direct naar inhoud van Regels
Plan: Eeneind 2018
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0820.BPNuenEeneind2018-D001

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplan 'Eeneind 2018' met identificatienummer NL.IMRO.0820.BPNuenEeneind2018-D001 van de gemeente Nuenen c.a.

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit:

een beroeps- of bedrijfsactiviteit, waarvan de activiteiten in hoofdzaak niet publieksaantrekkend zijn, en dat op kleine schaal in een woning en/of de daarbij behorende bijgebouwen wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de desbetreffende activiteit een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie. Hierbij kan worden gedacht aan een dienstverlenend beroep op zakelijk, maatschappelijk, juridisch, medisch, ontwerptechnisch of kunstzinnig gebied.

1.6 aan- of uitbouw:

een aan een hoofdgebouw gebouwde ruimte, die deel uitmaakt van het hoofdgebouw, maar daaraan ruimtelijk (door zijn constructie of afmetingen) ondergeschikt is – maximaal bestaande uit één bouwlaag al dan niet met kap – met dien verstande dat een aanbouw een zelfstandige ruimte is, toegankelijk vanuit het hoofdgebouw en een uitbouw een uitbreiding van een reeds bestaande ruimte van het hoofdgebouw is.

1.7 afrastering

hekwerk of andere omrastering die niet op de erfgrens wordt geplaatst (in dat laatste geval is sprake van een erfafscheiding).

1.8 agrarisch bedrijf:

een inrichting die tot een, krachtens artikel 1.1, derde lid, Wet milieubeheer, aangewezen categorie behoort en die is gericht op het voortbrengen van producten door het telen van gewassen of door het houden van dieren, zijnde:

  • a. een (vollegronds)teeltbedrijf;
  • b. een veehouderij;
  • c. een glastuinbouwbedrijf;
  • d. een overig agrarisch bedrijf.
1.9 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.10 bebouwingspercentage:

het percentage van gronden, nader bepaald in de regels, dat ten hoogste mag worden bebouwd.

1.11 begane grond:

de bouwlaag van een gebouw, die rechtstreeks ontsloten wordt vanaf het straatniveau.

1.12 bestaand:

bestaand ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan, mits geen sprake is van een illegale situatie.

1.13 bedrijf:

Het bedrijfsmatig verrichten van activiteiten die liggen op het vlak van industrie, groothandel met eventueel bijbehorende ondergeschikte showroom, ambacht, nijverheid, productie, distributie logistiek, vervoer, opslag, reparatie (waaronder autoreparatiebedrijven al dan niet met bijbehorende en ondergeschikte showroom), e.d., alsmede brandweerkazerne. Tevens worden hiertoe gerekend bijbehorende kantoorruimten en installaties.

1.14 bedrijfswoning:

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) één of meer personen, wiens huisvesting ter plaatse noodzakelijk is in verband met de exploitatie van het bijbehorende bedrijf en gelet op de bestemming van het gebouw en/of terrein.

1.15 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak.

1.16 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.17 bevoegd gezag:

het overheidsorgaan dat bevoegd is te beslissen op een aanvraag om een omgevingsvergunning.

1.18 bijbehorend bouwwerk:

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak.

1.19 bijgebouw

een vrijstaand of aan het hoofdgebouw gebouwd gebouw, dat ruimtelijk (door zijn constructie of afmetingen) ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw. Onder bijgebouwen worden ook verstaan aan- en uitbouwen aan het hoofdgebouw.

1.20 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

1.21 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak.

1.22 bouwlaag:

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van kelder (ruimte onder peil) en ruimten onder de kap.

1.23 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.24 bouwperceelgrens:

de grens van een bouwperceel.

1.25 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.26 bouwwerk:

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.27 bruto vloeroppervlakte:

gezamenlijke oppervlakte van alle bouwlagen van de gebouwen binnen een bouwvlak, gemeten op vloerniveau langs de buitenomtrek van een gebouw.

1.28 coffeeshop:

een horecabedrijf, waarin uitsluitend alcoholvrije dranken en eventueel kleine eetwaren worden verstrekt voor gebruik ter plaatse en waar softdrugs worden verstrekt voor gebruik ter plaatse of gebruik elders.

1.29 dak:

een gesloten bovenbeëindiging van een bouwwerk.

1.30 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan degenen die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.31 dienstverlening:

het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen, zoals reis- en uitzendbureaus, kapsalons, pedicures, wasserettes, makelaarskantoren en bankfilialen.

1.32 erf:

al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en, voor zover een bestemmingsplan van toepassing is, deze die inrichting niet verbieden.

1.33 evenement:

een activiteit in de openlucht, dan wel in al dan niet tijdelijke tenten of paviljoens, gericht op het bereiken van een algemeen of besloten publiek voor informerende, educatieve, culturele, recreatieve en/of levensbeschouwelijke doeleinden, inclusief overnachtingen.

1.34 garagebedrijf:

een bedrijf dat uitsluitend of in hoofdzaak is bestemd voor de verkoop, de reparatie of het onderhoud van motorvoertuigen.

1.35 gebruiken:

gebruiken, het doen gebruiken, laten gebruiken en in gebruik geven.

1.36 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.37 gelijke hoogte:

een hoogteverschil per vloer of balklaag van maximaal 2,00 m (gemeten op het laagste punt van de betreffende vloer of balklaag).

1.38 hoofdgebouw:

een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.

1.39 horeca:

de activiteiten vallende onder horeca zijn in drie categorieën te onderscheiden:

  • a. categorie 1: vormen van horeca-activiteiten waarbij in hoofdzaak alcoholische drank wordt verstrekt en waarvan de exploitatie een aantasting van het woon- en leefklimaat kan veroorzaken en een grote druk op de openbare orde met zich meebrengt, zoals cafés, bars, dancings, discotheken, nachtclubs en zaalaccommodatie;
  • b. categorie 2: vormen van horeca-activiteiten waarbij in hoofdzaak logies en/of maaltijden worden aangeboden en waarvan de exploitatie doorgaans geen aantasting van het woon- en leefklimaat veroorzaakt, zoals restaurants, hotels, pensions;
  • c. categorie 3: vormen van horeca-activiteiten die qua exploitatievorm aansluiten bij winkelvoorzieningen, waar mogelijk kleinere etenswaren worden verstrekt, zoals broodjeszaken, cafetaria's, ijssalons, eethuisjes, lunchrooms, automatiek, internetcafés.
1.40 huishouden

een verzameling van één persoon of van meer personen met een relationele binding, die één woonruimte bewoont en een economisch-consumptieve eenheid vormt. Onder een huishouden wordt niet verstaan:

  • a. de huisvesting van meerdere personen in onzelfstandige wooneenheden (kamerverhuur);
  • b. tijdelijke huisvesting in de vorm van logies aan arbeidsmigranten;
  • c. de huisvesting van meerdere ouderen, al dan niet met inbegrip van begeleiding en toezicht;
  • d. de huisvesting van meerdere personen met een lichamelijke of verstandelijke beperking, een psychiatrisch ziektebeeld of psychosociale problemen dan wel de huisvesting van maximaal 8 personen die tijdelijke opvang behoeven, al dan niet met inbegrip van begeleiding en toezicht, dit alles gericht op zelfstandige bewoning.
1.41 kampeermiddel:
  • a. een tent, een tentwagen, een kampeerauto, toercaravans, vouwwagens, campers of huifkarren;
  • b. enig ander onderkomen of enig ander voertuig, gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde, waarvoor ingevolge artikel 2.1 lid 1a van de Wabo een omgevingsvergunning voor het bouwen vereist is, een en ander voor zover genoemde onderkomens of voertuigen geheel of gedeeltelijk blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf.
1.42 kantoor:

het bedrijfsmatig verlenen van diensten waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen.

1.43 maaiveld:

de gemiddelde hoogte van het terrein ter plaatse van een gebouw/bouwwerk.

1.44 maatschappelijke voorzieningen:

voorzieningen voor medische, sociale, culturele of religieuze activiteiten, voorzieningen ten dienste van onderwijs, sport- en gymnastieklokalen, kinderopvang, en overheidsdiensten met een overwegend openbaar karakter.

1.45 maatvoeringsvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge een maatvoeringssymbool in het betreffende vlak bepaalde afmetingen, percentages, oppervlakten, hellingshoeken en/of aantallen, zowel ten aanzien van het bouwen als ten aanzien van het gebruik, zijn toegelaten.

1.46 normaal onderhoud, gebruik en beheer:

een gebruik gericht op het in zodanige conditie houden of brengen van objecten dat het voortbestaan van deze objecten op tenminste het bestaande kwaliteitsniveau wordt bereikt.

1.47 nutsvoorzieningen:

voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen en apparatuur voor telecommunicatie.

1.48 omgevingsvergunning:

omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1 of 2.2 Wabo.

1.49 ondergeschikte bouwdelen:

bouwdelen die qua aard en omvang ondergeschikt zijn aan het bijbehorende gebouw, zoals bijvoorbeeld schoorstenen, lichtkoepels en balkonhekken.

1.50 ondersteunende horeca:

een horecavoorziening binnen een bestemming waarvan de functie een andere dan horeca is maar waar men ten behoeve van en ondergeschikt aan de hoofdfunctie een ruimte specifiek heeft ingericht voor de consumptie van drank en etenswaren.

1.51 openbaar toegankelijk gebied:

een weg als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994, alsmede pleinen, parken, plantsoenen, openbaar water en ander openbaar gebied dat voor publiek algemeen toegankelijk is, met uitzondering van wegen uitsluitend bedoeld voor de ontsluiting van percelen door langzaam verkeer.

1.52 overig bouwwerk:

een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.53 overkapping:

een bouwwerk zonder eigen wanden dat ten hoogste aan twee zijden een gesloten wand kent.

1.54 pand:

de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is.

1.55 peil:
  • a. voor gebouwen, waarvan de hoofdtoegang aan een weg grenst: de kruin van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
  • b. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte terrein.
1.56 pergola:

een open constructie van latten of palen in de tuin, waarlangs planten kunnen groeien. Een pergola mag niet steunen op of worden voorzien van schotten of wanden.

1.57 permanente bewoning:

bewoning van een gebouw, dan wel een gedeelte daarvan, als hoofdverblijf door een persoon, gezin of andere groep van personen.

1.58 plat dak:

een dak met een dakhelling van minder dan 10°.

1.59 prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.

1.60 publieksaantrekkende beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis:

een aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit met een min of meer publieksgericht karakter, zoals persoonlijke dienstverlening (kapper, pedicure, e.d.), medisch/therapeutische dienstverlening en ambachtelijke activiteiten.

1.61 recreatie:

activiteiten en mogelijkheden voor ontspanning c.q. vrijetijdsbesteding.

1.62 recreatieve voorziening:

een kleinschalige, niet-bedrijfsmatige, voorziening ten behoeve van de woonfunctie met een dagrecreatief karakter, zoals een zwembad of een tennisbaan.

1.63 risicovolle inrichting:
  • a. een inrichting bij welke ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) een grenswaarde, richtwaarde voor het risico c.q. een risico-afstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten;
  • b. een AMvB-inrichting waarvoor krachtens artikel 8.40 van de Wet milieubeheer regels gelden met betrekking tot minimaal aan te houden afstanden bij de opslag en/of het gebruik van gevaarlijke stoffen;
  • c. bedrijven waarvan de aantoonbare PR10-6/jaar contour is gelegen buiten de inrichtingsgrens.
1.64 seksinrichting:

een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof hij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in elk geval verstaan: seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, parenclub en (raam)prostitutiebedrijf, waaronder tevens begrepen een erotische-massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.65 tuin:

al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat overwegend gebruikt wordt voor beplanting met bloemen, planten of gewassen en/of terras.

1.66 uitvaarthuis:

een gebouw, waarin een uitvaartondernemer gelegenheid biedt aan nabestaanden om overledenen op te baren, met de daarbij behorende functies, zoals bijvoorbeeld de verzorging van de overledene en het ontvangen van rouwbezoek, maar met uitzondering van het houden van uitvaartplechtigheden of condoleancebijeenkomsten.

1.67 verdieping:

een bouwlaag die is gelegen boven de eerste bouwlaag op de begane grond.

1.68 voorgevellijn:

de lijn waarin de voorgevel van het hoofdgebouw is gelegen, alsmede het verlengde daarvan.

1.69 voorgevelrooilijn

de grens van het bouwvlak die gericht is naar de weg en waarop de bebouwing is georiënteerd.

1.70 vrijstaand:

bebouwing waarbij het hoofdgebouw niet grenst aan een ander hoofdgebouw of aan een aan- of uitbouw en/of aangebouwd bijgebouw van een ander hoofdgebouw.

1.71 water en waterhuishoudkundige voorzieningen:

al het oppervlaktewater zoals sloten, greppels, (infiltratie)vijvers, kanalen, beken en andere waterlopen, ook als deze incidenteel of structureel droogvallen. Alsmede (ondergrondse) voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging, hemelwaterinfiltratie en waterkwaliteit. Hierbij kan gedacht worden aan duikers, stuwen, infiltratievoorzieningen, gemalen, inlaten etcetera.

1.72 waterkering:

een kunstmatige hoogte, natuurlijke hoogte of gedeelte daarvan met ondersteunende kunstwerken, die een waterkerende of mede een waterkerende functie hebben en als dusdanig geregistreerd zijn in de legger.

1.73 weg:

een voor het openbaar rij- of ander verkeer bestemde weg of pad, daaronder begrepen de tot de weg of pad behorende bermen en zijkanten, en de aan de weg liggende en als zodanig aangeduide parkeerterreinen.

1.74 woning:

een (gedeelte van een) gebouw, dat dient voor de huisvesting van één huishouden.

1.75 zaalaccommodatie:

een bedrijf, dat in hoofdzaak bestaat uit het verstrekken van gelegenheid tot het houden van bruiloften, feesten en partijen, en tot het houden van congressen, conferenties en andere vergaderingen en waarbij het verstrekken van voedsel en dranken (daaraan) ondergeschikt is.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de afstand tot de zijdelingse bouwperceelgrens:

de kortste afstand tussen de zijdelingse perceelsgrens(zen) van een bouwperceel en enig punt van het op dat bouwperceel voorkomende bouwwerk.

2.2 het bebouwingspercentage:

het percentage van een bouwperceel dat met gebouwen mag worden bebouwd. Voor zover op de kaart bouwgrenzen zijn aangegeven wordt het bebouwingspercentage berekend over het gebied binnen de bouwgrenzen.

2.3 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.4 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.5 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.6 de hoogte van een windturbine:

vanaf het peil tot aan de as van de windturbine.

2.7 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.8 de lengte, breedte en diepte van een bouwwerk:

de buitenwerks tussen de buitenzijde van de gevels en/of het hart van de scheidingsmuren gemeten grootste afstand.

2.9 de ondergrondse bouwdiepte van een bouwwerk:

vanaf peil tot het diepste punt van het bouwwerk, de fundering niet meegerekend.

2.10 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.11 de oppervlakte van een overkapping:

tussen de buitenzijde van de afdekking van de overkapping, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van de overkapping.

2.12 ondergeschikte bouwdelen

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, tot een maximum van 1,00 m.

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van de goothoogte wordt een dakkapel als een ondergeschikte toevoeging gezien, die de goothoogte niet verhoogt, mits wordt voldaan aan het bepaalde in artikel 26.2.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch met waarden

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch met waarden' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. agrarisch grondgebruik, met uitzondering van boomkwekerijen en fruitteeltbedrijven
  • b. behoud, herstel of duurzame ontwikkeling van natuur- en landschapswaarden;

met daaraan ondergeschikt:

    • 1. extensief recreatief medegebruik;

en:

    • 1. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals erven, groen, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen en toegangswegen;
    • 2. erftoegangswegen voor aangrenzende bestemmingen.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Toegestane bebouwing

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen en overkappingen zijn niet toegestaan;
  • b. mestplaten, sleufsilo's, schuilgelegenheden, teeltondersteunende voorzieningen, paardenbakken en stapmolens zijn niet toegestaan.
3.2.2 Maatvoering

De maatvoering van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, is als volgt:

bouwwerken, geen gebouwen zijnde   bouwhoogte maximaal  
bouwhoogte erf- en perceelsafscheidingen   1,5 m.  
bouwhoogte overige bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde   2 m.  
3.3 Afwijken van de bouwregels
3.3.1 Grotere bouwhoogte erfafscheiding

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.2.2 teneinde erfafscheidingen met een grotere bouwhoogte toe te staan, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden;
  • b. de bouwhoogte mag maximaal 2,00 meter bedragen.
3.4 Specifieke gebruiksregels

Onder het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met het bestemmingsplan, als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, wordt in ieder geval begrepen het gebruiken van gronden of bouwwerken:

  • a. voor het opslaan, storten of bergen van materialen, producten en mest, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik;
  • b. voor het bedrijfsmatig vervaardigen, opslaan, verwerken of herstellen van goederen en het opslaan en be- voor of verwerken van producten, tenzij dit plaatsvindt ten behoeve van de agrarische productie binnen het agrarisch bedrijf dan wel uitsluitend betrekking heeft op agrarische producten van het eigen bedrijf;
  • c. voor detailhandel;
  • d. voor woondoeleinden;
  • e. voor verblijfsrecreatie;
  • f. als seksinrichting;
  • g. voor horeca;
  • h. voor zorgverlenende nevenactiviteiten.
3.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.5.1 Aanlegverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Agrarisch met waarden' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het uitvoeren van grondbewerkingen waartoe worden gerekend afgraven, egaliseren, ontginnen, ophogen en het diepploegen en diepwoelen van de bodem;
  • b. het aanleggen van bestratingen of andere oppervlakteverhardingen;
  • c. het aanleggen, veranderen of dempen van waterlopen, alsmede het verwijderen van oevervegetaties;
  • d. het planten, verwijderen, kappen of rooien van bomen of andere opgaande beplanting.
3.5.2 Uitzondering aanlegverbod

Het verbod als bedoeld in lid 3.5.1 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:

  • a. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • b. normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen;
  • c. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.
3.5.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning

De werken en werkzaamheden als bedoeld in lid 3.5.1 zijn toelaatbaar, mits:

  • a. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de aanwezige natuur- en landschapswaarden.

Artikel 4 Bedrijf

4.1 Bestemmingsomschrijving
4.1.1 Algemeen

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. een garagebedrijf ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - garagebedrijf';
  • b. een verkooppunt van motorbrandstoffen met lpg ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen met lpg';
  • c. wonen, uitsluitend in de vorm van één bedrijfswoning bij het garagebedrijf;
  • d. detailhandel, uitsluitend zoals omschreven in artikel 4.3.2,

met daaraan ondergeschikt:

    • 1. tuinen en erven;
    • 2. parkeervoorzieningen;
    • 3. groenvoorzieningen;
    • 4. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
4.1.2 Dubbelbestemmingen en aanduidingen

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 33.2.

4.2 Bouwregels
4.2.1 Algemeen

Op de voor 'Bedrijf' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. gebouwen voor de in artikel 4.1 genoemde bestemming;
  • b. maximaal één bedrijfswoning;
  • c. de daarbij behorende bouwwerken, geen gebouw zijnde.
4.2.2 Regels ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak'

Voor het bouwen ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' gelden de volgende regels:

  • a. binnen het bouwvlak mogen gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde, worden gebouwd;
  • b. het bouwvlak mag voor maximaal 70% worden bebouwd;
  • c. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 8,5 meter;
  • d. de bebouwde oppervlakte bedraagt minimaal 200 m2;
  • e. binnen het bouwvlak is maximaal 1 bedrijfswoning toegestaan, met dien verstande dat de bedrijfswoning zodanig gesitueerd dient te worden dat de geluidsbelasting op de gevel voldoet aan de voorkeursgrenswaarde als genoemd in de Wet geluidhinder dan wel aan de verleende hogere grenswaarde; de bedrijfswoning mag inpandig dan wel als zelfstandig gebouw worden gerealiseerd;
  • f. in aanvulling op het bepaalde onder c geldt voor een bedrijfswoning, die niet inpandig onderdeel is van een bedrijfsgebouw, een maximale goothoogte van 5,5 meter;
  • g. de inhoud van een bedrijfswoning bedraagt maximaal 750 m3.
4.2.3 Overige regels

Voor het overige gelden de volgende regels:

  • a. buiten de aanduiding 'bouwvlak' mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde mag maximaal 12,00 meter bedragen, met uitzondering van:
    • 1. erfafscheidingen, waarvan de bouwhoogte maximaal 2,00 meter mag bedragen en die uitsluitend in de vorm van een hekwerk of andere omrastering met een open constructie, inclusief poorten, mogen worden gerealiseerd;
    • 2. kunstwerken, waarvan de bouwhoogte maximaal 4,00 meter mag bedragen;
    • 3. lichtmasten, waarvan de bouwhoogte maximaal 16,00 meter mag bedragen.
    • 4. vlaggenmasten, waarvan de bouwhoogte maximaal 6,00 meter mag bedragen;
    • 5. cameramasten, waarvan de bouwhoogte maximaal 8,00 meter mag bedragen;
  • c. de afstand van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met een hoogte van minimaal 4,00 meter, tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt minimaal 5,00 meter.
4.3 Specifieke gebruiksregels
4.3.1 Verboden gebruik

Onder gebruiken of het laten gebruiken in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor en/of als:

  • a. het plaatsen van onderkomens en/of kampeermiddelen, van al dan niet afgedankte voer- en vaartuigen en van wagens, geschikt en bestemd voor de uitoefening van handel;
  • b. woondoeleinden, uitgezonderd de toegestane bedrijfswoning ten dienste van het garagebedrijf;
  • c. seksinrichting;
  • d. inrichtingen die in belangrijke mate geluidhinder kunnen veroorzaken als bedoeld in artikel 41 Wet geluidhinder jo. Onderdeel D van Bijlage 1 van het Besluit omgevingsrecht;
  • e. risicovolle inrichtingen;
  • f. buitenopslag voor de voorgevelrooilijn, behalve indien dit is bedoeld ter uitstalling van te verkopen goederen;
  • g. ondergronds bouwen buiten het bouwvlak.
4.3.2 Vormen van detailhandel

Detailhandel is uitsluitend toegestaan in de vorm van:

  • a. bij het garagebedrijf, detailhandel in auto's;
  • b. bij het verkooppunt motorbrandstoffen, verkoop van verbruiksartikelen uitsluitend als een activiteit in combinatie met en ondergeschikt aan de verkoop van motorbrandstoffen.

Artikel 5 Bedrijf - Nutsvoorziening

5.1 Bestemmingsomschrijving
5.1.1 Algemeen

De voor 'Bedrijf - Nutsvoorziening' aangewezen gronden zijn bestemd voor nutsvoorzieningen, met de daarbij behorende voorzieningen.

5.1.2 Dubbelbestemmingen en aanduidingen

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen, zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 33.2.

5.2 Bouwregels
5.2.1 Algemeen

Op de voor 'Bedrijf - Nutsvoorziening' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. gebouwen voor de in artikel 5.1 genoemde bestemming;
  • b. de daarbij behorende bouwwerken, geen gebouw zijnde.
5.2.2 Regels ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak'

Voor het bouwen ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' gelden de volgende regels:

  • a. binnen het bouwvlak mogen gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde worden gebouwd;
  • b. het bouwvlak mag voor maximaal 100% worden bebouwd;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte' mag de bouwhoogte maximaal de aangeduide bouwhoogte bedragen.
5.2.3 Overige regels

Voor het overige gelden de volgende regels:

  • a. buiten het bouwvlak mogen geen gebouwen worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde buiten het bouwvlak mag maximaal 2,00 meter bedragen, met dien verstande dat de hoogte van erfafscheidingen voor de naar de weg gekeerde bouwgrens maximaal 1,00 meter mag bedragen en achter de naar de weg gekeerde bouwgrens maximaal 2,00 meter mag bedragen.
5.3 Specifieke gebruiksregels
5.3.1 Verboden gebruik

Onder gebruiken en/of het laten gebruiken in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor en/of als:

  • a. het plaatsen van onderkomens en/of kampeermiddelen, van al dan niet afgedankte voer- en vaartuigen en van wagens, geschikt en bestemd voor de uitoefening van handel;
  • b. buitenopslag.

Artikel 6 Bedrijventerrein

6.1 Bestemmingsomschrijving
6.1.1 Algemeen

De voor 'Bedrijventerrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijven die zijn opgenomen in de bedrijvenlijst (zie bijlage 1 bij de regels), met dien verstande dat:
    • 1. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.2', uitsluitend bedrijven uit categorie 2, 3.1 en 3.2 zijn toegestaan;
    • 2. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 4.2', uitsluitend bedrijven uit categorie 3.1, 3.2, 4.1 en 4.2 zijn toegestaan, waarbij bedrijven uit categorie 4.1 uitsluitend zijn toegestaan op een afstand van 100 m van een (bedrijfs)woning en bedrijven uit categorie 4.2 uitsluitend zijn toegestaan op een afstand van 200 m van een (bedrijfs)woning;
    • 3. in afwijking van de onder 1. en 2. toegestane categorieën van bedrijven zijn bestaande, legaal gevestigde bedrijven van een andere categorie dan aangeduid en toegestaan, eveneens toegestaan;
    • 4. risicovolle inrichtingen niet zijn toegestaan;
  • b. kantoren, uitsluitend zoals omschreven in artikel 6.4.4;
  • c. detailhandel, uitsluitend zoals omschreven in artikel 6.4.3;
  • d. internethandel, uitsluitend zoals omschreven in artikel 6.4.5;
  • e. één bedrijfswoning, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';

met daaraan ondergeschikt:

    • 1. showrooms;
    • 2. tuinen en erven;
    • 3. parkeervoorzieningen conform het bepaalde in artikel 33.3;
    • 4. groenvoorzieningen;
    • 5. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
    • 6. nutsvoorzieningen.
6.1.2 Dubbelbestemmingen en aanduidingen

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 33.2.

6.2 Bouwregels
6.2.1 Algemeen

Op de voor 'Bedrijventerrein' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. gebouwen voor de in artikel 6.1 genoemde bestemming;
  • b. de daarbij behorende bouwwerken, geen gebouw zijnde;
  • c. bijgebouwen bij bedrijfswoningen.
6.2.2 Regels ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak'

Voor het bouwen ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' gelden de volgende regels:

  • a. binnen het bouwvlak mogen gebouwen, bouwwerken, geen gebouw zijnde en bijgebouwen bij bedrijfswoningen worden gebouwd;
  • b. gebouwen worden op een afstand van minimaal 3,00 meter van de zijdelingse perceelsgrens gebouwd;
  • c. in afwijking van het bepaalde onder b geldt voor zover de bestaande afstanden tot de zijdelingse perceelsgrenzenkleiner zijn dan 3,00 meter de bestaande afstand als minimum;
  • d. het bouwvlak mag voor maximaal 100% worden bebouwd, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' het aangeduide maximale bebouwingspercentage geldt;
  • e. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)';
  • f. de voorgevels worden geplaatst in of evenwijdig aan de naar de weg gekeerde bouwgrens;
  • g. in afwijking van het bepaalde onder e geldt voor bedrijfswoningen de bestaande goot- en bouwhoogte als maximum;
  • h. de inhoud van een bedrijfswoning bedraagt maximaal 750 m3;
  • i. de gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen in het bouwvlak mag maximaal 60 m2 bedragen; indien de oppervlakte van de gronden gelegen achter de achtergevel van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan meer bedraagt dan 200 m², mag de genoemde oppervlakte van 60 m² worden vermeerderd met 10% van de overmaat tot een maximum van in totaal 120 m²;
  • j. in afwijking van het bepaalde onder e geldt voor bijgebouwen bij bedrijfswoningen een maximum goothoogte van 3,30 meter en een maximum bouwhoogte van 6,50 meter.
6.2.3 Overige regels

Voor het overige gelden de volgende regels:

  • a. buiten de aanduiding 'bouwvlak' mogen geen gebouwen, bijgebouwen bij bedrijfswoningen en overkappingen worden gebouwd;
  • b. bouwwerken, geen gebouw zijnde mogen uitsluitend achter de naar de weg gekeerde bouwgrens worden gebouwd, met uitzondering van erfafscheidingen;
  • c. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde mag maximaal 3,00 meter bedragen, met uitzondering van:
    • 1. erfafscheidingen, waarvan de bouwhoogte voor de naar de weg gekeerde bouwgrens maximaal 1,00 meter en achter de naar de weg gekeerde bouwgrens maximaal 2,00 meter mag bedragen;
    • 2. kunstwerken, waarvan de bouwhoogte maximaal 4,00 meter mag bedragen;
    • 3. lichtmasten, waarvan de bouwhoogte maximaal 16,00 meter mag bedragen;
    • 4. vlaggenmasten, waarvan de bouwhoogte maximaal 6,00 meter mag bedragen;
    • 5. cameramasten, waarvan de bouwhoogte maximaal 8,00 meter mag bedragen;
    • 6. silo's ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte silo's (m)', waarvan de bouwhoogte maximaal de aangeduide hoogte mag bedragen.
  • d. zwembaden (en daarmee vergelijkbare voorzieningen) worden uitsluitend gesitueerd achter de naar de weg gekeerde bouwgrens, op een afstand van minimaal 1,00 meter van de zijdelingse perceelsgrens en van de achterperceelgrens.
6.3 Afwijken van de bouwregels
6.3.1 Erf- en terreinafscheidingen voor de voorgevelrooilijn

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in artikel 6.2.3, voor het oprichten van erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevelrooilijn tot een maximale hoogte van 1,50 meter, mits:

  • a. de vergroting noodzakelijk is vanuit beveiligingsoogpunt van het bedrijf;
  • b. tenminste het deel tussen de 1,00 meter en 1,50 meter een open constructie zal zijn;
  • c. het uitzicht niet dusdanig wordt belemmerd dat daardoor de verkeersveiligheid in gevaar wordt gebracht;
  • d. de omgevingsvergunning niet leidt tot een onevenredige aantasting van de stedenbouwkundige kwaliteit van de omgeving;
  • e. de verkeersveiligheid, brandveiligheid c.q. brand- en rampenbestrijding is gewaarborgd.
6.3.2 Afstand tot zijdelingse perceelsgrens

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in artikel 6.2.2 onder b, voor het aan één zijde bouwen op kortere afstand tot de zijdelingse perceelsgrens, mits:

  • a. de omgevingsvergunning niet leidt tot een onevenredige aantasting van de belangen van de naburige erven;
  • b. de omgevingsvergunning niet leidt tot onevenredige aantasting van de stedenbouwkundige kwaliteit van de omgeving;
  • c. de verkeersveiligheid, brandveiligheid c.q. brand- en rampenbestrijding is gewaarborgd;
  • d. op het perceel voldoende parkeer-, laad- en losruimte aanwezig is.
6.3.3 Hoger bebouwingspercentage

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in artikel 6.2.2 onder d, om het bebouwingspercentage te verhogen, mits:

  • a. de omgevingsvergunning niet leidt tot een onevenredige aantasting van de belangen van de naburige erven;
  • b. de omgevingsvergunning niet leidt tot onevenredige aantasting van de stedenbouwkundige kwaliteit van de omgeving;
  • c. de verkeersveiligheid, brandveiligheid c.q. brand- en rampenbestrijding is gewaarborgd;
  • d. op het perceel voldoende parkeer-, laad- en losruimte aanwezig is.
6.3.4 Afrastering zwembaden en vergelijkbare recreatieve voorzieningen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in artikel 6.2.3 voor een afrastering voor zwembaden en daarmee vergelijkbare recreatieve voorzieningen, tot een maximale bouwhoogte van 4,00 meter, mits:

  • a. de afrastering wordt aangelegd achter de naar de weg gekeerde bouwgrens;
  • b. de omgevingsvergunning niet leidt tot een onevenredige aantasting van de belangen van de naburige erven.
6.3.5 Zendmasten

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in artikel 6.2.3 voor zendmasten en bijbehorende gebouwen ten behoeve van telefonie, tot een maximale bouwhoogte van de zendmasten van 43,00 meter en van de bijbehorende gebouwen van 3,00 meter mits:

  • a. de zendmast bereikbaar blijft in verband met onder andere onderhoudswerkzaamheden;
  • b. de plaatsing van de zendmast geen onveilige verkeerssituatie tot gevolg heeft.
6.4 Specifieke gebruiksregels
6.4.1 Aan huis verbonden beroepen en bedrijven

Een niet-publieksaantrekkend aan huis verbonden beroep of bedrijf bij een bedrijfswoning is toegestaan onder de volgende voorwaarden:

  • a. maximaal 35% van het vloeroppervlak van de woning met inbegrip van gerealiseerde aan- en uitbouwen en bijgebouwen, met een maximum van 50 m² mag worden gebruikt voor aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteiten;
  • b. degene die de activiteiten in de woning of het bijgebouw zal uitvoeren dient tevens de bewoner van de woning te zijn;
  • c. het gebruik mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de verkeersontsluitings- en parkeersituatie ter plaatse;
  • d. de activiteit dient qua aard, omvang en uitstraling te passen in een woonomgeving;
  • e. de activiteit mag niet vergunningplichtig ingevolge de Wet milieubeheer zijn;
  • f. er mag geen detailhandel plaatsvinden, uitgezonderd een beperkte verkoop als ondergeschikte activiteit en wel in verband met de activiteit.
6.4.2 Verboden gebruik

Onder gebruiken of het laten gebruiken in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor en/of als:

  • a. het plaatsen van onderkomens en/of kampeermiddelen, van al dan niet afgedankte voer- en vaartuigen en van wagens, geschikt en bestemd voor de uitoefening van handel;
  • b. woondoeleinden, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
  • c. het splitsen van een bedrijfswoning in twee of meer zelfstandige woonruimtes;
  • d. (vrijstaande) bijgebouwen voor zelfstandige bewoning;
  • e. een publieksaantrekkende beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis;
  • f. autohandel, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - autohandel';
  • g. zelfstandige kantoren of zelfstandige kantoorruimten anders dan als bedoeld in 6.4.4;
  • h. detailhandel anders dan als bedoeld in 6.4.3 en 6.4.5;
  • i. seksinrichting;
  • j. recreatieve voorzieningen;
  • k. buitenopslag voor de voorgevellijn;
  • l. geluidzoneringsplichtige inrichtingen;
  • m. risicovolle inrichtingen;
  • n. ondergronds bouwen buiten het bouwvlak.
6.4.3 Vormen van detailhandel

Detailhandel is uitsluitend in de volgende vormen toegestaan:

  • a. detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit in ter plaatse vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen;
  • b. autohandel, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - autohandel'.
6.4.4 Vormen van kantoor

Kantoren zijn uitsluitend in de volgende vormen toegestaan:

  • a. kantoren als ondergeschikte nevenactiviteit;
  • b. zelfstandige kantoren uitsluitend voor zover het bestaande zelfstandige kantoren betreft.
6.4.5 Vormen van internethandel

Internethandel is uitsluitend toegestaan in de vorm van niet-publieksgericht en zonder showroom of afhaalpunt.

6.5 Afwijken van de gebruiksregels
6.5.1 Toestaan bedrijfsvormen van een hogere bedrijfscategorie

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in artikel 6.1.1 onder a, teneinde bedrijven met een hogere milieucategorie toe te staan die qua aard, omvang en invloed op het milieu en de omgeving gelijk te stellen zijn, mits:

  • a. het geen geluidzoneringsplichtige inrichtingen betreft;
  • b. omtrent de vergelijkbaarheid van de invloed op het milieu en de omgeving advies wordt gevraagd aan een onafhankelijke ter zake deskundige;
  • c. de omgevingsvergunning niet leidt tot een onevenredige aantasting van de belangen van de naburige erven;
  • d. de omgevingsvergunning niet leidt tot een onevenredige aantasting van de stedenbouwkundige kwaliteit van de omgeving.
6.5.2 Toestaan bedrijfsvormen van een lagere milieucategorie

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in artikel 6.1.1 onder a, teneinde bedrijven met een lagere milieucategorie toe te staan die qua aard, omvang en invloed op het milieu en de omgeving gelijk te stellen zijn, mits:

  • a. de perceelsoppervlakte meer dan 1.000 m2 bedraagt en de bedrijfsvloeroppervlakte meer dan 300 m2 bedraagt;
  • b. de bedrijfsvloeroppervlakte niet meer dan 1.500 m² bedraagt;
  • c. de omgevingsvergunning niet leidt tot een onevenredige aantasting van de belangen van de naburige erven;
  • d. de omgevingsvergunning niet leidt tot een onevenredige aantasting van de stedenbouwkundige kwaliteit van de omgeving.
6.5.3 Toestaan categorie 4.1 en 4.2 dichter bij bedrijfswoningen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in artikel 6.1.1 onder a, teneinde een bedrijf van categorie 4.1 of 4.2 op een kortere afstand van een bedrijfswoning toe te staan dan 100 m respectievelijk 200 m, mits:

  • a. vooraf is aangetoond dat het betreffende bedrijf door aanpassingen in de bedrijfsvoering of het treffen van maatregelen qua aard, omvang en invloed op het milieu en de omgeving gelijk is te stellen met een bedrijf van categorie 3.2 of lager;
  • b. omtrent de vergelijkbaarheid van de invloed op het milieu en de omgeving advies wordt gevraagd aan een onafhankelijke ter zake deskundige;
  • c. de omgevingsvergunning niet leidt tot een onevenredige aantasting van de belangen van de naburige erven;
  • d. de omgevingsvergunning niet leidt tot een onevenredige aantasting van de stedenbouwkundige kwaliteit van de omgeving.
6.5.4 Toestaan andere bedrijfsvormen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in artikel 6.1.1 onder a, teneinde bedrijven die niet zijn opgenomen in de bedrijvenlijst (zie bijlage 1 bij de regels) toe te staan die qua aard, omvang en invloed op het milieu en de omgeving gelijk te stellen zijn, mits:

  • a. het geen geluidzoneringsplichtige inrichtingen betreft;
  • b. omtrent de vergelijkbaarheid van de invloed op het milieu en de omgeving advies wordt gevraagd aan een onafhankelijke ter zake deskundige;
  • c. de omgevingsvergunning niet leidt tot een onevenredige aantasting van de belangen van de naburige erven;
  • d. de omgevingsvergunning niet leidt tot een onevenredige aantasting van de stedenbouwkundige kwaliteit van de omgeving.
6.5.5 Autohandel

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in artikel 6.4.2 onder f, teneinde autohandel toe te staan, mits:

  • a. de omgevingsvergunning uitsluitend wordt verleend voor de uitoefening van autohandel door één bedrijf;
  • b. het oppervlak van het bouwperceel minimaal 1.000 m2 bedraagt;
  • c. op eigen terrein achter de voorgevellijn voldoende ruimte is voor de handel c.q. stalling van auto's voor de verkoop;
  • d. de omgevingsvergunning niet leidt tot een onevenredige aantasting van de belangen van de naburige erven;
  • e. de omgevingsvergunning niet leidt tot een onevenredige aantasting van de stedenbouwkundige kwaliteit van de omgeving.
6.5.6 Recreatieve voorzieningen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in artikel 6.4.2, voor de aanleg van recreatieve voorzieningen, met dien verstande dat:

  • a. de recreatieve voorziening wordt aangelegd achter de naar de weg gekeerde bouwgrens, op een afstand van minimaal 1,00 meter van de zijdelingse perceelsgrens en van de achterperceelgrens;
  • b. de recreatieve voorziening onderdeel uitmaakt van de tuin naar verschijningsvorm, oppervlakte en gebruiksmogelijkheden;
  • c. verlichtingsmasten niet zijn toegestaan;
  • d. de kortste afstand van de recreatieve voorziening tot de zijdelingse perceelsgrens en achterperceelgrens minimaal 5,00 meter bedraagt.
6.5.7 Publieksaantrekkende beroeps- of bedrijfsactiviteit

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in artikel 6.4.2, voor het binnen een woning en/of bijgebouwen toestaan van een publieksaantrekkende beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis, mits:

  • a. maximaal 35% van het vloeroppervlak van de woning met inbegrip van gerealiseerde aan- en uitbouwen en bijgebouwen, met een maximum van 50 m² mag worden gebruikt voor publieksaantrekkende beroeps- of bedrijfsactiviteiten aan huis;
  • b. degene die de activiteiten in de woning of het bijgebouw zal uitvoeren, dient tevens de bewoner van de woning te zijn;
  • c. het gebruik niet mag leiden tot een onevenredige aantasting van de verkeersontsluitings- en parkeersituatie ter plaatse;
  • d. de activiteit qua aard, omvang en uitstraling dient te passen in een woonomgeving;
  • e. de activiteit niet vergunningplichtig mag zijn ingevolge de Wet milieubeheer;
  • f. er geen detailhandel mag plaatsvinden, uitgezonderd een beperkte verkoop als ondergeschikte activiteit en wel in verband met de activiteit.
6.5.8 Detailhandel in lunch of diner gerelateerde producten in combinatie met catering

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in artikel 6.4.3, voor het toestaan van detailhandel in lunch of diner gerelateerde producten in combinatie met catering, mits:

  • a. de detailhandel in hoofdzaak is gericht op de bedrijven op het omliggende bedrijventerrein, met daarop afgestemde openingstijden, die beperkt blijven tot maximaal 8 uur per dag in de periode tussen 10.00 uur en 20.00 uur;
  • b. het gebruik niet mag leiden tot een onevenredige aantasting van de verkeersontsluitings- en parkeersituatie ter plaatse;
  • c. de omgevingsvergunning niet leidt tot een onevenredige aantasting van de belangen van de naburige erven;
  • d. de omgevingsvergunning niet leidt tot een onevenredige aantasting van de stedenbouwkundige kwaliteit van de omgeving.

Artikel 7 Bedrijventerrein - Uit te werken

7.1 Bestemmingsomschrijving
7.1.1 Algemeen

De voor 'Bedrijventerrein - Uit te werken' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijven;
  • b. faciliterende dienstverlening;
  • a. voorzieningen voor verkeer en verblijf;
  • b. parkeervoorzieningen;
  • c. groenvoorzieningen.
7.1.2 Dubbelbestemmingen en aanduidingen

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 33.2.

7.2 Uitwerkingsregels

Met toepassing van het in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening bepaalde werken burgemeester en wethouders de in lid 7.1 omschreven bestemming uit, met inachtneming van de volgende regels.

7.2.1 Algemeen
  • a. Bij de uitwerking dient rekening gehouden te worden met de aanwezige cultuurhistorische waarden in het gebied. De inrichting van het gebied dient afgestemd te zijn op in het landschap aanwezige percellering. Een aanlegvergunning stelsel dient opgenomen te worden ter bescherming hiervan.
  • b. Daar waar de uit te werken bedrijfsbestemming grenst aan de Ecologische Hoofdstructuur dient bij de uitwerking en de plaatsing van categorieën bedrijven als voorwaarde opgenomen te worden dat er geen enkele vorm van hinder mag worden veroorzaakt in de Ecologische Hoofdstructuur.
7.2.2 Bedrijven
  • a. Bedrijven zijn uitsluitend toegestaan indien deze behoren tot de categorieën 2 tot en met 3.2 uit de de bedrijvenlijst (zie bijlage 1 bij de regels), of andere bedrijven die daarmee qua aard en milieubelasting vergelijkbaar zijn.
  • b. Risicovolle inrichtingen worden niet toegestaan.
  • c. Detailhandel is uitgesloten behoudens detailhandel in ter plaatse vervaardigde of bewerkte producten of detailhandel in volumineuze goederen.
  • d. In de uitwerking zal worden bepaald:
    • 1. De situering van gebouwen door middel van bouwgrenzen;
    • 2. De maatvoering van gebouwen;
    • 3. Het gebruik van de gebouwen;
    • 4. Verwerking van uitgangspunten van duurzaam ruimtegebruik.
  • e. De volgende bepalingen dienen daarbij in acht genomen te worden:
    • 1. Bebouwingspercentage minimaal 60% en maximaal 80% met een nader te motiveren afwijkingsbevoegdheid vanwege duurzaam ruimte gebruik;
    • 2. Voorgevelrooilijn op 10 m uit de naar de openbare weg gekeerde perceelsgrens;
    • 3. De afstand van gebouwen tot ten minste één zijdelingse perceelsgrens minimaal 5 m bedraagt;
    • 4. Bouwhoogte minimaal 6 m en maximaal 12 m;
    • 5. Bebouwing georiënteerd op ontsluitingsweg;
    • 6. Geen buitenopslag voor de voorgevelrooilijn.
  • f. Ten behoeve van de representatieve bebouwing langs Collse Hoefdijk moeten bij de uitwerking bovendien de volgende bepalingen in acht genomen worden:
    • 1. Voorgevelrooilijn op 10 m uit de naar de openbare weg gekeerde perceelsgrens met een groene invulling van deze zone (geen parkeren);
    • 2. Bouwen in de voorgevelrooilijn met een nader te motiveren afwijkingsbevoegdheid vanwege ondergeschikte bouwdelen;
    • 3. Geen buitenopslag;
    • 4. Hoogwaardig, alzijdig gebouwen.
  • g. Bij de nadere uitwerking dienen de eisen ten aanzien van de beeldkwaliteit te worden vastgelegd in een beeldkwaliteitsplan c.q. -paragraaf.
  • h. In beginsel zullen bedrijven moeten voorzien in parkeervoorzieningen op eigen terrein.
  • i. Bij de nadere uitwerking moet rekening gehouden worden met de reservering van voldoende ruimte voor groenvoorzieningen en waterberging.
7.2.3 Verkeer
  • a. Bij nadere uitwerking mag het aantal rijstroken per weg niet meer
    dan 2 bedragen; de breedte van een rijstrook mag niet meer dan
    3,5 m bedragen.
  • b. Op de voor verkeer aan te wijzen gronden mogen voorzieningen voor de verkeersgeleiding en - verlichting alsmede andere in de verkeersbestemming passende functies alsmede nutsvoorzieningen worden gebouwd.
  • c. Bij de nadere uitwerking worden nutsvoorzieningen en de plaats en afmetingen bepaald.
7.3 Realisering van de bestemming

Op de in dit artikel bedoelde gronden mag uitsluitend worden gebouwd overeenkomstig het plan zoals door burgemeester en wethouders op grond van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening is uitgewerkt.

Artikel 8 Gemengd

8.1 Bestemmingsomschrijving
8.1.1 Algemeen

De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijven die zijn opgenomen in de bedrijvenlijst (zie bijlage 1 bij de regels), met dien verstande dat:
    • 1. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.2' uitsluitend bedrijven uit categorie 2, 3.1 en 3.2 zijn toegestaan;
    • 2. in afwijking van de onder 1 toegestane categorieën van bedrijven zijn bestaande, legaal gevestigde bedrijven van een andere categorie dan aangeduid en toegestaan, eveneens toegestaan;
  • b. dienstverlening;
  • c. horeca van categorie 3 en horeca in de vorm van café en/of zaalaccomodatie ter plaatse van de aanduiding 'horeca';
  • d. kantoren;
  • e. detailhandel, uitsluitend zoals omschreven in artikel 8.4.3
  • f. internethandel, uitsluitend zoals omschreven in artikel 8.4.4;
  • g. een autobeklederij, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - autobeklederij';
  • h. een caravanstallingen daarmee vergelijkbare stalling van voer- en vaartuigen, uitsluitend zoals omschreven in artikel 8.4.5
  • i. één bedrijfswoning, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
  • j. één woning, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'wonen';
  • k. ter plaatse van de aanduiding 'ontsluiting', uitsluitend een ontsluitingsweg;
  • l. instandhouding, bescherming en herstel van de (aanwezige) cultuurhistorische waarden van een pand ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - gemeentelijk monument';

met daaraan ondergeschikt:

    • 1. showrooms;
    • 2. tuinen en erven;
    • 3. parkeervoorzieningen, conform het bepaalde in artikel 33.3
    • 4. groenvoorzieningen;
    • 5. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
    • 6. nutsvoorzieningen.
8.1.2 Dubbelbestemmingen en aanduidingen

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 33.2.

8.2 Bouwregels
8.2.1 Algemeen

Op de voor 'Gemengd' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. gebouwen voor de in artikel 8.1 genoemde bestemming;
  • b. de daarbij behorende bouwwerken, geen gebouw zijnde;
  • c. bijgebouwen bij (bedrijfs)woningen;
  • d. uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding 'ontsluiting', waar geen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde mogen worden gebouwd.
8.2.2 Regels ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak'

Voor het bouwen ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' gelden de volgende regels:

  • a. binnen het bouwvlak mogen gebouwen, bouwwerken, geen gebouw zijnde en bijgebouwen bij (bedrijfs)woningen worden gebouwd;
  • b. gebouwen worden op een afstand van minimaal 3,00 meter van de zijdelingse perceelsgrens gebouwd;
  • c. in afwijking van het bepaalde onder b geldt voor zover de bestaande afstanden tot de zijdelingse perceelsgrenzen kleiner zijn dan 3,00 meter de bestaande afstand als minimum;
  • d. het bouwvlak mag voor maximaal 100% worden bebouwd, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' het aangeduide maximale bebouwingspercentage geldt; het aangeduide bebouwingspercentage geldt per bouwperceel;
  • e. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)';
  • f. de voorgevels worden geplaatst in of evenwijdig aan de naar de weg gekeerde bouwgrens;
  • g. in afwijking van het bepaalde onder e geldt voor (bedrijfs)woningen een maximum goothoogte van 6,50 meter en een maximum bouwhoogte van 10,00 meter;
  • h. de inhoud van een (bedrijfs)woning bedraagt maximaal 750 m3;
  • i. de gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen en overkappingen bij (bedrijfs)woningen in het bouwvlak mag maximaal 60 m2 bedragen; indien de oppervlakte van de gronden gelegen achter de achtergevel van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan meer bedraagt dan 200 m², mag de genoemde oppervlakte van 60 m² worden vermeerderd met 10% van de overmaat tot een maximum van in totaal 120 m².
  • j. in afwijking van het bepaalde onder e geldt voor bijgebouwen bij (bedrijfs)woningen een maximum goothoogte van 3,30 meter en een maximum bouwhoogte van 6,50 meter.
8.2.3 Overige regels

Voor het overige gelden de volgende regels:

  • a. buiten de aanduiding 'bouwvlak' mogen geen gebouwen, bijgebouwen bij (bedrijfs)woningen en overkappingen worden gebouwd;
  • b. bouwwerken, geen gebouw zijnde mogen uitsluitend achter de naar de weg gekeerde bouwgrens worden gebouwd, met uitzondering van erfafscheidingen;
  • c. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde mag maximaal 3,00 meter bedragen, met uitzondering van:
    • 1. erfafscheidingen, waarvan de bouwhoogte voor de naar de weg gekeerde bouwgrens maximaal 1,00 meter en achter de naar de weg gekeerde bouwgrens maximaal 2,00 meter mag bedragen;
    • 2. kunstwerken, waarvan de bouwhoogte maximaal 4,00 meter mag bedragen;
    • 3. lichtmasten, waarvan de bouwhoogte maximaal 16,00 meter mag bedragen;
    • 4. vlaggenmasten, waarvan de bouwhoogte maximaal 6,00 meter mag bedragen;
    • 5. cameramasten, waarvan de bouwhoogte maximaal 8,00 meter mag bedragen;
  • d. zwembaden (en daarmee vergelijkbare voorzieningen) worden uitsluitend gesitueerd achter de naar de weg gekeerde bouwgrens, op een afstand van minimaal 1,00 meter van de zijdelingse perceelsgrens en van de achterperceelgrens.
8.3 Afwijken van de bouwregels
8.3.1 Erf- en terreinafscheidingen voor de voorgevelrooilijn

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in artikel 8.2.3, voor het oprichten van erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevelrooilijn tot een maximale hoogte van 1,50 meter, mits:

  • a. de vergroting noodzakelijk is vanuit beveiligingsoogpunt van het bedrijf;
  • b. tenminste het deel tussen de 1,00 meter en 1,50 meter een open constructie zal zijn;
  • c. het uitzicht niet dusdanig wordt belemmerd dat daardoor de verkeersveiligheid in gevaar wordt gebracht;
  • d. de omgevingsvergunning niet leidt tot een onevenredige aantasting van de stedenbouwkundige kwaliteit van de omgeving;
  • e. de verkeersveiligheid, brandveiligheid c.q. brand- en rampenbestrijding is gewaarborgd.
8.3.2 Afstand tot zijdelingse perceelsgrens

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in artikel 8.2.2 onder b, voor het aan één zijde bouwen op kortere afstand tot de zijdelingse perceelsgrens, mits:

  • a. de omgevingsvergunning niet leidt tot een onevenredige aantasting van de belangen van de naburige erven;
  • b. de omgevingsvergunning niet leidt tot onevenredige aantasting van de stedenbouwkundige kwaliteit van de omgeving;
  • c. de verkeersveiligheid, brandveiligheid c.q. brand- en rampenbestrijding is gewaarborgd;
  • d. op het perceel voldoende parkeer-, laad- en losruimte aanwezig is.
8.3.3 Hoger bebouwingspercentage

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in artikel 8.2.2 onder d, om het bebouwingspercentage te verhogen, mits:

  • a. de omgevingsvergunning niet leidt tot een onevenredige aantasting van de belangen van de naburige erven;
  • b. de omgevingsvergunning niet leidt tot onevenredige aantasting van de stedenbouwkundige kwaliteit van de omgeving;
  • c. de verkeersveiligheid, brandveiligheid c.q. brand- en rampenbestrijding is gewaarborgd;
  • d. op het perceel voldoende parkeer-, laad- en losruimte aanwezig is.
8.3.4 Afrastering zwembaden en vergelijkbare recreatieve voorzieningen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in artikel 8.2.3 voor een afrastering voor zwembaden en daarmee vergelijkbare recreatieve voorzieningen, tot een maximale bouwhoogte van 4,00 meter, mits:

  • a. de afrastering wordt aangelegd achter de naar de weg gekeerde bouwgrens;
  • b. de omgevingsvergunning niet leidt tot een onevenredige aantasting van de belangen van de naburige erven.
8.3.5 Zendmasten

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in artikel 8.2.3 voor zendmasten en bijbehorende gebouwen ten behoeve van telefonie, tot een maximale bouwhoogte van de zendmasten van 43,00 meter en van de bijbehorende gebouwen van 3,00 meter mits:

  • a. de zendmast bereikbaar blijft in verband met onder andere onderhoudswerkzaamheden;
  • b. de plaatsing van de zendmast geen onveilige verkeerssituatie tot gevolg heeft.
8.4 Specifieke gebruiksregels
8.4.1 Aan huis verbonden beroepen en bedrijven

Een niet-publieksaantrekkend aan huis verbonden beroep of bedrijf bij een (bedrijfs)woning is toegestaan onder de volgende voorwaarden:

  • a. maximaal 35% van het vloeroppervlak van de woning met inbegrip van gerealiseerde aan- en uitbouwen en bijgebouwen, met een maximum van 50 m² mag worden gebruikt voor aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteiten;
  • b. degene die de activiteiten in de woning of het bijgebouw zal uitvoeren dient tevens de bewoner van de woning te zijn;
  • c. het gebruik mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de verkeersontsluitings- en parkeersituatie ter plaatse;
  • d. de activiteit dient qua aard, omvang en uitstraling te passen in een woonomgeving;
  • e. de activiteit mag niet vergunningplichtig ingevolge de Wet milieubeheer zijn;
  • f. er mag geen detailhandel plaatsvinden, uitgezonderd een beperkte verkoop als ondergeschikte activiteit en wel in verband met de activiteit.
8.4.2 Verboden gebruik

Onder gebruiken en/of het laten gebruiken in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor en/of als:

  • a. het plaatsen van onderkomens en/of kampeermiddelen, van al dan niet afgedankte voer- en vaartuigen en van wagens, geschikt en bestemd voor de uitoefening van handel;
  • b. woondoeleinden, uitgezonderd ter plaatse van de aanduidingen 'wonen' en 'bedrijfswoning';
  • c. het splitsen van een (bedrijfs)woning in twee of meer zelfstandige woonruimtes;
  • d. (vrijstaande) bijgebouwen voor zelfstandige bewoning;
  • e. een publieksaantrekkende beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis;
  • f. autohandel;
  • g. horeca, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding 'horeca';
  • h. detailhandel, anders dan als bedoeld in artikel 8.4.3 en 8.4.4;
  • i. seksinrichting;
  • j. recreatieve voorzieningen;
  • k. buitenopslag voor de voorgevellijn;
  • l. geluidzoneringsplichtige inrichtingen;
  • m. risicovolle inrichtingen;
  • n. ondergronds bouwen buiten het bouwvlak.
8.4.3 Vormen van detailhandel

Detailhandel is uitsluitend in de volgende vormen toegestaan:

  • a. detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit in ter plaatse vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen.
8.4.4 Vormen van internethandel

Internethandel is uitsluitend toegestaan in de vorm van niet-publieksgericht en zonder showroom of afhaalpunt.

8.4.5 Caravanstalling

Caravanstalling en daarmee vergelijkbare stalling van campers, boten, aanhangers, vouwwagens, auto's in afwachting van en/of gereed na bekleding door de bijbehorende autobeklederij en auto's die slechts in een bepaalde periode gebruikt mogen worden en/of voor een bepaalde periode zijn geschorst (oldtimers), is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - caravanstalling', waarbij zowel binnen- als buitenstalling van de caravans en overige toegestane voer- en vaartuigen is toegestaan.

8.5 Afwijken van de gebruiksregels
8.5.1 Recreatieve voorzieningen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in artikel 8.4.2, voor de aanleg van recreatieve voorzieningen, mits:

  • a. de recreatieve voorziening wordt aangelegd achter de naar de weg gekeerde bouwgrens, op een afstand van minimaal 1,00 meter van de zijdelingse perceelsgrens en van de achterperceelgrens;
  • b. de recreatieve voorziening onderdeel uitmaakt van de tuin naar verschijningsvorm, oppervlakte en gebruiksmogelijkheden;
  • c. verlichtingsmasten niet zijn toegestaan;
  • d. de kortste afstand van de recreatieve voorziening tot de zijdelingse perceelsgrens en achterperceelgrens minimaal 5,00 meter bedraagt.
8.5.2 Toestaan andere bedrijfsvormen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in artikel 8.1.1 onder a, teneinde bedrijven die niet zijn opgenomen in de bedrijvenlijst (zie bijlage 1 bij de regels) toe te staan die qua aard, omvang en invloed op het milieu en de omgeving gelijk te stellen zijn, mits:

  • a. het geen geluidzoneringsplichtige inrichtingen betreft;
  • b. omtrent de vergelijkbaarheid van de invloed op het milieu en de omgeving advies wordt gevraagd aan een onafhankelijke ter zake deskundige;
  • c. de omgevingsvergunning niet leidt tot een onevenredige aantasting van de belangen van de naburige erven;
  • d. de omgevingsvergunning niet leidt tot een onevenredige aantasting van de stedenbouwkundige kwaliteit van de omgeving.
8.5.3 Autohandel

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in artikel 8.4.2 onder f, teneinde autohandel toe te staan, mits:

  • a. de omgevingsvergunning uitsluitend wordt verleend voor de uitoefening van autohandel door één bedrijf;
  • b. het oppervlak van het bouwperceel minimaal 1.000 m2 bedraagt;
  • c. op eigen terrein achter de voorgevellijn voldoende ruimte is voor de handel c.q. stalling van auto's voor de verkoop;
  • d. de omgevingsvergunning niet leidt tot een onevenredige aantasting van de belangen van de naburige erven;
  • e. de omgevingsvergunning niet leidt tot een onevenredige aantasting van de stedenbouwkundige kwaliteit van de omgeving.
8.5.4 Wonen in voormalige bedrijfswoning

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in artikel 8.1.1 onder e, teneinde wonen in een voormalige bedrijfswoning toe te staan, mits:

  • a. aangetoond is dat de omgevingsvergunning niet leidt tot onevenredig nadelige gevolgen voor bedrijven in de omgeving;
  • b. aangetoond is dat er bij de betreffende woning sprake is van een goed woon- en leefklimaat.
8.5.5 Toevoegen bedrijfswoning

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in artikel 8.4.2 onder b, teneinde een nieuwe bedrijfswoning toe te staan, mits:

  • a. de nieuwe bedrijfswoning op de verdieping wordt gerealiseerd, boven het betreffende bijbehorende bedrijf;
  • b. per bestaand bouwperceel niet meer dan één bedrijfswoning wordt gerealiseerd;
  • c. aangetoond is dat er bij de betreffende bedrijfswoning sprake is van een goed woon- en leefklimaat;
  • d. de omgevingsvergunning niet leidt tot een onevenredige aantasting van de belangen van de naburige erven;
  • e. de omgevingsvergunning niet leidt tot een onevenredige aantasting van de stedenbouwkundige kwaliteit van de omgeving.
8.5.6 Publieksaantrekkende beroeps- of bedrijfsactiviteit

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in artikel 8.4.2, voor het binnen een woning en/of bijgebouwen toestaan van een publieksaantrekkende beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis, mits:

  • a. maximaal 35% van het vloeroppervlak van de woning met inbegrip van gerealiseerde aan- en uitbouwen en bijgebouwen, met een maximum van 50 m² mag worden gebruikt voor publieksaantrekkende beroeps- of bedrijfsactiviteiten aan huis;
  • b. degene die de activiteiten in de woning of het bijgebouw zal uitvoeren, dient tevens de bewoner van de woning te zijn;
  • c. het gebruik niet mag leiden tot een onevenredige aantasting van de verkeersontsluitings- en parkeersituatie ter plaatse;
  • d. de activiteit qua aard, omvang en uitstraling dient te passen in een woonomgeving;
  • e. de activiteit niet vergunningplichtig mag zijn ingevolge de Wet milieubeheer;
  • f. er geen detailhandel mag plaatsvinden, uitgezonderd een beperkte verkoop als ondergeschikte activiteit en wel in verband met de activiteit.
8.5.7 Bed & breakfast

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in artikel 8.4.2, ten behoeve van de vestiging van een bed & breakfast tot maximaal 2 slaapplaatsen, mits:

  • a. de vloeroppervlakte aan logeereenheden en zelfstandige sanitaire voorzieningen niet meer bedraagt dan 50 m²;
  • b. het gebruik ten behoeve van de vestiging van een bed & breakfast gekoppeld en ondergeschikt is aan de woonfunctie ter plaatse;
  • c. de woning als zodanig herkenbaar blijft;
  • d. de bed & breakfastvoorziening:
    • 1. binnen de bestaande bebouwing wordt gerealiseerd;
    • 2. door de bouwkundige opzet, indeling en maatvoering niet kan functioneren als een zelfstandige woning. Een aparte kookgelegenheid bij de voorziening is niet toegestaan;
    • 3. de parkeerbalans in de directe omgeving niet nadelig beïnvloedt;
    • 4. geen onevenredige nadelige gevolgen oplevert voor het woon- en leefklimaat van omwonenden en de bedrijfsvoering van omliggende bedrijven.
8.5.8 Detailhandel in lunch of diner gerelateerde producten

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in artikel 8.4.3, voor het toestaan van detailhandel in lunch of diner gerelateerde producten, mits:

  • a. de detailhandel in hoofdzaak is gericht op de bedrijven op het omliggende bedrijventerrein, met daarop afgestemde openingstijden, die beperkt blijven tot maximaal 8 uur per dag in de periode tussen 10.00 uur en 20.00 uur;
  • b. het gebruik niet mag leiden tot een onevenredige aantasting van de verkeersontsluitings- en parkeersituatie ter plaatse;
  • c. de omgevingsvergunning niet leidt tot een onevenredige aantasting van de belangen van de naburige erven;
  • d. de omgevingsvergunning niet leidt tot een onevenredige aantasting van de stedenbouwkundige kwaliteit van de omgeving.

Artikel 9 Groen

9.1 Bestemmingsomschrijving
9.1.1 Algemeen

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. beplantingen;
  • b. sport- en spelvoorzieningen;
  • c. extensieve recreatieve voorzieningen;
  • d. nutsvoorzieningen;
  • e. voorzieningen ter ontsluiting, zoals toegangswegen en fietspaden;
  • f. beeldende kunstwerken;
  • g. kapellen;
  • h. gedenktekens;
  • i. een jongeren ontmoetingsplek;
  • j. geluidwerende voorzieningen;
  • k. retentievoorzieningen;
  • l. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • m. het watersysteem en de ecologische en landschappelijke waarden en kenmerken van de onderscheiden gebieden ter plaatse van de aanduiding ‘groenblauwe mantel’;

een en ander met de bijbehorende voorzieningen.

9.1.2 Dubbelbestemmingen en aanduidingen

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen, zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 33.2.

9.2 Bouwregels
9.2.1 Gebouwen

Op de voor 'Groen' aangewezen gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

9.2.2 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Op de voor 'Groen' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken, geen gebouw zijnde voor de in artikel 9.1 genoemde bestemming.

9.2.3 Overige regels

Voor het overige gelden de volgende regels:

  • a. de oppervlakte van een overkapping voor een jongeren ontmoetingsplek mag maximaal 10 m² bedragen;
  • b. het aantal vlaggenmasten binnen de bestemming mag ten hoogste 3 bedragen;
  • c. de hoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde mag maximaal 3,00 meter bedragen, met dien verstande dat:
    • 1. de hoogte van erfafscheidingen maximaal 1,00 meter mag bedragen;
    • 2. de hoogte van gedenktekens en reclamezuilen maximaal 2,00 meter mag bedragen;
    • 3. de hoogte van vlaggenmasten maximaal 6,00 meter mag bedragen;
    • 4. de hoogte van voorzieningen voor verlichting en verkeersgeleiding, voor zover noodzakelijk voor een veilige verkeersafwikkeling, maximaal 8,00 meter mag bedragen.
9.3 Specifieke gebruiksregels

Onder gebruiken en/of het laten gebruiken in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor en/of als:

  • a. het plaatsen van onderkomens en/of kampeermiddelen, van al dan niet afgedankte voer- en vaartuigen, van wagens, geschikt en bestemd voor de uitoefening van handel;
  • b. recreatiedoeleinden, behoudens extensief recreatief medegebruik en sport- en speldoeleinden.
9.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde en van werkzaamheden
9.4.1 Vergunningplicht

Het is verboden op of in de als 'Groen' aangewezen gronden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - groenblauwe mantel' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het verwijderen van houtgewas en het vellen of rooien van houtopstanden.
9.4.2 Uitzonderingen

Het bepaalde in artikel 9.4.1 is niet van toepassing voor:

  • a. normale onderhoudswerkzaamheden;
  • b. werken of werkzaamheden van ondergeschikte betekenis;
  • c. werken of werkzaamheden die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan in uitvoering zijn of krachtens een voor dat tijdstip verleende (omgevings)vergunning of anderszins mogen worden uitgevoerd.
9.4.3 Toelaatbaarheid

De werken of werkzaamheden als bedoeld in artikel 9.4.1 zijn slechts toelaatbaar indien door die werken of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct hetzij indirect te verwachten gevolgen voor de in artikel 9.1 genoemde waarden en doeleinden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor herstel van de bedoelde waarden, niet wezenlijk worden of kunnen worden verkleind.

9.5 Wijzigingsbevoegdheid
9.5.1 Wijziging in de bestemming 'Wonen'

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming wijzigen in de bestemming 'Wonen' voor de vergroting van een aan de bestemming 'Groen' grenzende tuin, met dien verstande dat:

  • a. het zogenaamd snippergroen of restgroen betreft c.q. groen dat geen deel uitmaakt van grotere groenstructuren of anderszins van geen of nauwelijks nut voor de gemeente is. Gronden voor leidingen en waterberging vallen hieronder niet;
  • b. het groen gelegen is direct grenzend aan een (bebouwd) perceel met de bestemming 'Wonen' en heeft of krijgt hiermee een functionele relatie;
  • c. openbaar groen dat binnen de zogenaamde hoofdstructuur ligt of dat beeldbepalend is voor een wijk of straat, niet voor wijziging in aanmerking komt. Onder beeldbepalend wordt verstaan dat het groen een substantiële bijdrage levert aan het karakter en de kwaliteit van de woonomgeving en dat aantasting van deze elementen leidt tot verarming daarvan;
  • d. de wijziging geen problemen mag opleveren vanuit het oogpunt van sociale en verkeersveiligheid;
  • e. indien het snippergroen grenst aan een rij percelen met woningen, de wijziging betrekking dient te hebben op de gehele, aan de rij percelen grenzende, strook snippergroen.

Artikel 10 Maatschappelijk

10.1 Bestemmingsomschrijving
10.1.1 Algemeen

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. maatschappelijke voorzieningen, met uitzondering van uitvaarthuizen;

met daaraan ondergeschikt:

    • 1. tuinen, paden en erven;
    • 2. groenvoorzieningen;
    • 3. parkeervoorzieningen;
    • 4. voorzieningen voor verkeer en verblijf;
    • 5. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
    • 6. sport- en spelvoorzieningen;
    • 7. nutsvoorzieningen;
    • 8. beeldende kunstwerken.
10.1.2 Dubbelbestemmingen en aanduidingen

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 33.2.

10.2 Bouwregels
10.2.1 Algemeen

Op de voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. gebouwen voor de in artikel 10.1 genoemde bestemming;
  • b. de daarbij behorende bouwwerken, geen gebouw zijnde.
10.2.2 Regels ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak'

Voor het bouwen ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' gelden de volgende regels:

  • a. binnen het bouwvlak mogen gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde worden gebouwd;
  • b. het bouwvlak mag voor maximaal 100% worden bebouwd;
  • c. in afwijking van het bepaalde onder b. mag ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwd oppervlak' de oppervlakte van gebouwen binnen de aanduiding 'bouwvlak' ten hoogste de aangeduide oppervlakte bedragen;
  • d. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 3,5 meter;
  • e. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 8 meter;
  • f. in geval van een kap is de dakhelling tussen de 30 en 50o gelegen.
10.2.3 Nutsvoorzieningen

Voor gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen gelden de volgende regels:

  • a. de oppervlakte mag niet meer bedragen dan 15 m².
  • b. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3,00 meter.
10.2.4 Overige regels

Voor het overige gelden de volgende regels:

  • a. buiten het bouwvlak mogen geen gebouwen worden gebouwd;
  • b. per gebouw mogen maximaal 3 vlaggenmasten worden opgericht;
  • c. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde mag maximaal 3,00 meter bedragen, met uitzondering van:
    • 1. erfafscheidingen, waarvan de bouwhoogte voor de voorgevel van het hoofdgebouw maximaal 1,00 meter en achter de voorgevel maximaal 2,00 meter mag bedragen;
    • 2. kunstwerken, waarvan de bouwhoogte maximaal 4,00 meter mag bedragen;
    • 3. vlaggenmasten, waarvan de bouwhoogte maximaal 6,00 meter mag bedragen;
    • 4. lichtmasten, voor zover noodzakelijk voor een veilige verkeersafwikkeling, waarvan de bouwhoogte maximaal 8,00 meter mag bedragen.
10.3 Afwijken van de bouwregels
10.3.1 Afwijken bouwhoogte erfafscheiding vóór de voorgevellijn

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in 10.2.4 onder c teneinde een erfafscheiding toe te staan van maximaal 2,00 meter, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. Het uitzicht wordt niet dusdanig belemmerd dat daardoor de verkeersveiligheid in gevaar wordt gebracht.
  • b. De afwijking leidt niet tot een onevenredige aantasting van de belangen van de naburige erven.
  • c. De afwijking leidt niet tot een onevenredige aantasting van de stedenbouwkundige kwaliteit van de omgeving.
10.4 Specifieke gebruiksregels
10.4.1 Verboden gebruik

Onder gebruiken en/of het laten gebruiken in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor en/of als:

  • a. het plaatsen van onderkomens en/of kampeermiddelen, van al dan niet afgedankte voer- en vaartuigen, van wagens, geschikt en bestemd voor de uitoefening van handel;
  • b. (vrijstaande) bijgebouwen voor zelfstandige bewoning;
  • c. ondergronds bouwen buiten het bouwvlak;
  • d. zelfstandige horeca;
  • e. detailhandel.

Artikel 11 Verkeer

11.1 Bestemmingsomschrijving
11.1.1 Algemeen

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. voorzieningen voor verkeer en verblijf;
  • b. parkeervoorzieningen;
  • c. groenvoorzieningen;
  • d. sport- en spelvoorzieningen;
  • e. nutsvoorzieningen;
  • f. beeldende kunstwerken;
  • g. gedenktekens;
  • h. geluidwerende voorzieningen;
  • i. retentievoorzieningen;
  • j. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • k. het watersysteem en de ecologische en landschappelijke waarden en kenmerken van de onderscheiden gebieden ter plaatse van de aanduiding ‘groenblauwe mantel’,

een en ander met de daarbij behorende voorzieningen.

11.1.2 Dubbelbestemmingen en aanduidingen

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen, zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 33.2.

11.2 Bouwregels
11.2.1 Gebouwen

Op de voor 'Verkeer' aangewezen gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd, met uitzondering van gebouwen voor nutsvoorzieningen, met dien verstande dat:

  • a. de oppervlakte maximaal 15 m² mag bedragen;
  • b. de bouwhoogte maximaal 3,00 meter mag bedragen.
11.2.2 Bouwwerken, geen gebouw zijnde
  • a. Op de voor 'Verkeer' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken geen gebouw zijnde worden gebouwd voor de in artikel 11.1 genoemde bestemming.
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde mag maximaal 3,00 meter bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde voor de verkeersgeleiding en wegverlichting maximaal 8,00 meter mag bedragen en de bouwhoogte van gedenktekens maximaal 2,00 meter mag bedragen.
11.3 Specifieke gebruiksregels

Onder gebruiken en/of het laten gebruiken in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor:

  • a. het parkeren en/of stallen van voertuigen die zijn bedoeld voor handel en/of reparatie.

Artikel 12 Verkeer - Railverkeer

12.1 Bestemmingsomschrijving
12.1.1 Algemeen

De voor 'Verkeer - Railverkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. spoorwegen en de daarbij behorende bermen, taluds en spoorwegovergangen;
  • b. voorzieningen voor verkeer en verblijf;
  • c. parkeervoorzieningen;
  • d. groenvoorzieningen;
  • e. nutsvoorzieningen;
  • f. bruggen;
  • g. wildbegeleidings- en -beschermingsvoorzieningen;
  • h. beeldende kunstwerken;
  • i. gedenktekens;
  • j. geluidwerende voorzieningen;
  • k. retentievoorzieningen;
  • l. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

een en ander met de daarbij behorende voorzieningen.

12.1.2 Dubbelbestemmingen en aanduidingen

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen, zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 33.2.

12.2 Bouwregels
12.2.1 Gebouwen

Op de voor 'Verkeer - Railverkeer' aangewezen gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd, met uitzondering van gebouwen voor nutsvoorzieningen, met dien verstande dat:

  • a. de oppervlakte maximaal 15 m² mag bedragen;
  • b. de bouwhoogte maximaal 3,00 meter mag bedragen.
12.2.2 Bouwwerken, geen gebouw zijnde
  • a. Op de voor 'Verkeer - Railverkeer' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken geen gebouw zijnde worden gebouwd voor de in artikel 12.1 genoemde bestemming.
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, anders dan rechtstreeks ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het spoorwegverkeer, mag maximaal 3,00 meter bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde voor de verkeersgeleiding en wegverlichting maximaal 8,00 meter mag bedragen en de bouwhoogte van gedenktekens maximaal 2,00 meter mag bedragen.

Artikel 13 Water

13.1 Bestemmingsomschrijving
13.1.1 Algemeen

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de aanleg en/of instandhouding van waterhuishoudkundige voorzieningen, zoals watergangen, waterbergingen met de bijbehorende bermen en taluds;
  • b. behoud en ontwikkeling van ecologische waarden in relatie tot de waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • c. verkeer en verblijf.
13.1.2 Dubbelbestemmingen en aanduidingen

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen, zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 33.2.

13.2 Bouwregels
13.2.1 Gebouwen

Op de voor 'Water' aangewezen gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

13.2.2 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Op de voor 'Water' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken, geen gebouw zijnde die ten dienste staan van of een relatie hebben met de bestemming;

De hoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, mag maximaal 3,00 meter bedragen.

Artikel 14 Wonen

14.1 Bestemmingsomschrijving
14.1.1 Algemeen

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen;
  • b. instandhouding, bescherming en herstel van de (aanwezige) cultuurhistorische waarden van een pand ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - gemeentelijk monument'
  • c. een webwinkel / internetdetailhandel, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - webwinkel';

met daaraan ondergeschikt:

    • 1. aan huis verbonden beroepen of bedrijven, overeenkomstig het bepaalde in artikel 14.4;
    • 2. tuinen, erven en paden;
    • 3. groenvoorzieningen;
    • 4. parkeervoorzieningen;
    • 5. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
14.1.2 Dubbelbestemmingen en aanduidingen

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 33.2.

14.2 Bouwregels
14.2.1 Algemeen

Op de voor 'Wonen' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. woningen;
  • b. de daarbij behorende bijgebouwen;
  • c. de daarbij behorende bouwwerken, geen gebouw zijnde.
14.2.2 Regels ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak'

Voor het bouwen ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' gelden de volgende regels:

  • a. binnen het bouwvlak mogen zowel woningen, als bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde, worden gebouwd;
  • b. het bouwvlak mag voor maximaal 100% worden bebouwd;
  • c. per bouwvlak is maximaal het bestaande aantal woningen toegestaan;
  • d. de gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen en overkappingen in het bouwvlak en ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' tezamen mag maximaal 60 m2 bedragen, indien de oppervlakte van de gronden gelegen achter de achtergevel van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan meer bedraagt dan 200 m², mag de genoemde oppervlakte van 60 m² worden vermeerderd met 10% van de overmaat tot een maximum van in totaal 120 m²;
  • e. zwembaden (en daarmee vergelijkbare recreatieve voorzieningen) mogen worden gesitueerd ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak';
  • f. de voorgevel van de woning wordt geplaatst in of evenwijdig aan de naar de weg gekeerde bouwgrens tot maximaal 3 m uit die bouwgrens;
  • g. de goothoogte mag maximaal 7,00 meter bedragen, met dien verstande dat:
    • 1. ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte' de aangeduide maximale goothoogte geldt;
    • 2. de goothoogte van bijgebouwen maximaal 3,30 meter mag bedragen;
  • h. de bouwhoogte mag maximaal 12,00 meter bedragen, met dien verstande dat:
    • 1. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte' de aangeduide maximale hoogte geldt;
    • 2. de bouwhoogte van bijgebouwen maximaal 6.50 meter mag bedragen, uitgezonderd binnen een afstand van 3 m tot de perceelsgrens waar de bouwhoogte van bijgebouwen maximaal 3,30 m mag bedragen;
  • i. de dakhelling mag minimaal 20° en maximaal 55° bedragen, met dien verstande dat dit vereiste niet geldt voor maximaal 40% van de oppervlakte van het hoofdgebouw.
14.2.3 Regels ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen'

Voor het bouwen ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' gelden de volgende regels:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' mogen uitsluitend bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde worden gebouwd;
  • b. in afwijking op het bepaalde onder a geldt bij vrijstaande woningen dat aan één zijde van de woning de afstand van bijgebouwen voor zover gelegen voor het verlengde van de achtergevel van de woning tot de zijdelingse perceelgrens minimaal 3 meter moet bedragen;
  • c. zwembaden (en daarmee vergelijkbare voorzieningen) mogen enkel worden gesitueerd ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' op een afstand van minimaal 1,00 meter van de zijdelingse perceelsgrens en tot de achterperceelgrens;
  • d. de gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen en overkappingen in het bouwvlak en ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' tezamen mag maximaal 60 m2 bedragen, indien de oppervlakte van de gronden gelegen achter de achtergevel van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan meer bedraagt dan 200 m², mag de genoemde oppervlakte van 60 m² worden vermeerderd met 10% van de overmaat tot een maximum van in totaal 120 m²;
  • e. de grond voor maximaal 50% mag worden bebouwd;
  • f. de goothoogte maximaal 3,30 meter mag bedragen;
  • g. de bouwhoogte maximaal 6,50 meter mag bedragen;
  • h. bijgebouwen plat of met een kap van maximaal 55° worden afgedekt.
14.2.4 Overige regels

Voor het overige gelden de volgende regels:

  • a. buiten de aanduidingen 'bouwvlak' en 'bijgebouwen' mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd;
  • b. bouwwerken, geen gebouw zijnde, mogen uitsluitend achter de naar de weg gekeerde bouwgrens worden gebouwd, met uitzondering van erfafscheidingen;
  • c. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde mag maximaal 2,00 meter bedragen, met dien verstande dat:
    • 1. de bouwhoogte van erfafscheidingen voor de naar de weg gekeerde bouwgrens maximaal 1,00 meter en achter de naar de weg gekeerde bouwgrens maximaal 2,00 meter mag bedragen;
    • 2. de bouwhoogte van pergola's maximaal 3,00 meter mag bedragen.
14.3 Afwijken van de bouwregels
14.3.1 Bouwen anders dan ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen'

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in artikel 14.2.2 en 14.2.3 voor het bouwen van bijgebouwen buiten het bouwvlak en de aanduiding 'bijgebouwen', mits:

  • a. de bijgebouwen zijn gelegen achter de voorgevelrooilijn;
  • b. de omgevingsvergunning niet leidt tot een onevenredige aantasting van de belangen van de naburige erven;
  • c. de omgevingsvergunning niet leidt tot onevenredige aantasting van de stedenbouwkundige kwaliteit van de omgeving.
14.3.2 Grotere bouw- c.q. goothoogte bijgebouwen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in artikel 14.2.2 en 14.2.3 teneinde een grotere bouw- c.q. goothoogte van de bijgebouwen toe te kunnen staan, mits:

  • a. vanwege de architectonische samenhang tussen hoofdgebouw en bijgebouw een grotere bouw- c.q. goothoogte wenselijk is;
  • b. de omgevingsvergunning niet leidt tot een onevenredige aantasting van de belangen van de naburige erven.
14.3.3 Afrastering zwembaden en vergelijkbare recreatieve voorzieningen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in artikel 14.2.4 voor een afrastering voor zwembaden en daarmee vergelijkbare recreatieve voorzieningen, tot een maximale bouwhoogte van 4,00 meter, mits:

  • a. de afrastering wordt aangelegd ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen';
  • b. de omgevingsvergunning niet leidt tot een onevenredige aantasting van de belangen van de naburige erven.
14.3.4 Aan- of uitbouw voor de voorgevel

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde sub 14.2.2 ten behoeve van aan- en uitbouwen voor de voorgevel van het hoofdgebouw, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de diepte van de aan- of uitbouw mag niet meer bedragen dan 1,50 meter;
  • b. de breedte mag niet meer bedragen dan 2/3 van de breedte van de voorgevel van het hoofdgebouw;
  • c. de goothoogte van de aan- of uitbouw mag niet meer bedragen dan 3,30 meter;
  • d. de bouwhoogte van de aan- of uitbouw mag niet meer bedragen dan 6,50 meter;
  • e. de omgevingsvergunning niet leidt tot een onevenredige aantasting van de belangen van de naburige erven;
  • f. de omgevingsvergunning niet leidt tot onevenredige aantasting van de stedenbouwkundige kwaliteit van de omgeving.
14.3.5 Overschrijding bouwvlak in zijwaartse richting

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in artikel 14.2.2 teneinde overschrijding van het bouwvlak in zijwaartse richting toe te kunnen staan, ten behoeve van het vergroten c.q. uitbreiden van het hoofdgebouw in zijwaartse richting buiten het bouwvlak, mits:

  • a. de afstand van het hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelsgrens minimaal 3 meter bedraagt;
  • b. de omgevingsvergunning niet leidt tot een onevenredige aantasting van de belangen van de naburige erven;
  • c. de omgevingsvergunning niet leidt tot een onevenredige aantasting van de ruimtelijke structuur en daarmee kwaliteit van de woonomgeving.
14.4 Specifieke gebruiksregels
14.4.1 Aan huis verbonden beroepen en bedrijven

Een niet-publieksaantrekkend aan huis verbonden beroep of bedrijf is toegestaan onder de volgende voorwaarden:

  • a. maximaal 35% van het vloeroppervlak van de woning met inbegrip van gerealiseerde aan- en uitbouwen en bijgebouwen, met een maximum van 50 m² mag worden gebruikt voor aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteiten, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - webwinkel', waar het vloeroppervlak in gebruik voor de webwinkel/internetdetailhandel en voor aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteiten samen maximaal 50 m² mag bedragen;
  • b. degene die de activiteiten in de woning of het bijgebouw zal uitvoeren dient tevens de bewoner van de woning te zijn;
  • c. het gebruik mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de verkeersontsluitings- en parkeersituatie ter plaatse;
  • d. de activiteit dient qua aard, omvang en uitstraling te passen in een woonomgeving;
  • e. de activiteit mag niet vergunningplichtig ingevolge de Wet milieubeheer zijn;
  • f. er mag geen detailhandel plaatsvinden, uitgezonderd een beperkte verkoop als ondergeschikte activiteit en wel in verband met de activiteit.
14.4.2 Verboden gebruik

Onder gebruiken in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan het gebruik:

  • a. van (vrijstaande) bijgebouwen voor zelfstandige bewoning;
  • b. van ruimten binnen een woning en/of bijgebouwen voor de uitoefening van een publieksaantrekkende beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis;
  • c. als seksinrichting.
  • d. voor recreatie;
  • e. voor ondergronds bouwen buiten het bouwvlak;
  • f. van gronden voor de naar de weg gekeerde bouwgrens voor het stallen van voertuigen, caravans en dergelijke, anders dan op een oprit.
14.4.3 Webwinkel / internetdetailhandel

Het uitoefenen van een webwinkel / internetdetialhandel is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - webwinkel', mits daarbij aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. de oppervlakte van de ruimte in gebruik voor de webwinkel / internetdetailhandel bedraagt maximaal 30 m²;
  • b. er mag uitsluitend detailhandel in producten gekweekt in de aangrenzende kwekerij plaatsvinden;
  • c. de publieksaantrekkende werking mag niet leiden tot meer dan 10 klanten per week;
  • d. de detailhandel mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de verkeersontsluitings- en parkeersituatie ter plaatse; de benodigde parkeerplaatsen dienen op eigen terrein gerealiseerd te worden.
14.5 Afwijken van de gebruiksregels
14.5.1 Recreatieve voorzieningen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in artikel 14.4.2 voor de aanleg van recreatieve voorzieningen, mits:

  • a. de recreatieve voorziening wordt aangelegd ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen';
  • b. de recreatieve voorziening onderdeel uitmaakt van de tuin naar verschijningsvorm, oppervlakte en gebruiksmogelijkheden;
  • c. verlichtingsmasten niet worden toegestaan;
  • d. de kortste afstand van de recreatieve voorziening tot de zijdelingse perceelsgrens en achterperceelgrens minimaal 5,00 meter bedraagt.
14.5.2 Publiekaantrekkende beroeps- of bedrijfsactiviteit

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in artikel 14.4.2, voor het binnen een woning en/of bijgebouwen toestaan van een publieksaantrekkende beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis, maximaal 35% van het vloeroppervlak van de woning met inbegrip van gerealiseerde aan- en uitbouwen en bijgebouwen, met een maximum van 50 m² mag worden gebruikt voor publieksaantrekkende beroeps- of bedrijfsactiviteiten aan huis;

  • a. maximaal 35% van het vloeroppervlak van de woning met inbegrip van gerealiseerde aan- en uitbouwen en bijgebouwen, met een maximum van 50 m² mag worden gebruikt voor publieksaantrekkende beroeps- of bedrijfsactiviteiten aan huis;
  • b. degene die de activiteiten in de woning of het bijgebouw zal uitvoeren, dient tevens de bewoner van de woning te zijn;
  • c. het gebruik niet mag leiden tot een onevenredige aantasting van de verkeersontsluitings- en parkeersituatie ter plaatse;
  • d. de activiteit qua aard, omvang en uitstraling dient te passen in een woonomgeving;
  • e. de activiteit niet vergunningplichtig mag zijn ingevolge de Wet milieubeheer;
  • f. er geen detailhandel mag plaatsvinden, uitgezonderd een beperkte verkoop als ondergeschikte activiteit en wel in verband met de activiteit.
14.5.3 Huisvesting anders dan een huishouden

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in artikel 14.4.2, voor het binnen een woning en/of bijgebouwen toestaan van:

  • 1. de huisvesting van maximaal 4 personen in onzelfstandige wooneenheden (kamerverhuur);
  • 2. tijdelijke huisvesting in de vorm van logies aan maximaal 6 arbeidsmigranten;
  • 3. de huisvesting van maximaal 8 ouderen, al dan niet met inbegrip van begeleiding en toezicht;
  • 4. de huisvesting van maximaal 8 personen met een lichamelijke of verstandelijke beperking, een psychiatrisch ziektebeeld of psychosociale problemen dan wel de huisvesting van maximaal 8 personen die tijdelijke opvang behoeven, al dan niet met inbegrip van begeleiding en toezicht, dit alles gericht op zelfstandige bewoning,

mits:

  • a. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en bedrijven;
  • b. het gebruik niet mag leiden tot een onevenredige aantasting van de verkeersontsluitings- en parkeersituatie ter plaatse;
  • c. de activiteit qua aard, omvang en uitstraling dient te passen in de woonomgeving.
14.5.4 Bed & breakfast

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in artikel 14.4.2, ten behoeve van de vestiging van een bed & breakfast tot maximaal 2 slaapplaatsen, mits:

  • a. de vloeroppervlakte aan logeereenheden en zelfstandige sanitaire voorzieningen niet meer bedraagt dan 50 m²;
  • b. het gebruik ten behoeve van de vestiging van een bed & breakfast gekoppeld en ondergeschikt is aan de woonfunctie ter plaatse;
  • c. de woning als zodanig herkenbaar blijft;
  • d. de bed & breakfastvoorziening:
    • 1. binnen de bestaande bebouwing wordt gerealiseerd;
    • 2. door de bouwkundige opzet, indeling en maatvoering niet kan functioneren als een zelfstandige woning. Een aparte kookgelegenheid bij de voorziening is niet toegestaan;
    • 3. de parkeerbalans in de directe omgeving niet nadelig beïnvloedt;
    • 4. geen onevenredige nadelige gevolgen oplevert voor het woon- en leefklimaat van omwonenden en de bedrijfsvoering van omliggende bedrijven.
14.5.5 Zelfstandige praktijkruimte

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde dat degene die de publieksaantrekkende beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis in de woning of het bijgebouw uitvoert ook de bewoner van de woning is, mits:

  • a. het gebruik niet mag leiden tot een onevenredige aantasting van de verkeersontsluitings- en parkeersituatie ter plaatse;
  • b. de activiteit qua aard, omvang en uitstraling dient te passen in een woonomgeving;
  • c. de activiteit niet vergunningplichtig mag zijn ingevolge de Wet milieubeheer;
  • d. er geen detailhandel mag plaatsvinden, uitgezonderd een beperkte verkoop als ondergeschikte activiteit en wel in verband met de activiteit.
14.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde en van werkzaamheden
14.6.1 Vergunningplicht

Het is verboden op of in de als 'Wonen' aangewezen gronden ter plaatse van de aanduiding 'groenblauwe mantel' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het verwijderen van houtgewas en het vellen of rooien van houtopstanden.
14.6.2 Uitzonderingen

Het bepaalde in artikel 14.6.1 is niet van toepassing voor:

  • a. normale onderhoudswerkzaamheden;
  • b. werken of werkzaamheden van ondergeschikte betekenis;
  • c. werken of werkzaamheden die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan in uitvoering zijn of krachtens een voor dat tijdstip verleende (omgevings)vergunning of anderszins mogen worden uitgevoerd.
14.6.3 Toelaatbaarheid

De werken of werkzaamheden als bedoeld in artikel 14.6.1 zijn slechts toelaatbaar indien door die werken of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct hetzij indirect te verwachten gevolgen voor de in artikel 14.1 genoemde waarden en doeleinden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor herstel van de bedoelde waarden, niet wezenlijk worden of kunnen worden verkleind.

Artikel 15 Leiding - Gas

15.1 Bestemmingsomschrijving
15.1.1

De op de verbeelding als zodanig aangewezen gronden zijn mede bestemd voor de aanleg en instandhouding van ondergrondse hoge druk gastransportleidingen (inclusief voorzieningen) met de daarbij behorende belemmeringenstroken.

15.1.2

De regels van deze dubbelbestemming gelden primair ten opzichte van de regels van iedere andere bestemming, waarmee deze dubbelbestemming samenvalt.

15.2 Bouwregels

Op of in de in 15.1.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de leiding(en) worden gebouwd. Overige gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn niet toegestaan uit oogpunt van externe veiligheid en energieleveringszekerheid.

15.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels voor het bouwen overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemming(en) indien de veiligheid van de betrokken leiding niet wordt geschaad en vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de betrokken leidingexploitant. Een omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen kwetsbare objecten worden toegelaten.

15.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het opslaan van goederen, met uitzondering het opslaan van goederen t.b.v. van inspectie en onderhoud van de gastransportleiding.
15.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
15.5.1 Vergunningsplicht

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Leiding - Gas zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanbrengen en rooien van diepwortelende beplantingen en bomen;
  • b. het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • c. het indrijven van voorwerpen in de bodem, zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair;
  • d. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
  • e. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren.
15.5.2 Uitzonderingen vergunningsplicht

Het onder 15.5.1 genoemde verbod is niet van toepassing op werken en/of werkzaamheden:

  • a. die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • b. die het normale onderhoud ten aanzien van de leiding en belemmeringenstrook of ten aanzien van de functies van de andere voorkomende bestemming(en) betreffen;
  • c. zijnde graafwerkzaamheden als bedoeld in de Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten;
  • d. die mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.
15.5.3 Toepassingscriteria

Een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden kan worden verleend indien de betreffende werken en/of werkzaamheden de belangen van de leiding niet schaden.

15.5.4 Advies

Alvorens te beslissen op een aanvraag om een omgevingsvergunning, als bedoeld in 15.5.1, wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de leidingbeheerder omtrent de vraag of door de voorgenomen werken of werkzaamheden de belangen van de leiding niet worden geschaad en welke voorwaarden gesteld dienen te worden om eventuele schade te voorkomen.

Artikel 16 Leiding - Hoogspanningsverbinding

16.1 Bestemmingsomschrijving
16.1.1

De voor 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' bestemde gronden zijn, in afwijking van alle andere bepalingen, primair bestemd voor aanleg, aanpassing, het beheer en instandhouding van een hoogspanningsverbinding, met de daarbij behorende veiligheidszone en masten en (veiligheids)voorzieningen.

16.1.2

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de overige aangewezen dubbelbestemmingen, bestemmingen en aanduidingen, zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 33.2.

16.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 16.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  • b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag – met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels – uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
16.3 Afwijken van de bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van lid 16.2 onder b, met dien verstande dat:

  • a. de bij de betrokken bestemming(en) behorende bouwregels in acht worden genomen;
  • b. het belang van de leiding(en) niet onevenredig wordt geschaad;
  • c. schriftelijk advies is ingewonnen bij de betrokken leidingexploitant.
16.4 Specifieke gebruiksregels

Het opslaan van goederen, met uitzondering van het opslaan van goederen ten behoeve van inspectie en onderhoud van de hoogspanningsleiding, is niet toegestaan, tenzij hiervoor toestemming is gegeven door de leidingbeheerder.

16.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
16.5.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Leiding - Hoogspanningsverbinding 2 zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanbrengen en/of rooien van hoogopgaande beplantingen en bomen;
  • b. het opslaan van materialen of stoffen, die onder bepaalde omstandigheden gevaar van brand of explosie kunnen opleveren;
  • c. het wijzigen van maaiveld- of weghoogte;
  • d. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van (reeds bestaande) watergangen;
  • e. het aanbrengen en/of slopen van bovengrondse constructies, installaties, opstallen op apparatuur anders dan ten dienste van de in artikel 16.1.1 omschreven bestemming;
  • f. het aanleggen van wegen en parkeergelegenheden.
16.5.2 Uitzonderingen op het uitvoeringsverbod

Het verbod van lid 16.5.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarvoor een omgevingsvergunning is verleend, zoals in lid 16.3 bedoeld;
  • b. normaal onderhoud en beheer ten aanzien van de leiding en belemmeringenstrook of ten aanzien van de functies van de andere voorkomende bestemming(en) betreffen;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan.
16.5.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning

De werken en werkzaamheden, zoals in lid 16.5.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien uit het verkregen schriftelijk advies van de netbeheerder is gebleken dat het leidingbelang daardoor niet onevenredig wordt geschaad.

Artikel 17 Leiding - Riool

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Riool' aangewezen gronden zijn – behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) – mede bestemd voor een rioolleiding.

17.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 17.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  • b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag – met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels – uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
17.3 Afwijken van de bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van lid 17.2 onder b, met dien verstande dat:

  • a. de bij de betrokken bestemming(en) behorende bouwregels in acht worden genomen;
  • b. het belang van de leiding(en) niet onevenredig wordt geschaad;
  • c. advies is ingewonnen bij de betrokken leidingexploitant.
17.4 Specifieke gebruiksregels

Het opslaan van goederen, met uitzondering van het opslaan van goederen ten behoeve van inspectie en onderhoud van de rioolleiding, is niet toegestaan, tenzij hiervoor toestemming is gegeven door de leidingbeheerder.

17.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
17.5.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Leiding - Riool' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • b. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en bomen;
  • c. het vellen of rooien van houtgewas;
  • d. het aanleggen van andere kabels en leidingen dan in de bestemmingsomschrijving is aangegeven, en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • e. het indrijven van voorwerpen in de bodem;
  • f. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
  • g. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren.
17.5.2 Uitzonderingen op het uitvoeringsverbod

Het verbod van lid 17.5.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarvoor een omgevingsvergunning is verleend, zoals in lid 17.3 bedoeld;
  • b. normaal onderhoud en beheer ten aanzien van de leiding en belemmeringenstrook of ten aanzien van de functies van de andere voorkomende bestemming(en) betreffen;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan.
17.5.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning

De werken en werkzaamheden, zoals in lid 17.5.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien het leidingbelang daardoor niet onevenredig wordt geschaad.

Artikel 18 Waarde - Archeologisch waardevol

18.1 Bestemmingsomschrijving
18.1.1

De voor 'Waarde - Archeologisch waardevol' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor instandhouding en bescherming van de in de grond aanwezige archeologische waarden.

18.1.2

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de overige aangewezen dubbelbestemmingen, bestemmingen en aanduidingen, zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 33.2.

18.2 Bouwregels

Binnen gronden, die zijn aangewezen voor 'Waarde - Archeologisch waardevol', is het niet toegestaan te bouwen, met uitzondering van:

  • a. verbouw en/of nieuwbouw van bestaande gebouwen, voor zover bij de bouw de bestaande oppervlakte van het gebouw niet wordt vergroot of ruimtelijk gewijzigd en voor zover bij de bouw geen grondwerkzaamheden worden uitgevoerd dieper dan 0,3 meter ten opzichte van het maaiveld;
  • b. de bouw van een bijgebouw van of uitbreiding van een bestaand hoofdgebouw met ten hoogste 100 m²;
  • c. bouwwerken ten dienste van de in artikel 18.1.1 genoemde doeleinden en ten dienste van een overige aan deze gronden toegekende bestemming, voor zover bij de bouw geen grondwerkzaamheden worden uitgevoerd dieper dan 0,3 meter ten opzichte van het maaiveld en met een oppervlakte van ten hoogse 100 m².
18.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen aan de plaats, de fundering en de afmetingen van bouwwerken, voor zover die worden gebouwd op of, binnen een afstand van 30 m tot gebieden, die op de verbeelding zijn aangeduid als 'Waarde - Archeologisch waardevol', zulks ter voorkoming van onevenredige aantasting van het zicht op en de landschappelijke inpassing van de betreffende waardevolle terreinen, maar ook omdat de exacte begrenzingen van archeologische terreinen niet in alle gevallen vaststaan.

18.4 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in artikel 18.2 voor bouwwerken ten behoeve van samenvallende bestemmingen, mits uit archeologisch onderzoek, zoals gesteld in de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie, blijkt dat de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld. In het belang van de archeologische monumentenzorg kunnen aan de omgevingsvergunning de volgende verplichtingen worden verbonden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • c. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
18.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
18.5.1 Vergunningplicht

Het is verboden op of in de voor 'Waarde - Archeologisch waardevol' aangewezen gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag, de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren, over een oppervlakte van 100 m² of meer:

  • a. het uitvoeren van graafwerkzaamheden en/of grondbewerkingen, het roeren en omwoelen van gronden, dieper dan 0,3 meter onder maaiveld, waaronder begrepen het aanleggen van drainage;
  • b. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en het rooien van diepwortelende beplantingen, waarbij de stobben worden verwijderd;
  • c. het ophogen en egaliseren van gronden;
  • d. het verlagen van het waterpeil;
  • e. het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op andere wijze indrijven van objecten in de bodem;
  • f. het graven, verbreden en verdiepen van sloten, vijvers en andere wateren;
  • g. het omzetten van gras- of akkerland in een teelt waarbij grond wordt afgevoerd, waartoe gerekend wordt boomteelt en graszodenteelt;
  • h. het aanbrengen van ondergrondse transportleidingen en de daarmee verband houdende constructies;
  • i. het slopen van gebouwen en het verwijderen van funderingen waarbij grondroering plaatsvindt dieper dan 0,3 meter onder maaiveld.
18.5.2 Uitzonderingen

Het bepaalde in artikel 18.5.1 is niet van toepassing op het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden:

  • a. in het kader van archeologisch onderzoek en het doen van opgravingen, mits verricht door een ter zake deskundige;
  • b. waarmee is of mag worden begonnen op het tijdstip van onherroepelijk worden van het bestemmingsplan.
  • c. het normale onderhoud en beheer betreffende.

Het bepaalde in artikel 18.5.1 ter zake vrijstelling voor werken, geen bouwwerk zijnde, en/of werkzaamheden over een oppervlakte van minder dan 100 m² geldt niet indien voor de datum van voorgenomen werken of werkzaamheden een vrijstelling van aanlegvergunning is verleend voor aangrenzende terreinen of terreinen op een afstand van minder dan 25 m van het onderhavige terrein.

18.5.3 Toepassingscriteria

De werken of werkzaamheden als bedoeld in artikel 18.5.1 zijn slechts toelaatbaar indien:

  • a. door die werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, één of meer archeologische waarden van de betreffende gronden, niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind, en
  • b. vooraf door aanvrager van de aanlegvergunning een rapport op basis van de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie is overgelegd waaruit blijkt dat in de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld dat:
    • 1. de archeologische waarden in voldoende mate zijn zeker gesteld; of
    • 2. er geen archeologische waarden aanwezig zijn; of
    • 3. de archeologische waarden hierdoor niet (in geval van op de plankaart aangegeven - hoge archeologische waarden) of niet onevenredig worden geschaad.
18.5.4 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning

Alvorens een omgevingsvergunning te verlenen als bedoeld in artikel 18.5.1 winnen burgemeester en wethouders advies in van een door hen aan te wijzen ter zake deskundige. Indien burgemeester en wethouders afwijken van een in de vorige zin bedoelde advies kan een omgevingsvergunning slechts worden verleend, indien vooraf van gedeputeerde staten de verklaring is ontvangen, dat zij tegen het verlenen van de vergunning geen bezwaar hebben.

18.6 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en Wethouders kunnen de bestemming wijzigen door de bestemming 'Waarde - Archeologisch waardevol', als bedoeld in 18.1:

  • a. qua ligging te verschuiven, danwel
  • b. qua omvang te vergroten of te verkleinen, danwel
  • c. te verwijderen,

voor zover de geconstateerde aanwezigheid of afwezigheid van archeologische waarden, in voorkomend geval na beëindiging van opgravingen, daartoe aanleiding geeft. Alvorens een wijziging wordt uitgevoerd wordt archeologisch advies ingewonnen.

Artikel 19 Waarde - Archeologie hoog

19.1 Bestemmingsomschrijving
19.1.1

De voor 'Waarde - Archeologie hoog' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor instandhouding en bescherming van de in de grond verwachte archeologische waarden.

19.1.2

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de overige aangewezen dubbelbestemmingen, bestemmingen en aanduidingen, zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 33.2.

19.2 Bouwregels

Binnen gronden, die zijn aangewezen voor 'Waarde - Archeologie hoog', is het niet toegestaan te bouwen, met uitzondering van:

  • a. verbouw en/of nieuwbouw van bestaande gebouwen, voor zover bij de bouw de bestaande oppervlakte van het gebouw niet wordt vergroot of ruimtelijk gewijzigd en voor zover bij de bouw geen grondwerkzaamheden worden uitgevoerd dieper dan 0,3 meter (0,5 meter bij esdek) ten opzichte van het maaiveld;
  • b. de bouw van een bijgebouw van of uitbreiding van een bestaand hoofdgebouw met ten hoogste 500 m²;
  • c. bouwwerken ten dienste van de in artikel 19.1.1 genoemde doeleinden en ten dienste van een overige aan deze gronden toegekende bestemming, voor zover bij de bouw geen grondwerkzaamheden worden uitgevoerd dieper dan 0,3 meter (0,5 meter bij esdek) ten opzichte van het maaiveld en met een oppervlakte van ten hoogste 500 m².
19.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen aan de plaats, de fundering en de afmetingen van bouwwerken, voor zover die worden gebouwd op of, binnen een afstand van 30 m tot gebieden, die op de verbeelding zijn aangeduid als 'Waarde - Archeologie hoog', zulks ter voorkoming van onevenredige aantasting van het zicht op en de landschappelijke inpassing van de betreffende waardevolle terreinen, maar ook omdat de exacte begrenzingen van archeologische terreinen niet in alle gevallen vaststaan.

19.4 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in artikel 19.2 voor bouwwerken ten behoeve van samenvallende bestemmingen, indien en voor zover met een archeologisch onderzoek is vastgesteld dat archeologische waarden daarmee niet onevenredig worden geschaad en in voldoende mate is gegarandeerd dat de middels archeologisch onderzoek vastgestelde archeologische waarden worden veiliggesteld door technische maatregelen of een archeologische opgraving. In het belang van de archeologische monumentenzorg kunnen aan de omgevingsvergunning de volgende verplichtingen worden verbonden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • c. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.

Alvorens een omgevingsvergunning wordt verleend, wordt archeologisch advies ingewonnen.

19.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
19.5.1 Vergunningplicht

Het is verboden op of in de voor 'Waarde - Archeologie hoog' aangewezen gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders, de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren, over een oppervlakte van 500 m² of meer:

  • a. het uitvoeren van graafwerkzaamheden en/of grondbewerkingen, het roeren en omwoelen van gronden, dieper dan 0,3 meter (0,5 meter bij esdek) onder maaiveld, waaronder begrepen het aanleggen van drainage;
  • b. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en het rooien van diepwortelende beplantingen, waarbij de stobben worden verwijderd;
  • c. het ophogen en egaliseren van gronden;
  • d. het verlagen van het waterpeil;
  • e. het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op andere wijze indrijven van objecten in de bodem;
  • f. het graven, verbreden en verdiepen van sloten, vijvers en andere wateren;
  • g. het omzetten van gras- of akkerland in een teelt waarbij grond wordt afgevoerd, waartoe gerekend wordt boomteelt en graszodenteelt;
  • h. het aanbrengen van ondergrondse transportleidingen en de daarmee verband houdende constructies;
  • i. het slopen van gebouwen en het verwijderen van funderingen waarbij grondroering plaatsvindt dieper dan 0,3 meter (0,5 meter bij esdek) onder maaiveld.
19.5.2 Uitzonderingen

Het bepaalde in artikel 19.5.1 is niet van toepassing op het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden:

  • a. in het kader van archeologisch onderzoek en het doen van opgravingen, mits verricht door een ter zake deskundige;
  • b. waarmee is of mag worden begonnen op het tijdstip van onherroepelijk worden van het bestemmingsplan.
  • c. het normale onderhoud en beheer betreffende.

Het bepaalde in artikel 19.5.1 ter zake vrijstelling voor werken, geen bouwwerk zijnde, en/of werkzaamheden over een oppervlakte van minder dan 500 m² geldt niet indien voor de datum van voorgenomen werken of werkzaamheden een vrijstelling van aanlegvergunning is verleend voor aangrenzende terreinen of terreinen op een afstand van minder dan 25 m van het onderhavige terrein.

19.5.3 Toepassingscriteria

De werken of werkzaamheden als bedoeld in artikel 19.5.1 zijn slechts toelaatbaar indien:

  • a. door die werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, één of meer archeologische waarden van de betreffende gronden, niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind, en
  • b. vooraf door aanvrager van de aanlegvergunning een rapport op basis van de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie is overgelegd waaruit blijkt dat in de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld dat:
    • 1. de archeologische waarden in voldoende mate zijn zeker gesteld; of
    • 2. er geen archeologische waarden aanwezig zijn; of
    • 3. de archeologische waarden hierdoor niet (in geval van op de plankaart aangegeven - hoge archeologische waarden) of niet onevenredig worden geschaad.
19.5.4 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning

Indien het niet mogelijk is de middels archeologisch onderzoek vastgestelde aanwezige archeologische waarden geheel of gedeeltelijk te behouden, wordt aan de omgevingsvergunning het voorschrift verbonden dat voorafgaand aan het uitvoeren van de werken en/of werkzaamheden een archeologische opgraving zal plaatsvinden of dat een archeologische begeleiding zal plaatsvinden.

Alvorens een omgevingsvergunning te verlenen als bedoeld in artikel 19.5.1 winnen burgemeester en wethouders advies in van een door hen aan te wijzen ter zake deskundige. Indien burgemeester en wethouders afwijken van een in de vorige zin bedoelde advies kan een omgevingsvergunning slechts worden verleend, indien vooraf van gedeputeerde staten de verklaring is ontvangen, dat zij tegen het verlenen van de vergunning geen bezwaar hebben.

19.6 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en Wethouders kunnen de bestemming wijzigen door de bestemming 'Waarde - Archeologie hoog', als bedoeld in 19.1:

voor zover de geconstateerde aanwezigheid of afwezigheid van archeologische waarden, in voorkomend geval na beëindiging van opgravingen, daartoe aanleiding geeft. Alvorens een wijziging wordt uitgevoerd wordt archeologisch advies ingewonnen.

Artikel 20 Waarde - Archeologie middelhoog

20.1 Bestemmingsomschrijving
20.1.1

De voor 'Waarde - Archeologie middelhoog' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor instandhouding en bescherming van de in de grond aanwezige archeologische waarden.

20.1.2

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de overige aangewezen dubbelbestemmingen, bestemmingen en aanduidingen, zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 33.2.

20.2 Bouwregels

Binnen gronden, die zijn aangewezen voor 'Waarde - Archeologie middelhoog', is het niet toegestaan te bouwen, met uitzondering van:

  • a. verbouw en/of nieuwbouw van bestaande gebouwen, voor zover bij de bouw de bestaande oppervlakte van het gebouw niet wordt vergroot of ruimtelijk gewijzigd en voor zover bij de bouw geen grondwerkzaamheden worden uitgevoerd dieper dan 0,3 meter (0,5 meter bij esdek) ten opzichte van het maaiveld;
  • b. de bouw van een bijgebouw van of uitbreiding van een bestaand hoofdgebouw met ten hoogste 2.500 m²;
  • c. bouwwerken ten dienste van de in artikel 20.1.1 genoemde doeleinden en ten dienste van een overige aan deze gronden toegekende bestemming, voor zover bij de bouw geen grondwerkzaamheden worden uitgevoerd dieper dan 0,3 meter (0,5 meter bij esdek) ten opzichte van het maaiveld en met een oppervlakte van ten hoogste 2.500 m².
20.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen aan de plaats, de fundering en de afmetingen van bouwwerken, voor zover die worden gebouwd op of, binnen een afstand van 30 m tot gebieden, die op de verbeelding zijn aangeduid als 'Waarde - Archeologie middelhoog', zulks ter voorkoming van onevenredige aantasting van het zicht op en de landschappelijke inpassing van de betreffende waardevolle terreinen, maar ook omdat de exacte begrenzingen van archeologische terreinen niet in alle gevallen vaststaan.

20.4 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in artikel 20.2 voor bouwwerken ten behoeve van samenvallende bestemmingen, indien en voor zover met een archeologisch onderzoek is vastgesteld dat archeologische waarden daarmee niet onevenredig worden geschaad en in voldoende mate is gegarandeerd dat de middels archeologisch onderzoek vastgestelde archeologische waarden worden veiliggesteld door technische maatregelen of een archeologische opgraving. In het belang van de archeologische monumentenzorg kunnen aan de omgevingsvergunning de volgende verplichtingen worden verbonden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • c. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.

Alvorens een omgevingsvergunning wordt verleend, wordt archeologisch advies ingewonnen.

20.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
20.5.1 Vergunningplicht

Het is verboden op of in de voor 'Waarde - Archeologie middelhoog' aangewezen gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders, de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren, over een oppervlakte van 2.500 m² of meer:

  • a. het uitvoeren van graafwerkzaamheden en/of grondbewerkingen, het roeren en omwoelen van gronden, dieper dan 0,3 meter (0,5 meter bij esdek) onder maaiveld, waaronder begrepen het aanleggen van drainage;
  • b. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en het rooien van diepwortelende beplantingen, waarbij de stobben worden verwijderd;
  • c. het ophogen en egaliseren van gronden;
  • d. het verlagen van het waterpeil;
  • e. het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op andere wijze indrijven van objecten in de bodem;
  • f. het graven, verbreden en verdiepen van sloten, vijvers en andere wateren;
  • g. het omzetten van gras- of akkerland in een teelt waarbij grond wordt afgevoerd, waartoe gerekend wordt boomteelt en graszodenteelt;
  • h. het aanbrengen van ondergrondse transportleidingen en de daarmee verband houdende constructies;
  • i. het slopen van gebouwen en het verwijderen van funderingen waarbij grondroering plaatsvindt dieper dan 0,3 meter (0,5 meter bij esdek) onder maaiveld.
20.5.2 Uitzonderingen

Het bepaalde in artikel 20.5.1 is niet van toepassing op het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden:

  • a. in het kader van archeologisch onderzoek en het doen van opgravingen, mits verricht door een ter zake deskundige;
  • b. waarmee is of mag worden begonnen op het tijdstip van onherroepelijk worden van het bestemmingsplan.
  • c. het normale onderhoud en beheer betreffende.

Het bepaalde in artikel 20.5.1 ter zake vrijstelling voor werken, geen bouwwerk zijnde, en/of werkzaamheden over een oppervlakte van minder dan 2.500 m² geldt niet indien voor de datum van voorgenomen werken of werkzaamheden een vrijstelling van aanlegvergunning is verleend voor aangrenzende terreinen of terreinen op een afstand van minder dan 25 m van het onderhavige terrein.

20.5.3 Toepassingscriteria

De werken of werkzaamheden als bedoeld in artikel 20.5.1 zijn slechts toelaatbaar indien:

  • a. door die werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, één of meer archeologische waarden van de betreffende gronden, niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind, en
  • b. vooraf door aanvrager van de aanlegvergunning een rapport op basis van de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie is overgelegd waaruit blijkt dat in de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld dat:
    • 1. de archeologische waarden in voldoende mate zijn zeker gesteld; of
    • 2. er geen archeologische waarden aanwezig zijn; of
    • 3. de archeologische waarden hierdoor niet (in geval van op de plankaart aangegeven - hoge archeologische waarden) of niet onevenredig worden geschaad.
20.5.4 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning

Indien het niet mogelijk is de middels archeologisch onderzoek vastgestelde aanwezige archeologische waarden geheel of gedeeltelijk te behouden, wordt aan de omgevingsvergunning het voorschrift verbonden dat voorafgaand aan het uitvoeren van de werken en/of werkzaamheden een archeologische opgraving zal plaatsvinden of dat een archeologische begeleiding zal plaatsvinden.

Alvorens een omgevingsvergunning te verlenen als bedoeld in artikel 20.5.1 winnen burgemeester en wethouders advies in van een door hen aan te wijzen ter zake deskundige. Indien burgemeester en wethouders afwijken van een in de vorige zin bedoelde advies kan een omgevingsvergunning slechts worden verleend, indien vooraf van gedeputeerde staten de verklaring is ontvangen, dat zij tegen het verlenen van de vergunning geen bezwaar hebben.

20.6 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en Wethouders kunnen de bestemming wijzigen door de bestemming 'Waarde - Archeologie middelhoog', als bedoeld in 20.1:

voor zover de geconstateerde aanwezigheid of afwezigheid van archeologische waarden, in voorkomend geval na beëindiging van opgravingen, daartoe aanleiding geeft. Alvorens een wijziging wordt uitgevoerd wordt archeologisch advies ingewonnen.

Artikel 21 Waarde - Beschermd stads- en dorpsgezicht

21.1 Bestemmingsomschrijving
21.1.1 Algemeen

De voor 'Waarde - Beschermd stads- en dorpsgezicht' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor behoud, herstel en ontwikkeling van de binnen het beschermd stads- en dorpsgezicht voorkomende, dan wel daaraan eigen cultuurhistorische waarden. Deze cultuurhistorische waarden worden bepaald door de herkenbaarheid van de volgende elementen:

  • a. algemene structuren. Een in gave staat verkerende historische stedebouwkundige stuctuur, deels daterend uit de tweede helft van de 19de eeuw, echter mede bepaald door oudere wegenstructuren;
  • b. straten en pleinen. Situering, verloop en profiel van Stationsweg, Eeneind, Kruisakker en de wegen en paden rondom de dierenweide aan de westzijde van het gebied, die de historische hoofdwegen vormen binnen de stedebouwkundige structuur van het gebied;
  • c. verkavelingsstructuren:
    • 1. begrenzing van kavels, grotendeels van de 19de-eeuwse oorsprong;
    • 2. invulling kavels met panden omgeven door tuinen;
  • d. bouwkundige objecten. Karakteristiek zijn alle in hoofdvorm naar de functionele en ruimtelijke ontwikkelingsgeschiedenis van het gebied verwijzende bouwkundige objecten of relicten hiervan. Hierin worden onderscheiden: gemeentelijke monumenten en overige historische, maar niet monumentale bebouwing, die in verschijningsvorm, type en aanschaal aansluit op de historische bebouwingskarakteristiek. De bebouwing is van kleinschalig industrieel karakter, villa's en voormalig koffiehuis;
  • e. groenelementen/tuinen/erfafscheidingen/overigen:
    • 1. alle op de kaart als waardevolle bomen' aangeduide groenelementen;
    • 2. laanbeplanting langs de Stationsweg, en karakteristieke grasbermen langs alle straten in het gebied;
    • 3. grotere groepen historische groenelementen in openbare ruimten (in bermen en tussen Stationsweg en spoorbaan) en private ruimten (tuinen, dierenweide en percelen tussen Stationsweg en spoorbaan);
    • 4. historische erfafscheidingen in de vorm van hagen, verspreid over het gebied.
21.1.2 Voorrangsregeling

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de overige aangewezen dubbelbestemmingen, bestemmingen en aanduidingen, zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 33.2.

21.2 Bouwregels

Op de voor 'Waarde - Beschermd stads- en dorpsgezicht' aangewezen gronden gelden voor het bouwen de volgende regels:

  • a. de bestaande bouwwijze mag niet worden veranderd;
  • b. de bestaande situering en hoofdvormgeving van hoofdgebouwen mogen niet worden gewijzigd;
  • c. voor het overige geldt de bebouwingsregeling als opgenomen in de onderliggende bestemming.
21.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen, ten behoeve van de instandhouding van de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden, nadere eisen stellen aan plaats en afmetingen van de bebouwing.

21.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 21.2 onder b teneinde de bestaande hoofdvormgeving te veranderen, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de ruimtelijke en bouwkundige uitstraling van het pand;
  • b. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de ruimtelijke uitstraling van het in de nabijheid gelegen hoofdgebouw, gelegen binnen deze bestemming;
  • c. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van het stedenbouwkundig en landschappelijk karakter en de bouwkundige samenhang;

met dien verstande dat met betrekking tot de toetsing aan deze voorwaarden advies is ingewonnen bij de Monumentencommissie.

21.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
21.5.1 Vergunningplicht

Het is verboden op of in de als 'Waarde - Beschermd stads- en dorpsgezicht' aangewezen gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • b. het verwijderen van onverharde wegen of paden;
  • c. het aanbrengen van bomen of andere opgaande beplanting;
  • d. het aanleggen of aanplanten van landschapselementen;
  • e. het indrijven van voorwerpen in de bodem;
  • f. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
  • g. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren.
21.5.2 Uitzonderingen

Het bepaalde in artikel 21.5.1 is niet van toepassing voor:

  • a. normale onderhoudswerkzaamheden;
  • b. werken of werkzaamheden van ondergeschikte betekenis;
  • c. werken of werkzaamheden binnen het kader van het normale bodemgebruik;
  • d. werken en/of werkzaamheden, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan, in uitvoering zijn, dan wel krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde vergunning, ontheffing of anderszins mogen worden uitgevoerd;
  • e. werken of werkzaamheden, gericht op de instandhouding van het beschermd stads- en dorpsgezicht.
21.5.3 Toelaatbaarheid

De werken of werkzaamheden als bedoeld in 21.5.1 zijn slechts toelaatbaar indien:

  • a. door die werken of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct hetzij indirect te verwachten gevolgen de in 21.1 genoemde waarden en doeleinden niet onevenredig worden aangetast dan wel de mogelijkheden voor het herstel van de eerstbedoelde waarden niet wezenlijk worden of kunnen worden verkleind.
  • b. advies is ingewonnen bij de Monumentencommissie.
21.6 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
21.6.1 Vergunningplicht

Het is verboden op of in de als 'Waarde - Beschermd stads- en dorpsgezicht' aangewezen gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het geheel of gedeeltelijk slopen van gebouwen.
21.6.2 Uitzonderingen

Het bepaalde in artikel 21.6.1 is niet van toepassing voor:

  • a. normale onderhoudswerkzaamheden;
  • b. werken of werkzaamheden van ondergeschikte betekenis;
  • c. werken en/of werkzaamheden, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan, in uitvoering zijn, dan wel krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde vergunning, ontheffing of anderszins mogen worden uitgevoerd.
21.6.3 Toelaatbaarheid

De werken of werkzaamheden als bedoeld in 21.6.1 zijn slechts toelaatbaar indien:

  • a. de karakteristieke hoofdvorm niet langer aanwezig is en niet zonder ingrijpende wijzigingen aan het pand kan worden hersteld;
  • b. de karakteristieke hoofdvorm niet te handhaven is;
  • c. het betreft delen van een pand of bijgebouwen, die op zichzelf niet als karakteristiek vallen aan te merken, en door sloop daarvan geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de karakteristieke hoofdvorm;
  • d. advies is ingewonnen bij de Monumentencommissie.

Artikel 22 Waarde - Waardevolle bomen

22.1 Bestemmingsomschrijving
22.1.1 Algemeen

De voor 'Waarde - Waardevolle bomen' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud van waardevolle en bijzondere boombeplantingen zoals deze zijn aangegeven op de gemeentelijke lijst van waardevolle en bijzondere bomen, voor zover en zolang aanwezig.

22.1.2 Voorrangsregeling

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de overige aangewezen dubbelbestemmingen, bestemmingen en aanduidingen, zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 33.2.

22.2 Bouwregels

Op de voor 'Waarde - Waardevolle bomen' aangewezen gronden mag niet worden gebouwd, behoudens indien een vergunning voor het kappen of vellen van de betreffende boom/bomen onherroepelijk rechtskracht heeft gekregen en er geen herplantplicht is opgelegd.

22.3 Afwijken van de bouwregels
22.3.1 Oprichten van bebouwing conform onderliggende bestemming

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in artikel 22.2 voor bebouwing zoals toegestaan ingevolge de ter plaatse aangewezen andere bestemmingen, indien wordt aangetoond dat door het bouwen en/of gebruik van de gronden de conditie, levensverwachting, groeiplaats en (beeld)kwaliteit van de boom/bomen niet worden aangetast.

22.3.2 Bomeneffectrapportage

Ten behoeve van het verlenen van de omgevingsvergunning kan het bevoegd gezag een bomeneffectrapportage verlangen, waaruit blijkt dat het bouwen geen onevenredig nadelige gevolgen heeft voor de levensvatbaarheid en de ruimtelijke, monumentale of ecologische waarden van de boom.

22.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
22.4.1 Vergunningsplichtige werken of werkzaamheden

Het is verboden op of in de voor 'Waarde - Waardevolle bomen' aangewezen gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het kappen van een waardevolle boom;
  • b. de aanleg van verhardingen/halfverhardingen ter plaatse van de kroonprojectie van een waardevolle boom;
  • c. het ophogen, afgraven en het egaliseren van de gronden ter plaatse van de kroonprojectie van een waardevolle boom.
22.4.2 Uitzonderingen

Het in artikel 22.4.1 gestelde is niet van toepassing voor:

  • a. normale onderhoudswerkzaamheden;
  • b. werken of werkzaamheden van ondergeschikte betekenis;
  • c. werken of werkzaamheden binnen het kader van het normale bodemgebruik;
  • d. werken en/of werkzaamheden, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan, in uitvoering zijn, dan wel krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde vergunning, ontheffing of anderszins mogen worden uitgevoerd;
  • e. werken of werkzaamheden, gericht op de instandhouding van waardevolle bomen.
22.4.3 Toelaatbaarheid

De werken of werkzaamheden als bedoeld in 22.4.1 zijn slechts toelaatbaar indien door die werken of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct hetzij indirect te verwachten gevolgen de in 22.1 genoemde waarden en doeleinden niet onevenredig worden aangetast dan wel de mogelijkheden voor het herstel van de eerstbedoelde waarden niet wezenlijk worden of kunnen worden verkleind.

Artikel 23 Waterstaat - Waterkering

23.1 Bestemmingsomschrijving
23.1.1

De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn – behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) – mede bestemd voor de waterkering.

23.1.2

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de overige aangewezen dubbelbestemmingen, bestemmingen en aanduidingen zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 33.2.

23.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op de gronden mogen ten behoeve van de in lid 23.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  • b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag – met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels – uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
23.3 Afwijken van de bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van lid 23.2 onder b, met dien verstande dat:

  • a. de bij de betrokken bestemming(en) behorende bouwregels in acht worden genomen;
  • b. het belang van de waterkering niet onevenredig wordt geschaad;
  • c. advies is ingewonnen bij de beheerder van de kering.
23.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
23.4.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Waterstaat - Waterkering zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het verzetten van grond op een diepte van meer dan 30 cm onder maaiveld;
  • b. de aanleg of vervanging van drainage, ongeacht de diepte;
  • c. het aanbrengen van oppervlakteverharding met een oppervlakte groter dan 50 m2;
  • d. het indrijven van voorwerpen in de bodem;
  • e. het wijzigen van het profiel van de waterkering;
  • f. het wijzigen van de bekleding van de waterkering;
  • g. het aanbrengen van diepwortelende of hoogopgaande beplantingen en bomen;
  • h. het graven van sleuven;
  • i. het aanleggen van andere kabels en leidingen en andere ondergrondse constructies.
23.4.2 Uitzonderingen op het uitvoeringsverbod

Het verbod van lid 23.4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarvoor een omgevingsvergunning is verleend, zoals in lid 23.3 bedoeld;
  • b. normaal onderhoud en beheer ten aanzien van de waterkering;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan.
23.4.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning

De werken en werkzaamheden, zoals in lid 23.4.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien het waterkeringsbelang daardoor niet onevenredig wordt geschaad en hierover advies is ingewonnen bij de beheerder van de kering.

Artikel 24 Waterstaat - Waterlopen

24.1 Bestemmingsomschrijving
24.1.1

De voor Waterstaat - Waterlopen' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor bescherming, beheer en onderhoud van primaire wateren, zoals watergangen en regenwaterbuffers, overeenkomstig de Keur van het waterschap.

24.1.2

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de overige aangewezen dubbelbestemmingen, bestemmingen en aanduidingen zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 33.2.

24.2 Bouwregels
24.2.1 Gebouwen

Op de voor 'Waterstaat - Waterlopen' aangewezen gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

24.2.2 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Op de voor 'Waterstaat - Waterlopen' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd, bouwwerken geen gebouw zijnde:

  • a. van geringe omvang welke noodzakelijk zijn voor het beheer en onderhoud van primaire wateren, met dien verstande dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, mag maximaal 3,50 meter bedragen.
24.3 Afwijken van de bouwregels
24.3.1 Bouwen van bouwwerken

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in artikel 24.2.2, voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde of gebouwen binnen de voor 'Waterstaat - Waterlopen' aangewezen gronden, met dien verstande dat:

  • a. het belang van het primaire water, gehoord het waterschap, niet onevenredig wordt aangetast;
  • b. bebouwing mogelijk is op grond van de onderliggende bestemming.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 25 Antidubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 26 Algemene bouwregels

26.1 Ondergronds bouwen

Kelders zijn uitsluitend toegestaan onder hoofdgebouwen, aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen, met dien verstande dat de kelders vloeistofdicht worden uitgevoerd en niet leiden tot een onevenredige aantasting van de waterhuishoudkundige natuurwaarden.

26.2 Dakkapellen
26.2.1 Bouwregels

Een dakkapel is als ondergeschikte toevoeging aan het dakvlak toegestaan, en verhoogt

de goothoogte niet, mits deze voldoet aan de volgende voorwaarden:

  • a. bij plaatsing op een zijdakvlak mag de afstand tot het voorerf niet minder bedragen dan 1,00 meter;
  • b. per woning mag het aantal dakkapellen op het betreffende dakvlak niet meer bedragen dan 2;
  • c. de totale breedte van dakkapellen op een naar de weg gekeerd dakvlak mag niet meer bedragen dan 2,70 m;
  • d. de afstand van een dakkapel tot een dakrand niet minder mag bedragen dan 0,50 m;
  • e. de afstand tussen 2 dakkapellen niet minder mag bedragen dan 1,00 m;
  • f. de dakkapel wordt plat afgedekt. Bij een dakhelling groter dan 45° is een aangekapte dakkapel toegestaan met een minimale dakhelling van 25º;
  • g. voor plat afgedekte dakkapellen gelden de volgende regels:
    • 1. de hoogte mag niet meer bedragen dan 1,75 meter;
  • h. voor aangekapte dakkapellen gelden de volgende regels:
    • 1. de afstand tussen de voet van de dakkapel en de gootlijn van de dakkapel mag niet meer bedragen dan 0,90 meter;
    • 2. de totale hoogte mag niet meer bedragen dan 50% van de in het verticale vlak geprojecteerde hoogte van het dakvlak;
    • 3. de breedte mag in totaal niet meer bedragen dan 50% van de breedte van het dakvlak.
26.2.2 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in artikel 26.2.1 onder c. teneinde dakkapellen met een grotere breedte tot te staan bij dakvlakken met een breedte groter dan 5,40 m, met dien verstande dat de totale breedte van dakkapellen niet meer mag bedragen dan 50% van de breedte van het betreffende dakvlak.

Artikel 27 Algemene nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de situering van bebouwing, een en ander ter voorkoming van een onevenredige aantasting van de cultuurhistorische waarden van monumenten en beeldbepalende panden.

Artikel 28 Algemene gebruiksregels

28.1 Gebruiksverbod

Het is verboden de gronden en bouwwerken in dit bestemmingsplan te gebruiken en/of te doen en/of laten gebruiken en/of in gebruik te geven op een wijze of tot een doel strijdig met de gegeven bestemming(en).

28.2 Verboden gebruik

Onder gebruiken in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor en/of als:

  • a. een seksinrichting of een daarmee vergelijkbaar bedrijf;
  • b. een coffeeshop, growshop, smartshop of een daarmee vergelijkbaar bedrijf;
  • c. straatprostitutie;
  • d. het houden van evenementen, uitgezonderd evenementen die zijn toegestaan op basis van deze regels, dan wel die mogelijk zijn gemaakt door middel van een op basis van deze regels verleende omgevingsvergunning voor het afwijken ten behoeve van het gebruik van gronden voor evenementen;
  • e. de plaatsing van kampeermiddelen of andere onderkomens, niet zijnde een bouwwerk in de zin van de Woningwet, een en ander met uitzondering van een normaal gebruik overeenkomstig de bestemming;
  • f. uitvaarthuizen, uitvaartcentra en/of begrafenisondernemers, voor zover het gaat om het opbaren en/of verzorgen van overledenen en het bieden van gelegenheid tot het nemen van afscheid van overledenen.

Artikel 29 Algemene aanduidingsregels

29.1 milieuzone - geurzone
29.1.1 Algemeen

Op de gronden gelegen binnen de aanduiding 'milieuzone - geurzone' mogen, ongeacht het bepaalde in de afzonderlijke bestemmingen, geen nieuwe geurgevoelige objecten worden gebouwd.

29.1.2 Afwijkingsbevoegdheid geurzone

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 29.1.1:

  • a. indien de aanwezige geurhinderlijke inrichting gesaneerd is, dan wel uit nader onderzoek is gebleken dat de aanwezige geurhinderlijke inrichting buiten werking is gesteld, of
  • b. indien uit nader onderzoek is gebleken dat de geurzone als gevolg van een wijziging in een geurhinderlijke inrichting kleiner is geworden.
29.2 overige zone - aardkundig waardevol gebied
29.2.1 Algemeen

Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - aardkundig waardevol gebied' strekt de bestemming mede tot de bescherming en veiligstelling van aardkundige waarden, zoals dalglooiingen, steilranden en bodemovergangen.

29.2.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen ter bescherming van de in lid 29.2.1 genoemde waarden uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  • b. ten behoeve van de onderliggende voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien de betrokken aardkundige waarden, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen regels te verbinden, gericht op het behoud van de aardkundige waarden;
  • c. het bepaalde in dit lid onder b is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid.
29.2.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Het is verboden op of in de voor 'overige zone - aardkundig waardevol gebied' aangewezen gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het uitvoeren van grondbewerkingen waartoe worden gerekend afgraven, egaliseren, ontginnen, ophogen en het diepploegen en diepwoelen van de bodem;
  • b. het verlagen of verhogen van het waterpeil;
  • c. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen;
  • d. het planten, verwijderen, kappen of rooien van bomen of andere opgaande beplanting.


Het hiervoor gestelde is niet van toepassing, indien de werken en werkzaamheden:

  • a. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarbij lid 29.2.2 onder b. in acht is genomen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan.


De werken en werkzaamheden als hiervoor bedoeld zijn slechts toelaatbaar, indien daardoor de aardkundige waarden zoals omschreven in lid 29.2.1 niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast.

29.3 overige zone - attentiegebied ecologische hoofdstructuur
29.3.1 Algemeen

Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - attentiegebied ecologische hoofdstructuur' mogen geen fysieke ingrepen worden uitgevoerd met een negatief effect op de waterhuishouding van het hierbinnen gelegen Natuur Netwerk Brabant.

29.3.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Het is verboden op of in de voor 'overige zone - attentiegebied ecologische hoofdstructuur' aangewezen gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het verzetten van grond van meer dan 100 m3 of op een diepte van meer dan 60 centimeter beneden maaiveld, voor zover geen vergunning is vereist op grond van de Ontgrondingenwet;
  • b. de aanleg van drainage ongeacht de diepte, tenzij het gaat om vervanging van een bestaande drainage;
  • c. het verlagen van de grondwaterstand anders dan door middel van het graven van sloten of het toepassen van drainagemiddelen, met uitzondering van grondwaterontrekkingen;
  • d. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen of verharde oppervlakten van meer dan 100 m2, anders dan een bouwwerk.

Het hiervoor gestelde is niet van toepassing voor:

  • a. normale onderhoudswerkzaamheden;
  • b. werken of werkzaamheden binnen het kader van het normale bodemgebruik;
  • c. werken en/of werkzaamheden, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan, in uitvoering zijn, dan wel krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde vergunning, ontheffing of anderszins mogen worden uitgevoerd.

De werken of werkzaamheden als hiervoor bedoeld zijn slechts toelaatbaar indien daarover vooraf advies wordt ingewonnen bij het betreffende waterschap.

29.4 overige zone - ecologische verbindingszone
29.4.1 Bouwregels

Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - ecologische verbindingszone' gelden in afwijking van de bouwregels uit hoofdstuk 2 met betrekking tot het oprichten van bouwwerken en het aanbrengen van verhardingen de volgende regels:

29.4.2 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in artikel 29.4.1 teneinde bebouwing op te richten en/of grotere oppervlakten aan verharding aan te brengen overeenkomstig de overige voor deze gronden geldende bestemmingen, mits de mogelijkheden voor de verwezenlijking, het behoud en het beheer van de ecologische verbindingszone daardoor niet onevenredig worden aangetast.

29.5 overige zone - groenblauwe mantel
29.5.1 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde of van werkzaamheden

Het is verboden op of in de voor 'overige zone - groenblauwe mantel' aangewezen gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het verwijderen van de bovenste bodemlaag / bodemlagen (afgraven);
  • b. het aanbrengen van leidingen en daarna weer terugbrengen van de grond, bestaande uit de oorspronkelijke toplaag en/of grond van elders;
  • c. het aanbrengen van drainagebuizen in de grond;
  • d. het bemalen van een of meerdere percelen (aanbrengen onderbemaling);
  • e. het aanleggen van sloten of greppels, verbreden en/of uitdiepen van bestaande sloten of greppels;
  • f. het dempen van sloten of greppels;
  • g. het planten van bomen en/of struiken;
  • h. het verwijderen van bomen en/of struiken (solitairen of in de vorm van bos, houtsingels, houtwallen).

Het hiervoor gestelde is niet van toepassing voor werken of werkzaamheden welke:

  • a. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, danwel van ondergeschikte betekenis zijn;
  • b. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende omgevingsvergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan;
  • c. binnen een bouwvlak plaatsvinden.

De werken of werkzaamheden als hiervoor bedoeld zijn slechts toelaatbaar indien:

  • a. de regels uit de desbetreffende bestemming in acht worden genomen;
  • b. advies is verkregen van de (water)beheerder van de betreffende gronden;
  • c. de volgende bepalingen in acht worden genomen:
    • 1. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
    • 2. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen niet onevenredig worden geschaad.
29.6 veiligheidszone - lpg
29.6.1 Verbod

Ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - lpg' mogen geen kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten, zoals genoemd in het Besluit externe veiligheid inrichtingen worden gerealiseerd.

29.6.2 Omgevingsvergunning

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 29.6.1, met dien verstande dat:

  • a. voldaan wordt aan de normen die gelden voor het plaatsgebonden risico;
  • b. indien sprake is van toename van het groepsrisico, hiervoor een verantwoording plaatsvindt.

Artikel 30 Algemene afwijkingsregels

30.1 10%-regeling

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van de in deze regels voorgeschreven minimale en/of maximale maten (hoogte, oppervlakte, inhoud etc.) en percentages tot maximaal 10% van die maten en percentages, met dien verstande dat dit niet geldt wanneer reeds op grond van deze regels een andere ontheffing is of kan worden verleend en mits dit geen onevenredige inbreuk maakt op het woon- en leefklimaat en/of de stedenbouwkundige kwaliteit van de omgeving.

Artikel 31 Algemene wijzigingsregels

31.1 Verschuiven bestemmingsgrenzen

Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen voor het in geringe mate, tot maximaal 2,00 meter, verschuiven van de bestemmingsgrenzen, mits dit noodzakelijk is, in verband met afwijkingen of onnauwkeurigheden op de kaart ten opzichte van de feitelijke situatie, voor zover daarmee wordt beoogd een zo goed mogelijke overeenstemming tussen het plan en de werkelijke toestand te bereiken.

Artikel 32 Algemene procedureregels

Bij het stellen van nadere eisen, worden in ieder geval de volgende procedureregels in acht genomen:

  • a. het ontwerp-besluit ligt, met de daarop betrekking hebbende stukken, gedurende twee weken voor belanghebbenden ter inzage ter gemeentesecretarie;
  • b. burgemeester en wethouders maken de terinzagelegging tevoren bekend in een of meer dag- of nieuwsbladen, die in de gemeente worden verspreid;
  • c. in deze kennisgeving wordt vermeld dat belanghebbenden gedurende de termijn van terinzagelegging schriftelijk zienswijzen omtrent de aanvraag of het ontwerpbesluit kunnen indienen bij burgemeester en wethouders;
  • d. indien tegen het ontwerpbesluit zienswijzen naar voren zijn gebracht, wordt het besluit met redenen omkleed;
  • e. burgemeester en wethouders delen aan hen die hun zienswijzen naar voren hebben gebracht de beslissing daaromtrent mede.

Artikel 33 Overige regels

33.1 Wettelijke regelingen

Indien en voor zover in deze regels wordt verwezen naar andere wettelijke regelingen, dienen deze regelingen te worden gelezen, zoals deze luidden op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan.

33.2 Voorrangsregels
33.2.1 Voorrang dubbelbestemming

In het geval van strijdigheid van belangen tussen een bestemming en een dubbelbestemming, met name aan de orde bij wijzigingsbevoegdheden, gaat het belang van de dubbelbestemming voor.

33.2.2 Onderlinge relatie dubbelbestemmingen

Ten aanzien van de onderlinge relatie tussen de dubbelbestemmingen geldt dat dubbelbestemmingen gericht op het instandhouden of ontwikkelen van het groene karakter en het voorkomen van bebouwing voorgaan boven dubbelbestemmingen met bebouwing.

In concreto wordt in afnemende mate prioriteit verleend aan de dubbelbestemming:

  • a. Waarde - Archeologisch waardevol;
  • b. Waarde - Archeologie hoog;
  • c. Waarde - Archeologie middelhoog;
  • d. Waarde - Beschermd stads- en dorpsgezicht;
  • e. Waterstaat - Waterlopen;
  • f. Leiding - Hoogspanningsverbinding;
  • g. Leiding - Gas
  • h. Leiding - Riool;
  • i. Waarde - Waardevolle bomen.
33.3 Parkeren en laden en lossen
33.3.1 Normen
  • a. Bij nieuwbouw, uitbreiding, verbouwing en/of functieverandering van een gebouw of een terrein, dan wel een gedeelte daarvan, dient de extra parkeerbehoefte als gevolg van deze ontwikkeling op eigen terrein te worden opgevangen, te weten in, op of onder dat gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort.
  • b. Bij de berekening van de ‘extra parkeerbehoefte’ als bedoeld onder a wordt een
    vergelijking gemaakt tussen de parkeerbehoefte in de bestaande situatie, voorafgaand aan de ontwikkeling, en de parkeerbehoefte in de nieuwe situatie, nadat de ontwikkeling is gerealiseerd.
    Daarbij wordt, voor zover beschikbaar gelet op de functie van het gebouw of terrein,
    uitgegaan van de parkeerkencijfers zoals vermeld in bijlage 3 bij deze regels (ontleend aan de CROW-publicatie 317 ‘Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie’). Daarbij dient de 'stedelijkheidsgraad' te worden bepaald aan de hand van 'Tabel 1' ('Stedelijkheidsgraad van Nederlandse gemeenten'). Daarbij dient de kolom te worden gehanteerd, die het meest representatief is voor de feitelijke situatie ter plaatse.
  • c. Indien bijlage 3 als genoemd onder b niet voorziet in kencijfers voor de
    betreffende functie van het gebouw of terrein in de bestaande of nieuwe situatie, dient los daarvan een onderbouwde berekening te worden gemaakt van de extra parkeerbehoefte als gevolg van de ontwikkeling.
  • d. Indien nieuwbouw, uitbreiding, verbouwing en/of functieverandering van een gebouw of een terrein leidt tot een (extra) behoefte aan ruimte voor het laden of lossen van goederen, dient hierin op het betreffende perceel te worden voorzien.
  • e. De parkeervoorzieningen, als bedoeld onder a tot en met c, en de ruimte voor laad- en losvoorzieningen, als bedoeld onder d, dienen na realisering in stand te worden gehouden.
33.3.2 Afwijking

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 31.3.1:

  • a. als het voldoen aan die bepaling voor een of meer belanghebbenden gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met die bepaling te dienen doelen;
  • b. als kan worden aangetoond dat voor de concreet voorgestane ontwikkeling met minder extra parkeerplaatsen kan worden volstaan;
  • c. als door de aard van de bebouwing fysiek geen ruimte beschikbaar is voor de benodigde parkeerplaatsen en/of ruimte voor laad- en losvoorzieningen op eigen terrein, mits:
    • 1. ter compensatie wordt voorzien in voldoende extra parkeerplaatsen en/of laad- en losruimte in de openbare ruimte, om de extra behoefte daar op te vangen;
    • 2. uit onderzoek blijkt dat de afwijking niet leidt tot:
      • onevenredige gevolgen voor de afwikkeling van het verkeer;
      • een onevenredige aantasting van de verkeersveiligheid;
      • een onevenredige aantasting van het straat- of bebouwingsbeeld in de directe omgeving.
33.3.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning nadere eisen stellen ten aanzien van de maatvoering en/of inrichting van parkeer- en/of laad- en losvoorzieningen, zoals bedoeld in artikel 33.3.1 of artikel 33.3.2.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 34 Overgangsrecht

34.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • 1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • 2. Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  • 3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
34.2 Overgangsrecht gebruik
  • 1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • 2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • 3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • 4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
  • 5. In afwijking van het bepaalde in lid 34.2 onder 4, is het bepaalde onder 1 wel van toepassing op het gebruik van gronden en/of opstallen aan Collse Hoefdijk 21 en Collse Hoefdijk 23 te Nuenen voor wonen. Deze gronden en/of opstallen zijn in strijd met het bestemmingsplan in gebruik genomen als burgerwoning. Dit gebruik mag worden voortgezet door de bestaande gebruikers van de betreffende woningen. Zodra het gebruik als burgerwoning door de bestaande gebruikers wordt beëindigd vervalt het recht op gebruik van de gronden en/of opstallen als burgerwoning.
  • 6. Als bestaande gebruiker, als bedoeld in lid 34.2 onder 5, wordt aangemerkt de persoon/personen die op het moment van het van kracht worden van deze regels volgens de gemeentelijke basisadministratie van de gemeente Nuenen als hoofdbewoner en diens partner staan ingeschreven op het betreffende adres.

Artikel 35 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan "Eeneind 2018".