direct naar inhoud van 7.2 Systematiek en aard van de bestemmingsregeling
Plan: Oisterwijk Buitengebied
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0824.BPbuitengebied2010-0002

7.2 Systematiek en aard van de bestemmingsregeling

Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) 2008

De oude WRO en Bro bevatten bijna geen bepalingen over de vorm van het bestemmingsplan. Alleen de artikelen 12 en 16 van het Bro (oud) bevatten voorschriften ten aanzien van de plankaart (gebruik van een duidelijke ondergrond, kaartschaal en noordpijl). Deze bepalingen lieten dan ook vele structuren, vormen en presentaties van het bestemmingsplan toe. Hierdoor zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk zeer verschillende bestemmingsplannen ontstaan. Plannen met dezelfde inhoud en hetzelfde doel zagen er heel anders uit. Hierdoor ontbrak het aan helderheid voor de gebruiker van het bestemmingsplan. Deze constatering heeft geleid tot de wens om bestemmingsplannen op een vergelijkbare wijze op te stellen.

Op 1 juli 2008 zijn de nieuwe Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het nieuwe Besluit ruimtelijke ordening (Bro) in werking getreden. Onderdeel van deze regelingen vormt de verplichting om de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2008 (SVBP2008) toe te passen bij het opstellen van de plankaarten en planregels. Bovendien moet een (ontwerp)besluit digitaal raadpleegbaar zijn en langs elektronische weg worden vastgesteld. Uitgangspunt hierbij is dat gemeenten, provincies en departementen verantwoordelijk zijn voor het maken en beheren van hun eigen ruimtelijke plannen en verordeningen. Zij zorgen er ook voor dat deze digitaal beschikbaar zijn voor burgers, bedrijven en medeoverheden. Vanwege de organisatie die hiermee samenhangt (alle nieuwe ruimtelijke plannen moeten immers digitaal, uitwisselbaar en vergelijkbaar worden gemaakt) is besloten de invoering van deze verplichtingen uit te stellen tot 1 juli 2009.

Het voorliggende bestemmingsplan Buitengebied wordt na de inwerkingtreding van de Wro en na 1 juli 2009 vastgesteld. Dat betekent dat de Wro het wettelijk kader vormt voor het bestemmingsplan en dat de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2008 moet worden toegepast.

Planvorm

Gelet op het karakter van het bestemmingsplan Buitengebied is gekozen voor een gedetailleerde planvorm, met toegesneden flexibiliteitsbepalingen door middel van afwijkings- en wijzigingsbevoegdheden.

Opzet plankaart

Algemeen

Het bestemmingsplan dient te voldoen aan de eis van rechtszekerheid. Dit betekent dat een bestemmingsregeling duidelijk en maar voor één uitleg vatbaar dient te zijn. Uitgangspunt is dat zoveel mogelijk informatie op de plankaart wordt aangegeven, dat de plankaart digitaal wordt opgebouwd en ook analoog goed leesbaar blijft.

In de onderhoek op de analoge afdruk van de plankaart wordt de naam van het bestemmingsplan aangegeven, de datum van terinzagelegging, vaststelling en (eventueel) van de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Ook is het identificatienummer van het bestemmingsplan en het kaartblad aangegeven. De kaart bestaat uit 1 digitaal bestand, afgedrukt op 9 analoge kaartbladen (6 kaartbladen met bestemmingen en aanduidingen schaal 1 :5.000 en 3 kaartbladen met gebiedsaanduidingen schaal 1:10.000). Ieder kaartblad is voorzien van een overzichtskaartje, waarop de ligging van het kaartblad ten opzichte het totale plangebied is weergegeven.

De ondergrond waarop de bestemmingsplankaart is gebaseerd dient maximale informatie te geven van de actuele situatie. Als basis hiervoor dienen geactualiseerde digitale gemeentelijke ondergronden, de uitgevoerde veldinventarisatie en de uitgebreide terugkoppeling met bewoners van het buitengebied.

Bestemmingen

Op de plankaart wordt per perceel aangegeven welke bestemming geldt en waar bebouwing is toegestaan. In bepaalde gevallen vloeit dit reeds direct uit de bestemming voort. Zo mogen op de gronden met de bestemmingen 'Natuur' en 'Verkeer' in het algemeen geen gebouwen worden opgericht. In andere gevallen geeft een oppervlaktemaat in de planregels of bebouwingspercentage op de kaart de mate aan waarin een bestemmingsvlak mag worden bebouwd.

Indien het noodzakelijk wordt geacht om, naast de maximale oppervlakte aan bebouwing, ook de locatie van bebouwing vast te leggen, is gekozen voor het opnemen van een bouwvlak (bijvoorbeeld bij de bestemming Agrarisch).

Door middel van hoofdletters wordt de bestemming aangeduid, zoals A voor 'Agrarisch', H voor 'Horeca' en W voor 'Wonen'.

Bestemmingsvlakken, bouwvlakken en Wet geluidhinder

Op de plankaart zijn ruime bestemmingsvlakken opgenomen voor onder andere de bestemming Wonen en bouwvlakken van 1 hectare of meer voor agrarische bedrijven. De Wet geluidhinder verzet zich niet tegen het herbouwen van een bestaande woning binnen een dergelijk bouwvlak of bestemmingsvlak. Indien de herbouwde woning dichter naar de weg of de spoorbaan wordt gebouwd kan hierdoor een ongewenste toename van het aantal geluidgehinderden ontstaan. Om te voorkomen dat een nieuwe, herbouwde woning op een kleinere afstand tot een weg of spoorbaan wordt gebouwd is hiervoor een bepaling opgenomen in de algemene bouwregels van hoofdstuk 3.

Functie- of bouw- of maatvoeringsaanduidingen

Kleine letters tussen haakjes direct achter bestemmingen geven een (functie)aanduiding aan waarmee binnen een bestemming een specifiek gebruik wordt aangegeven, zoals A(iv), 'Agrarisch', tevens voor intensieve veehouderij. Het gaat hierbij om landelijke, in het kader van SVBP2008 afgesproken afkortingen en naamgeving. In geval er geen vaste afspraken zijn wordt een specifiek gebruik aangeduid met 'specifieke vorm van (bijvoorbeeld) maatschappelijk- kinderopvang' zoals bijvoorbeeld is opgenomen voor een perceel aan de Spoordijk.

Ook worden (bouw- en maatvoerings)aanduidingen op de kaart aangegeven zoals de maximaal toegestane hoogtemaat (goothoogte), een bebouwingspercentage of het aantal (bedrijfs)woningen. Een bebouwingspercentage geeft aan hoeveel van het desbetreffende bestemmingsvlak of bouwvlak (afhankelijk van de formulering in de regels) ten hoogste mag worden bebouwd met gebouwen en overkappingen.

Dubbelbestemmingen

Er is sprake van een dubbelbestemming indien op een perceel twee of meer onafhankelijk van elkaar voorkomende bestemmingen voorkomen (bijvoorbeeld een agrarische perceel waar tevens een planologische relevante leiding is gelegen). Daarbij is sprake van een rangorde tussen de dubbelbestemming en de daarmee samenvallende bestemming. De specifieke kenmerken van dubbelbestemmingen brengen met zich mee dat deze bestemmingen doorgaans een groot gebied beslaan en op meerdere onderliggende bestemmingen betrekking hebben. Voorbeelden hiervan in het plangebied zijn de dubbelbestemmingen 'Leiding', 'Waarde- Archeologie' en 'Waarde- Natuur' zoals deze is opgenomen voor de natte natuurparel en de 500 m brede beschermingszone om de natuurparel.

Gebiedsaanduidingen

Een gebiedsaanduiding is een aanduiding die verwijst naar een gebied waarvoor bij de toepassing van het bestemmingsplan specifieke regels gelden; deze regels zijn niet zodanig dat ze een specifieke bestemming rechtvaardigen. De integrale zonering voor de intensieve veehouderij, de bebouwingsconcentraties en het ontwikkelingsgebied voor kleinschalige recreatie zijn aangeduid met zogenaamde gebiedsaanduidingen (respectievelijk 'reconstructiewetzones' en 'wro-ontheffingsgebieden'). In de regels is opgenomen dat in deze gebieden specifieke wijzigingsbevoegdheden of afwijkingen mogen worden verleend.

Renvooi

Op het renvooi wordt de betekenis aangegeven van de bestemmingen en de aanduidingen. De volgorde van de bestemmingen in het renvooi komt overeen met de volgorde van de planregels (alfabetisch). Het renvooi wordt gehanteerd bij de analoge afdrukken van de plankaart. Voor het digitale bestemmingsplan is het renvooi niet nodig.

Opzet regels

Overeenkomstig SVBP2008 is de opbouw van de regels als volgt:

  • inleidende regels (Hoofdstuk I);
  • bestemmingsregels (Hoofdstuk II);
  • algemene regels (Hoofdstuk III);
  • overgangs- en slotregels (Hoofdstuk IV).

Een bestemmingsartikel (Hoofdstuk II, Bestemmingsregels) wordt overeenkomstig SVBP2008 als volgt opgebouwd:

  • bestemmingsomschrijving;
  • bouwregels;
  • afwijking van de bouwregels;
  • specifieke gebruiksregels;
  • afwijking van de gebruiksregels;
  • omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden;
  • wijzigingsbevoegdheden.

Een bestemmingsartikel behoeft niet alle elementen te bevatten. Dit is afhankelijk van de aard van de bestemming. Alle bestemmingen bevatten wel een bestemmingsomschrijving en bouwregels.

Onderscheid bouwen en gebruik

In het kader van SVBP2008 wordt nadrukkelijk onderscheid gemaakt in bouwen en gebruik. Dat heeft onder andere als gevolg dat de afwijkingsbepalingen worden gesplitst in afwijkingen voor bouwen en afwijkingen voor gebruik. In beginsel zou dat betekenen dat voor een nieuw gebouw of de verbouw van een bestaand gebouw zowel een afwijking voor het bouwen als een afwijking voor het gebruik nodig zou kunnen zijn. Om onnodige extra regels te voorkomen, wordt er in het bestemmingsplan echter van uitgegaan, dat een afwijking voor bouwen tevens een afwijking voor het daarmee samenhangende gebruik inhoudt.

Voorschriften per bestemming

Op grond van jurisprudentie en de digitale toegankelijkheid gaat de SVBP-methodiek ervan uit dat bestemmingsbepalingen voor zover mogelijk per bestemmingsartikel worden geregeld. Dat heeft als gevolg dat identieke voorschriften moeten worden opgenomen bij alle relevante bestemmingsartikelen (zoals bijvoorbeeld de regeling voor mantelzorg). Uitzondering op deze regel is alleen een aantal algemene regels, waarin ook een aantal algemene afwijkings- en wijzigingsbevoegdheden zijn opgenomen, die niet gekoppeld zijn aan één bestemming.

Strafbepaling

Het gebruik van gronden en bouwwerken in strijd met de bestemming is op grond van artikel 7.10 Wro strafbaar gesteld. Hiervoor is geen aparte strafbaarheidstelling in het plan meer noodzakelijk. Met de inwerkingtreding van de Wabo is ook de strafbaarheidstelling van het verrichten van vergunningplichtige werken of werkzaamheden zonder omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden niet langer nodig.

Advies

Ter beoordeling van de criteria die genoemd worden in de regels kan de gemeente advies vragen aan een deskundige. In een aantal gevallen is advisering verplicht (zo opgenomen in de regels). In andere gevallen kan de gemeente vrijwillig advies vragen.

Bijlagen

Aan de planregels zijn enkele bijlagen toegevoegd die geacht worden deel uit te maken van de regels. Het betreft een overzicht van de toelaatbare omvang van niet-agrarische bedrijven, de Staat van Bedrijfsactiviteiten (functiemenging), de Staat van Horeca-activiteiten en een overzicht van in het plangebied aanwezige (rijks- en gemeentelijke) monumenten en cultuurhistorisch waardevolle panden.

Landschappelijke inpassing

Bij diverse bestemmingen is de medewerking aan afwijkingen en wijzigingsbevoegdheden mede afhankelijk van de wijze van landschappelijke inpassing. Afhankelijk van de zwaarte van de ruimtelijke ingreep is een beplantingsstrook van 3, 5 of 10 meter vereist, al dan niet vastgelegd in een privaatrechtelijke overeenkomst.

Bij intensieve veehouderijen geldt de regel dat, overeenkomstig de Verordening Ruimte, bij vergroting van een bouwvlak tenminste 10 % van het bouwvlak benut moet worden voor landschappelijke inpassing.

In een aantal situaties is bij de opstelling van het bestemmingsplan al rekening gehouden met vergroting of aanpassing van bouwvlakken. In deze situaties wordt, nog voor de vaststelling van het bestemmingsplan met de initiatiefnemers een privaatrechtelijke overeenkomst afgesloten voor de aanleg en het onderhoud van de afgesproken landschappelijke inpassing.

Flexibiliteitsbepalingen

Aan het bestemmingsplan kan flexibiliteit worden toegevoegd door de bevoegdheid tot het verlenen van een afwijking, het stellen van nadere eisen of door het opnemen van een wijzigingsbevoegdheid of uitwerkingsplicht ex artikel 3.6 Wro. Dit flexibiliteitsinstrumentarium kent zekere begrenzingen.

Zo is het niet mogelijk een afwijkingsbevoegdheid te gebruiken om een bestemmingswijziging tot stand te brengen. Een nadere eis mag slechts worden gesteld per afzonderlijk geval en geen algemeen voorschrift inhouden. Bovendien moet het bestemmingsplan al een basiseis bevatten omtrent het punt ten aanzien waarvan een nadere eis wordt gesteld.

De wijzigingsbevoegdheid mag niet worden ingezet om ingrijpende veranderingen van bestemmingen tot stand te brengen (structuurverandering). In een dergelijke situatie is een planherziening de aangewezen weg.

In beginsel is het bestemmingsplan Oisterwijk Buitengebied consoliderend van aard. Dat wil zeggen dat primair de verschillende functies in het plangebied overeenkomstig de bestaande situatie worden bestemd. Daarbij wordt een basisset van gebruiks- en bouwregels opgenomen, die rechtstreekse ontwikkelingsmogelijkheden bieden. In aanvulling op deze directe bouw- en gebruiksmogelijkheden bevatten de voorschriften diverse flexibiliteitsbepalingen. Het gaat daarbij om afwijkings- en wijzigingsbepalingen, door middel waarvan de gebruiks- en bouwmogelijkheden voor verschillende functies kunnen worden verruimd (van beperkte overschrijdingen van een bouwvlak tot het vergroten van een bouwvlak). Daarnaast is in het plan een aantal wijzigingsbevoegdheden opgenomen, door middel waarvan een aantal functiewijzigingen mogelijk worden gemaakt, zoals bijvoorbeeld de bestemming 'Wonen' in geval van beëindiging van een (niet-)agrarisch bedrijf.

Voorwaarden bij flexibiliteitsbepalingen

De toepassing van afwijkings- en wijzigingsbepalingen is in de regels afhankelijk gesteld van voorwaarden waaraan moet worden voldaan. Daarbij zijn formuleringen gekozen zoals 'geen onevenredige aantasting', 'inpasbaar', 'geen onevenredige beperkingen' en 'indien sprake is van een goed woon- en leefklimaat'. Het is niet mogelijk om deze criteria al in de regels van het bestemmingsplan te vertalen in concrete, meetbare normen zoals aan te houden afstand in meters, toegestane oppervlakten of te realiseren percentages aangezien de afweging zeer afhankelijk is van de concrete situatie en aanvraag. De toepassing van deze criteria op het moment dat er een aanvraag speelt, vraagt daarom de nodige aandacht. Bij de toepassing spelen de volgende overwegingen:

  • wat zijn de bepalende factoren (bijvoorbeeld: gaat het in een agrarische gebied met natuurwaarden om een leefgebied voor struweelvogels of voor amfibieën; wordt het woon- en leefklimaat ter plaatse in beïnvloed door geluid, geur of een ander milieuaspect; is de verkeersaantrekkende werking ter plaatse doorslaggevend);
  • waar zijn deze waarden of factoren gevoelig voor, wat is de kwetsbaarheid (bijvoorbeeld: voor de aantasting van landschapelementen of voor veranderingen in de waterhuishouding; voor overschrijding van geluidsniveaus; voor het beperken van mogelijkheden tot uitbreiding en schaalvergroting);
  • in welke mate vindt de aantasting plaats (bijvoorbeeld: een relatief klein gedeelte wordt verhard; er is sprake van een relatief kleine ingreep die zeer vergaande gevolgen heeft voor een groot gebied of voor een zeer kwetsbare groep);
  • tot slot: ook als het niet dwingend is voorgeschreven in de regels, kan een deskundige gevraagd worden om nader advies uit te brengen met betrekking tot de voorwaarden die aan de flexibiliteitsbepalingen zijn gekoppeld.

Hetgeen hier is vermeld ten aanzien van de criteria bij afwijken en wijzigingen is ook van toepassing bij de criteria voor het verlenen van omgevingsvergunningen voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden.

Afwijking geacht te zijn verleend

In het bestemmingsplan zijn afwijkingen opgenomen om in de toekomst onder andere mantelzorgwoningen, kleinschalig kamperen en andere nevenactiviteiten te realiseren. Voor zover deze activiteiten al vóór de vaststelling van het bestemmingsplan, in overeenstemming met de regels van de bevoegdheid tot afwijken, worden uitgeoefend, wordt de afwijking voor deze activiteiten geacht te zijn verleend (zie ook bijlage 4). Activiteiten die niet in overeenstemming zijn met de bepalingen uit de bevoegdheid tot afwijken zijn voorzien van een aanduiding.