10.2 Bouwregels
10.2.1 Hoofdgebouwen
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:
-
a. als hoofdgebouw mogen uitsluitend woonhuizen worden gebouwd;
-
b. een hoofdgebouw mag uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
-
c. per bouwvlak mogen niet meer dan de ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' weergegeven aantal woningen worden gebouwd;
-
d. de goot- respectievelijk bouwhoogte van een gebouw mag niet meer bedragen dan hetgeen is vermeld ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte';
-
e. de dakhelling van een hoofdgebouw mag niet minder dan 25º en niet meer dan 65º bedragen, met dien verstande dat de voorgeschreven dakhelling niet van toepassing is op 40% van het hoofdgebouw, en niet van toepassing is op de gronden gelegen binnen de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 2', waar een plat dak is toegestaan;
-
f. het bebouwingspercentage bedraagt in totaal niet meer dan 75% van het bouwperceel.
10.2.2 Aan- uit- en bijgebouwen
Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen gelden de volgende regels:
-
a. aan- en uitbouwen en bijgebouwen mogen uitsluitend op een afstand van minimaal 3 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan worden gesitueerd;
-
b. het bebouwingsprecentage bedraagt in totaal niet meer dan 75% van het bouwperceel;
-
c. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 4 m, met uitzondering van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'specfieke bouwaanduiding - 2', daar geldt een maximale goothoogte van 3,5m;
-
d. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 5,5 m, met uitzondering van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding -2', daar geldt een maximale bouwhoogte van 3,5 m;
-
e. carports mogen binnen en buiten het bouwvlak worden opgericht, mits de verkeersveiligheid niet in het geding komt, en voldoen aan de volgende kenmerken;
-
1. gebouwd op het zijerf, in of achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw;
-
2. de carport dient aan één zijde aan het hoofdgebouw te worden gebouwd;
-
3. de bouwhoogte van een carport bedraagt niet meer dan het vloerpeil van de eerste verdieping van het hoofdgebouw, vermeerderd met 15 cm;
-
4. de oppervlakte van een carport bedraagt maximaal 20 m²;
-
f. in afwijking van het bepaalde onder 10.2.2a mogen aan- en/of uitbouwen in de vorm van erkers en entreeportalen voor de voorgevel van het hoofdgebouw worden gesitueerd, met dien verstande dat:
-
1. de diepte niet meer mag bedragen dan 1,0 m,
-
2. deze gebouwd mogen worden aan maximaal 2/3 van de breedte van het hoofdgebouw.
10.2.3 Bouwwerken geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
-
a. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw mogen niet meer dan 1 m bedragen, met uitzondering van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 2', hier mag de hoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór (het verlengde van) de voorgevel niet hoger zijn dan 3,2 m;
-
b. de hoogte van overige bouwwerken, mag niet meer dan 5 m bedragen binnen het bouwvlak en niet meer dan 2 m, buiten het bouwvlak, niet zijnde vóór (het verlengde van) de voorgevel, met uitzondering van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 2', hier mag de hoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór (het verlengde van) de voorgevel niet hoger zijn dan 3,2 m;
10.3 Afwijken van de bouwregels
10.3.1
Bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 10.2.2 onder c en d en toestaan dat de goot- en/of bouwhoogte wordt vergroot van een aan- en uitbouw en aangebouwd bijgebouw, mits:
-
a. het een aan- en uitbouw en aangebouwd bijgebouw aan een hoofdgebouw van het woningtype twee-aaneengebouwd betreft;
-
b. de dakhelling van het bijgebouw gelijk is aan de dakhelling van het hoofdgebouw;
-
c. de goot- respectievelijk bouwhoogte ten minste 1,5 m lager zijn dan de goot- respectievelijk bouwhoogte van het hoofdgebouw;
-
d. vanwege de architectonische samenhang tussen hoofdgebouw en aan- en uitbouw en bijgebouw, een grotere bouwhoogte respectievelijk goothoogte wenselijk is;
-
e. de stedenbouwkundige kwaliteit van de omgeving niet onevenredig wordt aangetast.
10.3.2
Bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 10.2.1 onder f en 10.2.2 onder b en toestaan dat het bebouwingspercentage wordt verruimd naar 80%, mits de uitbreiding geen onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat van de aangrenzende bouwperclene met zich meebrengt
10.3.3
Bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 10.2.1 c en toestaan dat wordt afgeweken van het aangeduide aantal wooneenheden per bouwvlak, mits:
-
a. het aantal benodigde parkeerplaatsen per woning gewaarborgd blijft;
-
b. de afwijking geen onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte tot gevolg heeft;
-
c. de woningen blijven voldoen aan de aangeduide woningtypologieën;
-
d. het gemeentelijk woningbouwprogramma dit toelaat.
10.3.4
Bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 10.2.1 onder d, en toestaan dat de aangeduide goot- en/of bouwhoogten kunnen worden overschreden, mits:
-
a. de uitbreiding geen onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat van de aangrenzende bouwpercelen met zich meebrengt. Dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende bouwpercelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
-
b. de overschrijding van de maximale goot- en/of bouwhoogte strekt tot een verhoging van de stedenbouwkundige kwaliteit;
-
c. de overschrijding niet meer bedraagt dan 20% van de binnen het bouwvlak aangegeven maximale goot en/of bouwhoogte;
-
d. de woningen geen hoger gelegen geluidsgevoelige ruimten krijgen of middels akoestisch onderzoek is aangetoond dat de voorkeursgrenswaarde als opgenomen in de Wet geluidhinder niet worden overschreden.
10.3.5
Bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 10.2.2 onder c en d, en toestaan dat de goot- en/of bouwhoogten kunnen worden overschreden ten behoeve van het bouwen van een opbouw op een aangebouwd bijgebouw mits:
-
e. het bijgebouw op een afstand van minimaal 3 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan is gesitueerd;
-
f. de dakhelling van het bijgebouw gelijk is aan de dakhelling van het hoofdgebouw;
-
g. de goot- en bouwhoogte van het bijgebouw tenminste 1,5 m lager zijn dan de goot- en bebouwingshoogte van het hoofdgebouw.
10.5 Afwijken van de gebruiksregels
10.5.1
Een omgevingsvergunning kan worden verleend voor het afwijken van het bepaalde in 10.4 onder a ten einde toe te staan dat ruimten binnen de woning en/of bijgebouwen bij de woning gebruikt voor aan-huis-verbonden beroepen en bedrijven als ondergeschikte activiteit, voor zover dit gebruik ondergeschikt blijft aan de woonfunctie en mits:
-
a. maximaal 30 m² van het vloeroppervlak van de woning en de bijgebouwen gebruikt wordt voor de activiteit;
-
b. degene die de activiteiten in de woning of het bijgebouw zal uitvoeren, tevens de bewoner van de woning is;
-
c. de parkeerbehoefte past binnen de woonomgeving;
-
d. de activiteit qua aard, milieubelasting, uitstraling en intensiteit past in een woonomgeving.
-
e. de activiteit niet milieuvergunningplichtig is;
-
f. er geen detailhandel of groothandel ter plaatse plaatsvindt, uitgezonderd een beperkte verkoop als ondergeschikte activiteit en wel in verband met de aan-huis-verbonden activiteit.
10.5.2
Een omgevingsvergunning kan worden verleend voor het afwijken van artikel 10.4 onder b ten einde toe te staan dat ruimten binnen de woning en/of bij gebouwen bij de woning voor "bed and breakfast"-voorzieningen worden gebruikt, voor zover dit gebruik ondergeschikt blijft aan de woonfunctie en mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
-
a. maximaal 30 m2 van het oppervlak van de woning en de bijgebouwen voor "bed and breakfast"-voorzieningen wordt gebruikt;
-
b. degene die de activiteiten in de woning of het bijgebouw zal uitvoeren dient tevens de bewoner van de woning te zijn;
-
c. de activiteiten dienen qua aard, milieubelasting, uitstraling en intensiteit te passen in de woonomgeving;
-
d. de activiteiten mogen geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en parkeren dient op eigen terrein te worden opgelost.
10.5.3
Een omgevingsvergunning kan worden verleend voor het afwijken van het bepaalde in 10.4 onder c, ten einde toe te staan dat een (vrijstaand) bijgebouw wordt gebruikt als afhankelijke woonruimte, mits:
-
a. het een (vrijstaand) bijgebouw betreft behorende bij een woning waarin binnen een bestemming een permanente (bedrijfs)woning is toegestaan;
-
b. een dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg, waarbij de noodzakelijkheid blijkt uit een schriftelijke verklaring van in ieder geval de behandelende huisarts;
-
c. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven;
-
d. de afhankelijke woonruimte wordt ingepast binnen de toegestane bijgebouwen, met een maximale bebouwde oppervlakte van 80 m²;
-
e. het bijgebouw vormt een onlosmakelijk geheel met de woning van waaruit de mantelzorg wordt verleend.
Burgemeester en wethouders verlenen de omgevingsvergunning zowel op naam van de mantelzorgverlener als de mantelzorgontvanger onder de voorwaarden dat binnen één maand na beëindiging van het gebruik van het (vrijstaand) bijgebouw als afhankelijke woonruimte ten behoeve van mantelzorg hiervan schriftelijke melding wordt gemaakt bij burgemeester en wethouders en het (vrijstaand) bijgebouw binnen drie maanden na beëindiging van het gebruik als afhankelijke woonruimte ten behoeve van mantelzorg ongeschikt wordt gemaakt voor bewoning.