Plan: | Oisterwijk Buitengebied |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0824.BPbuitengebied2010-0002 |
Een samenhangende gemeentelijke beleidsvisie is noodzakelijk om de stap te maken van inventarisatie (van beleid en functies) naar bestemmingsregeling.
Daarbij moet echter de kanttekening worden geplaatst dat een bestemmingsplan Buitengebied aan verschillende voorwaarden moet voldoen: het planproces is dus geen "spel zonder grenzen". De begrenzing van de beleidsruimte wordt door drie factoren bepaald:
Duurzaamheidsbalans
Het gemeentebestuur van Oisterwijk heeft de intentie uitgesproken om ontwikkelingen binnen de gemeente steeds op duurzaamheid te toetsen. Belangrijk uitgangspunt is dat voor een duurzame ontwikkeling de diverse krachten en waarden (subsystemen of kapitalen) met elkaar in evenwicht moeten zijn en blijven. Het maatschappelijk systeem kan daarbij beschouwd worden als een samenspel tussen drie subsystemen of kapitalen: het ecologische kapitaal (zoals natuur, landschap, water, lucht), het economisch kapitaal (zoals arbeid, kennis, grondstoffen) en het sociaal-culturele kapitaal(woonomgeving, cultuur, onderwijs, veiligheid). In bijlage 7 worden voor deze drie kapitalen de doelen / ontwikkelingsrichtingen benoemd.
Het streven naar een duurzame ontwikkeling van de maatschappij is door de gemeente vertaald in het streven deze drie kapitalen in balans met elkaar te ontwikkelen. Uit bijlage 7 blijkt dat met de vaststelling van het bestemmingsplan buitengebied een uitzonderlijke bijdrage wordt geleverd aan de duurzame ontwikkeling van de gemeente. Bij realisering van onderstaande doelen, wordt in de komende jaren een grote vooruitgang geboekt in alle drie de kapitalen; ecologisch, sociaal-cultureel en economisch.
Het ruimtelijke beleid voor het landelijk gebied kan een wezenlijke bijdrage leveren aan de duurzame ontwikkeling van de gemeente door het zodanig begeleiden en stimuleren van de ontwikkelingen en veranderingsprocessen, dat de vitaliteit (economisch en sociaal-cultureel kapitaal) en de ruimtelijke kwaliteit (ecologisch en sociaal-cultureel kapitaal) van het landelijke gebied worden behouden en waar mogelijk versterkt. Hierbij is het van belang om de wederzijdse afhankelijkheid van de hoofddoelstellingen economische vitaliteit en ruimtelijke kwaliteit te benadrukken. Hierin komt ook de verknoping van de drie kapitalen tot uitdrukking waarbij zowel de ruimtelijke kwaliteit als de economische vitaliteit beiden een relatie hebben met het sociaal-culturele kapitaal.
Beleidskader
Deze hoofddoelstelling (behoud en versterking van de ruimtelijke kwaliteit en economische vitaliteit) maakt keuzes voor de verdere ruimtelijke ontwikkeling noodzakelijk. De hoofdzonering van het landelijk gebied in Ecologische hoofdstructuur, Groenblauwe mantel en Agrarisch gebied zoals vastgelegd in de Structuurvisie Ruimtelijke Ordening en Verordening Ruimte , geeft daarbij de ruimtelijke prioriteiten en perspectieven aan, vormt het uitgangspunt voor de beleidsontwikkeling in het bestemmingsplan. Naast de structuurvisie vormen ook de beide Reconstructieplannenen de StructuurvisiePlus belangrijke vertrekpunten voor het opstellen van een samenhangende gemeentelijke beleidsvisie alsmede de inventarisatie en analyse van ruimtelijke kwaliteiten en functies in het plangebied (hoofdstuk 4).
Gebiedsvisie
In dit hoofdstuk heeft de verknoping van beleid en inventarisatie tot een gemeentelijke beleidsvisie plaatsgevonden waarbij de hoofddoelstelling zoals wordt beschreven in paragraaf 5.2. (economische vitaliteit en ruimtelijke kwaliteit) als het ware de kapstok vormt.
Deze gebiedsvisie brengt op gebiedsniveau de gewenste ontwikkelingsrichting tot uitdrukking inzake water, natuur, landschap, landbouw, recreatief (mede)gebruik en andere in de gebiedsvisie passende functies. Met name moet de gebiedsvisie in beeld brengen hoe:
De gebiedsvisie geeft richting aan de ontwikkelingen die worden voorzien binnen de planperiode van het bestemmingsplan en vormt tevens een beleidskader waarbinnen nog niet te voorziene ontwikkelingen kunnen worden afgewogen.
De opbouw van dit hoofdstuk is als volgt. In paragraaf 5.2. wordt de hoofddoelstelling (economische vitaliteit en ruimtelijke kwaliteit) nader uitgewerkt in een ruimtelijk ontwikkelingsperspectief. In paragraaf 5.3. is dit min of meer abstracte ruimtelijk ontwikkelingsperspectief met de input uit de analyse en inventarisatie uitgewerkt tot een concrete gebiedsvisie voor het plangebied.