direct naar inhoud van Artikel 16 Tuin
Plan: Oisterwijk Buitengebied
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0824.BPbuitengebied2010-0002

Artikel 16 Tuin

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Tuin aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. tuinen bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen;
  • b. alsmede ter plaatse van de aanduiding 'ecologische waarde': behoud, versterking en ontwikkeling van aanwezige natuurwaarden.

16.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van erfafscheidingen voor de voorgevel bedraagt ten hoogste 1 meter;
  • c. de bouwhoogte van erfafscheidingen elders bedraagt ten hoogste 2 meter;
  • d. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 meter.

16.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
16.3.1 Aanlegverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de aanduiding 'ecologische waarde' zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden) de volgende werken, voor zover geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen of verharden van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • b. het planten, verwijderen, kappen of rooien van bomen of andere opgaande beplanting.

16.3.2 Uitzonderingen op het aanlegverbod

Het verbod van lid 16.3.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan.

16.3.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning

De werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 16.3.1 zijn slechts toelaatbaar, indien daardoor de natuurwaarden zoals omschreven in lid 16.1 niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast.