Plan: | Oisterwijk Buitengebied |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0824.BPbuitengebied2010-0002 |
Nota Ruimte (2005)
Met de Nota Ruimte verschuift het accent in het nationale ruimtelijk beleid van "het stellen van beperkingen" naar "het stimuleren van ontwikkelingen". Kernbegrippen in de Nota Ruimte zijn:
In de Nota Ruimte zijn de Oisterwijkse bossen en vennen en het heidegebied Kampina opgenomen als onderdelen van de landelijke Ecologische Hoofdstructuur. Rijk, provincie en gemeente zijn verantwoordelijk voor bescherming, instandhouding en ontwikkeling van de aanwezige bijzondere waarden en kenmerken van dit gebied.
Om de ruimtelijke samenhang binnen de landelijke Ecologische Hoofdstructuur te verbeteren realiseert het rijk samen met de provincies voorts twaalf robuuste ecologische verbindingen. Eén van deze robuuste verbindingen betreft de Beerze, een robuuste ecologische verbinding die loopt van de grens met België tot 's Hertogenbosch en door het oostelijk deel van het plangebied loopt.
Het Groene Woud
De Oisterwijkse bossen en vennen en de Kampina maken onderdeel uit van het Groene Woud, een van de 20 Nationale Landschappen die in de Nota Ruimte zijn aangewezen.
Nationale landschappen zijn gebieden met internationaal zeldzame of unieke en nationaal kenmerkende landschapskwaliteiten, en in samenhang daarmee bijzondere natuurlijke en recreatieve kwaliteiten. Landschappelijke, cultuurhistorische en natuurlijke kwaliteiten van nationale landschappen moeten behouden blijven, duurzaam beheerd en waar mogelijk worden versterkt. In samenhang hiermee zal de toeristisch-recreatieve betekenis moeten toenemen. Binnen nationale landschappen is daarom "behoud door ontwikkeling" het uitgangspunt voor het ruimtelijke beleid. De landschappelijke kwaliteiten zijn medesturend voor de wijze waarop de gebiedsontwikkeling plaatsvindt.
Voor Nationaal Landschap Het Groene Woud zijn in de Nota Ruimte de volgende kernkwaliteiten aangeduid:
Het gebied bestaat uit een complex van grote natuurgebieden met bossen, heidevelden en stuifzanden, en kleinschalige, agrarische gebieden waarin populieren de wegen en perceelscheidingen accentueren. Het klassieke landschap van de zandgebieden met beekdalen en hoger gelegen essen en kampen is hier nog gaaf aanwezig.
De definitieve begrenzing van het Groene Woud is een taak van de provincie; de provincie heeft met de Interimstructuurvisie "Brabant in ontwikkeling" de definitieve begrenzing van het Groene Woud vastgelegd.
Er worden geen planologische consequenties verbonden aan de begrenzing van het Groene Woud; voor dit bestemmingsplan zijn de actuele natuur- en landschapswaarden en de voorziene ontwikkeling van deze waarden uit de Interimstructuurvisie en de reconstructieplannen uitgangspunt.
In de Nota Ruimte worden voorts de volgende kwalitatieve constateringen / uitgangspunten genoemd voor het landelijk gebied.
Ruimte voor hergebruik van bebouwing en nieuwbouw in het buitengebied
Het economisch draagvlak en de vitaliteit van de meer landelijke gebieden staan onder druk. Om deze te vergroten, wil het rijk de mogelijkheden voor zowel hergebruik, als (vervangende) nieuwbouw in het buitengebied verruimen, gekoppeld aan ontwikkeling van de landschappelijke kwaliteit en realisatie van bijvoorbeeld nieuwe natuurgebieden of extra capaciteit voor waterberging.
Duurzame en vitale landbouw
Van de provincies wordt verwacht dat zij in hun ruimtelijke plannen meer mogelijkheden voor een bredere bedrijfsvoering creëren en rekening houden met de eisen die de wereldmarkt stelt aan agrarische bedrijven.
Toeristisch-recreatief gebruik van de groene ruimte
De recreatiesector moet de ruimte krijgen om te kunnen anticiperen op de veranderende behoefte van de samenleving en om zich tot een economische drager van (delen) van het platteland te ontwikkelen.
Water en groene ruimte
Het nationaal ruimtelijk beleid voor water en groene ruimte richt zich op borging en ontwikkeling van natuurwaarden, de ontwikkeling van landschappelijke kwaliteit, en van bijzondere, ook internationaal erkende, landschappelijke en cultuurhistorische waarden. Tevens is borging van veiligheid tegen overstromingen, voorkoming van wateroverlast en watertekorten en verbetering van water- en bodemkwaliteit van groot belang.
Natura 2000-gebieden
Om de natuur in Europa als geheel te beschermen en te ontwikkelen, wijzen alle Europese lidstaten zogenoemde Natura 2000-gebieden aan. Door Nederland zijn in het kader van de Natuurbeschermingswet 1998, 111 gebieden aangewezen waaronder de Oisterwijkse vennen & Kampina. De aangewezen gebieden zijn het waard om bewaard te worden vanwege de ecologische betekenis, maar ook vanwege de toegevoegde waarde van het gebied voor de omgeving (recreatieve activiteiten, gezondheid, vestigingsklimaat). Voor de aanwijzing van de Natura 2000-gebieden zijn door het Ministerie van LNV ontwerpbesluiten opgesteld. In ieder ontwerpbesluit zijn vermeld een gebiedsbeschrijving, de begrenzing van het gebied en de voor het gebied van toepassing zijnde kernopgaven en instandhoudingsdoelen. Op figuur 3.1 is de ontwerpbegrenzing van het Natura 2000 gebied weergegeven. In de volgende tekst is de gebiedsbeschrijving uit het ontwerpbesluit voor Kampina & Oisterwijkse Vennen integraal opgenomen.
"Kampina en de naastgelegen Oisterwijkse vennen en bossen vormen samen een van de fraaiste voorbeelden van een Brabants dekzandlandschap, met bossen, vennen, heide en overgangen naar beekdalen. Kampina is vooral van belang vanwege de natte heide en de fraaie overgangen naar schraallanden (Smalbroeken). Het gehele gebied is van groot belang voor de vennen; het betreft zowel doorstroomvennen (onder andere de Centrale Vennen in de Oisterwijkse Bossen, geïsoleerde zure vennen), als vennen in beekdalflanken die (van oorsprong) onder invloed staan van inundatie met beekwater. De vennen in de Oisterwijkse Bossen zijn merendeels ontstaan als uitgestoven laagten in een stuifzandlandschap, waar veentjes in ontstonden. Door vervening is hierin sinds de Middeleeuwen weer open water ontstaan. In het gebied zijn reeds in 1950 de eerste herstelmaatregelen in de vennen uitgevoerd."
Het in de Interimstructuurvisie en Paraplunota beschreven beleid voor de GHS is gericht op bescherming van de Natura 2000-gebieden (zie paragraaf 3.2.). Dit geldt echter niet voor de externe werking (de bescherming tegen ingrepen buiten de aangewezen gebieden die de natuurlijke kenmerken van die gebieden kunnen aantasten). Hiervoor moet beoordeeld worden of sprake is van significante gevolgen voor de instandhouding van de beoogde natuurwaarden en of er mogelijkheden zijn deze gevolgen te voorkomen of te compenseren. Voor de landbouw blijken de beperkingen vooral te liggen in mogelijke gevolgen van ammoniakuitstoot en daarmee voor de ontwikkelingsmogelijkheden van met name de intensieve veehouderij.
Reconstructiewet concentratiegebieden
Op 1 april 2002 is de Reconstructiewet Concentratiegebieden in werking getreden. Deze wet heeft tot doel het verbeteren van de ruimtelijke structuur in gebieden met veel intensieve veehouderij (de zogenoemde concentratiegebieden). De provincie Noord-Brabant (met uitzondering van West-Brabant, waar de kleigronden overheersen en geen grote concentratie van intensieve veehouderij aanwezig is) is aangewezen als concentratiegebied. Op grond van de Reconstructiewet heeft de provincie reconstructieplannen opgesteld (zie verder onder provinciaal beleid).
Figuur 3.1. Natura 2000 (voorlopige begrenzing)