direct naar inhoud van Regels
Plan: Haagakkers II actualisatie
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0823.BP00Haag4002-VAST

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 Plan

Het bestemmingsplan 'Haagakkers II' van de gemeente Oirschot.

1.2 Bestemmingsplan

De geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0823.BPOOHaag4002-VAST met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen).

1.3 Plankaart

De plankaart van het Bestemmingsplan Haagakkers II, bestaande uit de kaart met tekeningnummer 322599.ehv.311.K05.

1.4 Aanbouw

Een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.5 Aanduiding

Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.6 Aanduidingsgrens

De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.7 Aaneengebouwde woning

Een woning, die deel uitmaakt van een blok van meer dan twee woningen, waarvan het hoofdgebouw aan tenminste één zijde aan het op het aangrenzende bouwperceel gelegen hoofdgebouw is gebouwd;

1.8 Aan-huis-verbonden beroep

Een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende bijgebouwen met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend.

1.9 Aan-huis-verbonden bedrijf

Bedrijvigheid in de categorieën 1 en 2 (op basis van VNG-brochure Bedrijven en Milieuzonering), dan wel naar de aard en de invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen bedrijvigheid, die door zijn beperkte omvang in of bij een woonhuis met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend.

1.10 Afhankelijke woonruimte

Een bijgebouw bij een woning, dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met die woning en waar een gedeelte van de huishouding van één of meer personen, is ondergebracht.

1.11 Bebouwing

Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.12 Bebouwingspercentage

Een in de regels dan wel op de plankaart opgenomen getal dat het percentage van een bouw- of bestemmingsvlak aangeeft dat ten hoogste mag worden bebouwd.

1.13 Begane grond

De bouwlaag van een gebouw, die rechtstreeks ontsloten wordt vanaf het straatniveau danwel waarvan de bovenkant van de vloer maximaal 1,50 m boven peil is gelegen.

1.14 Beroeps- c.q. bedrijfsvloeroppervlakte

De totale vloeroppervlakte van de ruimte die wordt gebruikt voor een aan-huis-verbonden beroep c.q. een (dienstverlenend) bedrijf of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke.

1.15 Bestaande situatie
  • a. t.a.v. bebouwing: bebouwing, zoals aanwezig op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerpplan, dan wel mag worden gebouwd krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde vergunning.
  • b. t.a.v. gebruik: het gebruik van grond en opstallen, zoals aanwezig op het tijdstip dat het plan rechtskracht heeft verkregen.
1.16 Bestemmingsgrens

De grens van een bestemmingsvlak.

1.17 Bestemmingsvlak

Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.18 Bijgebouw

Een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.19 Bouwen

Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van en standplaats.

1.20 Bouwgrens

De grens van een bouwvlak.

1.21 Bouwlaag

Een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder.

1.22 Bouwmassa

Een verzameling gebouwen bestaande uit een vrijstaand hoofdgebouw, dan wel twee of meer aaneengebouwde hoofdgebouwen inclusief aan- en uitbouwen.

1.23 Bouwperceel

Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.24 Bouwperceelgrens

Een grens van een bouwperceel.

1.25 Bouwvlak

Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.

1.26 Bouwwerk

Elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.27 Carport

Een bouwwerk op het erf van een gebouw, dat strekt tot de vergroting van het woongenot en dat minimaal aan twee zijden open is, met uitzondering van een carport welke wordt gebouwd tegeneen carport of zijgevel van een gebouw op het belendende bouwperceel.

1.28 Dak

Een gesloten bovenbeëindiging van een gebouw, c.q. bouwwerk.

1.29 Detailhandel

Het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.30 Eerste bouwlaag

De bouwlaag op de begane grond.

1.31 Functie

Doeleinden ten behoeve waarvan gebruik van gebouwen en/of gronden of aangewezen delen daarvan is toegestaan.

1.32 Gebouw

Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.33 Geschakelde woning

Een halfvrijstaande of vrijstaande woning, waarvan het hoofdgebouw door middel van aangebouwde bijgebouwen geschakeld is met tenminste één hoofdgebouw op een aangrenzend bouwperceel.

1.34 Gevellijn

De als zodanig op de plankaart aangegeven lijn, welke niet door gebouwen mag worden overschreden, behoudens krachtens deze regels uitdrukkelijk toegelaten afwijkingen.

1.35 Hoofdfunctie

Een functie waarvoor het hoofdgebouw als zodanig mag worden gebruikt.

1.36 Hoofdgebouw

Een gebouw dat op een bouwperceel, door zijn constructie, bouwmassa, ruimtelijke uitstraling en/of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als het belangrijkste bouwwerk is aan te merken.

1.37 Maaiveld

Hoogte waarop het omliggende terrein aansluit op de woning.

1.38 Mantelzorg

Het bieden van zorg aan eenieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband.

1.39 Onderbouw

Een gedeelte van een gebouw, dat wordt afgedekt door een vloer waarvan de bovenkant minder dan 1,20 m. boven het peil is gelegen.

1.40 Ondergeschikte activiteit

Een activiteit van zeer beperkte bedrijfsmatige en/of ruimtelijke omvang zodat de functie waaraan zij wordt toegevoegd, qua aard, omvang en verschijningsvorm, overwegend of nagenoeg geheel als hoofdfunctie herkenbaar blijft.

1.41 Patiowoning

Een eengezinswoning waarbij de (bepalende) beeldruimte geheel is ingesloten door de bouwmassa van de woning, de aangrenzende woning(en) en/of muren.

1.42 Seksinrichting

De voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden.
Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een (raam)prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.43 Twee-aan-een(tae)/halfvrijstaand

Een woning waarvan het hoofdgebouw met één zijgevel in de zijdelingse bouwperceelgrens is gebouwd en waarvan de afstand tot de andere zijdelingse bouwperceelgrens tenminste 3 m bedraagt; de woning kan deel uitmaken van een blok van ten hoogste twee woningen.

1.44 Tuin

De gronden van een bouwperceel behorende bij een woning, voor zover gelegen buiten het op de plankaart aangewezen bouwvlak.

1.45 Uitbouw

Een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.46 Vrijstaande woning (vrij)

Een woning, waarvan de afstand van beide zijgevels van het hoofdgebouw tot de zijdelingse bouwperceelgrenzen ten minste 3 m bedraagt.

1.47 Voorgevel

De naar de straat toe gelegen zijde van het (hoofd)gebouw, die gebouwd is in een gevellijn.

1.48 Water en waterhuishoudkundige voorzieningen

Al het oppervlaktewater zoals sloten, greppels, (infiltratie)vijvers, kanalen, beken en andere waterlopen, ook als deze incidenteel of structureel droogvallen. Alsmede voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging, hemelwaterinfiltratie en waterkwaliteit. Hierbij kan gedacht worden aan duikers, stuwen, infiltratievoorzieningen, gemalen, inlaten etcetera.

1.49 Werk

Eeen constructie geen gebouw of bouwwerk zijnde.

1.50 Woning

Een complex van ruimten, geschikt en bestemd voor de huisvesting van één of meer personen.

1.51 Wooneenheid

Een gebouw, dat één of meer woningen bevat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 De afstand tot de zijdelingse bouwperceelgrens

De kortste afstand van een bouwwerk tot de zijdelingse grens van het bouwperceel.

2.2 Het bebouwd oppervlak van een bouwperceel

De oppervlakte van alle op een bouwperceel aanwezige bouwwerken tezamen.

2.3 De breedte van een bouwwerk

Tussen de buitenwerkse hoofdgevelvlakken en/of de harten van gemeenschappelijke scheidingsmuren.

2.4 De diepte van een aan- of uitbouw

De diepte van een aan- of uitbouw wordt loodrecht vanaf de gevel van het hoofdgebouw, waaraan de aan- of uitbouw wordt gebouwd, gemeten.

2.5 De dakhelling

Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.6 De goothoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.7 De inhoud van een bouwwerk

Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.8 De bouwhoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.9 De oppervlakte van een bouwwerk

Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.10 De oppervlakte van een carport

Tussen de buitenzijde van de afdekking van de carport, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.11 Het peil
  • a. De gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld.
  • b. Indien in het water wordt gebouwd: het Nieuw Amsterdams Peil (of een ander plaatselijk aan te houden waterpeil).
2.12 Ondergeschikte bouwdelen

Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen zoals plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding niet meer dan 1 m bedraagt.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. De uitoefening van een agrarisch bedrijf.
  • b. Nutsvoorzieningen.
  • c. Wegen en paden.
  • d. Waterhuishoudkundige doeleinden, waterberging en waterlopen met daaraan ondergeschikt.
  • e. Extensief recreatief medegebruik.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Algemeen

In of op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend worden gebouwd:

  • a. Bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. (Sleuf)silo's, windmolens, tunnelkassen en mestopslagplaatsen mogen niet worden gebouwd.
  • b. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt 2 m.
3.3 Specifieke gebruiksregels
3.3.1

Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met deze bestemming.

3.3.2

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in lid 3.3.1, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. Reclamedoeleinden.
  • b. Het beproeven van of racen/crossen met motoren of voertuigen.
  • c. Als wedstrijd- en/of sportterrein.

Artikel 4 Groen

4.1 Bestemmingsomschrijving
4.1.1

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. Groenvoorzieningen.
  • b. Bermen en beplanting.
  • c. Paden.
  • d. Speelvoorzieningen.
  • e. Nutsvoorzieningen.
  • f. Kunstobjecten.
  • g. Waterberging, waterhuishouding, waterlopen en waterpartijen

met daaraan ondergeschikt:

  • h. Verhardingen.
  • i. Parkeervoorzieningen

met de daarbij behorende:

  • j. Bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen, gelden de volgende regels:

  • a. Gebouwen mogen alleen worden gerealiseerd ten behoeve van artikel 4.1.1.e.
  • b. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3 meter.
4.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen uitsluitend gebouwd worden met inachtneming van de bepalingen in de Keur van het waterschap.
  • b. De hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 4 m bedragen.
  • c. Hoogte van kunstobjecten, palen en lichtmasten mag niet meer dan 8 m bedragen.
4.3 Nadere eisen
4.3.1

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. De verkeersveiligheid;
  • b. De sociale veiligheid; en
  • c. Een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld.
4.4 Afwijken van de gebruiksregels
4.4.1

Burgemeester en wethouders kunnen middels een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 4.1.1, voor het houden van evenementen met dien verstande dat deze beperkt dienen te blijven tot maximaal tien evenementen per kalenderjaar.

Artikel 5 Tuin

5.1 Bestemmingsomschrijving
5.1.1

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor tuinen behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen gebouwen, inclusief parkeren ten behoeve van het bijbehorende bouwperceel.

5.2 Bouwregels
5.2.1 Aan- en uitbouwen

Voor het bouwen van aan- en uitbouwen gelden de volgende regels:

  • a. Aan- en uitbouwen mogen uitsluitend voor de voorgevel worden gebouwd.
  • b. De diepte mag niet meer dan 1,5 m bedragen, met dien verstande dat de afstand tot de bestemmingsgrens met de bestemming verkeer minimaal 2 meter bedraagt.
  • c. De breedte mag niet meer dan 2/3 van de breedte van de voorgevel van het hoofdgebouw dat is gelegen op de aangrenzende bestemming 'wonen' bedragen.
5.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende regel:

  • a. Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen uitsluitend gebouwd worden met inachtneming van de bepalingen in de Keur van het waterschap.
  • b. De hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 2 m bedragen
  • c. De hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 1 m bedragen.
5.3 Nadere eisen
5.3.1

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. Een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld.
  • b. Een goede woonsituatie;
  • c. De verkeersveiligheid; en
  • d. De gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 6 Verkeer

6.1 Bestemmingsomschrijving
6.1.1

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. Wwegen, straten en paden.
  • b. Parkeervoorzieningen.
  • c. Groenvoorzieningen.

Waarbij gestreefd wordt naar een inrichting hoofdzakelijk gericht op de afwikkeling van het doorgaande verkeer.

met daaraan ondergeschikt:

  • d. Speelvoorzieningen.
  • e. Nutsvoorzieningen.

Met de daarbij behorende:

  • f. Bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

Binnen deze bestemming is de aanduiding (p) op de plankaart opgenomen.

6.1.2

De ter plaatse van de aanduiding 'parkeren' gelegen gronden zijn uitsluitend bedoeld voor parkeervoorzieningen.

6.2 Bouwregels
6.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen, gelden de volgende regels:

  • a. Gebouwen mogen alleen worden gerealiseerd ten behoeve van artikel 6.1.1.e.
  • b. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3 m.
6.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen uitsluitend gebouwd worden met inachtneming van de bepalingen in de Keur van het waterschap.
  • b. De hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan rechtstreeks ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer, mag niet meer dan 4 m bedragen.
  • c. De hoogte van kunstobjecten, palen en lichtmasten mag niet meer dan 8 m bedragen;
6.3 Nadere eisen
6.3.1

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. De verkeersveiligheid.
  • b. De sociale veiligheid; en
  • c. Een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld.
6.4 Afwijken van de gebruiksregels
6.4.1

Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 6.1.1
voor het houden van evenementen met dien verstande dat deze beperkt dienen te blijven tot maximaal tien evenementen per kalenderjaar.

Artikel 7 Water

7.1 Bestemmingsomschrijving
7.1.1

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. Waterberging.
  • b. Waterhuishouding.
  • c. Waterlopen.

met de daarbij behorende:

  • d. Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder bruggen, dammen en/of duikers.
7.2 Bouwregels
7.2.1 Gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

7.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen uitsluitend gebouwd worden met inachtneming van de bepalingen in de Keur van het waterschap.
  • b. De hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 4 m bedragen.
  • c. De hoogte van kunstobjecten, palen en lichtmasten mag niet meer dan 8 m bedragen.
7.3 Nadere eisen
7.3.1

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. De verkeersveiligheid.
  • b. De sociale veiligheid; en
  • c. Een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld.

Artikel 8 Wonen

8.1 Bestemmingsomschrijving
8.1.1

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. Wonen.
  • b. Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en carports

met de daarbij behorende:

  • c. Tuinen en erven.
  • d. Parkeervoorzieningen.
  • e. Waterhuishoudkundige voorzieningen, waterlopen en waterpartijen.
  • f. Bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
  • g. Achterpaden.
8.2 Bouwregels
8.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. Als hoofdgebouw mogen uitsluitend woonhuizen worden gebouwd.
  • b. Een hoofdgebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd.
  • c. Het hoofdgebouw dient in de gevellijn te worden gebouwd.
  • d. Per bouwvlak mag niet meer dan het op de plankaart aangegeven aantal wooneenheden worden gebouwd.
  • e. Per bouwvlak mag alleen het middels een aanduiding op de plankaart genoemde woningtype worden gebouwd, overeenkomstig de in navolgende tabel opgenomen regels.
    Aanduiding   Woningtype   Minimale afstand hoofdgebouw tot zijdelingse bouwperceel- grens (in meters)   Maximale goot hoogte (in meters)   Maximale bouw hoogte (in meters)   Minimale dakhelling (in graden)   Maximale dakhelling (in graden)  
    [aeg]   Aaneengebouwd   Uitsluitend aan de niet-aange- bouwde zijde van de eindwoning: 3   7.5   11   25   65  
    [tae]   Twee-aan-een/ halfvrijstaand   3 (minimaal 1 zijde)   7.5   11   25   65  
    [sba-2]   Twee-aan-een/Halfvrijstaande of vrijstaand   3 (minimaal 1 zijde)   7,5   11   25   65  
    [vrij]   Vrijstaand   3 (beide zijden)   7.5   11   25   65  
  • f. Ondergronds bouwen is toegestaan overeenkomstig het bepaalde in artikel 10.1.
8.2.2 Aan-en uitbouwen, bijgebouwen en carports

Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen en carports gelden de volgende regels:

  • a. Aaan- en uitbouwen en bijgebouwen, mogen uitsluitend op een afstand van niet minder dan
    3 m achter de gevellijn en het verlengde hiervan worden gesitueerd.
  • b. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - afwijkende bijgebouwenregeling' mogen aan- en uitbouwen en bijgebouwen tot 1,5 meter voor de voorgevel worden gerealiseerd, mits de kortste afstand van het bijgebouw tot de bestemming 'Verkeer' minimaal 7 meter bedraagt.
  • c. De diepte van aan- en uitbouwen, voor zover gesitueerd buiten het bouwvlak, mag niet meer dan 3,5 m bedragen.
  • d. De afstand van een aan- en uitbouw en bijgebouw tot de zijdelingse bouwperceelgrens bedraagt bij vrijstaande woningen niet minder dan 3 m aan één zijde.
  • e. Een uitbreiding aan de achtergevel over de hele breedte van een woning ter plaatse van de aanduiding 'twee-aaneen' is toegestaan, mits:
    • 1. het bouwvlak met niet meer dan 5 meter wordt overschreden en;
    • 2. de uitbreiding geen onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat van de aangrenzende bouwpercelen met zich meebrengt. Dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden niet onevenredig worden beperkt.
  • f. De gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en carports bij een hoofdgebouw, voor zover gelegen buiten het bouwvlak, mag:
    • 1. op bouwpercelen tot 700 m² niet meer dan 80 m² per bouwperceel bedragen;
    • 2. op bouwpercelen van 700 tot 800 m² niet meer dan 90 m² per bouwperceel bedragen;
    • 3. op bouwpercelen van 800 tot 900 m² niet meer dan 100 m² per bouwperceel bedragen;
  • g. Het bebouwingspercentage van de gronden buiten het bouwvlak mag niet meer dan 50 bedragen.
  • h. De goothoogte mag niet meer dan 4 m bedragen.
  • i. De bouwhoogte mag niet meer dan 5,5 m bedragen.
  • j. Carports mogen binnen en buiten het bouwvlak worden opgericht, mits de verkeersveiligheid niet in het geding komt, en voldoen aan de volgende kenmerken:
    • 1. gebouwd in of achter de gevellijn of het verlengde hiervan;
    • 2. de carport dient aan één zijde aan het hoofdgebouw te worden gebouwd;
    • 3. de carport dient aan minimaal twee zijden open te zijn, met dien verstande dat de carport aan een derde zijde aan een carport of zijgevel van een gebouw op het belendende perceel mag worden gebouwd;
    • 4. de goothoogte bedraagt maximaal de hoogte van de eerste bouwlaag, met een maximum van 3 m;
    • 5. de bouwhoogte bedraagt maximaal de hoogte van de eerste bouwlaag, met een maximum van 3 m;
    • 6. de oppervlakte bedraagt niet meer dan 20 m².
  • k. Aan-, uit- en bijgebouwen gesitueerd binnen het bouwvlak voor hoofdgebouwen tellen niet mee bij de bepaling van de toegestane oppervlakte aan bijgebouwen op het bouwperceel.
8.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:.

  • a. Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen uitsluitend gebouwd worden met inachtneming van de bepalingen in de Keur van het waterschap.
  • b. Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen worden gebouwd binnen en buiten het bouwvlak.
  • c. De hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen.
  • d. De hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 2 m bedragen.
8.3 Nadere eisen
8.3.1

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. Een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld.
  • b. Een goede woonsituatie.
  • c. De verkeersveiligheid.
  • d. De sociale veiligheid.
  • e. De gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
8.4 Specifieke gebruiksregels
8.4.1

Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met deze bestemming.

8.4.2

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 8.4.1 wordt in ieder geval gerekend:

  • a. Het gebruik van ruimten binnen de woning en/of bijgebouwen bij een woning voor aan-huis-verbonden beroepen en –bedrijven.
  • b. Het gebruik van ruimten binnen de woning en/of bijgebouwen bij een woning voor 'bed and breakfast'-voorzieningen.
  • c. Het gebruik van (vrijstaande)bijgebouwen bij woningen als zelfstandige woning en als afhankelijke woonruimte.
  • d. Het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting.
8.5 Afwijken van de gebruiksregels
8.5.1

Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 8.4.1, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.

8.5.2

Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 8.4.2, onder a, en toestaan dat ruimten binnen de woning en/of bijgebouwen bij de woning wordt gebruikt voor aan-huis-verbonden beroepen en –bedrijven als ondergeschikte activiteit, voor zover dit gebruik ondergeschikt blijft aan de woonfunctie en mits:

  • a. Maximaal 30 m² van het vloeroppervlak van de woning en de bijgebouwen gebruikt wordt voor de activiteit.
  • b. Degene die de activiteiten in de woning of het bijgebouw zal uitvoeren, tevens de bewoner van de woning is.
  • c. De parkeerbehoefte past binnen de woonomgeving.
  • d. De activiteit qua aard, milieubelasting, uitstraling en intensiteit past in een woonomgeving.
  • e. De activiteit niet milieuvergunningplichtig is.
  • f. Er geen detailhandel of groothandel ter plaatse plaatsvindt, uitgezonderd een beperkte verkoop als ondergeschikte activiteit en wel in verband met de aan-huis-verbonden activiteit.
8.5.3

Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder 8.4.2 onder b, ten behoeve van het gebruik van ruimten binnen de woning en/of bijgebouwen bij de woning voor 'bed and breakfast'-voorzieningen, voor zover dit gebruik ondergeschikt blijft aan de woonfunctie en mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. De verhuur uit maximaal drie kamers bestaat.
  • b. Maximaal 30 m² van het vloeroppervlak van de woning en de bijgebouwen voor 'bed and breakfast'-voorzieningen wordt gebruikt.
  • c. Degene die de activiteiten in de woning of het bijgebouw zal uitvoeren dient tevens de bewoner van de woning te zijn.
  • d. De activiteiten dienen qua aard, milieubelasting, uitstraling en intensiteit te passen in de woonomgeving.
  • e. De activiteiten mogen geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en geen onevenredige parkeerdruk veroorzaken.
8.5.4

Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 8.4.2, onder c, en toestaan dat een (vrijstaand) bijgebouw wordt gebruikt als afhankelijke woonruimte, mits:

  • a. Het een (vrijstaand) bijgebouw betreft behorende bij een woning waarin binnen een bestemming een permanente (bedrijfs)woning is toegestaan.
  • b. Een dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg, hetgeen blijkt uit een schriftelijke verklaring van in ieder geval de behandelende huisarts.
  • c. Er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven.
  • d. De afhankelijke woonruimte wordt ingepast binnen de toegestane bijgebouwen, met een maximale bebouwde oppervlakte van 80 m².
  • e. Het bijgebouw vormt een onlosmakelijk geheel met de woning van waaruit de mantelzorg wordt verleend.
8.5.5

Burgemeester en wethouders geven middels een omgevingsvergunning toestemming zowel op naam van de mantelzorgverlener als de mantelzorgontvanger onder de voorwaarden dat binnen één maand na beëindiging van het gebruik van het (vrijstaand) bijgebouw als afhankelijke woonruimte ten behoeve van mantelzorg hiervan schriftelijke melding wordt gemaakt bij burgemeester en wethouders en het (vrijstaand) bijgebouw binnen drie maanden na beëindiging van het gebruik als afhankelijke woonruimte ten behoeve van mantelzorg ongedaan wordt gemaakt voor bewoning.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 9 Anti-dubbeltelregel

Grond welke eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 10 Algemene bouwregels

10.1 Ondergronds bouwen

Het bepaalde in deze regels en op de plankaart omtrent de situering, de horizontale diepte en de oppervlakte van bouwwerken is op overeenkomstige wijze van toepassing op ondergronds bouwen, met dien verstande dat:

  • a. Dde verticale diepte van ondergrondse bouwwerken niet meer dan 4 m mag bedragen.
  • b. Ondergronds bouwen slechts onder bebouwd oppervlak is toegestaan.
10.2 Uitsluiting aanvullende werking Bouwverordening

De voorschriften van de Bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 10.2 van de Woningwet buiten toepassing behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:

  • a. De richtlijnen voor het verlenen van vrijstelling van de stedenbouwkundige bepalingen.
  • b. De bereikbaarheid van gebouwen voor wegverkeer.
  • c. De bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten.
  • d. Het bouwen bij hoogspanningsleidingen en ondergrondse hoofdtransportleidingen.
  • e. De parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden.
  • f. De ruimte tussen bouwwerken.

Artikel 11 Algemene gebruiksregels

11.1

Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met de bestemming.

11.2

Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 11.1, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik die niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.

Artikel 12 Algemene afwijkingsregels

12.1 Algemeen

Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, bij omgevingsvergunning afwijken van:

  • a. De bestemmingsregels en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid
    en/of -intensiteit daartoe aanleiding geeft.
  • b. De bestemmingsregels en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft.
  • c. De bestemmingsregels en toestaan dat bouwaanduidingsgrenzen worden overschreden, indien een doelmatige verkaveling hiertoe aanleiding geeft.
  • d. De bestemmingsregels ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet zijnde erf- en terreinafscheidingen, en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet zijnde erf- en terreinafscheidingen, wordt vergroot tot niet meer dan 10 m.
  • e. De hoogte van erf- en terreinafscheidingen, en toestaan dat de hoogte van erven terreinafscheidingen wordt vergroot tot niet meer dan 2,5 m.
  • f. De bestemmingsregels ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, en ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten, wordt vergroot tot niet meer dan 40 m.
12.2 Voorwaarden

Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 12.1 kan slechts worden verleend, mits:

  • a. De bezonning van de omliggende percelen niet onevenredig wordt verminderd.
  • b. De privacy van de gebruikers/eigenaren van de omliggende percelen niet onevenredig worden verminderd.
  • c. Het uitzicht van de gebruikers/eigenaren van de omliggende percelen niet onevenredig worden verminderd.
  • d. Het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen niet onevenredig worden geschaad.
  • e. Bij de afwijken geen bestemmingsgrenzen worden overschreden.

Artikel 13 Algemene wijzigingsregels

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen ten aanzien van de plaats van de bestemmingsgrens, voor zover de afwijking van geringe aard is en ten aanzien van ondergeschikte punten, wanneer dit met het oog op de praktische uitvoering gerechtvaardigd is respectievelijk indien de aanpassing aan de terreingesteldheid dit noodzakelijk maakt en de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 14 Overgangsrecht

14.1 Overgangsrecht bouwwerken
14.1.1

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:

  • a. Gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd.
  • b. Na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
14.1.2

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning eenmalig afwijken van het bepaalde in artikel 14.1.1, voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk met maximaal 10%.

14.1.3

Artikel 14.1.1, is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

14.2 Overgangsrecht gebruik
14.2.1

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

14.2.2

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in artikel 14.2.1, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

14.2.3

Indien het gebruik, bedoeld in artikel 14.2.1, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

14.2.4

Artikel 14.2.1, is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 15 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan Haagakkers II actualisatie van de gemeente Oirschot.

Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van

De voorzitter, De griffier,

……………… ………………