direct naar inhoud van 5.2 Fysieke aspecten
Plan: Dorpsstraat 6 - 8
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0815.BPL10007HLB-VA01

5.2 Fysieke aspecten

Water

Het aspect water is van groot belang binnen de ruimtelijke ordening. Door verstandig om te gaan met het water kan verdroging en wateroverlast voorkomen worden en kan ook de kwaliteit van het water hoog gehouden worden. Daarom is het noodzakelijk dat gebiedseigen water zo lang mogelijk in het gebied zelf blijft. Dit gebeurt door middel van het afkoppelen van het schone hemelwater (regen) wat op verhardingen valt zoals bijvoorbeeld de daken. Verder wordt er een gescheiden rioolstelsel aangelegd zodat het vuilwater gescheiden blijft van dat schone water.

Het plangebied is op dit moment volledig verhard door gebouwen en bestrating. Het regenwater wat op de gebouwen valt wordt afgevoerd in het riool. Na realisatie van de plannen zal de hoeveelheid verharding afnemen. Dit is gunstig voor de waterhuishouding omdat zo meer gebiedseigen water in het gebied blijft. Om te bekijken wat er gedaan kan worden om het schone hemelwater wat op de woningen en de nieuwe oppervlakteverhardingen valt ook in het gebied te infiltreren, is een geohydrologisch onderzoek uitgevoerd. Uit dat onderzoek, wat in de bijlage is opgenomen, komt naar voren dat de bodem niet zeer uniform is opgebouwd. De bodem is op delen van het terrein zwak humeus en op andere delen matig humeus. Verder is het zand soms zeer fijn maar ook uiterst grof met sporen van grind. De diepere ondergrond bestaat geheel uit (matig tot sterk zandig) grind. Het grondwaterniveau varieert van circa 2,03 tot 2,37 m -mv (zie verkennend bodemonderzoek). De doorlatendheid (k-waarde) varieert van 2,45, 2,20 en 2,69 0,5 m/dag. Dit is een goede doorlatendheid waardoor infiltratie mogelijk is. De nieuwe gebouwen en oppervlakteverhardingen in het plangebied zullen daarom worden afgekoppeld en de belasting van het riool neemt door realisatie van voorliggend project flink af. Het vuilwatersysteem van de woningen, waswater en toiletwater, wordt aangesloten op het gemeentelijke riool.

Er komt een bergingscapaciteit van 49 m³. Dit wordt zo aangelegd dat bij een bijzonder grote bui een hoeveelheid van 72 m³ ook niet voor wateroverlast zorgt. Dit alles is in de bijlage 'waterplan' bij dit bestemmingsplan uitgewerkt via de 'HNO-tool'. Voorenstaande is ook met het waterschap overlegd en zij kunnen zich vinden in deze aanpak. In een reactie geeft het waterschap ook aan dat verschillende begrippen voor watervoorzieningen in de regels opgenomen moeten worden als ook dat in de bestemming Wonen water toegestaan moet worden. Dit nemen we niet over en wel om de volgende reden: water is onderdeel van een woongebied en water is daarmee toegelaten binnen elke bestemming binnen een woongebied. Hoe specifieker bestemd wordt, via bijvoorbeeld begrippen, hoe groter de kans dat alles wat niet omschreven is (kennelijk) niet toegelaten is. Dat is niet de bedoeling, en daarom wordt het niet strikt omschreven.

Het aspect water staat niet aan uitvoering van dit bestemmingsplan in de weg.

Verkeer

Drie woningen zijn gelegen aan de Dorpsstraat en worden via deze straat ontsloten. De andere woningen worden ontsloten via de Espenstraat. Beide wegen zijn van voldoende omvang om het verkeer af te wikkelen. Voeg daar bij dat door het staken van het bouwbedrijf het vrachtverkeer en overig verkeer van en naar dit bedrijf verdwijnt.

De woningen in het hofje worden via de Espenstraat ontsloten. Doordat dit een klein hofje is met weinig woningen is is dat een acceptabele ontsluiting. Op het binnenterrein is een lus aanwezig zodat het keren goed mogelijk is.

Bij de 11 woningen rondom het hofje worden 13 parkeerplaatsen aangelegd in het openbare gebied en worden 6 parkeerplaatsen op het eigen terrein gemaakt (totaal 19). Hiermee is de parkeernorm bijna 2 per woning wat boven de norm ligt voor woningen in deze prijsklasse. De CROW-norm geeft aan dat voor niet-stedelijk gebied de norm ligt tussen de 1,4 tot 1,7 voor goedkope woningen en 1,8 tot 1,9 voor middendure woningen.

De 3 woningen aan de Dorpsstraat parkeren 1 auto op het eigen terrein en voor het overige op het openbaar gebied. De CROW-parkeernorm voor de middendure woningen van 1,8 tot 1,9 is samen met de norm voor dure woningen (2,0 tot 2,2) geen probleem.

Ecologie

Gebiedsbescherming:

Het plangebied is niet gelegen binnen de grenzen, of in de nabijheid van een gebied dat aangewezen is als Natura 2000-gebied. De meest nabijgelegen Natura 2000-gebieden bevinden zich op meer dan 20 km van de onderzoekslocatie. De locatie ligt ook niet in of in de directe nabijheid van een kerngebied, verbindingsgebied of verwevingsgebied, behorend tot de EHS. Ten oosten van de bebouwde kom van Langenboom bevindt zich een bosgebied dat deel uitmaakt van de EHS. Het effect van het bouwplan is op deze bossen niet meetbaar. En mocht het meetbaar zijn dan is het effect kleiner dan dat van het bouwbedrijf.

Soortsbescherming:

Soortsbescherming ingevolge de Flora- en faunawet is wel van toepassing op het plangebied. Daarom is een onderzoek verricht. Dit onderzoek is in de bijlage opgenomen bij dit bestemmingsplan. Uit dit onderzoek komt naar voren dat niet op voorhand kan worden uitgesloten dat huismussen, gierzwaluwen en vleermuizen gebruik maken van de bebouwing op de onderzoekslocatie. Door de uitvoering van nader onderzoek binnen het geschikte seizoen kan dit worden vastgesteld dan wel worden uitgesloten. Voordat de ingreep plaatsvindt is derhalve nader onderzoek nodig. Voor de huismus of gierzwaluw is met een geringe inspanning, bijvoorbeeld door het plaatsen van nestkasten of "vogelvides" op de te realiseren nieuwbouw, het verlies van broedgelegenheid op te vangen. Hierdoor is het aanvragen van een ontheffing niet noodzakelijk. Indien uit het aanvullend onderzoek blijkt dat de te slopen bebouwing een functie heeft als vaste verblijfplaats voor vleermuizen, is voor het verstoren daarvan een ontheffing noodzakelijk. In het kader van voorliggend bestemmingsplan kan evenwel de conclusie getrokken worden dat het beoogde plan uitvoerbaar is op het vlak van de ecologie.

Archeologie

Op 16 januari 1992 is in Valletta (Malta) het Europees Verdrag inzake de bescherming van het archeologisch erfgoed (Verdrag van Malta) ondertekend. Het Nederlandse parlement heeft dit verdrag in 1998 goedgekeurd. Het Verdrag van Malta voorziet in bescherming van het Europees archeologisch erfgoed onder meer door de risico's op aantasting van dit erfgoed te beperken. Deze bescherming is in Nederland wettelijk verankerd in de Monumentenwet 1988. Op basis van deze wet zijn mogelijke (toevals)vondsten bij het verrichten van werkzaamheden in de bodem altijd beschermd. Er geldt een meldingsplicht bij het vinden van (mogelijke) waardevolle zaken.

In het kader van een goede ruimtelijke ordening in relatie tot de Monumentenwet 1988 kan vooronderzoek naar mogelijke waarden nodig zijn. Is de verwachting dat er archeologisch waardevolle zaken aanwezig kunnen zijn, dan is vooronderzoek nodig.

Volgens de provinciale archeologische verwachtingswaardekaart ligt het plangebied op de grens van een hoge en een lage verwachtingswaarde. Daarom is een nader verkennend onderzoek verricht om te onderzoeken wat de mogelijke waarde op deze locatie specifiek is. Dat onderzoek is in de bijlage bij dit bestemmingsplan opgenomen. Uit dat onderzoek komt naar voren dat het plangebied, gelegen in de Peelhorst, van oudsher een interessante vestigingslocatie is geweest. Dit komt sterk naar voren door het grote aantal waarnemingen dat hierop is gedaan. In de directe omgeving van het plangebied zijn echter niet veel waarnemingen gedaan. Voorts komt er uit het onderzoek naar voren dat op deze locatie een podzolbodem aanwezig is. Daarin komen eventuele resten voor direct aan of onder de bouwvoor. Voeg daaraan toe dat het plangebied is bebouwd en verhard, waarbij de bodem is geroerd, en de conclusie is dat de verwachtingswaarde gering is. De mogelijkheid dat archeologische waardevolle informatie aanwezig is, blijft evenwel aanwezig. Daarom is een aantal boringen verricht. Het verslag daarvan is ook in het onderzoek opgenomen. Uit dat onderzoek komt naar voren dat op de onderzoekslocatie sprake is van vrij diepe verstoring. De kans is daarom klein dat nog intacte archeologische resten en/of sporen aanwezig zijn. Daarom is de onderzoekslocatie vrijgegeven. In het kader van dit bestemmingsplan vormt archeologie geen belemmering voor de uitvoerbaarheid.

Onderstaand een afbeelding van de provinciale archeologische verwachtingswaardekaart.

afbeelding "i_NL.IMRO.0815.BPL10007HLB-VA01_0015.jpg"  
archeologische verwachtingswaardekaart