Plan: | Oisterwijk Buitengebied |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0824.BPbuitengebied2010-0002 |
De hiervoor beschreven hoofddoelstelling en de nadere concretisering daarvan zijn verder uitgewerkt tot een gebiedsvisie voor het plangebied, uitgaande van de hoofdzonering uit de Structuurvisie Ruimtelijke Ordening, de reconstructieplannen en de StructuurvisiePlus. Deze visie is weergegeven op de bijgevoegde figuur 5.1 (gebiedsvisie). In deze figuur is het beleid gevisualiseerd om voor de komende jaren sturing te geven aan behoud en ontwikkeling van zowel de economische vitaliteit als de ruimtelijke kwaliteit van het landelijk gebied van Oisterwijk. De "planhorizon" van deze gebiedsvisie reikt overigens verder dan de plantermijn van 10 jaar voor het bestemmingsplan Buitengebied.
In vogelvlucht ziet de beleidskaart er als volgt uit:
Hierna volgt een meer gedetailleerde beschrijving van de beleidskaart.
Blauw-groen raamwerk
Het blauw-groene raamwerk heeft betrekking op de huidige beken, bossen en natuurgebieden, waar het beleid primair is gericht op behoud en ontwikkeling van de natuurwaarden.
Natuur en natuurontwikkeling
De bestaande bos- en natuurgebieden in het plangebied zijn in de gebiedsvisie opgenomen met de aanduiding natuur en natuurontwikkeling . Deze gronden zijn in het provinciaal beleid aangemerkt als EHS. Ook de agrarische gronden langs de Reusel die in het kader van de landinrichting omgevormd zullen worden naar natuur, zijn aangemerkt als natuur en natuurontwikkeling. Het gaat - naast een aantal kleinere bos- en natuurgebieden - in hoofdzaak om de Oisterwijkse bossen en vennen en het aansluitende gebied van Kampina, de Kleine Oisterwijkse Heide en het beekdal van de Reusel.
Het beleid voor deze zone is primair gericht op behoud van de bestaande natuurgebieden en de bestaande bospercelen en de ontwikkeling van, binnen de plantermijn, nieuwe natuur op gronden die momenteel nog agrarisch in gebruik zijn. Het gebied voor natuurontwikkeling komt overeen met de in de ecologische hoofdstructuur. Daarbij hoort ook de realisering van de ecologische verbindingszones . Het gaat daarbij om verbindingen langs de Reusel, Wilhelminakanaal en de Voorste / Achterste Stroom.
Behoud en ontwikkeling van de natuurgebieden is ook voor de recreatieve waarde en potentie van Oisterwijk als toeristisch-recreatieve gemeente van groot belang. Anderzijds kan een grote toeristische druk ook een bedreiging vormen voor de (ontwikkeling van) natuurwaarden. Regulering van de recreatieve druk op de natuurgebieden is in dat licht een belangrijk aandachtspunt.
Water en natuur
Behoud, herstel en uitbouw van de natte ecologische structuur (de beken en de natte natuurparel) is een essentiële doelstelling voor de Ecologische Hoofdstructuur. Het gaat daarbij om vergroting van de herkenbaarheid van de beken / beekdalen en het inrichten van een duurzaam watersysteem met voldoende mogelijkheden voor waterberging.
Op de beleidskaart is dit aangegeven met de aanduidingen: zoekgebied voor behoud en herstel beeksystemen (Voorste en Achterste Stroom, Essche Stroom, Reusel, Spruitenstroompje, Rosep en Beerze), waterberging (zones langs de Reusel ten zuidoosten van Moergestel, de Voorste Stroom, de Essche Stroom en de Beerze) en de attentiegebieden EHS (de natte natuurparel met een 500 m brede beschermingszone uit de reconstructieplannen). De natte natuurparel beslaat globaal het gebied van de Oisterwijkse bossen en vennen en het dal van de Reusel.
Agrarisch gebruik richtinggevend
Centraal in het beleid voor behoud en ontwikkeling van de economische vitaliteit in het buitengebied staat de landbouw als belangrijke ruimtegebruiker en beheerder van het landelijk gebied.
Het agrarische gebied, waar het ruimtelijk beleid primair is gericht op ontwikkeling van de (hoofdzakelijk grondgebonden) landbouw, is op de kaart aangegeven als agrarisch gebruik richtinggevend. Voor dit gebied ligt het accent op het ruimte geven aan veranderingsprocessen binnen de landbouw: schaalvergroting, intensivering, structuurverbetering en verbrede landbouw. Dat betekent niet dat de landbouw onbegrensde ontwikkelingsmogelijkheden krijgt in de zin van "de landbouw kan zijn gang gaan". De agrarische ontwikkelingsruimte wordt in delen van het agrarische gebied begrensd door bestaande of te ontwikkelen landschaps- en / of natuurwaarden en daarnaast door de in het provinciaal beleid vastgelegde regels en normen ten aanzien van onder meer bebouwingsmogelijkheden en ontwikkeling van neventakken.
Agrarisch gebied met natuur- en landschaps- en cultuurhistorische waarden (Aln)
Voor de agrarische gebieden waar sprake is van belangrijke landschappelijke, cultuurhistorische en natuurlijke waarden en die aangemerkt kunnen worden als een buffergebied voor de EHS (groenblauwe mantel), is het op basis van de Structuurvisie Ruimtelijke Ordening en de Verordening Ruimte noodzakelijk de agrarische ontwikkelingsmogelijkheden op deze waarden af te stemmen. Deze waarden dragen in belangrijke mate bij aan de ruimtelijke kwaliteit van het buitengebied en bepalen mede de (toeristische) aantrekkelijkheid van het buitengebied van Oisterwijk en om die reden hecht ook het gemeentebestuur aan bescherming en waarborging van cultuurhistorie, landschaps- en natuurwaarden.
De volgende factoren zijn van belang bij het benoemen van de verschillende categorieën agrarische gebieden met cultuurhistorische, landschaps- en natuurwaarden:
De betreffende waarden van landschap, biotopen en EHS zijn uitvoerig beschreven in hoofdstuk 4.
Op basis van de genoemde overwegingen is het in de Verordening Ruimte aangemerkt als groenblauwe mantel aangewezen als agrarisch gebied met natuur en landschaps- en cultuurhistorische waarden (Aln).
Figuur 5.1. Gebiedsvisie
Agrarisch gebied (A)
Het resterende agrarische gedeelte van het plangebied wordt niet gekenmerkt door bijzondere landschappelijke of ecologische kwaliteiten, anders dan de algemene kwaliteiten van openheid afgewisseld met groenelementen en agrarisch gebruik en is aangeduid als agrarisch gebied (A) . In die delen van het plangebied worden vanuit landschap en ecologie dan ook geen bijzondere voorwaarden gesteld aan het agrarische gebruik of beperkingen opgelegd aan de agrarische ontwikkelingsmogelijkheden. Dat laat echter onverlet dat - gelet op de algemene ruimtelijke karakteristiek van het gebied en het behoud van de daarmee samenhangende kenmerken - met name wat betreft het oprichten van bebouwing in het algemeen een aantal randvoorwaarden zal worden opgenomen.
De ontwikkeling van het landschap door de aanleg van landschapselementen wordt overeenkomstig de StructuurvisiePlus en Groene Mal met name in het gebied Leemkuilen-de Vennen nagestreefd ( groene buffer tegen verstedelijking).
De gronden ten noorden van de kern Oisterwijk maken deel uit van een oud akkerbouwcomplex maar zijn niet aangeduid als Aln-gebied. Redenen hiervoor zijn:
Integrale zonering intensieve veehouderij
In de reconstructieplannen is het grondgebied van de gemeente verdeeld in extensiveringsgebieden, verwevingsgebieden en landbouwontwikkelingsgebieden voor de intensieve veehouderij.
In de extensiveringsgebieden zal de intensieve veehouderij op de langere termijn verdwijnen. Dit betekent dat er alternatieven voorhanden moeten zijn voor de verplaatsing en verdere ontwikkeling van de intensieve veehouderij en dat de intensieve bedrijven in het extensiveringsgebied geen ontwikkelingsruimte krijgen.
In de verwevingsgebieden kan bedrijfsontwikkeling van intensieve veehouderijen uitsluitend worden toegestaan op de zogenaamde duurzame locaties. Een locatie is duurzaam tenzij de omgevingskwaliteiten anders uitwijzen. Dit betekent dat voor zover de verwevingsgebieden zijn gelegen in een zone Aln, er wellicht geen sprake kan zijn van een duurzame locatie. Nieuwe bouwblokken zijn in het verwevingsgebied niet toegestaan.
Ruimte om te ondernemen voor de intensieve veehouderij is er in de landbouwontwikkelingsgebieden (LOG's). In de LOG's kan ruimte geboden worden voor groei van bedrijven of omschakeling naar een intensieve veehouderij. In de gebiedsvisie staan de LOG's weergegeven als verbijzondering van de zone agrarisch gebied ( ontwikkelingsgebied intensieve veehouderij ). Voor de LOG's is / wordt een inrichtingsplan gemaakt waarbij de ruimte voor groei en omschakeling in beeld wordt gebracht. Niet-agrarische ontwikkelingsmogelijkheden zijn in de LOG's niet wenselijk gelet op de belemmeringen die zij kunnen opwerpen voor de ontwikkelingsmogelijkheden van de intensieve veehouderij.
Recreatieve ontwikkelingen
Kleinschalige recreatieve ontwikkelingsmogelijkheden
Zoals aangegeven in de StructuurvisiePlus is het gebied rond de Voorste Stroom en de zuidelijke overgangszone van de Oisterwijkse bossen en vennen naar het overwegend agrarisch gebied (ten oosten van Moergestel) door de ligging ten opzichte van het centrale bos- en vennengebied zeer geschikt voor de ontwikkeling van kleinschalige recreatie (routestructuren, recreatieve gebruiksmogelijkheden en kleinschalig kamperen). In het bestemmingsplan worden mogelijkheden geboden voor dergelijke kleinschalige recreatieve ontwikkelingen. Voor de begrenzing van de betreffende gebieden is gezocht naar logische grenzen (zoals wegen) en afgestemd op de agrarische gebieden met landschappelijke waarden.
Groene poorten / zoekgebied recreatieve entrees
De gemeente streeft de ontwikkeling van zogenaamde groene poorten of recreatieve entrees na. Dit zijn plaatsen waar de recreanten die met de auto naar Oisterwijk komen naartoe worden geleid en van waaruit ze gemakkelijk en op een milieuvriendelijke manier de Oisterwijkse bossen en vennen, het buitengebied of de Reusel kunnen ontdekken en bezoeken. Daarbij worden mogelijkheden geboden om de auto te parkeren, eventueel fietsen te huren of gebruik te maken van de kleinschalige horecavoorzieningen.
Het bezoekerscentrum van Natuurmonumenten en de kanoboerderij aan de Reuselzijn in het kader van de reconstructie aangewezen als groene poort . Met de verplaatsing van het bezoekerscentrum naar de van Tienhovenlaan wordt invulling gegeven aan het streven een groene poort te realiseren.
Ook de StructuurviePlus onderscheidt vergelijkbare groene poorten ofwel recreatieve entrees. De locatie hiervan staat nog niet vast zodat op de beleidskaart een zoekgebied voor recreatieve entrees is aangegeven. De omgeving van 't Stokske, de Boskant en de Voorste Hoeven komen daarvoor in aanmerking.
Tot slot worden in het gebied, globaal begrensd door de Oirschotsebaan en Oirschotseweg, mogelijkheden geboden voor de inplaatsing van een te verplaatsen camping ( herplaatsing verblijfsrecreatief bedrijf).
Overige aanduidingen
Bebouwingsconcentraties
Het provinciale beleid biedt mogelijkheden om in bebouwingsconcentraties onder voorwaarden ruimere mogelijkheden te bieden voor (her)gebruik van (voormalige) agrarische bedrijfsgebouwen. Naast een verruiming van de gebruiksmogelijkheden kunnen er ook (op beperkte schaal) bouwmogelijkheden worden geboden. Uitgangspunt bij verruimde mogelijkheden is de verbetering van de ruimtelijke kwaliteit in brede zin.
Als bebouwingsconcentraties worden in dat verband aangemerkt gebieden met een hogere bebouwingsdichtheid met wisselende functies. Met het oog op deze beleidsverruiming is geïnventariseerd welke delen van het buitengebied van Oisterwijk in aanmerking komen om als bebouwingsconcentratie te worden aangemerkt. In eerste instantie zijn daarbij 9 gebieden benoemd waar sprake is van een hogere concentratie van bebouwing. Deze gebieden zijn beschreven in bijlage 6 waarbij gebruik is gemaakt van de informatie die in de hoofdstukken 3 en 4 is verzameld over (provinciaal) beleid, natuur, landschap, functiegebruik, verkeer en dergelijke.
Dit betekent echter niet dat deze gebieden allemaal kunnen worden aangemerkt als bebouwingsconcentratie, met ruimere ontwikkelingsmogelijkheden.
Op basis van de volgende criteria zijn 5 concentraties geselecteerd die voor verruiming van gebruiks- en bouwmogelijkheden in aanmerking komen:
Op basis van de genoemde criteria en de analyse (bijlage 6) komen de volgende 5 bebouwingsconcentraties in aanmerking voor een verruiming van gebruiks- en bouwmogelijkheden:
In deze bebouwingsconcentraties kunnen, afhankelijk van de kenmerken van de bebouwingsconcentraties, ten opzichte van de overige delen van het plangebied, ruimere bouw- en gebruiksmogelijkheden worden geboden in de vorm van nevenactiviteiten en vervolgfuncties op (voormalige) agrarische bedrijven.
De mogelijkheden voor verdichting en verruiming zijn niet in alle bebouwingsconcentraties identiek. Het reeds aanwezige gebruik, de ligging ten opzichte van het LOG, de ruimtelijk kwaliteiten en de functie die aan een gebied is toegekend zijn hierin bepalend.
Bij Heukelom is het behoud van doorzichten naar het achtergelegen landelijke gebied van belang. Functieverruiming is toelaatbaar waarbij de bestaande bebouwing het uitgangspunt vormt en nieuwbouw niet wordt toegestaan.
Het gebied Vinkenberg is relatief klein van oppervlakte, dicht bebouwd en het gebruik van panden is al heel divers. Kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten kunnen de dynamiek van het gebied versterken. Er is geen noodzaak de activiteiten te beperken tot de bestaande bebouwing, wel dienen de nieuwe functies milieuhygiënisch inpasbaar te zijn. Verkeersoverlast en parkeerproblemen dienen te worden voorkomen.
Het gebied Pannenschuur-Molenbaan vormt de entree tot de kern Oisterwijk. Kwaliteitsverbetering kan met name bereikt worden door eisen te stellen aan de bebouwing en landschappelijke aankleding, de toegestane functies zijn minder relevant. Gelet op de grote verkeersdrukte op de Pannenschuurlaan en de slechte bereikbaarheid van de Molenbaan zijn functies met een publieks- of verkeersaantrekkende werking niet gewenst.
't Stokske en omgeving is interessant voor recreatieve ontwikkelingen. Het koppelen van de toe te laten activiteiten aan de bestaande bebouwing en het zorgdragen voor een goede landschappelijke inpassing is noodzakelijk voor de instandhouding van de aantrekkelijkheid van het gebied.
Het gebied Oirschotseweg is reeds dicht bebouwd en kan ook ingezet worden voor de verhoging van de recreatieve aantrekkelijkheid van het gebied ten zuiden van de Oisterwijkse bossen en vennen. Dit dient zich te vertalen in de toe te laten recreatieve functies.
Naar de mening van het gemeentebestuur kan op basis van deze kenschets en onder strikte voorwaarden, medewerking worden verleend aan de verruiming van gebruiksmogelijkheden binnen bestaande bebouwing. Voor verruiming van bouwmogelijkheden is echter nog een nadere uitwerking van de ruimtelijke visie noodzakelijk.
De vertaling van de visie op de gewenste ontwikkelingsrichting is weergegeven in hoofdstuk 6.
Archeologie en cultuurhistorie
Cultuurhistorie en archeologie zijn – naast en in combinatie met de landschappelijke en ecologische waarden – in belangrijke mate bepalend voor de identiteit van een gebied. De cultuurhistorische en archeologische waarden vormen het geheugen van het landschap en zijn van groot belang voor de ruimtelijke kwaliteit. Het buitengebied van Oisterwijk herbergt een grote diversiteit aan cultuurhistorische en archeologische waarden. Behoud van deze waarden is een belangrijk uitgangspunt voor het gemeentelijk beleid. Daarbij wordt onderscheid gemaakt in de volgende aspecten:
De archeologische monumenten zijn op de beleidskaart aangegeven. In aanvulling op deze monumenten is door de gemeente archeologisch beleid ontwikkeld voor de overige archeologisch waardevolle gebieden in de gemeente.
Naast het archeologisch erfgoed is het cultuurhistorisch erfgoed van historisch geografisch waardevolle lijnen, vlakken en groenstructuren, gemeentelijke monumenten en rijksmonumenten en cultuurhistorisch waardevolle bebouwing (niet op de beleidskaart aangegeven) van groot belang in relatie tot de ruimtelijke kwaliteit van het plangebied.
De waardevolle historisch-geografische structuren hangen in belangrijke mate samen met het patroon van wegen, waterlopen / beken en landschapselementen. Deze waarden worden op verschillende manieren veilig gesteld. Met het vastleggen van de infrastructuur worden historische lijnen en daaraan verbonden groenstructuren in tact gehouden en derhalve is een verdergaande bescherming niet noodzakelijk. Voor zover de historisch-geografische waarden samenhangen met landschapselementen in het agrarisch gebied (bomen, singels, houtwallen, poelen en dergelijke), worden deze waarden veiliggesteld door middel van de bescherming van de betreffende landschapselementen in de agrarische gebiedsbestemmingen (agrarisch gebied met landschapswaarden en agrarisch gebied met landschaps- en natuurwaarden).
De nog aanwezige onverharde wegen worden uit cultuurhistorisch oogpunt waardevol en beschermingswaardig geacht.
De bescherming van (rijks- of gemeentelijk) monument is formeel wel afgebakend maar ook statisch. Voorgesteld wordt om door het toestaan van passende nieuwe functies in gebouwen een impuls te geven aan behoud van monumenten. De landgoederen in het buitengebied zijn uit cultuurhistorisch oogpunt waardevol door een combinatie van verschillende aspecten: groenstructuren en bebouwing in onderlinge samenhang.
Behalve de aanwezige monumenten komen er verspreid in het plangebied vele cultuurhistorisch waardevolle gebouwen voor. Ook voor deze panden wordt door het toestaan van passende nieuwe functies een impuls gegeven aan het behoud.
Beleidselementen, niet weergegeven op de beleidskaart
Infrastructuur
Met de in onderzoek zijnde infrastructurele maatregelen zoals de capaciteitsverhoging van de A58 en verbreding Pannenschuurlaan kan in dit bestemmingsplan nog geen rekening worden gehouden. Onduidelijk is of realisatie van de plannen binnen de plantermijn is te verwachten. De aanpassing van Quatre Bras kan in het plan worden opgenomen.
De gemeente wil het karakter van de nog aanwezige onverharde wegen en paden uit cultuurhistorisch oogpunt behouden. Het bestemmingsplan zal worden ingezet om verharding te voorkomen. Dit mag echter de voorgenomen realisatie van twee verharde verbindingen voor het fietsverkeer (verbinding Hoevenseweg - Baksevenweg en verbinding Tilburgseweg - Laag Heukelomseweg) niet belemmeren.
Wonen
Het buitengebied heeft voor de bewoners een belangrijke woonfunctie. Tijdens de inloopbijeenkomsten in mei 2007 bleek er bij bewoners van het buitengebied behoefte te bestaan aan extra bouwmogelijkheden voor nieuwe woningen, voor huisvesting van zorgbehoevenden (mantelzorg), voor de huisvesting van hobbydieren en dergelijke. De bouwmogelijkheden voor woningen in het buitengebied zullen echter aan moeten sluiten bij het provinciaal beleid. De provinciale regelgeving is overigens verruimd ten opzichte van de bouwmogelijkheden die nog in de vigerende bestemmingsplannen zijn opgenomen zodat er sprake kan zijn van een vergroting van de bouwmogelijkheden.
De bouw van nieuwe woningen in het buitengebied is in beginsel niet gewenst. Een uitzondering wordt gemaakt voor splitsing van woningen met grote bouwvolumes aangezien daarmee het aantal vierkante meters verstening nauwelijks toeneemt. Woningsplitsing is toegestaan bij een bouwvolume van meer dan 900 m³ onder de volgende voorwaarden: de hoofdgebouwmassa blijft behouden, overtollige stallen worden gesloopt, de aankleding van het erf wordt verbeterd en uitbreiding van de woningen tot 600 m³ is mogelijk indien het landelijke karakter behouden blijft.
Gebiedsplan Rozephoeve
Voor het landgoed Rozephoeve en directe omgeving wordt gewerkt aan een gebiedsvisie met betrekking tot natuur en landschap in relatie tot de economie op het landgoed. Gemeente en initiatiefnemers werken aan de planvorming en uitvoering van de gebiedsvisie waarin onder andere is sprake van:
De gebiedsvisie voor de Rozephoeve bevindt zich in een oriënterende fase. Het is niet wenselijk een onzekere toekomstige ruimtelijke ontwikkeling (met name de realisatie van een nieuwe economische drager) direct te vertalen op de beleidskaart voor het bestemmingsplan Buitengebied.
Het bieden van mogelijkheden voor een nieuwe economische drager voor het landgoed is, gelet op de zorgvuldig te maken afweging en de creativiteit van initiatiefnemers, maatwerk en leent zich in het algemeen niet voor een standaard wijzigingsprocedure binnen het bestemmingsplan. Door middel van een afzonderlijke planologische procedure kan, nadat er volledige overeenstemming is bereikt over de te ontwikkelen economische drager, aan de realisatie worden meegewerkt. De herontwikkeling van het MOB-complex kan wel in dit bestemmingsplan worden meegenomen (zie hoofdstuk 6).
Projectlocatie Recreatie
Ten zuidwesten van de kern Oisterwijk, globaal gelegen tussen de Oirschotsebaan en Oirschotseweg, is een gebied van ruim 200 hectare in het Reconstructieplan Beerze-Reusel aangewezen als Projectlocatie Recreatie. De aanwijzing is hoofdzakelijk ingegeven door de noodzakelijke verplaatsing van camping de Reebok vanuit de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). Deze camping is momenteel gevestigd aan de Duinenweg 4 te Oisterwijk en dient uiterlijk 2017 uitgeplaatst te worden.
Duurzame gebiedsontwikkeling Rosep e.o.
Naar aanleiding van de bepalingen uit het Streekplan en Reconstructieplan heeft de gemeente de meer concrete inrichting van de projectlocatie op zich genomen. In de directe omgeving van de projectlocatie spelen meerdere ontwikkelingen. Enkele voorbeelden zijn de hermeandering van de Rosep, verbreding van de landbouw en de duurzame ontwikkeling van landgoed de Rosephoeve. Voor de duurzame gebiedsontwikkeling Rosep e.o. en de ontwikkeling projectlocatie recreatie heeft de gemeente een externe procesleider aangetrokken.
Werkwijze en stand van zaken projectlocatie Recreatie
Voor de projectlocatie Recreatie is allereerst gestart met een globale verkenning van het gebied. Aanwezige waarden en functies zijn vastgelegd op basis van beschikbare informatie en terreinbezoek. Vervolgens heeft in het voorbereidingstraject een schetssessie plaatsgevonden met een aantal betrokken partijen (de Klankbordgroep). Bij de schetssessie waren onder meer vertegenwoordigers aanwezig van de gemeente Oisterwijk, het waterschap de Dommel, BMF, ZLTO, Staatsbosbeheer, de provincie Noord-Brabant en TOP Brabant. Tijdens de schetssessie is het project toegelicht. Aan de deelnemers zijn kaartbeelden uitgereikt met daarop een aantal waarden en belemmeringen in en rond het gebied. Vervolgens zijn de deelnemers in drie subgroepjes bezig geweest met het inrichten van het gebied.
De inrichtingsvoorstellen en geconstateerde knelpunten zijn door SRE Milieudienst daarna nader uitgewerkt in een concept- ontwikkelingsplan.
Aan een extern adviesbureau is voorts de opdracht gegeven tot het maken van een duurzaam landschappelijk inrichtingssvoorstel voor de projectlocatie recreatie. Dit proces loopt momenteel.
Het ligt voor de hand om, pas nadat er volledige duidelijkheid en overeenstemming is over de invulling van de projectlocatie recreatie, medewerking te verlenen aan een planologische procedure. De verplaatsing van de camping is in de gebiedvisie opgenomen maar wordt vooralsnog niet in het onderhavige bestemmingsplan vertaald.