direct naar inhoud van Artikel 8 Wonen
Plan: De Els II
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0809.DeElsII-OH01

Artikel 8 Wonen

8.1 Bestemmingsomschrijving
8.1.1 Algemeen

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor wonen met de bijbehorende voorzieningen, tuinen, erven, verhardingen en parkeervoorzieningen ten behoeve van de bestemming, waaronder begrepen het uitoefenen van een aan huis gebonden beroep.

8.1.2 Nadere detaillering van de bestemmingsomschrijving

In het onderstaande is een nadere detaillering opgenomen van het bepaalde in 8.1.1:

a Aan huis gebonden beroep

Het gebruik van een woning en/of bijgebouw voor de uitoefening van een aan huis verbonden beroep wordt geacht overeenkomstig de bestemming te zijn mits voldaan wordt aan het volgende:

  • a. degene die de activiteiten in de woning en/of het bijgebouw zal uitvoeren, is tevens de bewoner van de woning;
  • b. de woonfunctie blijft de hoofdfunctie en de uitoefening van het aan huis verbonden beroep is hieraan ondergeschikt;
  • c. de omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 40 % van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de bebouwing tot een maximum van 45 m²;
  • d. het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken.
8.2 Bouwregels
8.2.1 Algemeen

Uitsluitend is het volgende toegelaten, mits dit ten dienste staat van deze bestemming:

  • a. ten hoogste 145 woningen;
  • b. hoofdgebouwen overeenkomstig de bouwwijze zoals hieronder en binnen het bouwvlak door middel van een aanduiding is aangegeven. Indien per bouwvlak meer bouwwijzen zijn opgenomen, dan zijn binnen het betreffende bouwvlak de genoemde bouwwijzen naast elkaar toegestaan;
aanduiding   bouwwijze  
aeg   aaneengebouwde woningen  
tae   twee-aaneen gebouwde woningen  
sba - pw   patiowoning  
vrij   vrijstaande woningen  

  • c. bijgebouwen;
  • d. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zend-, ontvangst- en lichtmasten uitgezonderd, en
  • e. tuinen en erven.
8.2.2 Bouwvlak

Binnen het bouwvlak gelden voor gebouwen de volgende regels:

  • a. opgericht mogen worden hoofdgebouwen en bijgebouwen;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'maximale goothoogte (m)' mag de goothoogte niet meer bedragen dan in het bouwvlak is aangegeven;
  • c. ter plaatse van de aanduiding “maximale goot- en bouwhoogte (m)” mag de goot- en bouwhoogte van hoofdgebouwen niet meer bedragen dan in het bouwvlak is aangegeven;
  • d. het hoofdgebouw mag uitsluitend worden gebouwd met een kap met een dakhelling van tenminste 30° en ten hoogste 65°, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'minimale dakhelling' de aangegeven dakhelling als minimum geldt;
  • e. voor de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens geldt het volgende:
    • 1. de afstand van een hoofdgebouw in de bouwwijze 'vrijstaand' tot de zijdelingse perceelsgrenzen mag aan beide zijden niet minder dan 3 m bedragen;
    • 2. de afstand van een hoofdgebouw in de bouwwijze 'twee-aaneen' tot de zijdelingse perceelsgrens mag aan één zijde niet minder dan 3 m bedragen;
    • 3. de afstand van een hoofdgebouw in de bouwwijze 'patiowoning' tot de zijdelingse perceelsgrens mag aan één zijde niet minder dan 2,85 m bedragen;
    • 4. het bepaalde in sub 1 t/m 3 geldt niet indien het bouwvlak een afstand tot de zijdelingse perceelsgrens aanhoudt;
  • f. de goothoogte en bouwhoogte van vrijstaande en aangebouwde bijgebouwen mogen niet meer dan respectievelijk 3,2 m en 5 m bedragen;
  • g. bijgebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd op tenminste 3 m achter het verlengde van de voorgevel van de betreffende woning;
  • h. ondergronds bouwen is toegestaan, uitsluitend onder het hoofdgebouw en uitsluitend in maximaal één bouwlaag onder peil.
8.2.3 Bijgebouwen

Op de gronden ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' gelden voor gebouwen de volgende regels:

  • a. opgericht mogen worden vrijstaande en aangebouwde bijgebouwen;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen en overkappingen ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen” mag niet meer bedragen dan 75 m2, onverminderd het bepaalde in 8.2.6;
  • c. de goothoogte en bouwhoogte van vrijstaande en aangebouwde bijgebouwen mogen niet meer dan respectievelijk 3,20 m en 5 m bedragen.
8.2.4 Buiten het bouwvlak en de aanduiding 'bijgebouwen'

Op gronden buiten de aanduidingen “bouwvlak” en 'bijgebouwen” gelden voor gebouwen de volgende regels:

  • a. bij elke woning mag ten hoogste één portiek of erker worden opgericht;
  • b. de afstand van de portiek of erker tot de bestemming “Verkeer” mag niet minder bedragen dan 2 m;
  • c. de oppervlakte van de portiek of erker mag niet meer bedragen dan 6 m2, onverminderd het bepaalde in 8.2.6;
  • d. de bouwhoogte van de portiek of erker mag niet meer bedragen dan 3 m.
8.2.5 Diepte aangebouwde bijgebouwen

Voor aangebouwde bijgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. een aangebouwd bijgebouw mag van het bouwvlak de achtergrens en het verlengde daarvan, alsmede de zijdelingse grens en het verlengde daarvan, met niet meer overschrijden dan 4 m;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a. mag bij woningen in de bouwwijze 'patiowoning' een aangebouwd bijgebouw de achtergrens van het bouwvlak (en het verlengde van die grens), alsmede de zijdelingse grens (en het verlengde van die grens), met niet meer dan 7 m overschrijden.
8.2.6 Bebouwingspercentage

De gezamenlijke oppervlakte van hoofdgebouwen, bijgebouwen en overkappingen mag niet meer bedragen dan 50% van het bouwperceel. Voor een bouwperceel ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 1” geldt in afwijking van het hiervoor bepaalde dat de gezamenlijke oppervlakte van hoofdgebouwen, bijgebouwen en overkappingen niet meer mag bedragen dan 65% van het bouwperceel.

8.2.7 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn op het gehele bouwperceel toegestaan, met dien verstande dat een overkapping uitsluitend mag worden gesitueerd binnen het bouwvlak en/ of ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen';
  • b. de oppervlakte van een overkapping mag niet meer dan 20 m2 bedragen, met dien verstande dat de oppervlakte zoals bepaald in 8.2.3 niet mag worden overschreden en het bepaalde in 8.2.6 onverminderd van toepassing is;
  • c. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan daarbij in de volgende tabel is aangegeven:

Bouwwerken   max. bouwhoogte  
overkappingen en pergola's   3 m  
erfafscheidingen vóór de voorgevelrooilijn van een hoofdgebouw en het verlengde daarvan   1 m  
overige erfafscheidingen en overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde   2 m  
8.3 Afwijken van de bouwregels
8.3.1 Afwijking slaapkamer begane grond

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 8.2.3. onder b en 8.2.6, ten behoeve van het realiseren van een slaapkamer met natte cel op de begane grond (“seniorenwoning”) met overschrijding van de achterste grens van het bouwvlak en het verlengde van die grens, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. aangetoond is, dat de toepassing van de onder 8.2. genoemde bouwmogelijkheden onvoldoende ruimte biedt om een extra slaapkamer en een natte cel op de begane grond te realiseren;
  • b. het perceel wordt door één gezin bewoond;
  • c. de oppervlakte van deze voorziening bedraagt niet meer dan 30 m²;
  • d. het totaal van de aangebouwde en vrijstaande bijgebouwen, voor zover gelegen binnen de aanduiding 'bijgebouwen”, bedraagt gezamenlijk niet meer dan 85 m² en het in 8.2.6 aangegeven bebouwingspercentage wordt niet overschreden;
  • e. de goot- en bouwhoogte bedragen niet meer dan 3,20 m respectievelijk 5 m;
  • f. er vindt geen onevenredige aantasting van het stedenbouwkundige straatbeeld plaats;
  • g. er ontstaat stedenbouwkundig en architectonisch een evenwichtig geheel met het op het perceel aanwezige hoofdgebouw en er wordt ook een evenwichtige afstemming gevonden ten opzichte van de zich op het perceel bevindende vrijstaande gebouwen;
  • h. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende percelen worden niet onevenredig aangetast, met dien verstande dat met name de bezonning van belendende percelen niet onevenredig wordt geschaad.
8.4 Specifieke gebruiksregels

In aanvulling op het bepaalde in artikel 2.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt onder gebruik strijdig met de bestemming in ieder geval begrepen het gebruik van:

  • a. gronden en bouwwerken voor nijverheid en dienstverlening, tenzij het betreft een aan huis gebonden beroep, en behoudens ontheffing overeenkomstig artikel 8.5.1;
  • b. gronden en bouwwerken voor detailhandel en ander handel, tenzij het betreft detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit ten behoeve van de uitoefening van een aan-huis-gebonden-beroep, en behoudens ontheffing overeenkomstig artikel 8.5.1;
  • c. vrijstaande bijgebouwen voor bewoning;
  • d. bouwwerken voor drugsopvang, groepsopvang of kamerverhuur.
8.5 Afwijken van de gebruiksregels
8.5.1 Afwijking consumentverzorgende en/of ambachtelijke bedrijfsactiviteiten

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 8.4 onder a. en al dan niet onder b., ten behoeve van de uitoefening van consumentverzorgende en/of ambachtelijke bedrijfsactiviteiten binnen gebouwen, mits:

  • a. daardoor geen afbreuk wordt gedaan aan het woonkarakter van de omgeving;
  • b. daardoor, gelet op de omvang, ligging en wijze van uitoefening, geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het milieu van de omgeving;
  • c. de vloeroppervlakte die ten behoeve van de uitoefening van de bedrijfsactiviteiten in gebruik is, niet meer bedraagt dan 25 m²;
  • d. daarvoor geen extra verkeersmaatregelen en parkeervoorzieningen op of aan de openbare weg nodig zijn;
  • e. geen detailhandel plaatsvindt, uitgezonderd detailhandel in beperkte, ondergeschikte mate, in direct verband met de uitoefening van de consumentverzorgende en/of ambachtelijke bedrijfsactiviteiten.
8.5.2 Afwijking mantelzorg

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 8.4 onder c, mits:

  • a. een dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg;
  • b. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en bedrijven;
  • c. de afhankelijke woonruimte binnen de toegestane oppervlakte aan bijgebouwen wordt ingepast;
  • d. de maximaal toegestane oppervlakte ten behoeve van mantelzorg bedraagt 85 m²;

Het bevoegd gezag trekt de omgevingsvergunning in, indien de bij het verlenen van de omgevingsvergunning bestaande noodzaak vanuit een oogpunt van mantelzorg niet meer aanwezig is.