bouwvlak uit te breiden uitsluitend ten behoeve van permanente teeltondersteunende voorzieningen.

Niet-grondgebonden neventakken

Nieuwe niet-grondgebonden agrarische activiteiten zijn uitsluitend toegestaan als neventak op een agrarisch bedrijf. Bij bestaande neventakken is doorgroei van de neventak slechts mogelijk tot de omvang die conform het provinciaal beleid is toegestaan (1.000 tot 5.000 m² voor teeltondersteunende kassen) of tot 1.000 m² bij een neventak intensieve veehouderij.

Voorzieningen voor de opslag van mest, water, voer of CO2

De voorzieningen die op agrarische bedrijven worden getroffen voor de opslag van (kunst)mest, voedermiddelen, water of CO2 dienen bij voorkeur ook op het bouwvlak te worden gerealiseerd.

Voor zover deze voorzieningen aan te merken zijn als bouwwerken, geen gebouwen zijnde (zoals sleufsilo's, mestsilo's, Co2-opslagtanks), is in de bouwregels opgenomen dat deze buiten het bouwvlak niet zijn toegestaan. Met toepassing van een afwijkingsbevoegdheid mogen deze opslagvoorzieningen, indien voldaan wordt aan de voorwaarden, de grenzen van het bouwvlak met maximaal 15 meter overschrijden.

Voor zover opslagvoorzieningen niet zijn aan te merken als een bouwwerk (zoals een mestzak, kuilvoederplaat of foliebassin voor water) geldt het volgende. In de gebruiksregels is bepaald dat de gronden buiten het bouwvlak niet voor deze opslagvoorzieningen mogen worden gebruikt. Met toepassing van een afwijkingsbevoegdheid is plaatsing van deze voorzieningen, in aansluiting op het bouwvlak, onder voorwaarden alsnog mogelijk.

Watertoets

Als algemene voorwaarde is in relatie tot wijzigingsbevoegdheden in de regels als voorwaarde opgenomen dat nieuwe ontwikkelingen geen onevenredige negatieve gevolgen mogen hebben voor het waterbeheer.

Neven- en vervolgactiviteiten

In de bestemmingsomschrijving van de agrarische artikelen is opgenomen dat nevenactiviteiten onderdeel mogen uitmaken van een agrarische bedrijfsvoering. Dit algemene uitgangspunt wordt verbijzonderd in de gebruiksregels.

In de specifieke gebruiksregels is aangegeven dat een aantal neven- en vervolgactiviteiten op agrarische bedrijven rechtstreeks toelaatbaar wordt geacht. Andere activiteiten kunnen met toepassing van een afwijkingsbevoegdheid van de gebruiksregels worden toegelaten. In beide gevallen geldt dat er geen nieuwbouw plaats mag vinden maar dat de bestaande bebouwing, tot een bepaalde omvang, ten behoeve van de nevenactiviteiten mag worden benut. Ook de onbebouwde gronden mogen worden benut, maar niet bebouwd of overkapt (bij voorbeeld voor een terras). In de bebouwingsconcentraties (wro-zone - ontheffingsgebied 1 tot en met 5) en bij monumenten en cultuurhistorisch waardevolle panden zoals genoemd in de bijlagen bij de regels (weergegeven met O* bij de specifieke gebruiksregels), zijn de mogelijkheden voor het ontwikkelen van nevenactiviteiten ruimer.

Belangrijke voorwaarden voor de toepassing van de afwijkingsbevoegdheid voor neven- en vervolgactiviteiten zijn voorts een goede landschappelijke inpassing en het behalen van ruimtelijke kwaliteitswinst. Dit kan worden omschreven als de ruimtelijke meerwaarde die ontstaat door een verbetering en opwaardering van de inrichting van het erf, landschaps- of natuurontwikkeling, herstel of herkenbaar maken van cultuurhistorische waarden of het vergroten van de toegankelijkheid van het agrarisch gebied ten behoeve van extensieve dagrecreatie. Ten behoeve van kleinschalig kamperen is er een aparte afwijkingsbepaling opgenomen omdat hier specifieke eisen gelden voor het gebruik van de onbebouwde gronden, de landschappelijke inpassing en verdere uitbreiding in het ontwikkelingsgebied voor de kleinschalige recreatie (wro-zone - ontheffingsgebied 6). Kleinschalig kamperen is uitsluitend als nevenactiviteit bij agrarische bedrijven toegestaan. De afwijking kan worden verleend onder de beperkende voorwaarde dat kleinschalig kamperen uitsluitend is toegestaan zolang er sprake is van een agrarisch bedrijf. Bij het (met toepassing van een wijzigingsbevoegdheid) omzetten van een agrarische bestemming naar een woonbestemming dient het kleinschalig kamperen te worden beëindigd. Voor bestaande nevenfuncties die voldoen aan de voorwaarden wordt de afwijking geacht te zijn verleend.

Het verlenen van medewerking aan nevenactiviteiten is afhankelijk van de mate waarin aan de criteria 'landschappelijke inpassing en ruimtelijke kwaliteitswinst' wordt voldaan en om die reden wil het gemeentebestuur met de initiatiefnemer overeenkomen dat de afgesproken inpassing en kwaliteitswinst ook daadwerkelijk wordt gerealiseerd (privaatrechtelijke overeenkomst).

In de huidige situatie komen in het plangebied ook nevenactiviteiten voor die niet passen binnen de hiervoor geformuleerde algemene uitgangspunten en voorwaarden. Deze activiteiten hebben een toegesneden aanduiding gekregen. Het gaat hierbij onder andere om de kinderopvang aan de Spoordijk, twee restaurants bij agrarische bedrijven, het gebruik van een gebouw door een schuttersgilde aan de Heuvelstraat en het vliegterrein aan de Heuvelstraat.

Paardenbakken

In de gebruiksregels is opgenomen dat paardenbakken uitsluitend op of aansluitend aan het bouwvlak zijn toegestaan. Verlichte paardenbakken, met geluidsinstallaties zijn buiten het bouwvlak niet mogelijk.

Intensieve veehouderij

In het agrarisch artikel is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor de omschakeling op bestaande agrarische bouwvlakken naar intensieve veehouderij binnen de landbouwontwikkelingsgebieden Stille Wille en Molenakkers. De mogelijkheid om op voormalige agrarische bouwvlakken een intensieve veehouderij bedrijf te vestigen is opgenomen in een wijzigingsbevoegdheid bij de bestemming Wonen - 2. Er worden geen mogelijkheden geboden voor de nieuwvestiging van intensieve veehouderijbedrijven.

Met een specifieke bouwaanduiding zijn de intensieve veehouderij bedrijven in het extensiveringsgebied op de huidige omvang van bedrijfsbebouwing voor intensieve veehouderij vastgelegd. Tot slot is in de regels opgenomen dat in principe ten hoogste één bouwlaag van een gebouw voor het huisvesten van dieren benut mag worden.

Artikel 4 en 5 Agrarisch met waarden

Het behoud en de ontwikkeling van de huidige landschappelijk, cultuurhistorische en natuurwaarden van de agrarische gronden wordt in het bestemmingsplan veilig gesteld met het toekennen van de bestemmingen Agrarisch met waarden- Landschap, natuur en cultuurhistorie-1 en Agrarisch met waarden- Landschap, natuur en cultuurhistorie-2.

De basisregeling (bouwvlakken, grondgebonden bedrijven en neventakken, aanduidingen voor niet-grondgebonden agrarische bedrijven zoals intensieve veehouderij en aquacultuur, opslagvoorzieningen, neven- en vervolgactiviteiten) voor deze gronden wijkt in grote lijnen niet af van de regeling voor Agrarisch met dien verstande dat bij de toepassing van afwijkingen en wijzigingen steeds de belangen van natuur, landschap en cultuurhistorie worden meegewogen. Ook worden deze waarden beschermd door het opgenomen stelsel van omgevingsvergunningen voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden.

De agrarische gebieden die tevens een functie hebben voor de waterberging (inundatiegebieden) of gelegen zijn binnen een zone voor beekherstel, hebben een specifieke aanduiding gekregen. Voor deze gronden is een vereiste van omgevingsvergunningen voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden van kracht.

Een speciale aanduiding is opgenomen voor het perceel waar natuurhutten zijn geplaatst ten behoeve van verblijfsrecreatie.

Ecologische verbindingszones

De ecologische verbindingszones (voor zover nog niet gerealiseerd) hebben een bestemming gekregen overeenkomstig het huidige agrarische gebruik. Daarnaast zijn deze gronden voorzien van een functieaanduiding waaraan een vereiste van omgevingsvergunningen voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden is gekoppeld. In het plan is tevens een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om de agrarische bestemming te wijzigingen in Natuur of Water indien de ecologische verbindingszone (EVZ) gerealiseerd wordt. Daarmee wordt het belang van de EVZ veilig gesteld.

Artikel 6 Bedrijf

De bedrijven in het plangebied worden bestemd overeenkomstig de huidige bedrijfsactiviteiten en gekoppeld aan de huidige milieucategorie van de Staat van Bedrijfsactiviteiten. Zowel de maximaal toelaatbare milieucategorie als de aard van de activiteit liggen derhalve per locatie vast in het bestemmingsplan. Het gemeentebestuur acht het gewenst dat de bestemmingsregeling op dit punt ook een zekere flexibiliteit bevat, zodat na de beëindiging van een bedrijfsactiviteit in beginsel andere activiteiten kunnen worden gevestigd. Voor de vestiging van andersoortige bedrijven die gelet op de omgeving inpasbaar zijn op de percelen waar nu een bedrijf is gevestigd, is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen.

Per bestemmingsvlak is de huidige omvang van de bedrijfsbebouwing (inclusief de dienstwoning en bijhorende bijgebouwen) vastgelegd. Met toepassing van een bevoegdheid tot afwijken kan deze maximale oppervlakte binnen het bestemmingsvlak worden uitgebreid tot een maximale oppervlakte die ook op voorhand al is bepaald (in bijlage 1 bij de regels).

Artikel 7 Cultuur en ontspanning

Voor het natuurtheater aan de Gemullenhoekenweg en het buitengalerie aan de Vennelaan is een toegesneden bestemming Cultuur en ontspanning opgenomen. Deze gronden mogen tevens worden gebruikt voor ondergeschikte activiteiten zoals horeca, kantoor en het geven van workshops en dergelijke.

Artikel 8 Detailhandel

Het tuincentrum aan de Heukelomseweg en het benzineservicestation aan de Rijksweg A58 hebben een specifieke detailhandelsbestemming gekregen, afgestemd op het huidige gebruik. De huidige omvang van de bedrijfsbebouwing (inclusief de dienstwoning en bijhorende bijgebouwen) is vastgelegd en kan, met toepassing van een bevoegdheid tot afwijken worden uitgebreid tot een maximale omvang die ook op voorhand al is bepaald (in bijlage 1 bij de regels).

Artikel 9 Horeca

De aanwezige horecabedrijven zijn voorzien van de bestemming Horecadoeleinden. Voor het reguleren van de horecavoorzieningen wordt, analoog aan de regeling voor bedrijven, gebruik gemaakt van een (in dit geval) Staat van Horeca-activiteiten. In deze Staat van Horeca-activiteiten wordt onderscheid gemaakt in drie categorieën van horeca-activiteiten: 1 lichte horeca, 2 middelzware horeca, 3 zware horeca (voor een nadere beschrijving van / toelichting op deze horecacategorieën wordt verwezen naar de bijlage). Gelet op de aard van het gebied is gekozen voor het toestaan van horeca-activiteiten tot ten hoogste categorie 1c. De aanwezige bedrijven die gelet op de huidige activiteiten ingeschaald zijn in categorie 2, hebben een speciale aanduiding gekregen.

De toelaatbaarheid van horecabedrijven uit maximaal de categorie 1c betekent niet dat de uitoefening van activiteiten uit een hogere categorie in alle gevallen onaanvaardbaar is. De Staat van Horeca-activiteiten geeft namelijk een vrij grove indeling van de hinderlijkheid van horecabedrijven. De situatie bij een specifiek bedrijf kan daarvan afwijken. Met name komt het voor dat een bedrijf als gevolg van de geringe omvang van hinderlijke (deel)activiteiten minder hinder veroorzaakt dan in de Staat van Horeca-activiteiten is verondersteld. In dat geval kan aan een dergelijk horecabedrijf voor de desbetreffende activiteit een afwijking worden verleend. Dit geldt alleen voor bedrijven uit maximaal één categorie hoger dan de algemene toelaatbaarheid.

Per bestemmingsvlak is de huidige omvang van de bedrijfsbebouwing (inclusief de dienstwoning en bijhorende bijgebouwen) voor horeca vastgelegd. Met toepassing van een bevoegdheid tot afwijken kan deze bedrijfsoppervlakte binnen het bestemmingsvlak worden uitgebreid tot een maximale omvang die ook op voorhand al is bepaald (in bijlage 1 bij de regels). De afwijkingsbevoegdheid kan alleen worden toegepast indien aan de ruimtelijk relevante voorwaarden, verbonden aan de bevoegdheid, wordt voldaan. Naast deze ruimtelijke criteria wil de gemeente horecaondernemers graag prikkelen om duurzaam te ondernemen. Het huidige horeca beleid waarbij ondernemers met uitbreidingsplannen uitgenodigd worden om met de gemeente in overleg te treden over de duurzaamheid van de onderneming en de uitbreidingsplannen, zal worden voortgezet. Dit horeca beleid leent zich niet voor een directe vertaling in de voorwaarden voor de verlening van de omgevingsvergunning voor afwijken.

Het horecabedrijf de Belvertshoeve heeft, naast een horecabestemming, ook een aanduiding 'zorginstelling' waarmee de huidige opvang van jongeren wordt bestemd.

Artikel 10 Kantoor

Deze bestemming is opgenomen voor het kantoor van Natuurmonumenten aan de Logt.

Artikel 11 Maatschappelijk

De bestemming Maatschappelijk is toegekend aan diverse functies zoals dierenartsenpraktijken, instellingen de Hondsberg en Soka Zonnewende, kapelletjes, het bezoekerscentrum van Natuurmonumenten, de noodscholen aan de Moergestelseweg en dierenpensions. Bij de instellingen die in het natuurgebied de Oisterwijkse bossen en vennen zijn gelegen zoals de Hondsberg en Soka, zijn binnen de bestemmingsvlakken bouwvlakken opgenomen om de concentratie van bebouwing te handhaven. Het huidige centrum voor opvang van asielzoekers heeft een specifieke aanduiding gekregen waaruit blijkt dat alleen deze gronden voor deze opvang mogen worden gebruikt.

Artikel 12 Natuur

De huidige bossen, heidevelden en vennen van de Oisterwijkse bossen en vennen en de Kampina zijn bestemd tot Natuur. De bestemming Natuur is ook opgenomen voor de natuurontwikkeling rond de Reusel. De bestemmingsomschrijving van Natuur is ruim (bos en natuur, heidevelden en vennen, behoud van natuur, landschappelijke en cultuurhistorische waarden, extensief agrarische gebruik, water en extensieve recreatie). Ter bescherming van de waarden is een vereiste van omgevingsvergunningen voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden opgenomen.

Het MOB complex heeft de bestemming Natuur gekregen. De 33 aanwezige gebouwen en de verharding worden grotendeels verwijderd. De sloop is naar verwachting in januari 2010 afgerond. Het terrein wordt dan ingericht als natuurterrein met een begroeiing van bos en heide. Ook zijn er vennen en lage, natte plekken waar het zeldzame gagelstruweel te vinden is. Er blijven een aantal overblijfselen die herinneren aan het militaire verleden van het terrein. In ieder geval één loods blijft behouden. Deze wordt gebruikt als schaapskooi voor het beheer van het natuurterrein. Voor deze loods is een bouwvlak opgenomen.

Het hondenoefenterrein nabij de Heiligenboom is in de Ecologische Hoofdstructuur gelegen en wordt binnen de bestemming Natuur met een specifieke aanduiding opgenomen.

De natuurgebieden die tevens een functie hebben voor de waterberging (inundatiegebieden) of gelegen zijn binnen de zone voor beekherstel van de Voorste Stroom, hebben een specifieke aanduiding gekregen. Voor deze gronden is het vereiste van omgevingsvergunningen voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden nog verbijzonderd.

In samenhang met de verplaatsing van het bezoekerscentrum van Natuurmonumenten naar de van Tienhovenlaan wordt een herschikking van parkeervoorzieningen in de omgeving Groot Speyk nagestreefd. De uiteindelijke invulling is daarbij nog onzeker. Het huidige parkeerterrein en alle gronden die voor de nieuwe parkeerplaatsen in aanmerking komen hebben de aanduiding 'parkeerterrein' gekregen. Deze gronden mogen echter gezamenlijk voor maximaal 120 parkeerplaatsen worden benut.

Artikel 13 Recreatie

Dagrecreatieve voorzieningen zoals maneges, het hondenoefenterrein aan de Kollemburgbaan, de kanoboerderij en volkstuinen zijn voorzien van de bestemming Recreatie, al dan niet met een specifieke aanduiding.

Artikel 14 Recreatie - Verblijfsrecreatie

De bestemming Recreatie - Verblijfsrecreatie heeft betrekking op diverse, verspreid in het plangebied voorkomende recreatiewoningen, een kampeerterrein aan de Zandstraat en een bestaand kamphuis aan de Achterste Stroom. De maximale verblijfsrecreatieve capaciteit van het kampeerterrein is in de regels vastgelegd.

De bestaande recreatiewoningen mogen, overeenkomstig het gemeentelijke beleid, niet worden vergroot.

Artikel 15 Sport

De sportvoorzieningen binnen het plangebied zijn als zodanig bestemd. Het gaat hierbij om tennisbanen aan het Zwarte Wegje, twee onoverdekte buitenzwembaden, sportvelden en een motorcrossterrein nabij het Wilhelminakanaal. De kinderopvang in het clubhuis van RKSV Taxandria op sportpark de Gemullenhoeken is specifiek aangeduid.

De beide buitenzwembaden zijn grotendeels in de Ecologische Hoofdstructuur gelegen. Aangezien het gaat om een substantiële oppervlakte is in de regels opgenomen dat ter plaatse van de aanduiding 'zwembad' tevens sprake is van natuurwaarden. In de regels is aan deze aanduiding een vereiste van omgevingsvergunningen voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden gekoppeld.

Artikel 16 Tuin

Onbebouwde delen van grote woonpercelen zijn bestemd tot tuin. Enkele van de grotere tuinen zijn gedeeltelijk in de Ecologische Hoofdstructuur gelegen. Voor zover het gaat om een substantiële oppervlakte zijn deze tuinen voorzien van de aanduiding 'ecologische waarden'. In de regels is aan deze aanduiding een vereiste van omgevingsvergunningen voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden gekoppeld.

Artikel 17 en 18 Verkeer en Verkeer – Cultuurhistorische waarden

De openbare wegen en fietspaden zijn voorzien van de bestemming Verkeer. Het aantal rijstroken binnen de bestemming Verkeer is bepaald op maximaal 2 en maximaal 4 voor Rijksweg A58. Door het opnemen van de bestemming Verkeer wordt een belangrijke karakteristiek van het landschapspatroon (wegen met beplanting) vastgelegd. Voor de, uit oogpunt van cultuurhistorie belangrijke onverharde wegen is dit echter onvoldoende. Deze wegen hebben aparte bestemming gekregen waaraan een vereiste van omgevingsvergunningen voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden is verbonden voor het aanbrengen van verhardingen.

Ten gevolge van het landinrichtingsplan de Hilver zal een aantal onverharde wegen op termijn niet langer als openbare weg worden aangemerkt. Bij de bestemming is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om de bestemming Verkeer – Cultuurhistorische waarden te wijzigen in Agrarisch of Agrarisch met waarden ingeval wegen niet langer ten behoeve van de verkeersontsluiting in gebruik zijn.

Het verharden van onverharde wegen of het vervallen van de verkeersfunctie van (onverharde) wegen is aanvaardbaar aangezien het slechts een beperkte ingreep in het totale stelsel van onverharde wegen betreft.

Artikel 19 Verkeer – Railverkeer

De spoorlijn Tilburg – Eindhoven is bestemd tot Verkeer – Railverkeer. Ten behoeve van het bouwen wordt gemeten vanaf de bovenkant spoorstaaf.

Artikel 20 Water

De bestemming Water is toegekend aan het Wilhelminakanaal, de diverse beken in het plangebied en de hoofdwatergangen in het agrarische gebied. Bij de bestemmingslegging van het gebied rond de Voorste Stroom is rekening gehouden met de recente herinrichting van de beek.

Artikel 21 en 22 Wonen - 1 en Wonen - 2

In het buitengebied is onderscheid gemaakt in de volgende bestemmingen:

Wonen - 1: wonen in burgerwoningen in het buitengebied;

Wonen - 2: wonen op voormalige agrarische bedrijfslocaties.

Wonen - 1

De burgerwoningen met bijbehorende bijgebouwen en tuinen zijn als Wonen - 1 bestemd. De bestemming Tuin is aan die delen van het perceel toegekend waarvan het onbebouwde karakter behouden moet blijven. De inhoudsmaat van woningen bedraagt maximaal 600 m³. De oppervlakte bijgebouwen mag, overeenkomstig de huidige bestemmingsplanregelingen in het buitengebied, per woning maximaal 100 m²/40 % van het erf bedragen. In een aantal gevallen is aan vrijstaande erfbebouwing op veraf gelegen percelen de aanduiding 'erf' toegekend. De bebouwing op deze gronden mag niet worden vergroot.

Met een artikel 19.1 WRO procedure is de bouw van vier woningen aan de Waterhoefstraat mogelijk gemaakt. Eén van de woningen is inmiddels gerealiseerd. Voor deze vier woningen gelden in overeenstemming met de artikel 19.1 procedure afwijkende inhouds- en oppervlakte maten.

In het plangebied komen enkele woningen voor die gelet op de omvang, de aanwezige onbebouwde gronden en het karakter van het pand aangemerkt kunnen worden als landhuizen (zoals ook in vigerende bestemmingsplannen is opgenomen). Voor deze landhuizen gelden specifieke bouwbepalingen.

Nevenactiviteiten zijn zeer beperkt mogelijk (paardrijactiviteiten en logies met ontbijt zijn rechtstreeks toegestaan). Een bestaand atelier heeft een toegesneden aanduiding gekregen. Voor de landhuizen en voor panden die aangemerkt kunnen worden als rijks- of gemeentelijk monument of als cultuurhistorische waardevol pand, is een verruiming van de gebruiksmogelijkheden opgenomen (met omgevingsvergunning voor afwijken).

In de regels is ook een wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor het splitsen en bouwen van nieuwe wooneenheden in grote of monumentale gebouwen, met als doel de instandhouding van deze waardevolle gebouwen. Voorwaarde hierbij is wel dat de bestaande hoofd bouwmassa in stand wordt gehouden. In het wijzigingsplan dient hiertoe een specifieke bouwaanduiding (bijvoorbeeld: aan een gebouwd) te worden opgenomen. De wijzigingsbevoegdheid wordt uitsluitend toegepast indien overtollige bijgebouwen worden gesloopt. Over het algemeen is bij een oppervlakte van meer dan 200 m2 sprake van overtollige erfbebouwing. Indien op het perceel enige vorm van ruimtelijke kwaliteitsverbetering aan de orde is, wordt een oppervlakte tot 400 m2 aan erfbebouwing aanvaardbaar geacht. Cultuurhistorisch waardevolle bijgebouwen worden niet aangemerkt als overtollig.

Wonen - 2

De bestemming Wonen - 2 is toegekend aan de percelen die in het vigerende bestemmingsplan nog aangemerkt zijn als agrarisch bedrijf maar waar de bedrijfsmatige activiteiten zijn beëindigd en thans alleen nog sprake is van (burger)bewoning. Deze percelen zijn overeenkomstig het feitelijke gebruik bestemd. Beëindiging van de burgerbebouwing en afdwingen van sloop van voormalige bedrijfsbebouwing is in dit stadium (bestemmingslegging) niet reëel. De bouwregels zijn overeenkomstig de regels bij de bestemming Wonen - 1. De mogelijkheden om nevenactiviteiten te ontwikkelen in de bestaande voormalige agrarische bebouwing zijn echter aanzienlijk ruimer dan bij Wonen - 1. Voor een toelichting op de regeling voor nevenactiviteiten wordt verwezen naar de toelichting op het artikel Agrarisch.

In de regels is ook een wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor het splitsen en bouwen van nieuwe wooneenheden in grote of monumentale gebouwen, met als doel de instandhouding van deze waardevolle gebouwen. Voorwaarde hierbij is wel dat de bestaande hoofd bouwmassa in stand wordt gehouden. In het wijzigingsplan dient hiertoe een specifieke bouwaanduiding (bijvoorbeeld: aan een gebouwd) te worden opgenomen. De wijzigingsbevoegdheid wordt uitsluitend toegepast indien overtollige bijgebouwen worden gesloopt. Over het algemeen is bij een oppervlakte van meer dan 200 m2 sprake van overtollige erfbebouwing. Indien op het perceel enige vorm van ruimtelijke kwaliteitsverbetering aan de orde is, wordt een oppervlakte tot 400 m2 aan erfbebouwing aanvaardbaar geacht. Cultuurhistorisch waardevolle bijgebouwen worden niet aangemerkt als overtollig.

Ten behoeve van de hervestiging van agrarische bedrijven op deze voormalige agrarische locaties zijn twee wijzigingsbevoegdheden opgenomen, te weten voor de hervestiging van grondgebonden agrarische bedrijven en voor de vestiging van intensieve veehouderij bedrijven in de Landbouwontwikkelingsgebieden.

Mantelzorg

Bij de bestemming Wonen (en alle overige bestemmingen waarbij een bedrijfs- of dienstwoning is toegestaan) wordt de mogelijkheid geboden om een deel van de woning of een bijgebouw, te gebruiken voor het verlenen van mantelzorg gedurende de periode dat deze zorg noodzakelijk is. Het gaat hier uitsluitend om een omgevingsvergunning voor afwijken van het gebruik die onder beperkingen wordt verleend (art. 3.6.4 Wro). Er mag niet extra worden gebouwd ten behoeve van mantelzorg.

Artikel 23, 24, 25, 26, 27 en 28 Leiding

De ruimtelijk relevante drinkwater-, vloeibare koolwaterstoffen-, gas-, rioolwater- en hoogspanningsleidingen zijn als zodanig bestemd. Aangezien leidingen in alle gevallen samenvallen met andere bestemmingen (met name de bestemming Agrarisch) zijn deze bestemmingen als dubbelbestemming opgenomen. Ten behoeve van de dubbelbestemming Leiding mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd. Ten behoeve van de samenvallende bestemmingen dient het bouwen steeds aan het leidingenbelang te worden getoetst.

Bij de nafta en aardgasleidingen is de belemmerende strook (4 of 5 meter) aangemerkt als bestemming Leiding. Daar waar de plaatsgebonden risicocontour breder is dan de belemmerende strook is een gebiedsaanduiding 'veiligheidszone - leiding' opgenomen. Binnen de 'veiligheidszone - leiding' mag het aantal kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten niet toenemen.

Artikel 29 Leidingstrook

De beide olieleidingen ten noorden van Oisterwijk zijn gelegen in een leidingenstrook. Binnen deze strook is de aanleg mogelijk van meerdere leidingen voor het transport van verschillende stoffen. De leidingenstrook volgt een aangepast tracé ter plaatse van de kruising met de Kerkhovensestraat om toekomstige onveilige en conflictsituaties te voorkomen.

Artikelen 30, 31, 32 en 33 Archeologische waardevolle terreinen

De archeologische monumenten en de drie deelgebieden met hoge en middelhoge archeologische verwachtingswaarden (de deelgebieden die op de beleidskaart behorende bij het gemeentelijke archeologiebeleid zijn aangeduid als Waarde- Archeologie 2 tot en met 5) zijn voorzien van een dubbelbestemming ten behoeve van het behoud van de archeologische waarden. De opgenomen regels zijn grotendeels overeenkomstig het beleid zoals vastgelegd in de gemeentelijke archeologienota.

Artikel 34 Waarde - Cultuurhistorie

Aan de molenbiotopen van de Kerkhovense molen en de molen bij Moergestel is de dubbelbestemming Waarde - Cultuurhistorie toegekend. Op de gronden met deze dubbelbestemming gelden regels met betrekking tot de bouwhoogte van bouwwerken ten behoeve van de met de molenbiotoop samenvallende bestemmingen. Ook is een vereiste van omgevingsvergunningen voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden opgenomen met betrekking tot de aanplant van bomen en het ophogen van gronden.

Artikel 35 Waarde - Geomorfologie

In delen van het plangebied is de ontstaansgeschiedenis van het landschap nog duidelijk herkenbaar. Overeenkomstig het provinciale beleid worden deze aardkundige waardevolle gebieden veilig gesteld met een dubbelbestemming Waarde – Geomorfologie. Aan de bestemming is een vereiste van omgevingsvergunningen voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden gekoppeld.

Artikel 36 Waarde - Natuur - Attentiegebied

De dubbelbestemming Waarde – Natuur - Attentiegebied is opgenomen voor de natte natuurparel en de bijbehorende 500 meter brede beschermingszone. Op basis van de afspraken met betrekking tot de reconstructie wordt deze dubbelbestemming opgenomen. Als gevolg van het besluit van de Afdeling Bestuursrechtspraak is op perceelsniveau de begrenzing nader bezien.

De aan de bestemming gekoppelde regels (met name een vereiste van omgevingsvergunningen voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden) zijn in lijn met de reconstructie afspraken.

Artikel 37 Waterstaat

De dijk langs het Wilhelminakanaal heeft een waterkerende functie en daarom een dienovereenkomstige dubbelbestemming gekregen.

Hoofdstuk III: Algemene regels

Artikel 38 Anti-dubbeltelbepaling

Artikel 38 bevat een algemene regeling waarmee kan worden voorkomen dat er in feite meer wordt gebouwd dan het bestemmingsplan beoogd, bijvoorbeeld ingeval (onderdelen van) percelen van eigenaar wisselen. Deze bepaling is conform artikel 3.2.4 van het Bro in het bestemmingsplan opgenomen.

Artikel 39 Algemene bepalingen met betrekking tot het bouwen

Met de bepaling over bestaande maten (lid 2) wordt voorkomen dat bestaande situaties die afwijken van de maatvoering ingevolge hoofdstuk II - onbedoeld - geheel of gedeeltelijk onder het overgangsrecht vallen.

Overeenkomstig de Wet geluidhinder is een regeling opgenomen voor het bouwen van geluidgevoelige functies nabij wegen en spoorwegen.

Op basis van de uitkomsten van het akoestisch onderzoek is voor de wegvakken die in het plangebied zijn gelegen, de ligging van 48 dB geluidsconctour bepaald. Deze contour komt overeen met de voorkeursgrenswaarde voor wegverkeerslawaai uit de Wet geluidhinder. De gemeente hanteert het beleid voor het buitengebied, dat nieuwe geluidsgevoelige objecten moeten voldoen aan deze grenswaarde. Het is daarom niet mogelijk om nieuwe geluidsgevoelige objecten te realiseren op een afstand tot wegen die kleiner is dan in de tabel is aangegeven. Bestaande geluidsgevoelige objecten binnen deze geluidscontour (en die dus niet voldoen aan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB) blijven gehandhaafd. Indien een bestaand geluidsgevoelig object wordt herbouwd, mag de afstand tot de wegas (vanuit de optiek van wegverkeerslawaai) niet kleiner worden.

Een vergelijkbare regeling is opgenomen voor spoorwegen.

Artikel 40 Algemene gebruiksbepaling

In dit artikel wordt bepaald dat gronden enkel mogen worden gebruikt in overeenstemming met de regels van het bestemmingsplan. Indien dit gebruik niet leidt tot het meest doelmatige gebruik van deze gronden is het bevoegd gezag bevoegd hiervan een omgevingsvergunning voor afwijken te verlenen (de zogenaamde toverformule).

Artikel 41 Algemene aanduidingsregels

Voor de gebieden die zijn gelegen in een 'veiligheidszone - leiding' geldt dat het aantal kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten niet mag toenemen.

Artikel 42 Algemene afwijkingsregels

Voor een aantal, ondergeschikte, afwijkingen ten opzichte van de planvoorschriften kan het bevoegd gezag met dit artikel bij een omgevingsvergunning afwijken. Er kan geen omgevingsvergunning voor het afwijken van de maximale inhoudsmaat van (dienst- en bedrijfs) woningen worden verleend.

Artikel 43 Algemene wijzigingsregels

In lid 1 is een algemene flexibiliteitsbepaling opgenomen om voor bepaalde onderdelen van bestemmingen of gebouwen dan wel bouwwerken af te wijken van de bestemmingsgrenzen. Deze bepaling gaat verder dan die van artikel 42, vandaar dat hier altijd een wijziging voor nodig is van burgemeester en wethouders. Overigens geldt ook hier dat deze bepalingen als algemene regel gelden voor alle bestemmingen.

In lid 2 is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om de bestemming van gronden te wijzigen in Natuur of Water ingeval (natte) ecologische verbindingszones gerealiseerd gaan worden, de natuurlijke loop van beken hersteld gaat worden of onderdelen van de Ecologische hoofdstructuur (EHS) ingericht gaan worden. Het gaat hierbij om maatregelen die in de Verordening Ruimte zoals deze op 17 december 2010 is vastgesteld zijn opgenomen.

In lid 3 is bepaald dat de aanduiding 'veiligheidszone - leiding' mag worden gewijzigd indien sprake is van gewijzigde wetgeving of indien de plaatsgebonden risicocontour verandert (bijvoorbeeld omdat maatregelen ten aanzien van de leiding zijn genomen die het risico op calamiteiten verkleinen).

Artikel 44 Overige regels

Indien in dit bestemmingsplan verwezen wordt naar wettelijke regelingen geldt dat verwezen wordt naar de tekst van de betreffende regeling zoals die gold op het moment van vaststelling van het bestemmingsplan.

Hoofdstuk IV: Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 45 Overgangsrecht

In dit artikel is het overgangsrecht ten aanzien van het gebruik en het bouwen in strijd met het plan geregeld. In lid 1 is de in artikel 3.2.1 Bro voorgeschreven bepaling omtrent het overgangsrecht voor bouwwerken opgenomen.

In lid 2 is de in artikel 3.2.2 Bro voorgeschreven bepaling omtrent het overgangsrecht voor gebruik opgenomen. Van de mogelijkheid die artikel 3.2.3 Bro biedt om hieraan een persoonsgebonden overgangsrecht te koppelen, is geen gebruik gemaakt.

Artikel 46 Titel

Dit bestemmingsplan wordt als genoemd in dit artikel aangehaald.