direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Wereld van de Efteling 2030
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0809.BPWvdEfteling2030-VA03

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Algemeen

1.1.1 Aanleiding

De Efteling is sinds de opening van het Sprookjesbos in 1952 uitgegroeid tot één van de grootste attractieparken van Europa. Om deze positie vast te houden en de continuïteit van de organisatie te waarborgen, wil de Efteling komende jaren doorgroeien tot een internationale bestemming met 5 miljoen bezoeken in 2020 en 7 miljoen in 2030. Om gasten uit binnen- én buitenland te trekken, moet de Efteling blijven investeren in nieuwe attracties en haar verblijfsmogelijkheden uitbreiden. Deze ontwikkeling sluit aan bij de provinciale, regionale en gemeentelijke ambities.

In het Masterplan Wereld van de Efteling 2030 (vastgesteld door de gemeenteraad van Loon op Zand op 16 februari 2017) staat de ruimtelijke ontwikkeling van de Efteling tot 2030 centraal. Het laat in drie fasen de gewenste groei van de Wereld van de Efteling zien: de korte termijn (tot 2020), de middellange termijn (2020 tot 2025) en de lange termijn (2025 tot 2030). Het plan geeft onder meer aan in welke richting uitbreiding van het park zal plaatsvinden, welke zones gereserveerd zijn voor dagrecreatie en attracties en welke voor verblijf, golfpark of andere rustige vormen van recreatie, hoe het parkeren wordt geregeld en hoe gezorgd kan worden dat de Efteling, de kern Kaatsheuvel en de regio goed bereikbaar blijven. Het Masterplan Wereld van de Efteling 2030 is bijgevoegd als bijlage 1.

In het Masterplan Wereld van de Efteling 2030 ligt de focus voor de korte termijn (tot 2020) op uitbreiding in oostelijke richting (Horst) en voor de (middel)lange termijn (periode van 2020 tot 2025) in westelijke richting. Bij het opstellen van het Masterplan Wereld van de Efteling 2030 zijn uitgangspunten geformuleerd waaraan het plan moet voldoen. Eén van de belangrijkste aspecten is het waarborgen van de bereikbaarheid van de Efteling, de kern Kaatsheuvel en de regio als het aantal bezoeken per jaar van de Efteling verder groeit.

De ambities vanuit het Masterplan Wereld van de Efteling 2030 moeten vertaald worden naar een ruimtelijk plan. Voor de Wereld van de Efteling 2030 wordt een bestemmingsplan vastgesteld waarin de ontwikkelingsruimte die het Masterplan Wereld van de Efteling 2030 beschrijft wordt vastgelegd.

1.1.2 Doel

Het doel van voorliggend bestemmingsplan is het opstellen van een uniforme juridische regeling voor het toegestane gebruik en de toegestane bebouwing binnen het plangebied. Centraal staat het verder ontwikkelen van de Wereld van de Efteling waarbij gebruik gemaakt wordt van een bestemmingsmethodiek met een goed evenwicht tussen globaliteit, flexibiliteit en detaillering. Tevens wordt een m.e.r.-procedure doorlopen. Dat betekent dat in het kader van de bestemmingsplanprocedure een milieueffectrapport (MER) is opgesteld, waarin de keuzen voor de inrichting worden onderbouwd en de milieueffecten van Wereld van de Efteling 2030 worden beschreven.

1.2 Ligging plangebied

Het plangebied bestaat uit het attractiepark van de Efteling, enkele verblijfsaccommodaties, het golfpark, het bos-/natuurgebied en enkele (agrarische) percelen die in het buitengebied liggen. Het plangebied is globaal begrensd door de Europalaan aan de noordzijde, aan de oostzijde door de N261 (Midden-Brabantweg), aan de zuidzijde door het Hooispoor en de Eerste Dwarsbaan en aan de westzijde door de Dreefseweg. De exacte begrenzing van het plangebied is weergegeven in figuur 1.1.

afbeelding "i_NL.IMRO.0809.BPWvdEfteling2030-VA03_0001.png"

Figuur 1.1 Begrenzing plangebied

1.3 Vigerende regelingen

Voor het grootste deel van het plangebied vigeert het bestemmingsplan 'Wereld van de Efteling', dat op 6 juni 2013 door de gemeenteraad van de gemeente Loon op Zand is vastgesteld.

Enkele gebieden aan de oostzijde (tussen Horst en N261) en westzijde (tussen de Eftelingsestraat en het golfpark) zijn aan het plangebied toegevoegd ten behoeve van de ontwikkelingsmogelijkheden. Ter plaatse van deze gebieden vigeert het bestemmingsplan Buitengebied 2011 (vastgesteld 16 december 2013) en de Herziening Buitengebied 2015 (vastgesteld 28 december 2016).

Ten zuiden van de Europalaan is ter hoogte van de kruising met de Marktstraat een strook grond in het plangebied opgenomen waar bestemmingsplan 'De Els II' en beheersverordening 'Woongebied Kaatsheuvel' vigeren. Het betreffen de retentievijvers en grondwallen die het parkeerterrein (P2) van Kaatsheuvel scheiden.

1.4 Waarom een MER?

Waarom een mer-procedure?

De milieueffectrapportage (m.e.r.) is een in de wet verankerd instrument om de milieugevolgen van een voorgenomen activiteit in beeld te brengen, zodat de betrokken overheden de milieugevolgen bij hun afwegingen omtrent die activiteit kunnen betrekken. Op die wijze krijgt het milieubelang een volwaardige plaats in de uiteindelijke plannen en/of besluitvorming.

De m.e.r. vindt zijn basis in het Europese recht. In Nederland is de m.e.r. geregeld in de Wet milieubeheer (Wm) en het Besluit milieueffectrapportage. In het Besluit milieueffectrapportage is aangegeven welke activiteiten leiden tot een m.e.r.-verplichting en, zo ja, in welke vorm. Er kan sprake zijn van planMER (voor kaderstellende plannen), een projectMER en een m.e.r.-beoordeling en/of een vormvrije m.e.r.-beoordeling. Tussen een planMER en een projectMER bestaat overigens geen wezenlijk verschil. Een planMER is in het algemeen globaler van aard dan een projectMER. Een projectMER dient ter onderbouwing van een concreet geval waardoor in het algemeen hogere eisen worden gesteld aan de uit te voeren onderzoeken.

Daarnaast verplicht de Wm een planMER op te stellen voor activiteiten waarvoor een passende beoordeling moet plaatsvinden op grond van de Natuurbeschermingswet 1998 vanwege mogelijk significant negatieve effecten.

Gecombineerd planMER/projectMER

In het Besluit milieueffectrapportage is in bijlage C en D aangegeven welke activiteiten leiden tot een m.e.r.-verplichting. Voor de Wereld van de Efteling 2030 gelden op grond van de wetgeving de volgende mer-verplichtingen:

  • Mer-beoordelingsplicht: de uitbreiding van de Efteling als attractiepark is mer-beoordelingsplichtig omdat het meer dan 250.000 extra gasten per jaar zal trekken (bijlage D uit het Besluit m.e.r.). Gelet op de omvang van de ontwikkeling (toename van meer dan 2 miljoen bezoeken) is het opstellen van een volwaardig projectMER wenselijk zonder vooraf een mer-beoordelingsprocedure te volgen.
  • Planmer-plicht: vanwege de mogelijk significante effecten op Natura 2000 als gevolg van stikstofdepositie is een passende beoordeling noodzakelijk. Dit leidt wettelijk gezien tot een planmer-plicht.

Om aan de hiervoor beschreven mer-verplichtingen te voldoen wordt een gecombineerd planMER/projectMER (verder: MER) opgesteld, zonder vooraf een mer-beoordelingsprocedure te volgen en daarin te beoordelen of een volledige projectmer-procedure noodzakelijk is.

Mer-procedure

Het MER is opgesteld voor dit bestemmingsplan dat in de uitbreiding van de Wereld van de Efteling voorziet. Aangezien de gemeenteraad van Loon op Zand het besluit neemt over de vaststelling van het bestemmingsplan, is de gemeenteraad ook het bevoegd gezag voor het MER.

Procedurestappen

In de mer-procedure kunnen 2 fasen worden onderscheiden:

  • de voorfase;
  • het opstellen van het MER zelf.

Voorfase

Als eerste onderdeel van de m.e.r.-procedure voor de uitbreiding van de Wereld van de Efteling is een Notitie Reikwijdte en Detailhandel (NRD) opgesteld (zie bijlage 2). De NRD heeft samen met het voorontwerpbestemmingsplan Wereld van de Efteling 2030 van 8 juni 2017 tot en met 19 juli 2017 ter inzage gelegen. De ingekomen reacties zijn beantwoord in een 'Nota zienswijzen NRD' (zie bijlage 3). De NRD is vastgesteld bij het ontwerpbestemmingsplan in combinatie met de zienswijzen op de Notitie Reikwijdte en Detailniveau.

Opstellen van het MER

Voor het vervolg van de procedure is het MER opgesteld (zie bijlage 4). In het MER wordt

onderzocht welke effecten de uitbreiding van de Wereld van de Efteling op het milieu heeft en welke mogelijke maatregelen er zijn om de negatieve effecten te beperken. Het MER maakt onderdeel uit van het ontwerpbestemmingsplan. Het MER heeft ter inzage gelegen van 1 maart 2018 tot 25 april 2018. De commissie m.e.r. doet een inhoudelijke toets over het MER, dat wordt verwoord in een zogenoemd 'toetsingsadvies'. Het toetsingsadvies wordt door het bevoegd gezag betrokken bij de vaststelling van het bestemmingsplan. Het MER wordt niet als zelfstandig document door de gemeenteraad vastgesteld, maar maakt integraal onderdeel uit van het bestemmingsplan. Het toetsingsadvies van 29 mei 2018 is opgenomen als bijlage bij de aanvulling op het MER (zie bijlage 5). In het toetsingsadvies stelt de Commissie m.e.r. dat het MER veel goede informatie bevat over de milieugevolgen van het voornemen. Op twee onderdelen (stikstofdepositie en energieneutraliteit) ontbreekt echter nog informatie om het milieubelang volledig te kunnen meewegen in de besluitvorming. Hiertoe is een aanvulling op het MER opgesteld, waarin deze twee onderwerpen nader zijn uitgewerkt, zie bijlage 5.

Basisalternatief en voorkeursalternatief

In het MER wordt het basisalternatief getoetst op alle relevante milieuaspecten. Het basisalternatief is het initiatief zoals is neergelegd in het Masterplan Wereld van de Efteling 2030. Omdat plangrenzen en zonering zijn vastgelegd in het Masterplan Wereld van de Efteling 2030, is er geen discussie meer over de locatie c.q. ruimtelijke begrenzing van de uitbreidingszones. In het MER worden dus geen alternatieven voor de locatie van de uitbreiding van dag- en verblijfsrecreatie onderzocht. Dat wil zeggen dat het Masterplan Wereld van de Efteling 2030 de basis vormt voor de m.e.r.-studie naar de effecten op natuur en milieu. Op basis van de uitkomsten van de effectstudies is per thema gekeken waar optimalisaties nodig zijn voor het plan en welke alternatieve oplossingen mogelijk zijn voor de uitvoeringsfase.

In het MER is dus eerst het Masterplan Wereld van de Efteling 2030 als geheel beoordeeld en vervolgens zijn per thema de benodigde mitigerende en compenserende maatregelen onderzocht met een analyse van de bijbehorende consequenties en meerwaarde. De alternatiefontwikkeling spitst zich toe op de ontsluiting van de Wereld van de Efteling 2030. In het MER zijn diverse varianten onderzocht die een goede ontsluiting van de Wereld van de Efteling en de bereikbaarheid van Kaatsheuvel en de regio moeten waarborgen. Op basis van een vergelijking van deze alternatieven is in het MER het voorkeursalternatief bepaald. Dat voorkeursalternatief wordt in het bestemmingsplan beschreven (en in een nadere uitwerking in bijlage 6) en juridisch-planologisch mogelijk gemaakt.

1.5 Leeswijzer

Hoofdstuk 2 geeft de ruimtelijke analyse van het gebied. Vervolgens wordt in hoofdstuk 3 de uitbreidingsambitie samengevat zoals deze in het Masterplan Wereld van de Efteling 2030 is vastgelegd. Daarnaast wordt in hoofdstuk 3 het voorkeursalternatief beschreven zoals dat is gekozen op basis van de verschillende ontsluitingsvarianten. In hoofdstuk 4 is een samenvatting van het actuele beleidskader dat relevant is voor het plangebied opgenomen. De beoogde ontwikkeling zoals beschreven in hoofdstuk 3 wordt aan dit beleidskader getoetst. Hoofdstuk 5 gaat in op de huidige en toekomstige verkeerssituatie. In hoofdstuk 6 worden de relevante milieuaspecten beschreven. In hoofdstuk 7 wordt een toelichting gegeven op de gekozen planvorm en de juridische regeling. Ten slotte gaat hoofdstuk 8 in op de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het plan.

Hoofdstuk 2 Inventarisatie en analyse

2.1 Functionele analyse en waardering

2.1.1 Attractiepark

De Efteling is één van de grootste attractieparken van Europa. Het attractiepark is circa 52 ha groot. Het attractiepark beschikt daarnaast ook over circa 13 ha aan parkeerruimte gelegen aan de hoofdentree. Het attractiepark is de populairste dagattractie van Nederland en trok in 2016 ruim 4,7 miljoen gasten. Het karakter van het attractiepark de Efteling wordt vooral bepaald door de sfeer van de ontwerpen, de ruimtelijke opzet en de kenmerkende architectuur van de attracties en bebouwing in een bosrijke sprookjesachtige omgeving.

2.1.2 Verblijfsrecreatie

Verblijfsrecreatie is in het plangebied onder andere terug te vinden in de vorm van vakantieparken Efteling Bosrijk en Efteling Loonsche Land. Deze zijn beide langs de Eftelingsestraat gesitueerd. Deze verblijfsaccommodaties hebben een groen karakter en zijn onlosmakelijk verbonden met de Efteling. Aan de oostzijde van de Eftelingsestraat is ook Villa Pardoes te vinden. Villa Pardoes is een vakantieverblijf voor ernstig, mogelijk levensbedreigend zieke kinderen. In de noordoosthoek van het plangebied, op de kruising N261/Europalaan ligt het Efteling Hotel. Dit hotel is door het sprookjesachtige uiterlijk kenmerkend voor het plangebied. Aan de Bernsehoef ligt een familiebedrijf in de vorm van een (mini)camping.

2.1.3 Golfpark

Het 18-holes Efteling Golfpark is in 1995 geopend en beslaat circa 116 ha. Het golfpark ligt in het zuidwesten van het plangebied. Naast de holes zijn in het golfpark diverse grote waterpartijen te vinden en is er veel ruimte voor natuur. In het kader van de ontwikkeling van de vakantieparken Efteling Bosrijk en Efteling Loonsche Land is op het Efteling Golfpark natuur- en boscompensatie gerealiseerd. Deze gebieden zijn aangegeven op de tekening in bijlage 7. Het unieke karakter van het gebied wordt, naast de omvang van het golfpark, ook bepaald door de invloeden van de Efteling.

2.1.4 Overige natuur en agrarische gronden

Het natuurgebied Loonsche Land beslaat de natuurgronden ten oosten en zuiden van de vakantiepark Efteling Loonsche Land. De agrarische gronden in het gebied bevinden zich in geconcentreerde vorm vooral aan de westzijde van het plangebied, maar komen ook in kleinere vorm verspreid voor in de rest van het plangebied. De agrarisch gronden worden vooral gebruikt voor maïsteelt of als grasland.

2.1.5 Overige functies

Naast genoemde functies bevinden zich verspreid gelegen in het plangebied ook agrarische percelen, bedrijven en woonfuncties. Daar waar geen ontwikkelingen zijn voorzien (zie hoofdstuk 3), is zo veel mogelijk de vigerende bestemming voor deze functies overgenomen.

2.2 Ruimtelijke analyse en waardering

2.2.1 Algemeen

De Efteling is grotendeels afgeschermd van de omgeving. Behoudens de hoofdentree en de Pagode, is het attractiepark nauwelijks zichtbaar vanaf de openbare ruimte. Het attractiepark wordt afgeschermd door beplantingen en gethematiseerde muren. De Wereld van de Efteling bestaat niet alleen uit het attractiepark, maar ook diverse omliggende gronden behoren tot de Efteling. Op deze gronden is onder andere het Efteling Golfpark te vinden, de verblijfsaccommodaties, Villa Pardoes, het Efteling Hotel, agrarische gronden en natuurgebieden.

2.2.2 Groen en water

Een groot deel van het plangebied is natuurlijk van karakter. Geconcentreerde natuur is te vinden in het zuidoosten van het plangebied in het natuurgebied Het Loonsche Land. Maar ook in de overige gebieden, zoals de verblijfsaccommodaties, het Efteling Golfpark en het attractiepark, is het natuurlijke karakter behouden en vormen beplanting en water dragers van het gebied en de omgeving. Gedeelten van beplanting en water in het gebied maakt ook deel uit van het Natuurnetwerk Brabant.

Hoofdstuk 3 Beschrijving beoogde ontwikkeling

3.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de beoogde ontwikkeling van de Wereld van de Efteling tot 2030. In het Masterplan Wereld van de Efteling 2030 (bijlage 1) wordt nader ingegaan op de ontwikkelingen. Tevens wordt aangegeven wat de vaststaande en variabele elementen van de ontwikkeling zijn. Eén van deze variabele elementen is de ontsluiting van de Wereld van de Efteling 2030. De locatie van de nieuwe toegangsweg is onderzocht in het MER. De verschillende varianten die zijn onderzocht in het MER komen in dit hoofdstuk aan de orde. Ten slotte wordt het voorkeursalternatief beschreven waar op basis van het MER voor is gekozen. Het voorkeursalternatief vormt samen met de vaststaande elementen uit het Masterplan Wereld van de Efteling 2030 de beoogde ontwikkeling die door middel van dit bestemmingsplan is geregeld.

3.2 Doelstelling en streefbeeld Wereld van de Efteling 2030

De Efteling wil de komende jaren uitgroeien van dagattractiepark naar een internationale meerdaagse bestemming (resort). Hiermee wil de Efteling haar positie in de toekomst versterken.

Uit het Global Attractions Attendance Report 2015 blijkt dat de top-25 attractieparken van de wereld tussen 2006 en 2015 een groei hebben doorgemaakt van ruim 26%. De Efteling staat op plek 24 in deze lijst en kent een vrij consistente groei van zo'n 4% per jaar. Groei genereert de inkomsten om investeringen te kunnen doen en het niveau van de Wereld van de Efteling te behouden. Tussen 2004 en 2015 was de gemiddelde groei van bezoekersaantallen van de Efteling 38%, gemiddeld 3,6% per jaar. In de toekomst zit de groei zowel in verblijf als in bezoeken van het attractiepark.

De potentiele groei van de gasten van het attractiepark zal vooral in spreiding en internationale gasten zitten en naar verwachting wat afvlakken naar 3,2% per jaar. Uitgaande van een vergelijkbare groei en geen beperkingen in externe infrastructuur kan het aantal bezoeken per jaar daarmee doorgroeien naar 7 miljoen in 2030. De verwachting is dat een aanzienlijk deel van de groei bestaat uit gasten die meerdere dagen zullen verblijven en het attractiepark vaker zullen bezoeken. Dit is de reden dat de Efteling spreekt van het aantal bezoeken in plaats van bezoekers/gasten omdat één bezoeker/gast bij meerdaags verblijf het park meer dan één keer kan bezoeken. Meerdaags verblijf is eveneens gewenst gelet op de ambitie van gemeente en regio en spin off naar andere voorzieningen (horeca, detailhandel).

In het opgestelde Masterplan Wereld van de Efteling 2030 is het streefbeeld verwoord. In dit Masterplan Wereld van de Efteling 2030 is uitgegaan van het groeiscenario's tot 7 miljoen bezoeken per jaar, zoals ook al benoemd in de Nota Ambities en Uitgangspunten. Deze aantallen vormden het uitgangspunt voor het uitgevoerde verkeersonderzoek (zie bijlage 1 Masterplan Wereld van de Efteling 2030) en worden nader onderzocht in het kader van het MER.

Het doel van de Efteling is de meest sprookjesachtige en kwalitatieve bestemming in Europa te worden waar de hele familie zich meerdere dagen kan verwonderen. In 2030 is de Wereld van de Efteling uitgegroeid van een attractiepark met verblijfsaccommodaties tot een internationale resort bestemming waar gasten:

  • De Wereld van de Efteling goed kunnen bereiken, met zo schoon en slim mogelijke vervoersmiddelen.
  • Een bezoek brengen aan een sprookjesachtige omgeving met veel aandacht en ruimte voor natuur en landschap.
  • Binnen en buiten een wonderlijke tijd beleven in een diversiteit aan attracties.
  • Meerdere dagen verblijven in één van de thematische vakantieverblijven of in verblijfsaccommodaties in de omgeving.


De Wereld van de Efteling ontwikkelt zich fasegewijs in zones. In figuur 3.1 is de ligging van de zones van intensieve en extensieve recreatievormen globaal weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0809.BPWvdEfteling2030-VA03_0002.png"

Figuur 3.1 Ontwikkeling Wereld van de Efteling in zones

Het betreft de volgende zones:

  • (Dag)recreatie/attractiepark: dit is de meest noordelijke zone, direct grenzend aan de kern van Kaatsheuvel. Binnen deze zone wordt ruimte geboden voor de verdere ontwikkeling van het attractiepark en daaraan gekoppelde functies als ontsluitingswegen en parkeren. Ook (intensief) verblijf, zoals het Efteling Hotel, komt voor in deze zone.
  • Verblijfsrecreatie in het groen: dit is de middelste zone, gelegen rondom de Eftelingsestraat. Deze zone vormt een bufferzone richting de extensieve zone. De vakantieparken Efteling Bosrijk en Efteling Loonsche Land liggen in deze zone en er is ruimte voor het realiseren van extra verblijfsaccommodaties.
  • Extensieve recreatie, waaronder golfpark en natuur: dit is de meest zuidelijke strook. Deze zone is bedoeld voor minder intensieve vormen van recreatie. Voor bewoners van de regio en haar tijdelijke gasten worden voldoende keuzemogelijkheden geboden om hun tijd door te brengen. In deze zone liggen reeds het Efteling Golfpark en het natuurgebied Het Loonsche Land.

3.3 Het basisalternatief

De beoogde ontwikkelingen voor de Wereld van de Efteling 2030, zoals beschreven in het Masterplan Wereld van de Efteling 2030, vormen het basisalternatief dat in het MER wordt onderzocht. Omdat plangrenzen en zonering zijn vastgelegd in het Masterplan Wereld van de Efteling 2030, is er geen discussie meer over de locatie c.q. ruimtelijke begrenzing van de uitbreidingszones. In het MER worden dus geen alternatieven voor de locatie van de uitbreiding van dag- en verblijfsrecreatie onderzocht. Dat wil zeggen dat het Masterplan Wereld van de Efteling 2030 de basis vormt voor de m.e.r.-studie naar de effecten op natuur en milieu. Het basisalternatief is weergegeven in figuur 3.2. De uitbreidingsplannen bestaan globaal uit:

  • uitbreiding van het attractiepark in oostelijke en westelijke richting en op een gedeelte van het huidige hoofdparkeerterrein;
  • wijziging gebruik hoofdparkeerterrein, aanleg nieuwe parkeervoorziening aan westzijde en mogelijk voor parkeren op afstand;
  • toename verblijfsrecreatie tot maximaal 5.800 bedden;
  • aanpassing golfbaan;
  • aanpassingen aan de infrastructuur, waaronder verlegging van de Horst en mogelijk een nieuwe zuidelijke toegangsweg.

afbeelding "i_NL.IMRO.0809.BPWvdEfteling2030-VA03_0003.png"

Figuur 3.2 Basisalternatief

Dagrecreatie/attractiepark

Het attractiepark breidt zowel in oostelijke als in westelijke richting uit.

Oostelijke uitbreiding

De uitbreiding in oostelijke richting sluit direct aan op het bestaande attractiepark en wordt begrensd door het Efteling Hotel, de N261, het fietspad naar de Loonse en Drunense Duinen ter hoogte van het inkoopstation Brabant Water en de huidige oostelijke grens van het attractiepark. Door de ligging parallel aan de N261 ontstaat de mogelijkheid om de Wereld van de Efteling op een verkeersveilige wijze aan de passanten op de N261 te tonen. Om voorafgaand aan de inwerkingtreding van voorliggend bestemmingsplan over een omgevingsvergunning te beschikken voor de eerste attractie in dit gebied, wordt in 2018 gestart met een uitgebreide Wabo-procedure. De ambitie is om de attractie in 2020 te openen. Voor de verdere invulling zijn nog geen concrete ontwerpen beschikbaar. Het bestemmingsplan heeft daarom een flexibel karakter.

Voor de oostelijke uitbreiding blijft het huidige bebouwingspercentage, vastgelegd in het bestemmingsplan 'Wereld van de Efteling' dat op 6 juni 2013 is vastgesteld door de gemeenteraad van Loon op Zand, gehandhaafd (11%). Het is hierbij mogelijk om één of meer beeldbepalende hogere bouwwerken te plaatsen. In bijlage 8 is een analyse uitgevoerd waarbij een maximaal aanvaardbare hoogte van 50 m is vastgelegd voor deze zone. Deze hoogte is bepaald op basis van de uitgevoerde analyse (zie bijlage 8), eerder uitgevoerde landschapsstudies, de zichtlijnen in het gebied, de hoogte van bestaande bomen (overwegend 25-30 m) en de reeds vergunde bouwwerken in het attractiepark. Nader onderzoek is benodigd voordat gebruik kan worden gemaakt van de binnenplanse afwijkingsbevoegdheid voor bouwwerken met een maximale hoogte van 60 m. Voor het noordelijke deel van de oostelijke uitbreidingszones geldt een maximale bouwhoogte van 35 m om de impact op het woongebied aan de noordzijde te beperken. Ten behoeve van de landschappelijke inpassing van het gebied is een beeldkwaliteitsplan opgesteld dat als bijlage bij de regels van dit bestemmingsplan is opgenomen (bijlage 2 bij de regels).

De combinatie van de maximale hoogte met het bebouwingspercentage zorgt ervoor dat er langs de N261 nooit een aaneengesloten bebouwingsvlak kan ontstaan. Daarnaast is in de regels een bepaling opgenomen dat de onderlinge afstand tussen gebouwen in deze zone minimaal 50 m moet bedragen. Hiervan kan alleen worden afgeweken door middel van een beeldkwaliteitsplan waarin is aangetoond dat landschappelijke waarden en stedenbouwkundige kwaliteiten van de omgeving niet onevenredig worden geschaad. De ontwikkelingszone krijgt hierdoor een ruimtelijke invulling vergelijkbaar met het bestaande attractiepark. Het beeld wat hierbij ontstaat langs de N261 is vergelijkbaar met de huidige randen van het attractiepark: een weloverwogen afwisseling tussen bouwkundige volumes en natuurlijke elementen met enkele accenten tot 50 m hoog. Dit komt verder tot uitdrukking door de bepaling in de regels dat bebouwing over een lengte van maximaal 45% van het perceel langs de N261 boven de boomgrens mag uitkomen. De eerste attractie in dit gebied waarvoor in 2018 de ruimtelijke procedure wordt doorlopen, voldoet aan dit beeld. Ook zal het attractiepark grenzend aan het Sprookjesbos uitbreiden op een gedeelte van het bestaande hoofdparkeerterrein.

Westelijke uitbreiding

In westelijke richting vindt de uitbreiding van het attractiepark plaats op de bestaande parkeervoorzieningen P2 en P3 (zie figuur 5.2 voor ligging parkeerterreinen P2 en P3). Hier is een hoger bebouwingspercentage mogelijk om meer overdekte attracties te kunnen realiseren (60%). In de regels is een afwijking opgenomen om - onder voorwaarde van een beeldkwaliteitsplan - een bebouwingspercentage van 70% toe te staan. Als referentie voor het bebouwingspercentage is een vergelijking gemaakt met Walt Disney Studios Park te Parijs. De toename aan overdekte voorzieningen maakt het mogelijk om de geluidsbelasting op de kern Kaatsheuvel te beperken en biedt tegelijkertijd meer mogelijkheden bij slecht weer.

Aan de randen, ter hoogte van de Europalaan, is voorzien in een bebouwingsvrije bufferzone van 10 m waarbinnen ook de landschappelijke inpassing van het gebied vorm kan krijgen. De inrichting van deze zone is nog nader te bepalen, maar zal in overeenstemming met de uitgangspunten uit de gemeentelijke structuurvisie (zie paragraaf 4.3.1) worden ingericht als robuuste bufferzone met waterpartijen en opgaande beplanting. Ook is in een zone van 50 m ten opzichte van de Europalaan lagere bebouwing toegestaan (max. 15 m). Buiten deze zone is hogere bebouwing toegestaan tot een bouwhoogte van 25 m. Op deze wijze wordt ook (visueel) rekening gehouden met het aangrenzende woongebied ten noorden van de Europalaan. Uit een analyse waarin de ruimtelijke effecten van genoemde hoogtes in beeld zijn gebracht lijkt een hoogte van 25 m vanaf de dorpsrand niet zichtbaar. Deze analyse is opgenomen in bijlage 9. Door middel van een binnenplanse afwijking bestaat de mogelijkheid voor het bouwen van bouwwerken tot een hoogte van maximaal 30 m wanneer middels onderzoek is aangetoond dat de landschappelijke waarden van de omgeving niet onevenredig worden geschaad. De uitbreiding dient te voldoen aan de uitgangspunten die in het beeldkwaliteitsplan zijn opgenomen. Het beeldkwaliteitsplan maakt onderdeel uit van de regels van dit bestemmingsplan (bijlage 2 bij de regels).


Verblijfsrecreatie/golfsport

In de Wereld van de Efteling zijn verschillende locaties waar verblijfsaccommodaties zich kunnen ontwikkelen. De gebieden waar dit mogelijk wordt gemaakt zijn weergegeven in figuur 3.2. Daarnaast wordt ook binnen het attractiepark en bij het Efteling Golfpark verblijfsrecreatie mogelijk gemaakt. Hoewel op verschillende plaatsen mogelijkheden tot ontwikkeling van verblijfsrecreatie wordt geboden, zullen deze gebieden nooit allemaal worden bebouwd gezien het maximum toegestane aantal bedden. Aan de westzijde van het golfpark is uitbreiding mogelijk om indien nodig vervangende holes aan te leggen en/of natuur toe te voegen.

Momenteel beschikt de Wereld van de Efteling binnen haar wereld over zo'n 3.000 overnachtingsbedden in het Efteling Hotel, Efteling Bosrijk en Efteling Loonsche Land. Omdat de Efteling de ambitie heeft de komende jaren uit te groeien van attractiepark naar een internationale bestemming met meer meerdaags verblijf groeit het aantal bedden relatief harder dan het aantal bezoeken (de verblijfsgasten bezoeken het park immers meer dan 1 keer). De Efteling streeft ernaar dat in 2030 40% van de gasten verblijfsgasten zijn.

De afgelopen 10 jaar is het aantal overnachtingen van buitenlandse toeristen in Nederland met 25% gestegen tot 31,5 miljoen. Door verwachte welvaartsontwikkelingen en wijzigingen in kosten van reizen zal het inkomend toerisme verder stijgen. De markt van dag- en verblijfrecreatie heeft dus meer groeipotentie. Er wordt verwacht dat het aantal buitenlandse verblijfsgasten in Nederland in 2025 zal stijgen naar 15,75 miljoen. Dat betekent een groei van 29% ten opzichte van 2012 (NBTC). Het aantal hotelkamers in Nederland groeit sinds 2012, maar deze groei is niet voldoende ten opzichte van de vraag (ABN AMRO). Tussen 2012 en 2016 is het aanbod van hotelkamers (buiten Amsterdam) gestegen met 4%, terwijl de vraag met 17% gestegen is (OIS, CBS). Dit rechtvaardigt de komst van nieuwe overnachtingsmogelijkheden. De provincie Noord-Brabant wil de komende jaren uitgroeien tot de meest innovatieve en gastvrije regio van Europa voor kortdurend verblijf.

Uit het 'Visiedocument Verblijfsaccommodaties' (zie bijlage 10), opgesteld door House of Leisure, blijkt dat er in 2030 bij 7 miljoen bezoeken behoefte is aan 7.300 bedden. Momenteel beschikt de Efteling binnen haar wereld over zo'n 3.000 bedden en is er ruimte voor 1.500 bedden in de markt. Richting 2030 is een toename van 2.800 bedden, ten opzichte van het huidige aanbod dat de Efteling biedt, goed inpasbaar, ook in combinatie met de beoogde Hotelzone de Horst. Een goede afstemming met de gemeente Loon op Zand is hiervoor noodzakelijk. Uit het onderzoek verblijfsaccommodatiemarkt van LAgroup, uitgevoerd in opdracht van de regio Hart van Brabant wordt gesteld dat er altijd marktruimte is voor thematische verblijfsaccommodatie die direct gekoppeld is aan de attractieparken.


Bereikbaarheid en mobiliteit

De toename van het aantal bezoeken en de fysieke uitbreiding van de Wereld van de Efteling kan niet zonder te voorzien in een verkeersontsluiting die de bereikbaarheid van de regio, de kern Kaatsheuvel en de Wereld van de Efteling zelf garandeert. Aanpassing van de Europalaan geldt als uitgangspunt voor het bestemmingsplan en MER Wereld van de Efteling 2030. De aanpassing bestaat uit het aanleggen van wisselstroken, het optimaliseren van de op- en afritten van de N261 en het aanleggen van een uitvoegstrook op de Europalaan. Deze aanpassing wordt in 2018 (wisselstroken en uitvoegstrook) en 2019 (op- en afritten) gerealiseerd.

In het basisalternatief is daarnaast uitgegaan van een nieuwe toegangsweg vanaf een nieuwe aansluiting op de N261 naar de nieuw te realiseren parkeervoorziening die aan de westzijde van de Wereld van de Efteling komt te liggen. Vanaf vakantiepark Efteling Loonsche Land ligt het tracé ter plaatse van de Eftelingsestraat. In hoofdstuk 5 wordt hier nader op ingegaan.


Natuur en landschap

Natuur en landschap vormen een essentieel onderdeel van de belevingen die de Wereld van de Efteling creëert. Om deze positie naar de toekomst verder uit te bouwen blijft de Wereld van de Efteling zorgdragen voor haar 'landschappelijke decor' waarin de dag- of verblijfsrecreatie voorzieningen naadloos in de omliggende natuur overgaan. Voor zover de verdere ontwikkeling van de Efteling ten koste gaat van natuurgebieden die onderdeel zijn van het Natuurnetwerk Brabant (NNB) zal natuurcompensatie plaatsvinden. De uitwerking van de compensatie en de afspraken hierover worden samen met het bevoegd gezag vastgelegd in een compensatieplan. Het compensatieplan is als bijlage 12 aan het bestemmingsplan toegevoegd. Daarnaast is een oplegnotitie bij het compensatieplan opgesteld (nadere onderbouwing saldobenadering). Deze oplegnotitie is opgenomen als bijlage 13.

Daarnaast is de uitbreiding van de Wereld van de Efteling ook van invloed op de naastgelegen Natura-2000 gebieden Loonse en Drunense Duinen en Langstraat. Deze gebieden maken deel uit van een Europees netwerk van natuurgebieden en krijgen extra bescherming, omdat er bijzondere planten en diersoorten voorkomen. Om inzicht te krijgen in de effecten van de uitbreiding van de Wereld van de Efteling op de Natura-2000 gebieden moet een 'passende beoordeling' worden gemaakt. Hierin wordt onderzocht welke effecten het plan kan hebben op de doelstellingen die zijn geformuleerd voor het betreffende Natura 2000-gebied.

3.4 Vaststaande en variabele elementen

Vaststaande elementen

Belangrijke uitgangspunten bij de ontwikkeling van de Wereld van de Efteling 2030 zijn:

  • De uitbreiding van het attractiepark vindt plaats aansluitend aan de bestaande dagrecreatie van de Efteling. Het attractiepark gaat in oostelijke en westelijke richting uitbreiden. De begrenzing van deze uitbreidingszones ligt vast. De uitbreiding van de Wereld van de Efteling wordt begrensd door de N261 en Natura 2000-gebied Loonse en Drunense Duinen & Leemkuilen aan de oostzijde en de kern Kaatsheuvel aan de noordzijde. De uitbreiding is gebaseerd op de zonering zoals opgenomen in figuur 3.1. In deze zonering is rekening gehouden met de aard van het gebied en zijn omgeving.
  • Om de toekomstige verkeersstromen te kunnen verwerken is een nieuwe of aangepaste ontsluitingsstructuur voor de Wereld van de Efteling noodzakelijk. Ten behoeve hiervan staan de onderstaande voorzieningen/maatregelen vast:
    • 1. De Horst wordt gedeeltelijk verlegd en zal parallel aan de N261 gaan lopen.
    • 2. De verwerkingscapaciteit van de Europalaan wordt verruimd tot 5,05 miljoen bezoeken per jaar door het realiseren van wisselstroken en uitvoeren van aanpassingen aan de op- en afritten bij de N261.
    • 3. Er wordt een tweede aansluiting op de N261 gerealiseerd inclusief toegangswegen naar de parkeerterreinen.
  • Er wordt grote waarde gehecht aan de Brabantse biodiversiteit. Vanwege de gevolgen voor de aanwezige natuur als gevolg van de ontwikkeling van de Wereld van de Efteling is een compensatieplan opgesteld. Deze is opgenomen in bijlage 12. De oplegnotitie bij het compensatieplan is bijgevoegd als bijlage 13.

Voor de ontwikkeling van de tweede aansluiting op de N261 is een aantal voorwaarden van toepassing:

  • 1. Nut en noodzaak op grond van de bezoekersgroei richting 2030 dient nader beschreven te worden.
  • 2. De effecten van de maatregelen rondom en op de Europalaan en het parkeren op afstand (indien een dergelijke parkeervoorziening haalbaar en beschikbaar blijkt) onvoldoende blijken om de toenemende groei van bezoekersverkeer zonder oponthoud af te wikkelen.
  • 3. Onderzoek en experimenteren met Smart Mobility en het stimuleren van openbaar vervoer onvoldoende blijken.

Onderstaand wordt nader ingegaan op genoemde voorwaarden.

  • 1. Nut en noodzaak tweede aansluiting

Deze nut en noodzaak is in paragraaf 3.3 nader onderbouwd. Ook uit de verkeersstudie die door Rho adviseurs voor leefruimte en Witteveen+Bos is uitgevoerd blijkt dat een tweede aansluiting op de N261 nodig is om tot een robuuste verkeersstructuur te komen die 7 miljoen bezoeken aan de Wereld van de Efteling mogelijk maakt (zie paragraaf 5.3.1). De conclusies uit de uitgevoerde verkeersstudie zijn opgenomen als bijlage 1 bij het Masterplan Wereld van de Efteling 2030. Het Masterplan Wereld van de Efteling 2030 is op 16 februari 2016 gewijzigd vastgesteld. Onderzoek uitvoeren naar parkeren op afstand is één van de voorwaarden zoals genoemd in het raadsbesluit.

  • 2. Parkeren op afstand

Onderzoek is uitgevoerd naar de mogelijkheden van parkeren op afstand. Het verkennend onderzoek van APPM (15 juni 2017) is opgenomen als bijlage bij het MER. De optie parkeren op afstand voorziet in een parkeervoorziening langs de N261. Uit het verkennend onderzoek volgen drie potentieel geschikte locaties:

  • de locatie Mobilisatiecomplex (nr. 2) in Tilburg Noord, nabij het Blauwe Meer en de Spinder, iets ten zuiden van de Efteling;
  • de locatie nabij de voetbalvelden van Desk (nr. 6) in Loon op Zand, ten noorden van de Efteling;
  • de locatie 'de Vloeivelden' (nr. 4) ten westen van Loon op Zand.

Alle drie de locaties voldoen aan de volgende criteria:

  • de locatie ligt op korte afstand van de Efteling langs de N261;
  • de locatie is direct vanaf de N261 bereikbaar;
  • er is een filevrije route naar de parkeerterreinen van de Efteling beschikbaar.

De locatie Mobilisatiecomplex is op dit moment door de gemeente Tilburg als weinig kansrijk beoordeeld. De locatie nabij de voetbalvelden van Desk valt af vanwege het aanwezige beperkte onderliggende wegennet. Locatie 4: 'de Vloeivelden', een locatie op 4,7 kilometer vanaf de Efteling (zie figuur 3.3) is nader onderzocht. Dit vanwege de potentiele capaciteit van de locatie (circa 4.000 parkeerplaatsen) in combinatie met de mogelijkheid om het busvervoer filevrij naar de entree van de Efteling te leiden. Vanaf 'de Vloeivelden' worden de daggasten van het attractiepark met een pendelbus naar de entree van het attractiepark gebracht. Deze pendel rijdt over de Heideweg, Horst en Eftelingsestraat naar een bushalte op de Kinkenpolder nabij de fietsenstalling van de Efteling. Daar komt een voorziening om te keren. Vanaf deze halte is het circa 300 meter lopen naar de hoofdentree.

afbeelding "i_NL.IMRO.0809.BPWvdEfteling2030-VA03_0004.png"

Figuur 3.4 Locatie 'de Vloeivelden' ten westen van Loon op Zand

Locatie 'de Vloeivelden' heeft momenteel een agrarische bestemming. Wanneer deze optie doorgang vindt, zal de bestemming van het perceel worden gewijzigd om parkeren op deze locatie mogelijk te maken.

  • 3. Smart Mobility en stimuleren openbaar vervoer

De mogelijkheden van Smart Mobility en het stimuleren van openbaar vervoer zijn door de Efteling onderzocht door consultatie van verschillende professionals uit verschillende disciplines en tijdens de Smart Mobility Challenge op 4 oktober 2017 met experts, bedrijfsleven en opleidings- en onderzoekinstituten. De conclusie luidt dat de auto tot 2030 de dominante vervoerswijze blijft. De concentratie auto's kan mogelijk verminderen door spreiding in tijd en locaties. Beïnvloeding van zowel aankomsttijd als vertrektijd zijn goede manieren om piekmomenten, dus congestie, te voorkomen. Op dit spoor zullen pilots worden ontwikkeld, maar verwacht wordt niet dat dit al snel tot een ander vervoersbeeld gaat leiden. Uit gastenonderzoek blijkt dat het lastig is gasten te verleiden om later te komen. Met betrekking tot openbaar vervoer wordt vanaf april 2018 voorzien in pilot voor een directe busverbinding tussen de Efteling en Breda in de weekenden en de schoolvakanties. Deze verbinding is kansrijk, maar zal geen grote verschuiving in het aanbod autoverkeer opleveren.

Variabele elementen

In het kader van het MER is onderzoek uitgevoerd naar de locatie van de nieuwe toegangsweg. Op basis van het MER is een voorkeursalternatief uitgewerkt. De ontsluitingsvarianten zoals beoordeeld in het MER en het voorkeursalternatief zijn beschreven in de navolgende paragrafen alsmede in bijlage 6. Het voorkeursalternatief is vastgelegd in dit bestemmingsplan.

In de Wereld van de Efteling 2030 liggen verschillende deelgebieden waarbinnen attracties en/of verblijfsaccommodaties worden mogelijk gemaakt. De exacte invulling hiervan ligt nog niet vast. Om adequaat op (markt)ontwikkelingen te kunnen inspelen, biedt het bestemmingsplan flexibiliteit ten aanzien van het invullen van deze verblijfsaccommodatie.

3.5 Ontsluitingsvarianten

In het basisalternatief voor de Wereld van de Efteling 2030 is een verkeersontsluitingsstructuur opgenomen. Deze omvat een nieuwe aansluiting van de Wereld van de Efteling op N261 samen met een toegangsweg naar de parkeerterreinen via de Eftelingsestraat. In het kader van het MER zijn de volgende varianten en subvarianten voor de verkeersontsluiting onderzocht:

  • a. variant 1 – nieuwe aansluiting Efteling N261:
      • subvariant 1a: toegangsweg via tracé Eftelingsestraat (4 rijstroken);
      • subvariant 1b: toegangsweg via tracé ten zuiden Efteling verblijfsrecreatie (4 rijstroken).
  • b. variant 2 – bestaande aansluiting Loon op Zand N261:
      • subvariant 2a: toegangsweg via tracé Eftelingsestraat (2 rijstroken);
      • subvariant 2b: toegangsweg via tracé ten zuiden van de Efteling verblijfsrecreatie (2 rijstroken).
  • c. Variant 3 – parkeren op afstand (op voormalige vloeivelden t.h.v. bestaande aansluiting Loon op Zand N261).

Variant 1: Nieuwe aansluiting Efteling N261

Bij deze variant wordt voorzien in een nieuwe toegangsweg vanaf een nieuwe aansluiting op de N261 naar de nieuw te realiseren parkeervoorziening die aan de westzijde van de Wereld van de Efteling komt te liggen. De nieuwe aansluiting op de N261 is voorzien ter hoogte van het huidige brandstofverkooppunt langs de N261.

1a Toegangsweg via tracé Eftelingsestraat

Dit tracé loopt vanaf een nieuwe aansluiting op de N261 via een ongelijkvloerse kruising over de Horst, door het huidige bosgebied achter Villa Pardoes langs en vanaf het Loonsche Land ligt het tracé ter plaatse van de Eftelingsestraat. Het tracé loopt door naar het nieuw te realiseren westelijke parkeerterrein. Deze variant is onderdeel van het basisalternatief. De verblijfsrecreatie blijft via de huidige Eftelingsestraat ontsloten. Verharding van het zandpad Eftelingsestraat - Dodenauweg is reeds mogelijk op basis van het geldende bestemmingsplan 'Wereld van de Efteling', zoals vastgesteld in 2013.

afbeelding "i_NL.IMRO.0809.BPWvdEfteling2030-VA03_0005.png"

Figuur 3.5 Variant 1a: nieuwe aansluiting N261 en toegangsweg via Eftelingsestraat (basisalternatief)

1b Toegangsweg via tracé ten zuiden van Efteling verblijfsrecreatie

In deze variant loopt de nieuwe toegangsweg vanaf de nieuwe aansluiting op de N261 door het buitengebied direct ten zuiden van de Efteling verblijfslocaties naar het nieuw te realiseren westelijke parkeerterrein. Dit tracé kent – meer dan in variant 1a – een kronkelend verloop en volgt de contouren van het bestaande landschap. De verblijfsrecreatie blijft via de huidige Eftelingsestraat ontsloten.

afbeelding "i_NL.IMRO.0809.BPWvdEfteling2030-VA03_0006.png"

Figuur 3.6 Variant 1b: nieuwe aansluiting N261 en toegangsweg via zuidelijk tracé

In beide gevallen (variant 1a en 1b) krijgt de toegangsweg, net als de Europalaan, vier rijstroken, waarvan de middelste twee als wisselstroken zullen worden ingezet. Daardoor zijn in de ochtend drie rijstroken voor het arriverend verkeer aanwezig en één voor vertrekkend verkeer. In de middag/avond is dat andersom.

Variant 2: Bestaande aansluiting Loon op Zand op N261 en via bestaande wegen parallel aan N261

Bij deze variant wordt het verkeer vanuit het zuiden (vanuit de richting Tilburg) vanaf de bestaande aansluiting De Moer/Loon op Zand/Udenhout op de N261 geleid. Vanaf daar wordt het verkeer via de Heideweg en Horst in noordelijke richting naar de Wereld van de Efteling geleid.

Net als bij variant 1 'nieuwe aansluiting' worden ook hier twee subvarianten onderzocht:

  • a. toegangsweg via tracé Eftelingsestraat;
  • b. toegangsweg via tracé onderlangs de verblijfsrecreatie.

2a Toegangsweg via tracé Eftelingsestraat

Subvariant 2a heeft een tracé via de Eftelingsestraat. De ligging van het tracé verschilt tussen de Horst en het Loonsche Land met het tracé van subvariant 1a. Op dit deel ligt het tracé van subvariant 2a dichter bij Villa Pardoes, deels op het tracé van de voormalige Eftelingsestraat (dat nog steeds als zandpad bestaat).

afbeelding "i_NL.IMRO.0809.BPWvdEfteling2030-VA03_0007.png"

Figuur 3.7 Variant 2a: bestaande aansluiting Loon op Zand en toegangsweg via Eftelingsestraat

2b Toegangsweg via tracé onderlangs de verblijfsrecreatie

Subvariant 2b heeft een tracé dat gelijk is aan subvariant 1b. Tussen de Horst en het westelijk gelegen parkeerterrein loopt een kronkelend tracé ten zuiden van de vakantieparken Efteling Bosrijk en Efteling Loonsche Land.

afbeelding "i_NL.IMRO.0809.BPWvdEfteling2030-VA03_0008.png"

Figuur 3.8 Variant 2b: bestaande aansluiting Loon op Zand en toegangsweg via zuidelijk tracé

Variant 3: Parkeren op afstand

Ook is de mogelijkheid onderzocht van parkeren op afstand. Deze optie voorziet in een parkeervoorziening langs de N261 ten westen van Loon op Zand. Een pendeldienst verzorgt vanaf de parkeervoorziening de verbinding naar de entree van de Efteling. Zoals beschreven in paragraaf 3.4 is locatie 4 'de Vloeivelden' ten westen van Loon op Zand nader onderzocht in het MER.

3.6 Voorkeursalternatief

Op basis van een integrale beoordeling van de MER-aspecten, de milieueffecten én de optimalisatiemogelijkheden door toepassing van mitigerende en optimaliserende maatregelen is uit de varianten voor de Wereld van de Efteling 2030 gekozen voor een voorkeursalternatief, een geoptimaliseerde variant 2a aangevuld met parkeren aan de Horst.

afbeelding "i_NL.IMRO.0809.BPWvdEfteling2030-VA03_0009.png"

Figuur 3.9 Voorkeursalternatief

Beschrijving voorkeursalternatief

Het voorkeursalternatief is weergegeven in figuur 3.9. Het voorkeursalternatief bestaat uit:

  • De inzet van een tweede ontsluitende verkeersroute voor gemotoriseerd verkeer via de aansluiting Loon op Zand vergelijkbaar met de varianten 2 en 3 uit het MER (op de drukste dagen per jaar waarop de Europalaan het Eftelingverkeer niet kan verwerken).
  • Een ontsluitingsweg tussen de Horst en de parkeerterreinen van de Efteling die grotendeels via het huidige tracé van de Eftelingsestraat loopt. Het tracé wijkt nabij de aansluiting op de Horst af van het tracé in variant 2a. In variant 2a ligt het tracé ligt ten zuiden van Villa Pardoes en sluit het nabij het brandstofverkooppunt op de N261 aan. In het voorkeursalternatief voert het tracé ten noorden en ten oosten langs Villa Pardoes en sluit het vervolgens circa 150 m ten zuiden van de huidige Eftelingsestraat op de Horst aan.
  • Een parkeerterrein voor parkeren-op-afstand. Dit parkeerterrein ligt in afwijking van variant 3 dichter bij de Efteling en op eigen terrein van de Efteling. Het terrein wordt in het westen begrensd door de Horst, in het oosten door de N261, in het zuiden door het huidige brandstofverkooppunt langs de N261 en in het noorden door het waterleidingstation van Brabant Water. Dit parkeerterrein heeft een capaciteit van ruim 1.800 parkeerplaatsen. De gasten die hier parkeren worden met behulp van navervoer naar de entree van de Efteling gebracht. Dit parkeerterrein wordt ingezet op de 74 drukste dagen per jaar waarop de Europalaan het Eftelingverkeer niet kan verwerken.
  • Een gecombineerde inzet van het parkeerterrein op afstand en de toegangsweg naar de westelijk gelegen parkeerterreinen via de Eftelingsestraat, maar (in afwijking van variant 2) alleen op de dagen waarop de Europalaan het Eftelingverkeer niet meer kan verwerken. Op die dagen wordt het parkeerterrein op afstand langs de Horst benut en de ontsluitingsweg via de Eftelingsestraat naar het westelijk parkeerterrein.
  • Het nieuwe westelijke parkeerterrein wordt ontsloten via een verbindingsweg over Eftelinggrond met het (huidige) hoofdparkeerterrein P1, net als in variant 3 (In de varianten 1 en 2 is deze verbinding een calamiteitenverbinding). Op drukke dagen is dit westelijke parkeerterrein ook ontsloten via de zuidelijke toegangsweg die over de Eftelingsestraat voert. Vanaf een punt op de Eftelingsestraat ten oosten van de Dodenauweg/Bernsehoef voert een interne verbindingsweg over Eftelinggrond naar het nieuwe parkeerterrein.
  • Een ongelijk vloerse kruising zal zo nodig de passeerbaarheid van de Eftelingsestraat voor verblijfsgasten en doorgaand langzaam verkeer vergemakkelijken.

Onderbouwing keuze voorkeursalternatief

Beschikbaarheid calamiteitenroute

Een belangrijke overweging bij de keuze van het voorkeursalternatief is om te kiezen voor een variant met twee toegangswegen voor de ontsluiting van de parkeerterreinen van de Efteling. Zo is een flexibel netwerk van ontsluitingswegen beschikbaar dat in geval van een calamiteit kan worden ingezet en wordt het buitengebied ontlast. Dit sluit aan bij visie van het Masterplan Wereld van de Efteling 2030.

Geen doorsnijding Natuurnetwerk Brabant

In tegenstelling tot de in het MER onderzochte tracévarianten veroorzaakt het geoptimaliseerde tracé van de nieuwe toegangsweg geen nieuwe doorsnijdingen van het Natuurnetwerk Brabant omdat hoofdzakelijk gebruik wordt gemaakt van bestaande infrastructuur. Daardoor wordt het ecologisch waardevolle beukenbos ten zuiden van het attractiepark met verblijfsplaatsen voor vleermuizen behouden.

Beperking barrièrewerking Eftelingsestraat

De inzet van de Eftelingsestraat als tweede toegangsweg tot de parkeerterreinen van de Efteling leidt tot barrièrewerking tussen enerzijds de vakantieparken Efteling Bosrijk en Efteling Loonsche Land en anderzijds het attractiepark. Deze doorsnijding van de Wereld van de Efteling is vanuit het perspectief van de beleving van de gasten van de Efteling zeer onwenselijk. Ook voor langzaam verkeer tussen Kaatsheuvel en het gebied ten zuiden van de Wereld van de Efteling leidt dit tot barrièrewerking. Met inzet van het parkeerterrein op afstand wordt het noodzakelijk gebruik van de Eftelingsestraat als toegangsweg tot het nieuwe in het westen van de Wereld van de Efteling gelegen parkeerterreinen tot een minimum beperkt. Daardoor vormt de weg in veel mindere mate een barrière.

Locatie parkeerterrein op afstand

Gekozen is om de strook tussen de N261 en de Horst en tussen het huidige brandstofverkooppunt langs de N261 en het waterleidingstation van Brabant Water te bestemmen voor parkeren op afstand op drukke dagen. De locatie voldoet aan de criteria 'ligt op korte afstand van de Efteling langs de N261' en 'er is een filevrije route naar de parkeerterreinen van de Efteling beschikbaar.' De locatie is via de rotonde Loon op Zand en de Horst vanaf de N261 bereikbaar. Het idee om op locatie 'de Vloeivelden' te parkeren wordt hiermee, ook voor de toekomst, verlaten. De Efteling sluit niet uit dat in de toekomst (ook) geparkeerd kan worden op het Mobilisatiecomplex, als dit gecombineerd kan worden met de ontwikkelingen die de gemeente Tilburg daar wenst. Voor nu heeft de gemeente Tilburg formeel laten weten dat 'er op dit moment nog geen enkele uitspraak te doen is over de definitieve bestemming c.q. de mogelijkheden die er wellicht zijn om (een deel van) de locatie op termijn als transferium te kunnen gebruiken'.

Hoofdstuk 4 Beleid

4.1 Rijksbeleid

4.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) (2012)

In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) van maart 2012 schetst het kabinet in algemene termen hoe Nederland er in 2040 uit moet zien: concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig. De Rijksoverheid richt zich op nationale belangen, zoals een goed vestigingsklimaat, een degelijk wegennet en waterveiligheid.

Tot 2028 heeft het kabinet in de SVIR drie rijksdoelen geformuleerd:

  • 1. de concurrentiekracht vergroten door de ruimtelijk-economische structuur van Nederland te versterken. Dit betekent bijvoorbeeld een aantrekkelijk (internationaal) vestigingsklimaat;
  • 2. de bereikbaarheid verbeteren;
  • 3. zorgen voor een leefbare en veilige omgeving met unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden.

De nationale belangen die juridische doorwerking vragen, zijn vertaald in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro).

4.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)

Het Barro (voorheen AMvB Ruimte) is op 30 december 2011 in werking getreden. Het Barro stelt niet alleen regels omtrent de 13 aangewezen nationale belangen zoals genoemd in de Structuurvisie Infrastructuur en ruimte, maar stelt ook regels die in bestemmingsplannen moeten worden opgenomen. Het Barro bevat regels over Project Mainportontwikkeling Rotterdam (Maasvlakte II), Kustfundament, Grote rivieren, Waddenzee en Waddengebied, Defensie (militaire terreinen, munitie, militaire luchtvaart), Erfgoed (Unesco). Het Barro is niet van invloed op dit bestemmingsplan.

4.1.3 Ladder voor duurzame verstedelijking (artikel 3.1.6 Bro)

Bij een nieuwe stedelijke ontwikkeling is duurzame verstedelijking het uitgangspunt. Hiertoe wordt de Ladder voor duurzame verstedelijking gevolgd die is vastgelegd in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) (artikel 3.1.6. lid 2 Bro). Een voorgenomen stedelijke ontwikkeling, waaronder recreatie, moet aan deze Ladder worden getoetst.

Omdat in dit geval sprake is van een stedelijke ontwikkeling buiten bestaand stedelijk gebied, is een beschrijving van de behoefte noodzakelijk. Ook moet worden gemotiveerd waarom de ontwikkeling niet binnen bestaand stedelijk gebied mogelijk is. Voor toetsing aan de Ladder wordt verwezen naar paragraaf 4.4.

4.2 Provinciaal en regionaal beleid

4.2.1 Structuurvisie 2010 (inclusief partiële herziening 2014)

Hoofdlijnen beleid

In 2010 hebben Provinciale Staten de Structuurvisie ruimtelijke ordening (SRO) vastgesteld. De SRO is in 2014 partieel herzien, waarbij onder andere het gewijzigde beleid op het gebied van natuur (realisering van het natuurnetwerk) en veehouderij (transitie naar een zorgvuldige veehouderij) zijn verwerkt. De wijzigingen in de SRO hebben met name gevolgen voor de primaire agrarische sector. Het provinciale beleid om stedelijke functies zoveel mogelijk te concentreren in de stedelijke regio's en in het bestaand stedelijk gebied is op hoofdlijnen ongewijzigd ten opzichte van de SRO 2010.

De SRO geeft de hoofdlijnen van het provinciaal ruimtelijk beleid tot 2025 (met een doorkijk naar 2040). De visie is bindend voor het ruimtelijk handelen van de provincie. Het is de basis voor de wijze waarop de provincie de instrumenten inzet die de Wet ruimtelijke ordening biedt. De SRO gaat in op de ruimtelijke kwaliteiten van de provincie Noord-Brabant. Mens, markt en milieu zijn binnen de provincie in evenwicht. Daarom kiest de provincie in haar ruimtelijk beleid tot 2025 voor de verdere ontwikkeling van gevarieerde en aantrekkelijke woon-, werk- en leefmilieus en voor een kennisinnovatieve economie met als basis een klimaatbestendig en duurzaam Brabant. Het principe van behoud en ontwikkeling van het landschap is in de structuurvisie de 'rode' draad die de ruimtelijke ontwikkelingen stuurt. De provincie wil het contrastrijke Brabantse landschap herkenbaar houden en verder versterken. Bij de opvang van de verstedelijkingsbehoefte is het accent in de SRO daarom verlegd van nieuwe uitleg naar het bestaand stedelijk gebied, door in te zetten op inbreiding, herstructurering en transformatie. Beheer en (her)ontwikkeling van de bestaande voorraad vragen specifieke aandacht. Er wordt ingezet op zorgvuldig ruimtegebruik door de ruimte binnen het bestaand bebouwd gebied zo goed mogelijk te benutten. Hierbij dient rekening te worden gehouden met de gebiedskenmerken en kwaliteiten van de omgeving.

De provincie kiest bij de ontwikkeling van nieuwe bovenregionale detailhandels- en leisurevoorzieningen voor goed bereikbare locaties, zowel met de auto, fiets als het openbaar vervoer. Dit betekent dat deze voorzieningen zich kunnen ontwikkelen in hoogstedelijke zones in het stedelijk concentratiegebied. Bezoekersintensieve recreatieve voorzieningen zijn ook op goed ontsloten plekken mogelijk. De Efteling en de Beekse Bergen zijn belangrijk voor de economische positie van Noord-Brabant en worden genoemd als twee recreatievoorzieningen van nationale allure. De provincie wil deze attractieparken in Noord-Brabant behouden. Voor een goede concurrentiepositie kan ontwikkelingsruimte nodig zijn. Een goede bereikbaarheid is daarvoor een vereiste. Een attractief recreatief aanbod draagt bij aan een gezond en aantrekkelijk leef- en vestigingsklimaat. In overleg met de betrokken gemeenten en belanghebbenden wordt bezien of de provincie een rol heeft bij verdere ontwikkeling van de Efteling en Beekse Bergen te ondersteunen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0809.BPWvdEfteling2030-VA03_0010.png" afbeelding "i_NL.IMRO.0809.BPWvdEfteling2030-VA03_0011.png"

Figuur 4.1 Uitsnede Visiekaart SRO

Gebiedspaspoorten

De provincie geeft haar visie op het landschap vorm in de 'uitwerking gebiedspaspoorten'. Daarin beschrijft de provincie welke landschapskenmerken zij op regionaal niveau van belang vindt en hoe deze kunnen worden versterkt. De Wereld van de Efteling valt onder de 'Meierij'.


afbeelding "i_NL.IMRO.0809.BPWvdEfteling2030-VA03_0012.png"

Figuur 4.2 Kenmerkenkaart SRO (Gebiedspaspoorten/ Kenmerken)

Kenmerk van de Meierij is een kleinschalig mozaïek aan de benedenloop van beken en een rijkheid aan populieren. In de Meierij is een kleinschalig mozaïek ontstaan van oude en jonge ontginningslandschappen afgewisseld met woeste gronden. De woeste gronden werden voor de introductie van de kunstmest, gebruikt voor beweiding door vee. Door overbeweiding ontstonden op enkele plekken stuifzanden (Loonse en Drunense duinen). Door de grote variatie in het landschap kent het gebied ook een grote biodiversiteit. Zo komen er door de afwisseling van vochtige bossen, heiden, vennen en beekdalen veel amfibieën voor in de Meierij.

Het groene en afwisselende landschap van de Meierij heeft een belangrijke recreatieve functie gekregen voor de stedelijke gebieden van Tilburg, 's-Hertogenbosch en Eindhoven. Dit speelt vooral rondom het groene hart (nationaal landschap Het Groene Woud) van de Meierij en in het grote natuurgebied Nationaal Park Loonse en Drunense Duinen. Verspreid in de Meijerij zijn routenetwerken voor wandelen en fietsen ontstaan.

De provinciale ambitie voor de Meierij is:

  • het karakter van de Meierij als groen hart van Brabant versterken;
  • mogelijkheden voor nieuwe landschapskwaliteiten te bieden in de jonge ontginningslandschappen door bijvoorbeeld ontwikkeling van nieuwe landgoederen en het robuuster maken van de beplantingsstructuur in combinatie met het versterken van agrarische enclaves;
  • in te zetten op behoud van de fijnmazigheid van de oude ontginningen door meer aandacht voor groen ondernemerschap bij agrariërs gericht op recreatie, zorg, educatie en natuurontwikkeling en door mogelijkheden te bieden voor de ontwikkeling van nieuwe landgoederen en andere vormen van wonen, groene dorpsranden;
  • de cultuurhistorische waarden van de Meierij in hun samenhang verder ontwikkelen, beschermen en toeristisch-recreatief ontsluiten. Dit geldt in het bijzonder voor het cultuurhistorische landschap 'Loonse en Drunense Duinen';
  • het duurzaam en in samenhang behouden van het bodemarchief (o.a. door afstemming van het gemeentelijk archeologiebeleid) van de archeologische landschappen, waaronder Loonse en Drunense Duinen;
  • het versterken van de ecologische waarden van het landschap door te sturen op te behouden of te ontwikkelen kenmerken van het landschap, waarbij kenmerkende plant- en diersoorten van kleine wateren, waterlopen, kleinschalig besloten landschap, open weide- en akkergebieden en het halfopen landschap met bomenrijen goede indicatoren zijn. Denk daarbij aan soorten als kamsalamander, kroeskarper, nachtegaal, grutto, wulp, geelgors en korenbloem.

Toetsing

De wereld van de Efteling versterkt de kwaliteiten van de Meierij en voegt daar een eigen leisuredimensie aan toe. De beleving van het oude-boslandschap wordt versterkt. Recreatieve routestructuren blijven in stand. De ecologische waarden van het landschap worden versterkt door in te zetten op het verbinden van het natuurnetwerk.

4.2.2 Verordening ruimte 2014 (geconsolideerde versie januari 2018)

De Verordening ruimte 2014 is één van de uitvoeringsinstrumenten voor de provincie om haar doelen te realiseren. In de Verordening vertaalt de provincie de kaderstellende elementen uit het provinciaal en rijksbeleid in regels die van toepassing zijn op (gemeentelijke) bestemmingsplannen.

De onderwerpen die in de Verordening staan, komen uit de provinciale structuurvisie. Daarin staat welke belangen de provincie wil behartigen en hoe ze dat wil doen. De Verordening is daarbij één van de manieren om die provinciale belangen veilig te stellen. De regels in de Verordening gelden voor gemeenten en niet rechtstreeks voor burgers.

Integratie stad-land

Het bestemmingsplan Wereld van de Efteling 2030 is vrijwel geheel geprojecteerd binnen een gebied met de aanduiding 'Integratie stad-land'. Dit is de zwartgeblokte arcering zoals te zien in figuur 4.3.

afbeelding "i_NL.IMRO.0809.BPWvdEfteling2030-VA03_0013.png" afbeelding "i_NL.IMRO.0809.BPWvdEfteling2030-VA03_0014.png"

Figuur 4.3 Uitsnede Verordening Ruimte 2014

Onder specifieke voorwaarden is een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk in gebieden met bijzondere landschappelijke kwaliteiten, de zogenoemde gebieden 'integratie stad-land'. In deze gebieden kan stedelijke ontwikkeling plaatsvinden in samenhang met een groene en blauwe landschapsontwikkeling. Een dergelijke ontwikkeling is uiteraard alleen mogelijk indien het desbetreffende gebied integratie stad-land daarvoor gelet op de ligging geschikt is. Een groene landschapsontwikkeling betreft bijvoorbeeld een robuuste duurzame groene geleding of een landschappelijke verbinding. Bij een blauwe landschapsontwikkeling kan het gaan om een nieuw of aangepast watersysteem.

Specifiek wordt aan gemeenten gevraagd om op basis van een integrale visie weer te geven hoe zij in deze gebieden nieuwe stedelijke en landschapsontwikkelingen gelijktijdig en in samenhang met elkaar willen ontwikkelen. Het doel hierbij is dat er in het landschap nieuwe kwaliteiten ontstaan of bestaande landschapskwaliteiten worden versterkt.

Gebied met aanduiding 'Integratie stad-land'

De visie van de Wereld van de Efteling is beschreven in paragraaf 3.2 en het Masterplan Wereld van de Efteling 2030 (bijlage 1). Hierin is het uitgangspunt van een landschapspark beschreven: 'een multifunctioneel vrijetijdslandschap voor meerdaags verblijf waarvan groene en blauwe landschapsontwikkeling onlosmakelijk onderdeel uitmaakt'. De stedelijke ontwikkeling sluit aan bij het bestaand stedelijk gebied. Het attractiepark grenst aan Kaatsheuvel. De aanwezige ruimtelijke kwaliteiten en structuren in het gebied en in de naaste omgeving worden in de planontwikkeling betrokken. Samen met de attracties vormen ze een onlosmakelijk met elkaar verbonden belevingswereld, namelijk de Wereld van de Efteling.

De ontwikkeling van rode functies gaat samen met een substantiële 'groene en blauwe' landschapsontwikkeling. Per saldo kan in de nieuwe situatie maximaal iets meer dan 3% toename van bebouwing plaatsvinden in de Wereld van de Efteling. Daarnaast komen er op twee locaties parkeervoorzieningen zonder bouwvlak. Deze zijn gesitueerd direct aan bestaande infrastructuur en zullen landschappelijk worden ingepast. Het gebied krijgt geen stedelijk karakter, zoals bijvoorbeeld een woonwijk of bedrijventerrein. Het bestemmingsplan borgt met een maximaal bebouwingspercentage ter plaatse van de aanduiding 'Integratie stad-land' dat het karakter van een landschapspark behouden blijft. Hieronder wordt dit in meer detail per zone toegelicht. De aanleg en het behoud van de landschappelijke kwaliteiten in het gebied 'Integratie stad-land' zijn tevens geborgd omdat de Efteling eigenaar is van de gronden en natuur en landschap een essentieel onderdeel vormen van de belevingen die de Wereld van de Efteling creëert. Om deze positie naar de toekomst verder uit te bouwen blijft de Efteling zorgdragen voor haar 'landschappelijke decor' waarin de dag- of verblijfsrecreatie voorzieningen naadloos in de omliggende natuur overgaan of agrarische gronden transformeren in nieuwe landschappen. Dat geldt ook voor de beoogde ontwikkelingen in en aansluitend aan het huidige attractiepark. Voor nieuwe verblijfsrecreatieve voorzieningen geldt bovendien dat een beeldkwaliteitsplan moet worden opgesteld waarin aandacht is voor het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de cultuurhistorische en landschappelijke waarden. Voor nieuwe dagrecreatie (westelijke uitbreiding) geldt dit wanneer wordt afgeweken van het bebouwingspercentage van 60%. Bij toepassing van een hoger bebouwingspercentage (middels een afwijkingsprocedure) moet door middel van een goedgekeurd beeldkwaliteitsplan worden aangetoond dat landschappelijke waarden en stedenbouwkundige kwaliteiten van de omgeving niet onevenredig worden geschaad. Aan de randen van de westelijke uitbreiding, ter hoogte van de Europalaan, is tevens voorzien in een bebouwingsvrije bufferzone van 10 m waarbinnen ook de landschappelijke inpassing van het gebied vorm kan krijgen. Ook is in een zone van 50 m ten opzichte van de Europalaan alleen lagere bebouwing toegestaan (max. 15 m).

Zoals in de structuurvisie Loon op Zand 2030 (paragraaf 4.3.1) is beschreven is de kerngedachte achter de ontwikkeling van de Efteling het realiseren van een multifunctioneel vrijetijdslandschap voor zowel een groot aantal daggasten als voor bezoekers die meerdere dagen in het gebied willen verblijven. De ontwikkeling van de Efteling draagt bij aan de regionale doelstelling om Midden-Brabant te transformeren in een vitaal leisure landschap. Aandachtspunten bij de ontwikkeling zijn het behoud van de landschappelijke kwaliteit en het behouden van recreatieve routes door en langs het ontwikkelingsgebied. Al in de structuurvisie en daarna ook in de nota Ambities en Uitgangspunten is daarbij een zonering aangegeven om de ontwikkeling landschappelijk goed in te passen.

In de structuurvisie staat omschreven dat 'de meest noordelijke zone, direct grenzend aan de kern van Kaatsheuvel, ruimte biedt voor de ontwikkeling van het attractiepark en daaraan gekoppelde functies als ontsluitingswegen en parkeren.' Dit is dus de meest intensieve zone. In deze zone maakt het bestemmingsplan de volgende ontwikkeling mogelijk:

  • De oostelijke uitbreiding van het attractiepark vindt plaats op gronden met een agrarische bestemming. Ongeveer 65% van het gebied is in gebruik als bos en de rest als grasland. De totale ontwikkeling, exclusief de verlegging van de Horst en aanleg van de snelfietsroute, heeft een oppervlakte van circa 8,5 ha. Hiervan behoudt minimaal 89% een landschappelijke invulling vergelijkbaar met het karakter van het bestaande attractiepark. In het gebied zal oppervlaktewater en waterberging een plek krijgen en aansluiten op het bestaande 'klaterwatersysteem': een systeem dat in staat is de effecten van klimaatveranderingen op te vangen en gevoed wordt door gezuiverd afvalwater (effluent).
  • De westelijke uitbreiding van het attractiepark vindt plaats op gronden met een agrarische bestemming. Alle gronden zijn in gebruik als grasland. Met een oppervlakte van iets meer dan 10 ha en een bebouwingspercentage van 60% krijgt minimaal 4 ha een landschappelijke invulling. Omdat het attractiepark dichter bij de kern Kaatsheuvel uitbreidt, kent de westelijke uitbreiding een hoger maximaal bebouwingspercentage zodat meer inpandige attracties gerealiseerd kunnen worden. De ontwikkeling wordt rondom landschappelijk ingepast waardoor het risico op geluidsoverlast wordt geminimaliseerd.
  • De realisatie van de westelijke parkeervoorziening boven de Eftelingstraat vindt plaats op gronden met een agrarische bestemming. De gronden zijn nu in gebruik als bouwland en grasland. De oppervlakte van het deelgebied is circa 11,3 ha. De parkeervoorziening wordt landschappelijk ingepast. Deze inpassing wordt gecombineerd met het bergen van oppervlaktewater. Er is hier geen bebouwing toegestaan.

De structuurvisie benoemt de middelste zone als 'biedt plek aan verblijfsrecreatie. Om de overnachtingsmogelijkheden te vergroten is hier ruimte voor het realiseren van een breed scala aan verblijfstypen.' Dit is een bufferzone richting de extensieve zone. Het bestemmingsplan maakt hier de volgende ontwikkelingen mogelijk:

  • De realisatie van de oostelijke parkeervoorziening langs de Horst vindt plaats op gronden met een bosbestemming. De gronden zijn als zodanig ook in gebruik. De parkeervoorziening wordt landschappelijk ingepast. Deze inpassing wordt gecombineerd met het bergen van oppervlaktewater. Er is hier geen bebouwing toegestaan. Richting N261 blijft een groenstrook behouden.
  • De gronden ten westen van het Efteling Golfpark hebben nu een agrarische bestemming. Het gebruik van deze gronden verandert van akkerbouw en grasland naar een sport gerelateerd landschap. Hiermee krijgen de agrarische gronden een landschappelijke invulling. De mogelijkheid bestaat om op de bestemming 7.500 m2 te bebouwen. Op een oppervlakte van 135 ha is dit net iets meer dan een half procent.
  • De gronden ten noorden van het Efteling Golfpark hebben nu een agrarische bestemming en zijn in gebruik als bouwland. De oppervlakte van het deelgebied is circa 15,7 ha. Met de ontwikkeling van verblijfsrecreatie op deze locatie krijgt minimaal 80% agrarische grond een landschappelijke invulling.

De meest zuidelijke strook is volgens de structuurvisie 'bedoeld voor het ontwikkelen van minder intensieve vormen van recreatie. Deze derde zone biedt verblijfsgasten van de Efteling aanvullende keuzemogelijkheden om hun tijd door te brengen. In deze zone liggen al het Efteling Golfpark en het natuurgebied Loonsche Land'. In dit gebied maakt het bestemmingsplan geen ontwikkelingen mogelijk. Met Natuurmonumenten worden afspraken gemaakt om de kwaliteit van het beheer nog verder te verbeteren en de rust in dit deel van het gebied ook richting de toekomst te waarborgen.

De invulling van de zonering zoals deze in het bestemmingsplan mogelijk wordt gemaakt sluit aan bij het uitgangspunt uit de structuurvisie: 'Uitstraling naar de omgeving vergroten indien de veiligheid dat toelaat: activiteiten langs de randen situeren, landschap in de randzone open houden.'

Gebied zonder aanduiding 'Integratie stad-land'

De zuidoostelijke strook tussen de Horst en de N261 is niet aangemerkt als 'Integratie stad-land'. De provincie wordt verzocht om de grens van het gebied te wijzigen (op basis van Artikel 9.3) zodat de uitbreiding van de Efteling hier mogelijk wordt.

Bij de afweging van gebieden voor nieuwe stedelijke ontwikkelingen in Noord-Brabant hanteert de provincie de zogeheten lagenbenadering. De lagenbenadering gaat uit van drie lagen.

  • De onderste laag wordt gevormd door de bodemtypologie, de geomorfologie en het watersysteem en de hiermee samenhangende natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische (landschaps)waarden. De ontwikkeling ligt in een gemengd landelijk gebied met enkele niet samenhangende natuurgebieden. De ontwikkeling tast geen waardevolle landschappelijke en cultuurhistorische waarden aan. De aanwezige natuur wordt gecompenseerd.
  • De tweede laag wordt gevormd door de infrastructuur. Deze laag is sturend voor ruimtelijke ontwikkelingen. De oostelijke en westelijke uitbreidingen in combinatie met een nieuwe ontsluiting op de N261 en parkeerterreinen zijn noodzakelijk voor het duurzaam functioneren van de Efteling.
  • De derde en bovenste laag bestaat uit het ruimtegebruik voor wonen, werken, landbouw en recreatie (de occupatie). In dit geval is gekozen voor uitbreiding van de Efteling aansluitend aan het bestaande attractiepark. Om overlast voor de inwoners van de kern Kaatsheuvel te voorkomen wordt in eerste instantie oostelijk uitgebreid (zo ver mogelijk van de kern) en in een later stadium westelijk. Bij de westelijke uitbreiding wordt een toename aan overdekte voorzieningen mogelijk gemaakt om de geluidsbelasting op de kern Kaatsheuvel te beperken.


Aangezien het plangebied in het noorden wordt begrensd door de bebouwing van Kaatsheuvel en ten zuiden door grotere en meer aaneengesloten natuurgebieden is er geen alternatief.

In paragraaf 3.3 is ingegaan op de ruimtelijke ontwikkelingen in het plangebied. Figuur 3.2 maakt inzichtelijk waar nieuwe bebouwingsmogelijkheden worden toegevoegd. Hiermee ontstaat geen nieuw stedelijk gebied maar een recreatie/natuur- en landschapspark. Dit wordt geborgd door begrenzing van de bebouwingsmogelijkheden, afgestemd op de ruimtelijke driedeling in het gebied (figuur 3.1). Het huidige attractiepark en de oostelijke uitbreiding krijgen een bebouwingspercentage van 11%. Om overlast voor de inwoners van Kaatsheuvel te voorkomen en de Efteling meer jaarrondmogelijkheden te bieden is er voor gekozen om aansluitend aan de kern meer binnenattracties mogelijk te maken.


De landschappelijke kwaliteiten zijn voldoende geborgd omdat de Efteling eigenaar is van de gronden en natuur en landschap een essentieel onderdeel vormen van de belevingen die de Wereld van de Efteling creëert. Om deze positie naar de toekomst verder uit te bouwen blijft de Efteling zorgdragen voor haar 'landschappelijke decor' waarin de dag- of verblijfsrecreatie voorzieningen naadloos in de omliggende natuur overgaan. Dat geldt ook voor de beoogde ontwikkelingen in en aansluitend aan het huidige attractiepark.

In Artikel 9.3 is beschreven dat Gedeputeerde Staten de begrenzing kan wijzigen naar de aanduiding 'Integratie stad-land' als dit nodig is vanwege een stedelijke ontwikkeling die tot een duidelijke verbetering van de stedenbouwkundige of landschappelijke kwaliteit leidt, wat blijkt uit een integrale visie op het gebied. Uit een milieueffectrapport, dat op grond van de Wet milieubeheer is opgesteld, moet blijken dat daardoor een gunstiger resultaat voor de milieugevolgen wordt bereikt.

Een wijziging is alleen mogelijk indien uit de toepassing van de lagenbenadering blijkt dat de gewenste uitbreidingsrichting aanvaardbaar is of de behoefte aan de uitbreidingsrichting is vervallen. De lagenbenadering is hierboven beschreven. De milieueffecten zijn in het MER beschreven (zie bijlage 4).

Bevordering ruimtelijke kwaliteit

De provincie wil de ruimtelijke kwaliteit van Brabant bevorderen. Dat betekent dat nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen een bijdrage dienen te leveren aan de zorg voor het behoud en de bevordering van de ruimtelijke kwaliteit en dat gemeenten bij ruimtelijke afwegingen het principe van zorgvuldig ruimtegebruik toepassen. Ook wil de provincie dat de initiatiefnemer van een ruimtelijke ontwikkeling buiten bestaand gebied zorgt voor een kwaliteitsverbetering van het landschap om daarmee het verlies aan omgevingskwaliteit te beperken.

Natuurnetwerk Brabant

Natuurnetwerk Brabant is het natuurnetwerk dat in Noord-Brabant ligt. Het natuurnetwerk bestaat uit de ecologische hoofdstructuur en de ecologische verbindingszones. Inhoudelijk treden er door de naamswijziging geen veranderingen op.

Het Natuurnetwerk Brabant is een samenhangend netwerk van natuurgebieden en landbouwgebieden met natuurwaarden van (inter-)nationaal belang. Voorbeelden van dergelijke gebieden in Brabant zijn: de bossen, de heide en vennen, de stuifduinen, de schraalgraslanden en wateren zoals rivieren en beken. Het doel van het Natuurnetwerk Brabant-beleid is het veiligstellen van ecosystemen en het realiseren van leefgebieden met goede condities voor de biodiversiteit. Deze leefgebieden zijn belangrijk voor dier- en plantensoorten.

De provincie biedt ruimte om economische ontwikkeling te koppelen aan investeringen in natuur. Voor het ruimtelijk beleid heeft dit met name gevolgen voor het compensatiebeleid. De mogelijkheden voor financiële compensatie worden verruimd, fysieke compensatie is in beginsel alleen nog mogelijk binnen de nog niet gerealiseerde delen van het Natuurnetwerk Brabant.

Niet alleen het behouden, herstellen en beschermen van bestaande waarden in het natuurnetwerk is belangrijk: er moet ook ruimte zijn voor ontwikkelingen. Juist daarmee ontstaan ook kansen voor de realisering en versterking van het natuurnetwerk (saldobenadering). (Nieuwe) plannen, projecten of handelingen zijn niet toegestaan als zij de wezenlijke kenmerken of waarden van het gebied significant aantasten. Indien er sprake is van een significant effect op deze waarden, is een ingreep alleen toegestaan indien er sprake is van een groot openbaar belang en er geen alternatieven beschikbaar zijn (bij individuele ingrepen).

De provincie wordt verzocht om de begrenzing van het Natuurnetwerk Brabant te wijzigen op grond van artikel 5.4 'Wijziging van de begrenzing op verzoek met toepassing van de saldobenadering'. Een verzoek om wijziging van de begrenzing, als bedoeld in het eerste lid, gaat vergezeld van een bestemmingsplan waarin een ruimtelijke visie is opgenomen op een gebied waarvan een wezenlijk deel behoort tot het Natuurnetwerk Brabant en waarbij ruimtelijke ontwikkelingen in samenhang worden bezien om een grotere kwaliteitswinst voor meerdere ruimtelijke functies, waaronder de natuur, te bereiken.

Een ruimtelijke visie beschrijft in ieder geval:

  • a. de omvang van het gebied waarop de ruimtelijke visie betrekking heeft;
  • b. de doelen van de ruimtelijke visie, in het bijzonder wat betreft de verbetering van de kwaliteit en kwantiteit van het Natuurnetwerk Brabant waardoor een beter functioneren van het Natuurnetwerk Brabant ontstaat;
  • c. op welke wijze wordt voldaan aan de regels inzake het compenseren van verlies van ecologische waarden en kenmerken, bedoeld in artikel 5.6 (compensatieregels);
  • d. op welke wijze de uitvoering van de ruimtelijke visie is verzekerd.

De ruimtelijke visie is beschreven in het Masterplan Wereld van de Efteling 2030 (zie bijlage 1) en het koersdocument van Landschapspark Pauwels. De negatieve effecten van ontwikkelingen binnen het natuurnetwerk worden financieel gecompenseerd volgens artikel 5.6 (compensatieregels) en artikel 5.8 (financiële compensatie). Deze compensatie is vastgelegd in het compensatieplan (zie bijlage 12) en de oplegnotitie bij het compensatieplan (zie bijlage 13). De financiële compensatie wordt in een fonds gestort na vaststelling van het bestemmingsplan, conform artikel 5.8. Aanvullend zullen met de provincie afspraken worden gemaakt over de koppeling van het compensatiebedrag aan de realisatie van een natuurbrug (recroduct) over de N261 nabij het Blauwe Meer. Deze natuurbrug maakt onderdeel uit van de te realiseren natte verbinding tussen de natuurgebieden De Brand en Huis ter Heide - Plan Lobelia. Deze verbinding (ontsnippering) hangt samen met de doelen welke met het Landschapspark Pauwels beoogd worden.

Gemengd landelijk gebied

Twee mogelijke ontwikkellijnen worden aangegeven om op te nemen in een bestemmingsplan in agrarisch gebied: een gemengde plattelandseconomie en een agrarische economie. De Verordening geeft geen nadere definities van deze ontwikkellijnen zodat er ruimte is voor lokaal beleid. Gemeenten houden bij het bepalen van het lokale beleid rekening met de aard van de economieën die in een bepaald gebied aanwezig zijn.

Beperkingen veehouderij

Doel van de aanduiding is om een verdere intensivering vanwege ontwikkelingen in de veehouderij in de aangeduide gebieden tegen te gaan.

Cultuurhistorisch vlak

Met behulp van de Verordening ruimte wil de provincie aardkundig waardevolle gebieden en cultuurhistorische vlakken beschermen. Plannen, projecten of handelingen zijn niet toegestaan indien zij de wezenlijke kenmerken en waarden van het gebied aantasten. Dit betekent dat het bestemmingsplan moet voorzien in een beschermende regeling zoals een vergunningstelsel en waar nodig verbodsbepalingen.

Het plandeel dat in de Loonse en Drunense Duinen valt is voorzien van de natuurbestemming. De bescherming van waardevolle gebieden en cultuurhistorische vlakken is daarmee geborgd.

4.2.3 Ruimtelijke visie Hart van Brabant 2025, Dynamiek in een aangenaam landschap (2013)

Zo'n 10 miljoen daggasten mag Hart van Brabant elk jaar verwelkomen. De vrijetijdseconomie is dan ook een sector van formaat. Dit heeft Hart van Brabant te danken aan een aantal sterke troeven, zoals de attractieparken de Efteling en de Beekse Bergen, poppodium 013, de Tilburgse kermis, funshoppen op de Woonboulevard Waalwijk, wereldfestival Mundial en vestingstad Heusden. Maar ook het landschap trekt veel bezoekers en toeristen, onder andere door de Loonse en Drunense Duinen, Nationaal Landschap het Groene Woud, de Oisterwijkse bossen en vennen, landgoederen rondom Hilvarenbeek en Goirle en de Regte Heide bij Goirle. Los van deze wat grootschaliger recreatiemogelijkheden biedt de gehele regio een aaneenschakeling van gevarieerde, bijzondere en aantrekkelijke landschappen met ruimte voor extensieve recreatie, om te golfen, paardrijden, wandelen en te fietsen.


De centrale noord-zuid lopende vervoeras N261 tussen Waalwijk en Tilburg heeft een belangrijke functie voor de verbindingen binnen de regio en de bereikbaarheid van nationale trekkers (de Efteling, de Loonse en Drunense Duinen, Beekse Bergen).


De regio wil de nu al bloeiende vrije tijdsector uitbouwen van 10 miljoen tot 20 miljoen bezoeken. Streven is om in 2025 dé leisure regio voor de internationale familiemarkt te zijn. Zo wil Hart van Brabant, binnen de samenwerking met Midpoint Brabant, op drie niveaus de leisure versterken:

  • toevoegen van één of twee grote trekkers;
  • toevoegen van verblijfsaccommodatie voor de Europese shortbreak markt;
  • versterken en innoveren van de al bestaande kwaliteiten in de regio.

Een sterke leisuresector heeft Hart van Brabant al en daar wil ze bij de uitbouw ervan gebruik maken.

Uiteraard denkt de regio dan aan de twee grote leisurevoorzieningen: de Efteling en de Beekse Bergen.

Maar de regio heeft, ook vanuit haar DNA, veel meer. Ruimtelijke uitdaging bij de leisure-ambitie is het aanbieden van locaties voor allerlei vormen van leisure en verblijfsaccommodatie en voorzien in een goede bereikbaarheid.


De regio heeft daarom in 2013 een kansenkaart Leisure opgesteld. De kansenkaart is ingedeeld in gebieden met ieder een eigen leisure sfeer en daarbij passende kansen. Van gebieden met intensief vermaak (hoogdynamische zones) tot rustige en meer luxe recreatie (laagdynamische zones). De sfeer past bij de bestaande kwaliteiten en geeft de mogelijkheden voor verdere ontwikkeling in de betreffende zone aan. Per gebied zijn locaties aangewezen waar kansen liggen op het gebied van leisure. De 'kansenkaart leisure 2013' geeft een eerste verkenning weer.


Het sfeergebied 'intensief vermaak' loopt als een lint door de regio, met attracties, winkelen, evenementen en cultuur. Van de Beekse Bergen, via Tilburg, de Efteling en Waalwijk tot aan Heusden en door naar Den Bosch. Dit gebied is in beeld voor grotere (internationale) topattracties en verblijfsaccommodaties.

afbeelding "i_NL.IMRO.0809.BPWvdEfteling2030-VA03_0015.png"
Figuur 4.4 Kansenkaart leisure


Leisure Boulevard

Op het gebied van bereikbaarheid in relatie tot leisure zet de regio in op verbetering van de verbindingen van en naar de regio. Daarnaast is de ontwikkeling van een Leisure Boulevard langs de N261 - en verder naar het zuiden - van belang. Deze as verbindt enkele grote trekkers (Efteling, Loonse en Drunense Duinen, Beekse Bergen) met de A59 en A58.


Leisure, als concept, biedt ook de kans om de regio ruimtelijk te 'presenteren' als dé leisure-regio van Nederland. Met bijvoorbeeld een passende beeldkwaliteit en duidelijke iconen in de regio.

afbeelding "i_NL.IMRO.0809.BPWvdEfteling2030-VA03_0016.png"
afbeelding "i_NL.IMRO.0809.BPWvdEfteling2030-VA03_0017.png" afbeelding "i_NL.IMRO.0809.BPWvdEfteling2030-VA03_0018.png"

Figuur 4.5 Uitsnede ontwikkelingsperspectief

4.3 Gemeentelijk beleid

4.3.1 Structuurvisie Loon op Zand 2030

Hoofdlijnen beleid

Op 5 maart 2015 is door de gemeenteraad de Structuurvisie Loon op Zand 2030 vastgesteld. Om niet alleen recht te doen aan het meer abstracte toekomstbeeld, maar juist ook aan het scheppen van concrete kaders is de structuurvisie opgedeeld in 2 hoofddelen. Deel A (het raamwerk en de visie) en een deel B (het projectenplan met daarin de geselecteerde projecten, de uitgangspunten en de haalbaarheid). De visie is daarmee niet alleen een kader, maar tevens een aanjager voor toekomstige ontwikkelingen. De visie moet niet alleen de gemeente zelf, maar juist ook ondernemers, bewoners en andere overheden uitnodigen tot initiatieven en acties.

De visie gaat uit van een hoofdambitie: behouden en waar mogelijk versterken van de bestaande kwaliteiten en het op adequate wijze inspelen op trends en ontwikkelingen. De belangrijkste ambities in relatie tot onderhavig plan zijn gericht op:

  • behouden en versterken van de eigen identiteit van groene en recreatieve gemeente, met alle positieve kenmerken van het streekeigene van Midden-Brabant;
  • behouden en versterken van het contrast met de nabij gelegen stedelijke gebieden: de landelijke en groene gemeente Loon op Zand als groene voortuin van de omliggende steden;
  • versterken van positie als topgemeente op het gebied van recreatie en toerisme, in combinatie van met de instandhouding van een goede bereikbaarheid van de kernen.

Recreatie en toerisme

Om zich te kunnen ontwikkelen als veelzijdige leisuregemeente worden de volgende speerpunten genoemd die betrekking hebben op dit plan:

  • ontwikkelen van hotels aan De Horst en andere (kleinschalige) verblijfsaccommodaties;
  • ontwikkeling Efteling in westelijke richting en een nieuwe ontsluiting vanaf de N261.

afbeelding "i_NL.IMRO.0809.BPWvdEfteling2030-VA03_0019.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0809.BPWvdEfteling2030-VA03_0020.png"Figuur 4.6 Structuurvisie Loon op Zand

De gemeente staat positief tegenover de ontwikkeling van een multifunctioneel vrijetijdslandschap (als onderdeel van het vitaal leisure landschap), zij het onder een aantal voorwaarden. Eén van die voorwaarden is dat er (recreatieve) verbindingen versterkt worden door het gebied (zie figuur 4.6). Door de uitbreiding van de Efteling en het uitbouwen van de toeristische aantrekkingskracht van de gemeente zal ook de vraag naar verblijfsmogelijkheden vergroten. In Kaatsheuvel wordt daarom de zone tussen de Horst en de N261 getransformeerd tot een zone van hotels en bijpassende leisurevoorzieningen in een groene setting.

De Efteling

In de structuurvisie worden de plannen van de Efteling om zich in de toekomst verder te ontwikkelen specifiek genoemd. Daarbij wordt een onderscheid gemaakt in drie zones.

  • De meest noordelijke zone, direct grenzend aan de kern van Kaatsheuvel, biedt ruimte voor de ontwikkeling van het attractiepark en daaraan gekoppelde functies als ontsluitingswegen en parkeren. In deze zone ligt de nieuwe toegangsweg naar de Wereld van de Efteling, die door middel van een knooppunt tevens als westelijke ingang van de Loonse en Drunense Duinen fungeert.
  • De middelste zone is gelegen rondom de Eftelingsestraat en biedt plek aan verblijfsrecreatie. Hier is ruimte voor het realiseren van een breed scala aan verblijfstypen.
  • De meest zuidelijke strook is bedoeld voor het ontwikkelen van minder intensieve vormen van recreatie. In deze zone liggen reeds het Efteling Golfpark en het natuurgebied Loonsche Land.

De toekomstige ontwikkeling van de 'Wereld van de Efteling' is in zowel ruimtelijke als infrastructurele zin westelijk georiënteerd en heeft impact op de inrichting van het landschap en de routestructuren langs de zuidrand van de kern Kaatsheuvel. De plannen van de Efteling bieden gelegenheid voor de verdere ontwikkeling van de gemeente Loon op Zand als recreatieve en toeristische gemeente en is goed voor de werkgelegenheid.

Uitvoeringsprogramma

De gemeente faciliteert de ontwikkelingen van de Efteling en beoordeelt haar plannen op basis van het vigerende gemeentelijk beleid. Voor het opstellen van deelstructuurvisies (waaronder het Masterplan Wereld van de Efteling 2030), een planMER of nieuwe bestemmingsplannen zijn de volgende uitgangspunten opgesteld:

  • De ontwikkeling voltrekt zich rekening houdend met haar omgeving. Nieuwe bebouwing wordt landschappelijk en/of duurzaam ingepast. Parkeren wordt compact en geïntegreerd in het landschap opgelost.
  • Aandachtspunt is behoud van de landschappelijke kwaliteit en van recreatieve routes door en langs het gebied voor (onder meer) inwoners van Kaatsheuvel.
  • Uitstraling naar de omgeving vergroten indien de veiligheid dat toelaat: activiteiten langs de randen situeren, landschap in de randzone open houden.
  • Aandacht voor de overgang naar het woongebied: creëren van een robuuste zone met waterpartijen en opgaande beplanting langs de rand met Kaatsheuvel.
  • Een nieuwe toegangsweg naar de Wereld van de Efteling via een recreatieve poort met informatiecentrum en transferium langs de N261. Het knooppunt biedt niet alleen toegang tot de Efteling, maar is als recreatieve poort ook de westelijke ingang van de Loonse en Drunense Duinen.
  • Recreatieve verbindingen door het gebied versterken: in noord-zuidrichting (tussen Kaatsheuvel en het buitengebied ten zuiden van de kern) en in oost-westrichting langs de recreatieve poort.
  • Recreatieve (fiets)routes waar mogelijk de activiteiten van het park laten kruisen.
  • Relaties tussen het leisurelandschap, het centrum van Kaatsheuvel en de te ontwikkelen hotelzone langs de Horst stimuleren en versterken. Gezamenlijke inspanning van alle betrokken partijen waaronder gemeente, Efteling en toekomstige exploitanten van de hotels aan de Horst.
4.3.2 Verkeersvisie Loon op Zand 2025 (Goudappel Coffeng, 17 september 2017)

In samenhang met de Structuurvisie Loon op Zand 2030, het fietsnetwerk 2014 en het parkeerbeleid uit 2016 is een verkeersvisie opgesteld. Deze visie vormt voor de periode tot 2025 het beleidskader. De concrete invulling en uitwerking van het beleid in projecten en financiering, wordt geregeld in een afzonderlijk uitvoeringsprogramma.

Het beleidsdoel dat in de visie is vastgelegd gaat uit van het garanderen van de verkeersafwikkeling op het wegennet en de bereikbaarheid van voorzieningen onder normale omstandigheden. De doorstroming moet in 2025 overal op hetzelfde niveau zijn als in de huidige situatie. Afgezien van incidentele situaties wordt geen filevorming geaccepteerd. De bereikbaarheid van de Efteling via de N261 vraagt extra aandacht, zeker wanneer daar uitbreidingen plaatsvinden. De visie noemt dat mogelijkheden tot parkeren op afstand (slim organiseren van vervoer) en een extra aansluiting op de N261 hierbij zullen worden betrokken (in afstemming tussen de provincie, de gemeente en de Efteling). Ook houdt de gemeente de belangen van fietsers en voetgangers in het oog: zij moeten ongehinderd rond de Efteling, in het Loonse Land kunnen fietsen en wandelen. Dat betekent dat bij ontwikkeling/groei van leisure het behoud van de landschappelijke kwaliteiten en het behouden van recreatieve routes door en langs het ontwikkelgebied aandachtspunten zijn (Structuurvisie). De verbindingen en routes vanuit Kaatsheuvel in zuidelijke en zuid-oostelijke richting moeten in stand worden gehouden.

Aangegeven is dat de Efteling verantwoordelijk is om zelf te investeren in goede en goed bereikbare parkeervoorzieningen. In 2017 worden daartoe alvast maatregelen op de Europalaan getest (experimenten). In 2018 wordt vervolgens de Europalaan definitief aangepast. Het project 'Wisselstrook Europalaan' wordt in twee fasen uitgevoerd. De groei van de eerstvolgende periode kan daarmee opgevangen worden. Doel hierbij is een vlotte en veilige bereikbaarheid van de Efteling. Maar ook een verbetering van de leefbaarheid in de omgeving van de Efteling is hierbij van belang.

4.3.3 Masterplan Wereld van de Efteling 2030

Op basis van de randvoorwaarden uit de eerder opgestelde 'Nota Ambities en Uitgangspunten Ruimtelijke Planvorming Wereld van de Efteling 2030' is het 'Masterplan Wereld van de Efteling 2030' opgesteld. Op 16 februari 2017 heeft de gemeenteraad van de gemeente Loon op Zand het Masterplan Wereld van de Efteling 2030 (gewijzigd) vastgesteld. De gewijzigde vaststelling heeft betrekking op de volgende punten:

  • extra benodigde parkeerplaatsen moeten in eerste instantie op eigen terrein worden gerealiseerd (inclusief de mogelijkheid tot gestapeld parkeren), waarbij hieraan gekoppeld ook structurele aanpassingen aan de Europalaan moeten worden onderzocht;
  • in 2017 onderzoek doen naar parkeren op afstand waarbij het onderzoek zich niet mag beperken tot één locatie, maar waarbij kritisch gekeken moet worden naar bestaande locaties en voorzieningen in zowel noordelijke als zuidelijke omgeving;
  • gezien de forse aantasting van natuur mag de tweede ontsluiting alleen worden aangelegd als nut en noodzaak is bewezen.

Het Masterplan Wereld van de Efteling 2030 is opgenomen in bijlage 1. Met het vaststellen van het Masterplan Wereld van de Efteling 2030 is een volgende stap gezet in het uitwerken van de structuurvisie Loon op Zand 2030. Voor het plangebied Leisurelandschap Efteling/ Kaatsheuvel staan de ruimtelijke ontwikkelingen in het Masterplan Wereld van de Efteling 2030 nader toegelicht en gevisualiseerd. In het Masterplan Wereld van de Efteling 2030 wordt uitgegaan van een aantal mogelijke groeiscenario's, tot 7 miljoen bezoeken per jaar. Een samenvatting van de ontwikkelingen is opgenomen in hoofdstuk 3.

4.4 Conclusie

Op basis van de voor de Wereld van de Efteling relevante beleidsstukken kan worden geconcludeerd dat op de verschillende overheidsniveaus dient te worden ingezet op:

  • het bieden van ontwikkelingsruimte;
  • het verbeteren van bereikbaarheid van stedelijke functies waaronder recreatieve voorzieningen;
  • het versterken van ecologische waarden en het toevoegen van nieuwe landschapskwaliteiten;
  • het behoud en de ontwikkeling van de cultuurhistorische waarden (in het bijzonder cultuurhistorisch landschap 'Loonse en Drunense Duinen').

Rijksniveau

Op rijksniveau wordt ingezet op:

  • het vergroten van de concurrentiekracht door het versterken van de ruimtelijk-economische structuur;
  • het verbeteren, instandhouden en ruimtelijk zekerstellen van de bereikbaarheid;
  • het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin de unieke en cultuurhistorische waarden behouden blijven.

De beoogde ontwikkeling betreft geen nationaal ruimtelijk belang zoals genoemd in de SVIR/ Barro. Wel past het binnen de algemene doelstellingen met betrekking tot concurrentiekracht, bereikbaarheid, leefbaarheid en veiligheid. Op Rijksniveau is daarnaast de Ladder voor Duurzame Verstedelijking van belang.

Toetsing

De regionale behoefte is onderbouwd in de 'Nota Ambities en Uitgangpunten Ruimtelijke Planvorming Wereld van de Efteling 2030' en het Masterplan Wereld van de Efteling 2030 (zie bijlage 1). De uitbreiding van de Wereld van de Efteling (zowel dagrecreatie als verblijfsrecreatie) is noodzakelijk gelet op de onderstaande redenen.

In de 'Nota Ambities en Uitgangspunten' is afgesproken dat de Efteling tot de top vijf van attractieparken in Europa moet kunnen blijven behoren. Om haar positie naar de toekomst te versterken wil de Efteling de komende jaren uitgroeien van attractiepark naar een internationale bestemming, met 5 miljoen bezoeken in 2020. De groeiambitie betreft bezoeken in plaats van bezoekers/gasten. Dit omdat één bezoeker bij meerdaags verblijf meer dan 1 keer het park zal bezoeken. In het Masterplan Wereld van de Efteling 2030 wordt op basis van groeicijfers over de afgelopen 15 jaar uitgegaan van een aantal mogelijke groeiscenario’s, tot 7 miljoen bezoeken per jaar. Dit getal is geen doelstelling op zich, maar een basis voor het verkeersonderzoek. De verwachting is dat een aanzienlijk deel van de groei bestaat uit gasten die meerdere dagen zullen verblijven en het attractiepark vaker zullen bezoeken.

In het Masterplan Wereld van de Efteling 2030 is aangegeven dat groei van de Efteling noodzakelijk is om zelfstandig te kunnen blijven opereren in de toekomst. Uit het Global Attractions Attendance Report 2015 blijkt dat de top-25 pretparken/ themaparken van de wereld tussen 2006 en 2015 een groei hebben doorgemaakt van ruim 26%. De Efteling staat op plek 24 in deze lijst en kent een vrij consistente groei van zo’n 4% per jaar. Groei genereert de inkomsten om majeure investeringen te kunnen doen en het niveau van de Wereld van de Efteling te behouden. Ook de groeiende concurrentie versterkt de noodzaak te blijven investeren in de beleving van de gasten. De ambitie van de Efteling om te blijven groeien heeft vanzelfsprekend ruimtelijke consequenties. Het regelmatig ontwikkelen van nieuwe attracties en het uitbreiden van het aanbod aan verblijfsaccommodaties vraagt fysieke ruimte.

Om de groei van het aantal bezoeken te kunnen realiseren zet de Efteling in op een strategie gebaseerd op de volgende aspecten:

  • Instandhouding van bestaande attracties.
  • Voldoende aantrekkingskracht door regelmatig introduceren van nieuwe attracties.
  • Meer attracties die op jaarrondgebruik zijn toegespitst.
  • Het trekken van meer gasten uit heel Nederland en uit het buitenland door het aanbieden van verblijfsrecreatie.

Het maximale bebouwingspercentage van het huidige attractiepark is bijna bereikt

Alleen al voor behoud van het aantal bezoeken is vernieuwen noodzakelijk. Een nieuwe attractie is immers voor bestaande gasten een reden om naar de Efteling terug te gaan. Het huidige attractiepark is door deze groeistrategie bijna vol, waardoor fysieke groei noodzakelijk is. Dat heeft mede te maken met het uitgangspunt dat maximaal 11% van het attractiepark bebouwd mag worden.

De filosofie daarachter is dat gasten ondergedompeld worden in de Wereld van de Efteling, een sprookjesachtige omgeving met veel aandacht en ruimte voor een natuurlijk landschap met verrassingselementen. De Efteling is daarin uniek. Ook de inzet op meer binnen-attracties ten gunste van jaarrondgebruik vraagt meer ruimte omdat daarmee een grotere aanslag op het bebouwingspercentage van 11% wordt gedaan. Veel meer dan bijvoorbeeld uitbreiding van het Sprookjesbos dat juist in een landschappelijke setting is geplaatst.


Ruimte voor meer verblijfsrecreatieve overnachtingsmogelijkheden

Veruit de meeste gasten komen nu uit een straal van 100 kilometer, voornamelijk Nederland. Om verder te kunnen groeien, richten attractieparken zich steeds meer op de buitenlandse toerist, vooral uit Duitsland, België en Engeland. De te verwachten economische groei in deze landen in de komende jaren heeft een positief effect op het aantal bezoeken. Groei van het aantal bezoeken kan worden gerealiseerd door meer overnachtingsmogelijkheden te bieden. Hiermee wordt de straal van 100 kilometer vergroot. Het huidige verblijfsrecreatieve aanbod kan dit aantal niet opvangen. Bovendien is meer differentiatie in het verblijfsrecreatieve aanbod vereist, om goed aan te kunnen sluiten bij de verblijfsrecreatieve wensen van de verschillende doelgroepen. Fysieke uitbreiding van de Wereld van de Efteling houdt ook direct verband met de mogelijkheid aanvullende overnachtingsverblijven te realiseren.

De behoefte aan meer bedden bij de Efteling is onderzocht (zie bijlage 10). De Efteling verwacht in 2020 zo'n 5.000 slaapplaatsen nodig te hebben. Hiervan wil de Efteling er zelf 3.500 realiseren. De overige 1.500 bedden zouden in de markt door derden ontwikkeld kunnen worden.

Omdat de Efteling de ambitie heeft de komende jaren uit te groeien van attractiepark naar een internationale bestemming met meer meerdaags verblijf, groeit het aantal bedden relatief harder dan het aantal bezoeken (de verblijfsgasten bezoeken het park immers meer dan 1x). De Efteling streeft ernaar dat in 2030 40% van de gasten verblijfsgasten zijn. Bij 7 miljoen bezoeken zou dat een bedbehoefte opleveren van 7.300 in 2030. In het onderzoek dat de LAgroup in 2014 in opdracht van de regio Hart van Brabant heeft uitgevoerd, wordt gesteld dat er altijd marktruimte is voor thematische verblijfsaccommodatie die direct gekoppeld is aan attractieparken.

Momenteel beschikt de Efteling binnen haar wereld over zo'n 3.000 overnachtingsbedden in het Efteling Hotel, Efteling Bosrijk en Efteling Loonsche Land en is er ruimte voor 1.500 bedden in de markt. Blijft over richting 2030 een toename van 2.800 bedden ten opzichte van het huidige aanbod dat de Wereld van de Efteling biedt.

Conclusie: er is zowel behoefte aan uitbreiding van het attractiepark als uitbreiding van verblijfsrecreatie. Deze functies zijn in dit geval niet los van elkaar te zien. House of Leisure heeft in de notitie van 9 november (zie bijlage 10) geconstateerd dat dit in lijn is met de regionale marktontwikkeling en ambities. House of Leisure is onderdeel van het Leisure Boulevard programma van Midpoint Brabant, het regionaal-economisch samenwerkingsprogramma van regio Hart van Brabant. Deze conclusie is verder onderbouwd door ZKA Leisure Consultants in de rapportage 'Economische Onderbouwing Toekomstvisie Wereld van de Efteling 2018-2030'. De rapportage van ZKA is opgenomen als bijlage 11.


Het is niet mogelijk om deze voorzieningen binnen bestaand stedelijk gebied te realiseren. Vanwege het huidige attractiepark en gerelateerde verblijfsaccommodaties kan dit alleen op en aansluitend aan de bestaande locatie, overeenkomstig provinciale, regionale en gemeentelijke ambities op het gebied van leisure.

Provinciaal niveau

Op provinciaal niveau wordt ingezet op:

  • het bieden van ontwikkelingsruimte die de concurrentiepositie van het attractiepark kan versterken; goede bereikbaarheid is een vereiste;
  • het ontwikkelen van een leisure boulevard langs de N261;
  • het versterken van de ecologische, landschappelijke en cultuurhistorische waarden;
  • bescherming van het Natuurnetwerk Brabant strekt zich tot het behoud, herstel of de duurzame ontwikkeling van de ecologische waarden en kenmerken. Indien sprake is van aantasting van de waarden door activiteiten in of buiten het Natuurnetwerk Brabant geldt een compensatieplicht.

Het provinciaal beleid geeft duidelijk aan het attractiepark te willen behouden en onder voorwaarden mee te willen werken aan de verdere ontwikkeling van de Wereld van de Efteling waaronder een goede bereikbaarheid en het behoud van en het versterken van ecologische en cultuurhistorische waarden. Dit komt tot uitdrukking in de ligging binnen het gebied 'integratie stad-land'. Binnen deze aanduiding worden voldoende mogelijkheden geboden voor stedelijke ontwikkeling, afgestemd op bestaande landschappelijke kwaliteiten of nieuwe groene landschapsontwikkeling.

In het bestemmingsplan wordt voldaan aan het gestelde in de actuele Verordening ruimte:

  • de ruimtelijke kwaliteit wordt bevorderd door daar waar ontwikkelingen zijn voorzien deze op een goede wijze landschappelijk in te passen en de bevordering van de ruimtelijke kwaliteit als ontwerpuitgangspunt te hanteren;
  • ten behoeve van nieuwe verblijfsrecreatieve voorzieningen is in de regels vastgesteld dat deze alleen in gebruik kunnen worden genomen nadat een beeldkwaliteitsplan is opgesteld waarin rekening is gehouden met het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de cultuurhistorische en landschappelijke waarden;
  • de provincie wordt verzocht om de grens van het gebied tussen de Horst en de N261 te wijzigen in 'integratie-stad-land' zodat de uitbreiding van de Efteling hier mogelijk wordt;
  • ontwikkelingen in het natuurnetwerk worden gecompenseerd inclusief de effecten op het Duits bosje vanwege de geïsoleerde ligging.

De regio wil Hart van Brabant uit laten groeien tot dé leisureregio voor de internationale familiemarkt. Uitbreiding van de Efteling hoort hierbij, inclusief de uitbreiding van verblijfsaccommodatie. Op het gebied van bereikbaarheid wordt de N261 gepresenteerd als leisure boulevard om het gebied ruimtelijk te presenteren. Daarmee sluiten de ontwikkelingen van de Efteling aan op de doelstellingen van het provinciale en regionale beleid. Regionale afstemming heeft onder andere plaatsgevonden tijdens de Bestuurlijke Ontwikkelingdag Ruimte-Mobiliteit van de regio Hart van Brabant (17 december 2017). Het verslag van deze dag is bijgevoegd als bijlage 14.

Gemeentelijk niveau

Op gemeentelijk niveau wordt ingezet op:

  • verdere ontwikkeling van intensieve dag- en verblijfsrecreatie rond de Efteling;
  • het toevoegen van verblijfsaccommodaties;
  • het verbeteren van de recreatieve toegankelijkheid van het landschap;
  • het aantrekken van gasten vanaf grotere afstanden en het mogelijk maken van meerdaagse bezoeken door het creëren van gevarieerde verblijfsrecreatie en het verbreden van het recreatieassortiment;
  • het optimaliseren van de ontsluiting rond en binnen de Wereld van de Efteling.

Ook in het gemeentelijk beleid vormt de verdere ontwikkeling van de Efteling, zowel op het gebied van dagrecreatie als verblijfsrecreatie, met behoud van de bestaande kwaliteiten een belangrijk uitgangspunt. De uitbreidingsplannen van de Efteling zijn geïntegreerd in de Structuurvisie en het Masterplan Wereld van de Efteling 2030. In dit bestemmingsplan is onderbouwd hoe aan de uitgangspunten, zoals door de gemeente gesteld in het uitvoeringsprogramma van de Structuurvisie en de Verkeersvisie wordt voldaan.

In het bestaande attractieparkgedeelte van de Efteling geldt op grond van zowel het vorige als het onderhavige bestemmingsplan een maximum bebouwingspercentage van 11%. Momenteel is circa 10% van het attractieparkgedeelte bebouwd. Dat betekent dat nog circa 1% van het attractieparkgedeelte bebouwd mag worden.

Op onderstaande afbeelding (zie tevens Bijlage 22 ) is het bestaande ruimtegebruik binnen het attractieparkgedeelte inzichtelijk gemaakt. De bestaande bebouwde oppervlakte is aangeduid met gele vlakken. De totale oppervlakte van de gele vlakken bedraagt circa 10% van het attractiepark. Met een groene kleur zijn de zogenoemde attractiegebieden aangeduid. Attractiegebieden zijn thematische werelden die behoren bij een bepaalde attractie. Ze bestaan deels uit bebouwd oppervlak, maar daarnaast ook uit verhardingen bedoeld voor wachtrijen en ontvangstpleinen, attractieonderdelen, zoals bijvoorbeeld de track (baanprofiel) van een achtbaan en beplanting. De met groen aangeduide delen van het attractiepark zijn dus in gebruik en daarom niet beschikbaar voor de beoogde uitbreiding.

Met de kleur grijs zijn de parkeervoorziening P1 met het busstation Europalaan en de percelen die in gebruik zijn als op- en overslaglocatie (zoals magazijnen van het dienstencentrum, de plantenkas en de milieustraat) aangeduid. Het spreekt voor zich dat deze gronden ook niet beschikbaar zijn voor een andere invulling. Het op- en overslagterrein ten noordwesten van het Eftelingtheater is overigens daarnaast ook niet geschikt voor een andere functie, omdat het terrein verontreinigd is en de saneringskosten zodanig zijn dat het niet rendabel is om de betreffende gronden voor een andere functie te (her)ontwikkelen.

Tussen de kleuren bevindt zich de hoofdinfrastructuur, het oppervlaktewatersysteem (het zogenoemde Klaterwatersysteem) en het landschappelijk raamwerk. Het attractiepark bevat een netwerk van lanen, paden en pleinen waarover gasten de attracties kunnen bereiken. In veel gevallen zijn de pleinen onderdeel van een attractiegebied (aangeduid met groen). Tussen de infrastructuur en de attractiegebieden ligt het landschappelijk raamwerk bestaande uit beplantingen en water. Dit raamwerk zorgt ervoor dat verschillende attractiegebieden van elkaar gescheiden zijn en het attractiepark wordt afgescheiden van de buitenwereld. De betreffende delen van het attractiepark kunnen dus niet voor nieuwe attracties worden ingezet. Zonder deze voorzieningen kan het huidige attractiepark niet functioneren.

afbeelding "i_NL.IMRO.0809.BPWvdEfteling2030-VA03_0021.png"

Figuur 4.7 Kaart bebouwd en onbebouwd gedeelte

Op de afbeelding zijn drie gebieden met de kleur blauw weergegeven. Het betreft de volgende gebieden:

A – Deelgebied tussen Max & Moritz en Pirana

Dit deelgebied is 3.198 m2 groot. Voor dit gebied wordt een project voorbereid. Dit deelgebied is daarom niet beschikbaar voor de beoogde uitbreidingsplannen.

B – Deelgebied tussen Spookslot en Baron 1898

Dit deelgebied is 4.813 m2 groot en is beschikbaar voor ontwikkeling.

C – Pythonweide

Dit deelgebied is 4.586 m2 groot en is beschikbaar voor ontwikkeling.

De conclusie luidt dat er in het bestaande attractiepark nog circa 9000 m2 beschikbaar is om nieuwe ontwikkelingen te realiseren. Deze beperkte ruimte is volstrekt ontoereikend om de plannen van de Efteling te realiseren en de Efteling toekomstbestendig te maken.

De resterende niet-bebouwde gronden van het attractiepark (89% van het oppervlakte) zijn evenmin geschikt en beschikbaar voor de gewenste uitbreiding. Op de betreffende gronden zijn, zoals hiervoor toegelicht, bestaande attracties, parkeervoorzieningen, infrastructurele voorzieningen (zoals wandelpaden en pleinen), waterpartijen en groenvoorzieningen aanwezig.

Het bebouwingspercentage van 11% betekent dus geenszins dat slechts 11% van de gronden van het bestaande attractiepark in gebruik is. Het bestaande attractiepark meet 72,7 ha. Daarvan is 71,44 ha in gebruik en daarom niet geschikt en beschikbaar voor de beoogde uitbreidingsplannen. Het is daarom niet mogelijk om binnen de grenzen van het huidige attractiepark in de behoefte, bestaande uit de beoogde uitbreiding van het attractiepark, te voorzien.

Bovendien is het uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening onwenselijk dat de verstening van het bestaande attractiepark toeneemt. Het maximum bebouwingspercentage is het uitgangspunt van zowel de 'Nota Ambities en Uitgangspunten Wereld van de Efteling 2030' als het 'Masterplan Wereld van de Efteling 2030'. Zoals onder andere is toegelicht in de 'Nota Ambities en Uitgangspunten Wereld van de Efteling 2030', is de filosofie achter een laag bebouwingspercentage dat gasten ondergedompeld worden in de Wereld van de Efteling, een sprookjesachtige omgeving met veel aandacht en ruimte voor een natuurlijk landschap met verrassingselementen. Dit maakt de Efteling uniek. Het is belangrijk dat dit unieke karakter behouden blijft, ook om de impact van het bestaande attractiepark op de omgeving te beperken. Niet voor niets is het bestaande attractiepark in de structuurvisie Loon op Zand, de recreatieve kamer in het hart van Brabant (gemeente Loon op Zand, 5 maart 2015) aangeduid als 'half open cultuurlandschap'.

Hoofdstuk 5 Verkeer en infrastructuur

5.1 Inleiding

De Efteling wil de komende jaren uitbreiden en daarmee een groei in bezoeken mogelijk maken tot een totaal aantal van 7 miljoen op jaarbasis in 2030. Ook met de huidige gastenaantallen staat de afwikkeling van het verkeer van en naar de Wereld van de Efteling staat onder druk. Maatregelen in de verkeersstructuur zijn daarom noodzakelijk. In paragraaf 5.2 wordt de huidige verkeerssituatie in en rond de Wereld van de Efteling beschreven. Paragraaf 5.3 beschrijft de maatregelen die nodig zijn om tot een robuuste verkeersstructuur te komen die 7 miljoen bezoeken aan de Wereld van de Efteling mogelijk maakt en in paragraaf 5.4 volgt een beoordeling van de effecten van deze maatregelen.

Verkeersgeneratie en verkeerssamenstelling Eftelingverkeer

In het MER komt de verkeersgeneratie en het verkeerpatroon van het Eftelingverkeer uitgebreid aan de orde. Hieronder is de meest relevante informatie opgenomen.

Veruit het meeste verkeer wordt gegenereerd door het bezoek van het attractiepark. Uit het onderzoek is gebleken dat sprake is van gemiddeld één auto per 4,21 attractieparkbezoek ofwel 0,24 auto's per bezoeker. De verkeerssamenstelling is relatief constant: voornamelijk lichte motorvoertuigen (personenauto's) en af en toe een camper en een enkele touringcar. Verder is door de jaren heen de verdeling over alle vervoerwijzen vrijwel constant gebleven: 91% komt met de auto, 5% met het openbaar vervoer, 1% per (brom)fiets, 1% per touringcar en 2% op andere wijze.

De aankomstpiek van het dagbezoek ligt tussen 9:45 en 10:45 uur. Dan arriveert circa 45% van het bezoek. Voor 12:00 uur is 90% gearriveerd. De vertrekpiek ligt tussen 18:00 en 19:00 uur. Dan vertrekt circa 45% van het bezoek. 85% vertrekt tussen 16:00 en 19:00 uur.

De omvang van de verkeersgeneratie van de verblijfsrecreatie is beperkt. De verkeersgeneratie van het personeel ligt daarboven maar blijft ook ruim beneden de verkeersgeneratie van het dagbezoek.

De omvang van het vrachtverkeer en touringcarverkeer is beperkt; gemiddeld samen niet meer dan 50 voertuigen per etmaal.

5.2 Huidige situatie

5.2.1 Ontsluiting autoverkeer

In onderstaande figuur is de huidige verkeersontsluiting van de onderdelen van de Wereld van de Efteling weergegeven. 74% van het autoverkeer bereikt de Wereld van de Efteling via de N261 vanuit noordelijke richting (uit/naar richting Waalwijk), 21% via de N261 vanuit het zuiden (uit/naar richting Tilburg) en 5% bereikt de Wereld van de Efteling vanuit het westen via de Europalaan (uit/naar richting Dongen).

afbeelding "i_NL.IMRO.0809.BPWvdEfteling2030-VA03_0022.png"

Figuur 5.1 Kaartje huidige verkeersontsluiting

Ontsluiting attractiepark

De parkeerterreinen van het attractiepark worden ontsloten via de binnen de bebouwde kom gelegen Europalaan. De Europalaan sluit aan op de Midden-Brabantweg (N261; gebiedsontsluitende weg 100 km/u). Deze provinciale weg geeft in het noorden bij Waalwijk aansluiting op autosnelweg A59 (Zierikzee-'s-Hertogenbosch). In het zuiden, net ten noorden van Tilburg splitst de verbinding zich in de noordwestelijke en oostelijke randweg van Tilburg. De noordwestelijke randweg geeft ten zuiden van Tilburg aansluiting op de A58 (Breda-Eindhoven). De oostelijke randweg geeft ten zuiden van Tilburg aansluiting op de N65 (Tilburg – 's-Hertogenbosch).

Ontsluiting verblijfsaccommodaties

Direct ten zuiden van het attractiepark ligt de Eftelingsestraat (erftoegangsweg 30 km/u). Via deze straat worden de aangelegen vakantieparken Efteling Bosrijk, Efteling Loonsche Land en Villa Pardoes ontsloten naar de Horst. De Horst geeft in het noorden aansluiting op de Europalaan en in het zuiden nabij Loon op Zand op de N261. De Eftelingsestraat is een doodlopende weg. Doorgaand autoverkeer is hier niet mogelijk.

Tussen de Horst (erftoegangsweg 60 km/u) en de N261 ligt langs de Europalaan het Efteling Hotel dat, net als de andere verblijfsrecreatie, via de Horst wordt ontsloten naar de Europalaan.

Efteling Golfpark

Het clubhuis van het Efteling Golfpark ligt langs de Veldstraat en wordt ontsloten via de Duiksehoef/Bernsehoef/Dodenauweg (erftoegangsweg 60 km/u), welke in het noorden in Kaatsheuvel aansluit op de Europalaan. In het zuiden sluit de Duiksehoef aan op de Bergstraat, via welke de aansluiting van Loon op Zand op de N261 kan worden bereikt.

Efteling Dienstencentrum, bevoorrading en hulpdiensten

Het Efteling Dienstencentrum wordt via de Horst ontsloten naar de Europalaan. Voor een belangrijk deel vindt via het dienstencentrum de bevoorrading van het attractiepark plaats (o.a. horeca). Het attractiepark heeft daarnaast nog andere poorten. Deze poorten zijn minder van belang voor bevoorrading en hebben ook een functie voor de toegang tot het park door hulpdiensten.

5.2.2 Parkeerterreinen

In onderstaande figuur zijn de ligging en ontsluiting van de huidige parkeerterreinen weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0809.BPWvdEfteling2030-VA03_0023.png"

Figuur 5.2 Kaartje parkeerterreinen met ontsluiting

Het attractiepark

Het attractiepark heeft drie parkeerterreinen voor dagbezoek. Het hoofdparkeerterrein P1 ligt voor het Huis van de Vijf Zintuigen dat de hoofdentree van de Efteling is en strekt zich uit tot aan de Europalaan. Dit parkeerterrein wordt als eerste benut. Indien meer dan 17.000 gasten worden verwacht wordt ook parkeerterrein P2 ingezet. Dit parkeerterrein ligt ten westen van P1 tussen de Kinkenpolder en de Dodenauweg. Op piekdagen wordt het overloopparkeerterrein (P3) ingezet dat ten westen van de Dodenauweg ligt. Dat gebeurt in de huidige situatie op minimaal 4 en maximaal 12 dagen per jaar.

Alle parkeerterreinen van het attractiepark worden op hetzelfde punt ontsloten vanaf de Europalaan. P1 ligt direct aan de Europalaan. De toegang tot P1 is met verkeerslichten geregeld. De parkeerterreinen P2 en P3 worden via P1 bereikt. Vanaf de entree van P1 voert een interne weg rechtstreeks naar P2 welke de Kinkenpolder kruist. Hier worden verkeersmaatregelen genomen, waarbij tussen de verkeersstromen van en naar de Efteling en het overige langzaam verkeer zo min mogelijk conflicten ontstaan. Over het algemeen krijgt het langzaam verkeer (niet zijnde Eftelingverkeer) voorrang ten opzichte van de verkeersstromen van en naar de Efteling. Dit wordt geregeld met verkeersregelaars. Als dat tot problemen leidt, dan gaat De Efteling B.V. met het bevoegd gezag in overleg om tot een oplossing c.q. alternatieve voorzieningen te komen.

De weg vanaf P2 naar P3 kruist ook de Dodenauweg. In de planregels van het bestemmingsplan is de verplichting opgenomen van het nemen van verkeersmaatregelen bij de Dodenauweg, waarbij de verkeersstromen van Eftelingverkeer en het overige verkeer elkaar niet kruisen. Deze maatregelen moeten zijn genomen indien de gronden westelijk van de Dodenauweg worden ingericht voor parkeren en/of uitbreiding van attractiepark de Efteling.

 

Touringcars, Kiss&Ride

Voor touringcars en Kiss&Ride/Halen&Brengen is voorzien in een apart parkeerterrein. Dit parkeerterrein wordt gezamenlijk met het busstation voor het openbaar vervoer direct vanaf/naar de Europalaan ontsloten via voorrangskruispunten.

Verblijfsaccommodaties en Efteling Golfpark

De vakantieparken Efteling Bosrijk en Efteling Loonsche Land, Villa Pardoes en Efteling Hotel hebben elk eigen parkeervoorzieningen. Ook het Efteling Golfpark heeft een eigen parkeerterrein.

Personeel

Zowel het personeel van het attractiepark als het kantoorpersoneel parkeert bij het Dienstencentrum, en op het parkeerterrein van het kantoorgebouw Raveleijn. Het parkeerterrein van Raveleijn wordt ontsloten via de Europalaan.

5.2.3 Ontsluiting langzaam verkeer

In onderstaande figuur zijn de langzaam verkeerroutes weergegeven van/naar de fietsenstallingen van de Efteling als ook de routes die de Wereld van de Efteling kruisen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0809.BPWvdEfteling2030-VA03_0024.png"

Figuur 5.3 Langzaam verkeerroutes naar de Wereld van de Efteling en kruisende langzaam verkeerroutes (fietsen, wandelen, paardrijden)

Fietsenstalling gasten attractiepark

De gasten die het attractiepark per (brom)fiets bezoeken stallen hun (brom)fiets dicht bij de hoofdentree van het attractiepark. De fietsroute naar de fietsenstalling wordt vanaf station Tilburg bewegwijzerd en voert langs de Horst, de Eftelingsestraat en de Kinkenpolder. Vanuit Kaatsheuvel is de fietsenstalling bereikbaar via de Kinkenpolder.

Fietsenstalling personeel

De fietsenstalling voor het personeel is ondergebracht in het gebouw van Vogelrok. De toegang tot deze fietsenstalling ligt aan de Horst bij de entree tot het Efteling Dienstencentrum. Ook zijn er voorzieningen bij het kantoorgebouw Raveleijn.

Verbindingen voor niet-Eftelingverkeer

De Wereld van de Efteling strekt zich uit langs de zuidzijde van de kern Kaatsheuvel. Ten zuiden van de Wereld van de Efteling staan de verspreid liggende woningen en agrarische bedrijven van het buurtschap Duiksehoef en Kraanven. Deze bestemmingen zijn bereikbaar via de Dodenauweg. Alleen op piekdagen wordt de doorstroming op deze verbinding beïnvloed door overstekend Eftelingverkeer dat parkeert op het noodparkeerterrein P3.

Ten oosten van de N261 ligt het natuur- en recreatiegebied van de Loonse en Drunense Duinen. De Midden Brabantweg (N261) vormt een barrière tussen dit gebied en de kern Kaatsheuvel. Ter hoogte van de Eftelingsestraat – in het verlengde ervan – ligt een viaduct over de N261. Hoewel dit viaduct op autoverkeer is berekent, vormt het vooral voor langzaam verkeer vanuit Kaatsheuvel een belangrijke toegang tot het natuur- en recreatiegebied. Het viaduct is vanuit de kern Kaatheuvel bereikbaar via de Horst en via de route over de Kinkenpolder en de Eftelingsestraat. Met name de route over de Kinkenpolder en Eftelingsestraat heeft een belangrijke functie voor het recreatieve langzaam verkeer.

Tenslotte vormt de Eftelingsestraat – inclusief het voor gemotoriseerd verkeer afgesloten onverharde deel – een route voor aangespannen en bereden paarden met een herkomst/bestemming in het natuur- en recreatiegebied Loonse en Drunense Duinen.

5.2.4 Openbaar vervoer

Het attractiepark is vanaf de stations Tilburg en 's-Hertogenbosch goed bereikbaar per openbaar vervoer. De lijnbussen halteren op het busstation dat ter hoogte van de hoofdentree van het attractiepark direct langs de Europalaan ligt. Het busstation wordt samen met het touringcarparkeerterrein en de Kiss&Ride-voorziening naar de Europalaan ontsloten. De loopafstand tussen het busstation en de hoofdentree bedraagt circa 450 m en voert over de centrale loopas op P1. Daarbij worden de rijbanen voor het verkeer dat het parkeerterrein oprijdt via een voetgangerstunnel gekruist. Het busstation bedient ook de kern Kaatsheuvel. Het overige deel van het plangebied is niet ontsloten door openbaar vervoer. Gezien het extensieve gebruik is hiervoor geen draagvlak.

5.3 Beoogde ontwikkelingen

5.3.1 Verkeersstudie

De toename van het aantal bezoeken en de fysieke uitbreiding van de Wereld van de Efteling kan niet zonder te voorzien in een verkeersontsluiting die de bereikbaarheid van de regio, de kern Kaatsheuvel en de Wereld van de Efteling zelf garandeert. Daarom is door Rho adviseurs voor leefruimte en Witteveen+Bos een verkeersstudie uitgevoerd die aantoont welke maatregelen nodig zijn om tot een robuuste verkeersstructuur te komen die 7 miljoen bezoeken aan de Wereld van de Efteling mogelijk maakt. In deze studie zijn drie verkeersalternatieven en diverse varianten onderzocht. Een samenvatting van de verkeersstudie is opgenomen in het deelrapport Verkeer van het MER.

Uit de studie is het volgende naar voren gekomen:

  • Vrijwel al het verkeer van en naar de Wereld van de Efteling wordt via de N261 afgewikkeld: 74% in noordelijke richting over de N261, 21% over de N261 in zuidelijke richting. Slechts 5% van het verkeer rijdt via de Europalaan in westelijke richting.
  • Het is niet mogelijk 7 miljoen bezoeken per jaar via één aansluiting op de N261 te verwerken. Dat leidt tot oponthoud op de N261 of op de aansluitende weg tussen N261 en de parkeerterreinen. Bij 7 miljoen bezoeken is een tweede aansluiting op de N261 nodig.
  • Met een tweede aansluiting kan al het verkeer jaarrond worden verwerkt tot een aanbod van 7 miljoen bezoeken per jaar. Afhankelijk van de verkeersvariant die ten behoeve van het MER is onderzocht is op erg drukke dagen verkeersmanagement nodig. Een van de maatregelen is dat de Efteling langer open blijft zodat het vertrek van het Eftelingverkeer wordt gespreid en niet te veel Eftelingverkeer tijdens de avondspits van het reguliere verkeer vertrekt. In de huidige situatie wordt een dergelijke regeling ook al (bewezen effectief) toegepast. Een andere maatregel is dat een deel van het verkeer met een route via Waalwijk wordt omgeleid over een route via Tilburg. Omdat voor een aantal bestemmingen daarmee slechts een beperkte langere afstand en reistijd is gemoeid en oponthoud in een file het alternatief is, is dat op erg drukke dagen haalbaar.
  • Een nieuwe aansluiting ter hoogte van de Eftelingsestraat is niet haalbaar (te korte afstand tot het bestaande knooppunt Europalaan waardoor niet aan vormgeving- en verkeersveiligheidseisen kan worden voldaan). De nieuwe aansluiting dient meer naar het zuiden, ter hoogte van het bestaande brandstofverkooppunt, te liggen. Een volwaardige nieuwe tweede ontsluiting biedt verkeerskundig de meest robuuste oplossing: er zijn steeds twee volwaardige routes beschikbaar die naar inzicht kunnen worden ingezet, ook eventueel vanuit het oogpunt van calamiteiten.
  • Er zijn ook nog twee andere varianten onderzocht. Bij de eerste variant wordt het Eftelingverkeer naast een route via de Europalaan een tweede route aangeboden via de Horst, Heideweg en aansluiting Loon op Zand op de N261. Een andere variant gaat er vanuit dat het verkeer dat niet via de Europalaan kan worden verwerkt op een parkeerterrein op de voormalige vloeivelden bij de aansluiting Loon op Zand op de N261 wordt opgevangen en dat het bezoek met pendelbussen naar de entree van Efteling wordt geleid (via de Horst, Eftelingsestraat en Kinkenpolder). In deze varianten wordt in een minder robuuste tweede ontsluiting voorzien dan in de variant met een nieuwe aansluiting van de Efteling op de N261, maar vanuit het oogpunt van verkeersafwikkeling en bereikbaarheid voldoen deze varianten ook.

De verkeersstudie vormt een belangrijke bouwsteen voor het onderzoek dat in het MER is uitgevoerd. Op basis van een integrale beoordeling van de MER-aspecten, de afzonderlijke milieueffecten én de optimalisatiemogelijkheden middels mitigerende en optimaliserende maatregelen is op basis van de varianten uit het MER voor de Wereld van de Efteling 2030 een voorkeursalternatief samengesteld. Het voorkeursalternatief is in paragraaf 3.6 nader beschreven en wordt in voorliggend bestemmingsplan geregeld. De keuze voor het voorkeursalternatief is ook opgenomen in paragraaf 3.6. De beschrijving van de beoogde ontwikkeling wordt hieronder beschreven op basis van het voorkeursalternatief.

5.3.2 Ontsluiting Wereld van de Efteling voor autoverkeer

Om de toekomstige groei van het aantal bezoeken te faciliteren wordt de verkeersontsluiting (gefaseerd) aangepast. Gelet op de uitkomsten van de verkeersstudie zijn ten aanzien van bereikbaarheid en mobiliteit de volgende ontwikkelingen beoogd:

  • Als gevolg van de uitbreiding van het attractiepark in oostelijke richting wordt de Horst verlegd. De verlegde Horst komt tussen de Eftelingsestraat en de Europalaan parallel aan de N261 te liggen.
  • Als eerste worden de Europalaan en de aansluiting van de Europalaan op de N261 aangepast. Op de Europalaan worden tussen de Horst en de entree tot het hoofdparkeerterrein van de Efteling wisselstroken gerealiseerd. Daardoor zijn in de ochtend drie rijstroken beschikbaar voor het Eftelingverkeer dat arriveert en een rijstrook in tegengestelde richting. In de avond wordt dit omgedraaid en worden de drie rijstroken toebedeeld aan het vertrekkende Eftelingverkeer. In aanvulling hierop worden aanpassingen uitgevoerd aan beide afritten van de N261. Hier wordt een 3e rijstrook toegevoegd en de busbaan op de noordelijke rijbaan van het viaduct over de N261 wordt als rijstrook voor alle verkeer ingezet.
  • Om de bereikbaarheid op drukke dagen te kunnen garanderen is een tweede aansluiting op de N261 noodzakelijk. Het voorkeursalternatief voorziet in de inzet van de aansluiting Loon op Zand als tweede ontsluitingsroute. Vanaf deze aansluiting rijdt op de drukste dagen een deel van het Eftelingverkeer via de Heideweg en Horst richting de Efteling. De weginrichting van de Heideweg en Horst worden waar nodig voor de verkeerafwikkeling en/of verkeersveiligheid geoptimaliseerd. Bij inzet van de zuidelijke toegangsweg worden verkeersregelaars ingezet voor de doorstroming van het verkeer vanuit de oostzijde Bergstraat naar de kern Loon op Zand. Bij de uitwerking van de plannen is het beoogde gebruik van de snelfietsroute tussen Tilburg en Waalwijk het uitgangspunt. Deze dient gewaarborgd te blijven.
  • Op een kleine 150 m ten zuiden van het kruispunt van de Horst met de Eftelingsestraat is een toegang tot de Eftelingsestraat voorzien die nog ten oosten van Villa Pardoes aansluit op de Eftelingsestraat. De Eftelingsestraat blijft, net als in de huidige situatie, twee rijstroken breed en voorzien van een vrijliggend fietspad. Deze straat biedt toegang tot de nieuwe westelijke parkeervoorziening en wordt waar nodig van een andere verharding voorzien en/of (beperkt) verbreed. Hoofdzakelijk wordt gebruik gemaakt van de bestaande infrastructuur.
  • Tussen de Horst en de N261 ligt tussen het huidige brandstofverkooppunt langs de N261 en het waterleidingstation van Brabant Water een parkeerterrein voor parkeren op afstand. Dit parkeerterrein heeft een capaciteit van ongeveer 1.800 parkeerplaatsen. De gasten die hier parkeren worden met behulp van navervoer naar de entree van de Efteling gebracht.
5.3.3 Calamiteiten

Door de inzet van een tweede toegangsweg verbetert ook de ontsluiting bij calamiteiten:

  • De Eftelingsestraat tussen Efteling Bosrijk en de Dodenauweg wordt verhard zodat deze ingezet kan worden als tweede ontsluitingsweg voor het nieuwe westelijke parkeerterrein. Dit nieuw te verharden deel wordt daarnaast middels een calamiteitenontsluiting verbonden met de Dodenauweg.
  • De wisselstroken op de Europalaan bieden de keuze om een rijstrook exclusief voor hulpdiensten in te zetten, dan wel veel capaciteit voor verkeer in één richting.
  • De interneverbindingsweg tussen het westelijke parkeerterrein en het hoofdparkeerterrein heeft ook een belangrijke functie bij calamiteiten. Hierdoor blijft de Europalaan ten westen van de aansluiting van het hoofdparkeerterrein P1 beschikbaar voor hulpdiensten.
  • Hiernaast komt er een calamiteitendoorsteek voor hulpdiensten vanaf de westelijke rijbaan van de N261 richting de Horst, ter hoogte van de Eftelingsestraat.
5.3.4 Parkeren
  • Het huidige hoofdparkeerterrein nabij de entree van het attractiepark wordt geoptimaliseerd en biedt ruimte aan circa 3.000 parkeerplaatsen op maaiveld. Mogelijk wordt ook een gebouwde parkeervoorziening gerealiseerd, waardoor 6.000 parkeerplaatsen beschikbaar komen.
  • De huidige parkeerterreinen P2 en P3 krijgen een nieuwe locatie nabij de Dreefseweg aan de westzijde van de Wereld van de Efteling (P-West). Hier kunnen 4.400 parkeerplaatsen worden gerealiseerd.
  • Voorzien wordt in een nieuw parkeerterrein voor parkeren op afstand tussen de Horst en de N261, gelegen tussen het huidige brandstofverkooppunt en het waterleiding station van Brabant Water. Dit parkeerterrein wordt alleen ingezet op drukke dagen en heeft een capaciteit van circa 1.800 parkeerplaatsen.
  • Totaal zijn dan uiteindelijk 12.200 parkeerplaatsen beschikbaar.
  • Er worden voorzieningen en/of maatregelen getroffen om parkeren in de aangrenzende wijken/buurten tegen te gaan zoals navervoer dat alleen beschikbaar is op vertoon van een parkeerbewijs. Ook de ontsluitingsstructuur van de Wereld van de Efteling wordt zo vormgegeven dat parkeren en sluipverkeer in aangrenzende wijken/buurten wordt tegen gegaan. Om die reden wordt het nieuwe parkeerterrein P-West (nabij de Dreefseweg) via interne wegen ontsloten, waarbij geen uitwisseling met het omliggende openbare wegennet mogelijk is: P-West wordt ontsloten naar de Europalaan via een interne verbindingsweg naar hoofdparkeerterrein P1. Op P1 wordt vervolgens op de huidige locatie bij Raveleijn ontsloten naar de Europalaan. Op de 74 drukste dagen per jaar wordt P-West daarnaast ook ontsloten naar de Eftelingsestraat via een interne verbindingsweg die ten oosten van de Dodenauweg aansluit op de Eftelingsestraat. De Eftelingsestraat is op dat punt doodlopend: er is geen verbinding met de Dodenauweg (behoudens voor calamiteiten). Het verkeer wordt vervolgens via de Eftelingsestraat-Horst-Heideweg naar de aansluiting Loon op Zand op de N261 ontsloten.
5.3.5 Snelfietsroute

De Snelfietsroute F261 (van station Tilburg tot Haven Waalwijk), waarvoor op 22 juli 2017 de bestuursovereenkomst is getekend, kenmerkt zich door een comfortabele gesloten verharding en voldoende ruimte in het breedte profiel om fietsers riant te kunnen laten passeren. De route wordt zo veel mogelijk vrij liggend en krijgt bij kruisingen voorrang op andere verkeersstromen. Met de snelfietsroute wordt beoogd:

  • Een sterke positie in te nemen in het regionaal fietsnetwerk.
  • Betere mobiliteit voor fietsers en hiermee de bereikbaarheid van de kernen van Loon op Zand te verbeteren.
  • Een impuls te geven aan toerisme en recreatie met een snelle en aantrekkelijk fietsroute.

Ter hoogte van de Efteling en de Hotelzone wordt de Snelfietsroute op een nieuw tracé aangelegd, parallel aan de, ten behoeve van uitbreiding van de Efteling, te verleggen Horst. De Horst/Heideweg en de Snelfietsroute zullen elkaar kruisen. Voorzieningen voor het fietsverkeer worden nog nader uitgewerkt. Ook kruist de Snelfietsroute de Europalaan door middel van een tunnel. Deze zal ook gebruikt worden voor voetgangers. De Efteling werkt mee aan het tot stand komen van de route.

afbeelding "i_NL.IMRO.0809.BPWvdEfteling2030-VA03_0025.jpg"

Figuur 5.4 Snelfietsroute

5.3.6 Recreatieve verbindingen

De reeds aanwezige (recreatieve) verbindingen tussen de kern Kaatsheuvel en de Loonse en Drunense Duinen ter hoogte van de Horst, de Kinkenpolder en de Dodenauweg blijven beschikbaar maar krijgen in sommige gevallen een nieuwe routing door het gebied. Het gaat hierbij om fiets-, wandel- en ruiterpaden. Vanuit de kern Kaatsheuvel blijft ter hoogte van de Kinkenpolder via de Eftelingsestraat een route voor fietsers en voetgangers naar De Loonse en Drunense Duinen lopen. De route zal aansluiten op de snelfietsroute Hart van Brabant (F261) die aan de oostzijde langs het Efteling Hotel parallel aan de N261 loopt.

5.3.7 Openbaar vervoer

De bedieningsfrequentie door het openbaar vervoer zal worden vergroot als gevolg van de toename van het aantal gasten. Daarbij zal mogelijk materieel met meer capaciteit worden ingezet. Daarnaast wordt vanaf april 2018 voorzien in een pilot voor directe busverbinding tussen Breda en de Efteling in de weekenden en de schoolvakanties.

5.4 Beoordeling effecten

Bij verwerking van 7 miljoen bezoeken treden maximaal 15 dagen met oponthoud op

Op basis van de Verkeersstudie 2016 en een aanvullende studie in 2017 is aangetoond dat met dit alternatief het verkeer van 7 miljoen bezoeken per jaar kan worden verwerkt, waarbij op maximaal 15 dagen per jaar oponthoud wordt geaccepteerd.

Het aantal van 15 dagen met oponthoud is gezamenlijk door de provincie Noord-Brabant, de gemeente Loon op Zand en de Efteling bij aanvang van de Verkeersstudie 2016 vastgesteld. De reden daarvoor is dat de omvang van het Eftelingbezoek op topdagen dusdanig ongunstig kan samenvallen met de omvang van het reguliere verkeer, dat het niet reëel is om hierop de verkeersstructuur te dimensioneren. Uit een analyse van het aantal bezoeken per dag over de jaren 2011-2015 blijkt dat vooral de drukste 15 dagen per jaar extreme uitschieters kennen. Bovendien blijkt uit de analyse dat het aantal bezoeken op de drukste dagen op geen enkele wijze recht evenredig samenhangt met het totaal aantal bezoeken per jaar. In jaren met een laag totaal aantal bezoeken per jaar komen dagen met meer bezoeken voor dan in jaren met een hoog totaal aantal bezoeken. Oorzaken voor dagen met een hoog aantal bezoeken kunnen niet volledig worden aangetoond omdat zij samenhangen met toevalligheden. Een oorzaak kan bijvoorbeeld zijn dat in een regenachtige vakantie het parkbezoek zich concentreert op de schamele dagen met mooi weer. Ook kan de omvang van het Eftelingbezoek op topdagen ongunstig samenvallen met de omvang van het reguliere lokale verkeer dat immers ook aan fluctuaties onderhevig kan zijn.

Voorwaarden waaronder 7 miljoen bezoeken kunnen worden verwerkt

Voorwaarde voor een vlotte en verkeersveilige verwerking van 7 miljoen bezoeken is:

  • De Europalaan en de aansluiting van de Europalaan op de N261 wordt geoptimaliseerd door toepassing van wisselstroken tussen de kruispunten met de Horst en de huidige toegang tot de parkeerterreinen van de Efteling. Daarnaast dienen beide afritten van de N261 van een derde voorsorteervak te worden voorzien en dient in aansluiting daarop de busbaan op de noordelijke rijbaan op het viaduct over de N261 als rijstrook voor alle verkeer te worden ingezet.
  • Als de geoptimaliseerde Europalaan wordt ingezet samen met de aansluiting Loon op Zand, kan het verkeer van 6,54 miljoen bezoeken per jaar worden verwerkt zonder boven het maximum van 15 dagen met oponthoud te komen. Na reconstructie van beide rotondes van de aansluiting Loon op Zand wordt capaciteit toegevoegd om tot 7 miljoen bezoeken per jaar te verwerken (zonder boven het maximum van 15 dagen met oponthoud te komen).
  • De weginrichting van de Heideweg en Horst worden waar nodig voor de verkeerafwikkeling en/of verkeersveiligheid geoptimaliseerd. Bij de uitwerking van de plannen is het beoogde gebruik van de snelfietsroute tussen Tilburg en Waalwijk het uitgangspunt. Deze dient gewaarborgd te blijven.
  • De Eftelingsestraat biedt toegang tot de nieuwe westelijke parkeervoorziening en wordt waar nodig van een andere verharding voorzien en/of (beperkt) verbreed. Hoofdzakelijk wordt gebruik gemaakt van de bestaande infrastructuur.

Hoofdstuk 6 Omgevingsaspecten

6.1 Inleiding

Op grond van de Wet ruimtelijke ordening en op basis van jurisprudentie dient de uitvoerbaarheid van een bestemmingsplan te worden aangetoond en dient in het plan te worden onderbouwd dat er sprake is van een goede ruimtelijke ordening. In het MER zijn de milieueffecten van de ontwikkeling getoetst. Het MER is als bijlage 4 bij dit bestemmingsplan opgenomen, de aanvulling hierop is in bijlage 5 opgenomen. Hierin zijn de milieueffecten van de ontwikkeling integraal opgenomen. Het MER met de aanvulling vormen dan ook tevens de milieuonderbouwing van dit bestemmingsplan. Het voorkeursalternatief is echter niet volledig beschreven in het MER, daarom is in bijlage 6 een complete beschrijving van de milieueffecten van het voorkeursalternatief opgenomen.

In het MER wordt per milieuthema de referentiesituatie beschreven. De referentiesituatie wordt gevormd door de huidige situatie zoals beschreven in paragrafen 2.1 en 5.2, en de autonome ontwikkeling tot 2030. De autonome ontwikkeling geeft aan wat er in het plangebied zal gebeuren als de voorgenomen ontwikkeling niet plaatsvindt.

De beoogde ontwikkeling in het MER is het basisalternatief zoals beschreven in paragraaf 3.3. Het basisalternatief komt overeen met het gewenste eindbeeld uit het Masterplan Wereld van de Efteling 2030. In het MER wordt het basisalternatief uitgewerkt en getoetst. De alternatiefontwikkeling in het MER spitst zich toe op de ontsluiting van de Wereld van de Efteling 2030. Hiervoor zijn in het MER diverse varianten ontwikkeld en onderzocht. Variant 1a (toegangsweg via tracé Eftelingsestraat) maakt onderdeel uit van het basisalternatief. Daarnaast zijn in het MER diverse varianten onderzocht die een goede ontsluiting van de Wereld van de Efteling en de bereikbaarheid van Kaatsheuvel en de regio moeten waarborgen. Uiteindelijk heeft het onderzoek geresulteerd in het voorkeursalternatief, een geoptimaliseerde variant 2a aangevuld met parkeren aan de Horst. Het voorkeursalternatief is beschreven in paragraaf 3.6.

In de volgende paragrafen volgen de conclusies van de beoordeling van de milieueffecten zoals deze in het kader van het MER is uitgevoerd. Het voorkeursalternatief valt binnen de scope van het onderzoek dat ten behoeve van het MER is uitgevoerd, maar is nader uitgewerkt ten behoeve van dit bestemmingsplan in bijlage 6.

6.2 Ecologie

Natura 2000

Vanwege de nabijheid van de Natura 2000-gebieden Loonse en Drunense Duinen & Leemkuilen alsmede het Natura 2000-gebied Langstraat zijn middels een voortoets en een passende beoordeling (zie ook het project/plan-MER) de eventuele effecten op deze gebieden beoordeeld.


Uit de onderzoeken blijkt dat de negatieve effecten op Natura 2000 gering zijn en geen van de effecten significante gevolgen heeft voor de instandhoudingsdoelstellingen van Natura 2000-gebieden. Verzekerd is dat de natuurlijke kenmerken van de Natura 2000-gebieden niet worden aangetast, zodat het bestemmingsplan in overeenstemming met artikel 2.8, derde lid, Wet natuurbescherming is vastgesteld.


Voor wat betreft het onderzoek naar stikstofdepositie is het volgende relevant.


In onderdeel 110 van de tussenuitspraak heeft de Afdeling geoordeeld dat gelet op wat er in de tussenuitspraak over stikstof is overwogen niet kan worden geconcludeerd dat de stikstofdepositie niet zal toenemen en dat de raad aan het memo van Rho van 25 juni 2019 (Bijlage 21 van de plantoelichting) niet zonder meer de conclusie heeft mogen ontlenen dat significant negatieve gevolgen op Natura 2000-gebieden uitgesloten zijn. De Afdeling heeft de raad daarom opgedragen in het kader van de bestuurlijke lus alsnog sluitend te onderbouwen dat de stikstofdepositie niet toeneemt, dan wel te motiveren waarom ondanks een toename van de stikstofdepositie het bestemmingsplan toch in overeenstemming met de Wet natuurbescherming kan worden vastgesteld. Door middel van het gewijzigde artikel 26.3.1 van de planregels is aan deze opdracht gevolg gegeven. Het gewijzigde artikel 26.3.1 van de planregels borgt de in het memo van Rho van 25 juni 2019 beschreven maatregelen.


Met ingang van 15 oktober 2020 is een nieuwe versie van het rekenprogramma AERIUS beschikbaar gekomen. Het is onzeker of in het kader van het herstelbesluit een berekening met het nieuwe rekenprogramma gemaakt moet worden. Daarom is op basis van de nieuwste versie van het rekenprogramma AERIUS zekerheidshalve een nieuwe berekening uitgevoerd. Aangezien de inzichten over de te hanteren invoergegevens voor bemesting sinds de vorige berekening zijn gewijzigd, is, hoewel de Afdeling de gebruikte invoergegevens in de tussenuitspraak heeft aanvaard, met de gewijzigde inzichten gerekend (zie bijlage 24 bij deze plantoelichting). Bovendien is gerekend met (uitsluitend) de agrarische percelen die vermeld staan op Bijlage 5 bij de planregels.


Aanvullend is in de nieuwe berekening rekening gehouden met de beëindiging van het melkrundveebedrijf aan De Loonse Molenstraat 45 in Loon op Zand (5175 PS). Omdat dit bedrijf buiten het plangebied is gelegen betreft dit een mitigerende maatregel waar in het stikstofonderzoek (als passende beoordeling) onder voorwaarden rekening mee mag worden gehouden.

In totaliteit wordt in de AERIUS-berekening als mitigerende maatregel gesaldeerd met:

  • 46 stuks melk- en kalfkoeien ouder dan 2 jaar in A1.100 en
  • 50 stuks vrouwelijk jongvee tot 2 jaar in A3.100.


Dit melkrundveebedrijf beschikt niet over een natuurvergunning. Wel zijn in het verleden de volgende milieutoestemmingen verleend:

  • Hinderwetvergunning d.d. 10 december 1991 nr. 9139 voor het houden van 72 melk- en kalfkoeien en 51 stuks vrouwelijk jongvee in een overig huisvestingssysteem.
  • Milieuvergunning (revisie) van 8 augustus 2006 met nummer 0618 voor het houden van:
    • 1. 120 stuks melk- en kalfkoeien ouder dan 2 jaar in een overig huisvestingssysteem (A1.100).
    • 2. 51 stuks vrouwelijk jongvee tot 2 jaar in een overig huisvestingssysteem (A3.100).


Er is tussen de Efteling en de drijver van het melkrundveebedrijf een overeenkomst gesloten waarbij de stikstofrechten worden overgenomen ten behoeve van de uitbreiding van de Efteling. Daardoor is sprake van directe samenhang tussen de gedeeltelijke 'intrekking' van de milieutoestemming en de uitbreiding waarin het bestemmingsplan voorziet. De aantallen waarmee wordt gesaldeerd zijn ook vergund in de toestemming die gold op de referentiedatum 7 december 2004. Het huidige bedrijf kan ook voor deze aantallen in gebruik worden genomen zonder dat daarvoor een natuurvergunning voor een project nodig is. Ook overigens wordt voldaan aan de voorwaarden die uit de rechtspraak volgen voor externe saldering met agrarische bedrijven voor bestemmingsplannen (zie bijvoorbeeld ABRS 30 september 2020, ECLI:NL:RVS:2020:2318 en ABRS 1 februari 2017, ECLI:NL:RVS:2017:254).


Het voorgestelde artikel 26.3.1 aanhef en onder e van de planregels is gebaseerd op de in deze rechtspraak aanvaarde uitgangspunten. De planregels onder e.1 en e.2 waarborgen dat alvorens de Efteling kan uitbreiden, de vergunde rechten zoals die volgen uit de milieutoestemming d.d. 10 december 1991 zijn komen te vervallen. Daarmee is verzekerd dat deze rechten nadien niet meer kunnen worden ingezet ten behoeve van een andere ontwikkeling. De voorwaarde onder e.3 is opgenomen om zeker te stellen dat sprake is van een directe samenhang tussen de gedeeltelijke 'intrekking' van de milieutoestemming en de uitbreiding waarin het bestemmingsplan voorziet.


Voor het overige zijn voor de berekening dezelfde invoergegevens en uitgangspunten gebruikt als in de eerdere AERIUS-berekening. De nieuwe berekening is in Bijlage24 opgenomen.


Uit de nieuwe berekening volgt dat, rekening houdend met de salderingsmaatregelen er sprake is van een stikstoftoename op het in de directe nabijheid gelegen Natura 2000-gebied Loonse en Drunense Duinen. Ter plaatse is sprake van een (forse) afname. Er volgt uitsluitend een zeer geringe toename van maximaal 0,04 mol N/ha/jaar op 1 stikstofgevoelig hexagoon in het Natura 2000-gebied Langstraat. Uit AERIUS volgt dat in dit hexagoon (afgerond) 0,0 ha H7140A - Overgangs- en trilvenen aanwezig is waarvan de kritische depositiewaarde beperkt wordt overschreden. Beoordeeld is dat, mede gelet op deze geringe hoeveelheid en het zeer geringe areaal, verzekerd is dat significante gevolgen niet optreden en de natuurlijke kenmerken van dit Natura 2000-gebied niet worden aangetast. Dat geldt uiteraard ook voor de overige Natura 2000-gebieden, omdat daar geen sprake is van een stikstoftoename. De beoordeling is opgenomen in Bijlage 24 van deze plantoelichting.

Om te voorkomen dat de kernkwaliteiten (landschap en duisternis) van het Natura 2000-gebied Loonse en Drunense Duinen worden aangetast door lichtuitstraling is in de regels opgenomen dat verlichting in de oostelijke Horst-zone alleen is toegestaan als armaturen worden gebruikt die niet uitstralen naar de omgeving.

Natuurnetwerk

In het MER zijn de effecten op het Natuurnetwerk beoordeeld. De uitbreiding van de Wereld van de Efteling leidt in meer of minder mate tot ruimtebeslag binnen het Natuurnetwerk, verstoring, extra verkeerssterfte, verontreiniging en versnippering. Voor de aantasting van het Natuurnetwerk is een natuurcompensatieplan opgesteld in overleg met de provincie Noord-Brabant, de Vereniging Natuurmonumenten, de Brabantse Milieufederatie, Waterschap Brabantse Delta, Waterschap de Dommel, Heemkundekringen de Ketsheuvel en Loon op t Sandt, gemeente Loon op Zand en gemeente Tilburg. Het natuurcompensatieplan is opgenomen als bijlage 12. Daarnaast is er een oplegnotitie bij het compensatieplan opgesteld (nadere onderbouwing saldobenadering). Deze notitie is opgenomen als bijlage 13.

Soorten

In het kader van de MER is een quickscan en soortgericht veldonderzoek uitgevoerd, zie bijlage 15. In het voorkeursalternatief blijven de oude zandweg en de bijbehorende oude bomen ten zuiden van Villa Pardoes behouden. Dit is in het bijzonder ten gunste van de vleermuizen, waarvoor de zandweg een essentiële vliegroute vormt.

De uitbreiding van de Wereld van de Efteling leidt mogelijk tot effecten op beschermde soorten waarvoor een ontheffing benodigd is in het kader van de Wet natuurbescherming. Met inachtneming van voldoende mitigerende en compenserende maatregelen wordt verwacht dat deze ontheffing zal worden verleend. Mogelijke effecten op deze beschermde soorten staan de uitvoering van het bestemmingsplan derhalve niet in de weg. Ten aanzien van de aantasting van leefgebied van vogels dienen werkzaamheden zoals het kappen van bomen buiten het broedseizoen te worden opgestart zodat geen sprake is van strijdigheid met de Wet natuurbescherming. Daarnaast geldt de algemene zorgplicht voor alle soorten.

6.3 Bodem

In het MER wordt inzicht geboden in de kwaliteit van de bodem ter plaatse van het plangebied. Uit het vooronderzoek dat is uitgevoerd binnen het plangebied blijkt dat ter plaatse van het plangebied geen bodemverontreiniging wordt verwacht, die een belemmering zal vormen voor de voorgenomen bestemmingsplanwijziging. Eventuele aanwezige verontreinigingen kunnen vermoedelijk eenvoudig worden gesaneerd.

Nieuwe verontreinigingen als gevolg van de uitbreidingsplannen zijn niet te verwachten. Er worden in het plangebied geen bijzondere aardkundige waarden verstoord. Wel zal de bodemopbouw op een aantal plaatsen veranderen vanwege het grondverzet dat nodig is voor de uitvoering van de uitbreidingsplannen.

Zowel voor uitbreidingen als voor onderhoudswerkzaamheden is in verschillende bestemmingen (Recreatie - Dagrecreatie, Recreatie - Sport en Recreatie - Verblijfsrecreatie) het inrichten van tijdelijke gronddepots toegestaan. Deze depots moeten voldoen aan de bepalingen uit het Besluit bodemkwaliteit.

6.4 Water

Duurzaam omgaan met water is één van de uitgangspunten voor de Wereld van de Efteling 2030. Dit betekent dat in het plan voor Wereld van de Efteling 2030 verschillende maatregelen zijn opgenomen voor het realiseren van duurzaam waterbeheer en klimaatadaptatie. Zo wordt regenwater opgeslagen in waterpartijen in het plangebied, wordt het effluent van de rioolwaterzuiveringsinstallatie Kaatsheuvel benut (Klaterwater) en wordt het water van parkeerterreinen en wegen gefilterd, zodat er geen verontreinigingen in het grondwater en oppervlaktewater terecht komen. Daarnaast wordt gewerkt aan een volledig gescheiden rioolstelsel waardoor schoon en vuil water van elkaar gescheiden kan worden en het schone water direct op het oppervlaktewater kan worden geloosd en het lokaal zuiveren van afvalwater. Verder werkt de Efteling verder aan het 'klaterwatersysteem'; een dynamisch watersysteem dat in staat is de effecten van klimaatveranderingen op te vangen (Klaterwater 2.0). Bij deze maatregelen is rekening gehouden met de eisen die het waterschap Brabantse Delta stelt in het kader van de watertoets. Uitgangspunt voor ontwikkelingen is een hydrologisch neutraal ontwerp.

Uit het milieuonderzoek blijkt dat het effect op de aspecten waterkwaliteit en waterketen neutraal is beoordeeld. Wel is sprake van beperkt nadelige effecten op grondwater en waterkwantiteit, vanwege de risico's voor verdroging. De nadelige effecten zijn met maatregelen goed aan te pakken. Bij de daadwerkelijke realisatie van de beoogde ontwikkelingen zal hiermee rekening worden gehouden.

6.5 Landschap en cultuurhistorie

De effecten op de cultuurhistorie worden in het MER beschreven aan de hand van de cultuurhistorische waardenkaart van de gemeente Loon op Zand (ontwerpversie, oktober 2017).

Het landschap rondom de Wereld van de Efteling vindt zijn basis in de bodem, de waterhuishouding, de natuurlijke vegetatie en de invloed die de mens in de loop der tijd hierop heeft gehad. Een mooi landschap zorgt voor een aantrekkelijke omgeving om in te wonen, werken en recreëren. Rond de Wereld van de Efteling is een interessante verscheidenheid aan landschappen te vinden met kenmerkende elementen, zoals bos, stuifzand en heide. Op basis van de huidige situatie is het landschap, de aanwezige waarden en de wijze waarop daarmee in de planontwikkeling wordt omgegaan in het MER beschreven.

Uitgangspunt is een vorm van ontwikkeling waarbij landschappelijke inpassing en/of versterking een ontwerpuitgangspunt is. Met een zorgvuldig ontwerp kan bij de meeste ontwikkelingen een deel van de bestaande beplanting gespaard blijven. Hierbij spelen zichtlijnen en het landschapsbeeld van de randen een belangrijke rol. Het gekozen voorkeursalternatief ontziet aantasting van de aanwezige cultuurhistorische waarden door gebruik te maken van bestaande infrastructuur. Hierdoor worden de landschappelijke en cultuurhistorisch waardevolle patronen minder aangetast en blijft meer bos gespaard.

Ten aanzien van de deelgebieden 8.2 en 8.3 waarvoor gebiedspaspoorten zijn opgesteld in het beeldkwaliteitsplan is beoordeeld of in voldoende mate rekening is gehouden met de cultuurhistorische en landschappelijke waarden in het gebied.


Door bebouwde parkeervoorzieningen uit te sluiten in de deelgebieden 8.2 en 8.3, mag ten hoogste 60% van deze deelgebieden worden bebouwd. In de deelgebieden 8.2 en 8.3 geldt in beginsel een maximale bouwhoogte van 25 meter. Aan de noord- en zuidzijde van de deelgebieden 8.2 en 8.3 is aan een strook grond de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' en aanduiding 'maximum hoogte overige bouwwerken: 15 m' toegekend, waardoor op deze stroken grond gebouwen en attracties tot een maximale hoogte van 15 meter zijn toegestaan. Hierdoor ontstaat een geleding in de bouwhoogte in de deelgebieden 8.2 en 8.3.


Het beeldkwaliteitsplan omschrijft in hoofdstuk 6 de landschappelijke identiteit van de Wereld van de Efteling. Het dorp Kaatsheuvel ligt in een overgangsgebied tussen de hoger gelegen zandgronden in het zuidoosten naar de lager gelegen kleigronden in het noordwesten. Hierdoor ontbreekt een specifieke identiteit. Wanneer wordt ingezoomd op het plangebied van de Wereld van de Efteling dan kenmerkt dit gebied zich als onderdeel van het kleinschalige mozaïeklandschap van de Meierij. Ook wel coulisselandschap genoemd. Dit landschap bestaat uit een afwisseling van bebouwde gebieden, landbouwgronden en bosgebieden. Veelal worden de landbouwgronden omzoomd door houtwallen of boomsingels, vroeger bedoeld als omkadering en afscherming van de percelen. Deze identiteit vormt de basis voor het landschappelijke raamwerk zoals beschreven en verbeeld in hoofdstuk 7 van het beeldkwaliteitsplan. Wanneer verder wordt ingezoomd op de deelgebieden 8.2 en 8.3, dan gaan de aanwezige houtwallen, boomsingels en vrijstaande bomen onderdeel uitmaken van de landschappelijke identiteit. Beide deelgebieden worden in de toekomst omzoomd door landschappelijke wallen (in oost-west richting) en houtsingels (noord-zuid richting). Hierdoor ontstaan landschappelijke kamers die kenmerkend zijn voor het coulisselandschap. Binnen deze landschappelijke omkadering worden, binnen een hoogtegeleding van aan de buitenzijde maximaal 15 meter en aan de binnenzijde maximaal 25 meter, gelaagd de attractiegebieden gestalte gegeven. Door deze invulling worden de landschappelijke en cultuurhistorische waarden van het gebied gerespecteerd.

6.6 Archeologie

In het kader van het MER is een archeologisch bureauonderzoek uitgevoerd. Op basis van de verwachtingswaarden zijn op de verbeelding archeologische dubbelbestemmingen

opgenomen. Daarbij is gebruik gemaakt van de archeologische verwachtingskaarten van de gemeente Loon op Zand (2017). Indien de genoemde dieptes of oppervlaktematen ingeval van ontwikkelingen worden overschreden, dient aanvullend archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd.

6.7 Wegverkeerslawaai

In het kader van het MER en het bestemmingsplan is onderzoek uitgevoerd naar wegverkeerslawaai.

Uit het onderzoek blijkt dat de nieuwe toegangsweg op geen enkele in het kader van de Wet geluidhinder aangemerkte geluidgevoelige objecten leidt tot een geluidbelasting boven de voorkeursgrenswaarde van 48 dB. In het kader van een goede ruimtelijke ordening is tevens de geluidbelasting van de ontsluiting op de verblijfsrecreatie ten zuiden van het attractiepark onderzocht. Ook hier is geen sprake van een geluidbelasting boven de richtwaarden.

Daarnaast blijkt dat het verleggen van de Horst tussen de Europalaan en Eftelingsestraat en het aanpassen van de Eftelingsestraat niet leidt tot reconstructiesituaties. Binnen het voorkeursalternatief is sprake van een relevante verkeerstoename op de Horst/Heideweg (+86%) ten opzichte van de huidige situatie. Op basis daarvan is verder onderzoek uitgevoerd naar het uitstralingseffect. Hieruit blijkt dat als gevolg van het wegverkeer op de Horst/Heideweg sprake is van een relevante geluidtoename voor de woningen aan de Horst 51, Heideweg 4 en 4A en Heideweg 10. Indien echter gekeken wordt naar de cumulatieve geluidbelastingen op deze woningen in zowel de referentie- als toekomstige situatie, blijkt dat de daadwerkelijke geluidtoename niet leidt tot een verslechtering van de geluidskwaliteit. Zodoende zal geen sprake zijn van een daadwerkelijke verslechtering van het woon- en leefklimaat.

6.8 Bedrijven en milieuhinder

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij de aanwezigheid van bedrijven in de omgeving van milieugevoelige functies zoals woningen:

  • ter plaatse van de woningen een goed woon- en leefmilieu kan worden gegarandeerd;
  • rekening wordt gehouden met de bedrijfsvoering en milieuruimte van de betreffende bedrijven.

De Efteling is qua akoestische uitstraling vergelijkbaar met de categorie 'recreatiecentra, vaste kermis' die in de VNG-publicatie 2009 wordt genoemd. Hiervoor geldt een richtafstand van 300 meter ten opzichte van een rustige woonwijk. Het maatgevende aspect is geluid.

Binnen het plan worden verschillende nieuwe activiteiten geprojecteerd die geluidemissie zullen veroorzaken. In het kader van het MER is onderzocht of de geluidbelasting in de omgeving ook na uitvoering van het plan aanvaardbaar zal zijn. Zowel het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau (LAr,LT) als het maximale geluidniveau (LA,max) zijn beoordeeld.

Uit het onderzoek blijkt dat het plan uitvoerbaar is, terwijl er in de omgeving een acceptabele

akoestische situatie blijft bestaan. De extra geluidsemissie is beperkt en de toename ten opzichte van de referentiesituatie verwaarloosbaar. Het is wel noodzakelijk dat hiervoor in de uitvoering enkele maatregelen worden getroffen. Deze zijn beschreven in bijlage bij het MER in het rapport Inrichtingslawaai.

De ontwikkeling van de Efteling zal leiden tot extra geluidemissie naar de omgeving. Dit geldt in het bijzonder voor de uitbreiding van het attractiepark. De extra geluidemissie is echter beperkt. Daar waar de richtwaarden voor geluid worden overschreden in de alternatieven, is de toename ten opzichte van de referentiesituatie verwaarloosbaar.

6.9 Stiltegebied

Een groot deel van het Natura 2000-gebied Loonse en Drunense Duinen, op ongeveer 600 meter ten oosten van het plangebied, is aangewezen als stiltegebied. Ten aanzien van stiltegebieden heeft de provincie Noord-Brabant regels opgenomen in de provinciale milieuverordening. Voor activiteiten en/of inrichtingen binnen en (sinds kort) ook buiten het stiltegebied die een nadelige invloed hebben op de stilte in het stiltegebied is een ontheffing nodig.

Er is een indicatieve berekening uitgevoerd met het akoestisch model voor het MER. Daaruit volgt dat de geluidbelasting in het stiltegebied circa 36 dB(A) gemiddeld over 24 uur bedraagt als gevolg van de uitbreiding van de Efteling. Dit is een lage geluidbelasting die normaal gesproken wordt overstemd door omgevingsgeluid van bijvoorbeeld ruisende bladeren. Bezoekers van een stiltegebied zullen dit geluid naar verwachting nauwelijks opmerken en niet als hinderlijk ervaren.

Om te voorkomen dat uitgelokt gegil invloed heeft op het stiltegebied Loonse en Drunense Duinen is in de regels bepaald dat uitgelokt gegil van de Loonse en Drunense Duinen af moet worden georiënteerd en op een hoogte van meer dan 25 meter moet worden afgeschermd.

6.10 Luchtkwaliteit

De gevolgen van de verkeerstoename voor de concentraties luchtverontreinigende stoffen langs de ontsluitende wegen is getoetst aan de wettelijke grenswaarden uit de Wet milieubeheer. Het onderzoek gaat uit van de verkeerscijfers uit 2018 en de volledige planontwikkeling.

Op basis van het uitgevoerde onderzoek naar de luchtkwaliteit wordt in het MER geconcludeerd dat op alle toetspunten ruimschoots wordt voldaan aan de wettelijke normen (grenswaarden). De hoogste toename is aanwezig langs de Horst op het fietspad tussen de Eftelingsestraat en de Europalaan omdat de weg dichterbij de N261 komt te liggen.

6.11 Externe veiligheid

Risicobronnen in de omgeving

Over de N261 vindt vervoer van gevaarlijke stoffen plaats. Parallel hieraan ligt een aardgastransportleiding van Vermilion Enery Netherlands. De oostelijke uitbreiding van attractiepark de Efteling ligt in het invloedsgebied van het groepsrisico van beide risicobronnen en kan hierdoor gevolgen hebben voor de hoogte van het groepsrisico door een toename van de personendichtheid. Er is daarom een kwantitatieve risicoanalyse (QRA) voor beide bronnen uitgevoerd. Deze is als bijlage opgenomen in het MER.

Uit de QRA blijkt dat er geen plaatsgebonden risicocontour aanwezig is voor beide bronnen. In dit onderzoek wordt het volgende geconcludeerd:

  • 1. De PR 10-6-risicocontour van de N261 is niet buiten de weg gelegen;
  • 2. In de toekomstige situatie is het groepsrisico van de N261 toegenomen. Het groepsrisico blijft echter onder de oriëntatiewaarde;
  • 3. De PR 10-6-risicocontour van de aardgasleiding is niet buiten de weg gelegen;
  • 4. In de toekomstige situatie is het groepsrisico van de aardgasleiding toegenomen. Het groepsrisico blijft echter onder de oriëntatiewaarde.

Vanwege de ligging in het invloedsgebied is een verantwoording van het groepsrisico opgesteld (zie bijlage 16). In deze verantwoording is het advies van Brandweer Midden- en West-Brabant verwerkt. Wanneer infrastructurele maatregelen plaatsvinden in de nabijheid van de aardgastransportleiding, dient eerst overleg te worden gevoerd met Vermilion Energy Netherlands.

Risicobronnen op het park

Op het attractiepark bij Aquanura is een bovengrondse propaantank aanwezig. Op korte afstand van deze propaantank zijn geen kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten gelegen. Hiervoor is eerder door De Efteling een QRA opgesteld. Voor propaantanks met een inhoud groter dan 13 m3 is het Bevi van toepassing. Omdat hier sprake is van een propaantank met een inhoud kleiner dan 13 m3 is het Activiteitenbesluit van toepassing. Op basis hiervan gelden de volgende afstanden:

Tabel 6.1 Veiligheidsafstanden propaantank

Inhoud tank   Bevoorrading
= 5 x/jaar  
Bevoorrading
> 5 x/jaar  
= 5 m3   10 meter   20 meter  
> 5 m3 - = 13 m3   15 meter   25 meter  

De beoogde ontwikkelingen (zoals dag- en verblijfsrecreatie langs de verlegde Horst) liggen op voldoende afstand van de propaantank zodat dit geen belemmeringen oplevert.

6.12 Conclusie

Zoals beschreven in dit hoofdstuk leidt de ontwikkeling tot verschillende milieueffecten. Er zijn meerdere mogelijkheden om deze effecten te beperken. Te denken valt bijvoorbeeld aan:

  • geluidswerende voorzieningen bij overschrijding van de geluidsnormen zoals beschreven in het akoestisch onderzoek inrichtingslawaai;
  • het treffen van mitigerende en compenserende maatregelen om effecten op beschermde soorten te kunnen beperken;
  • minimaliseren van effecten op Natura 2000 door stikstofbeperkende maatregelen te nemen;
  • compensatie van de effecten op het natuurnetwerk aan de hand van een compensatieplan (zie bijlage 12) en oplegnotitie compensatieplan (zie bijlage 13).

Voor alle mogelijke maatregelen is ruimte geboden in de juridische regeling. Ook fysiek is ruimte geboden in het geval een maatregel ruimtelijk moet worden ingepast.

Hoofdstuk 7 Juridische beschrijving

7.1 Opzet bestemmingsregeling

De Wet ruimtelijke ordening (Wro) bepaalt dat ruimtelijke plannen digitaal beschikbaar moeten zijn. Dit brengt met zich mee dat bestemmingsplannen digitaal uitwisselbaar zijn en op vergelijkbare wijze gepresenteerd moeten worden. Met het oog hierop stellen de Wro en de onderliggende regelgeving eisen waaraan digitale en analoge plannen moeten voldoen. Zo bevat de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) bindende afspraken waaraan het bestemmingsplan moet voldoen. De SVBP kent (onder meer) hoofdgroepen van bestemmingen, een lijst met functie- en bouwaanduidingen, gebiedsaanduidingen en een verplichte opbouw van de regels en het renvooi. Overigens is de inhoud van het digitale plan doorslaggevend.

Het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan bestaat uit de verbeelding en de regels (zogenaamde planregels). De regels zijn gerelateerd aan de verbeelding, zodat kaart en regels ten alle tijden in onderlinge samenhang dienen te worden bezien en toegepast.

Verbeelding

De verbeelding heeft een ondersteunende rol voor toepassing van de regels alsmede de functie van visualisering van de bestemmingen. Op de verbeelding hebben alle gronden binnen het plangebied een bestemming gekregen. In zijn algemeenheid bestaat het plangebied uit de gronden zoals opgenomen in het bestemmingsplan Wereld van de Efteling uit 2013 inclusief percelen waar ontwikkelingen zijn voorzien. De gronden in eigendom van Efteling B.V. en Stichting Natuurpark de Efteling zijn bestemd overeenkomstig het vigerende bestemmingsplan dan wel op basis van de ontwikkelingsmogelijkheden zoals aangegeven in het Masterplan. Voor de gronden binnen het plangebied die niet in eigendom zijn van De Efteling en waar geen ontwikkelingen zijn voorzien, is de vigerende bestemming overgenomen. Hierdoor verandert er in juridisch-planologisch opzicht niets voor de betrokken eigenaren/gebruikers.

Binnen een bestemming kunnen nadere aanduidingen zijn aangegeven. Deze aanduidingen hebben slechts juridische betekenis indien, en voor zover, deze in de regels daaraan wordt gegeven. De verbeelding vormt samen met de regels het voor de burgers, bedrijven en overheid bindende deel van het bestemmingsplan.

Regels

De regels zijn het juridisch instrumentarium voor het regelen van het gebruik van de gronden, bepalingen omtrent de toegelaten bebouwing en regelingen betreffende het gebruik van aanwezige en/of op te richten bouwwerken. De juridische regeling bestaat uit vier hoofdstukken. Het eerste hoofdstuk bevat de definities van begrippen, die voor het algemene begrip, de leesbaarheid en uitleg van het plan van belang zijn en de wijze van meten. In hoofdstuk 2 wordt op de bestemmingen en hun gebruik ingegaan. Het derde hoofdstuk gaat in op de algemene regels. De overgangs- en slotregel maken onderdeel uit van het vierde hoofdstuk.

De regels van dit bestemmingsplan zijn gebaseerd op de regels van het vigerende bestemmingsplan 'Wereld van de Efteling'.

Toelichting

De toelichting heeft géén bindende werking. De toelichting maakt juridisch ook geen onderdeel uit van het bestemmingsplan, maar heeft wel een belangrijke functie bij de weergave en onderbouwing van het plan en ook bij de uitleg van bepaalde bestemmingen en regels.

Door flexibiliteit, of beter vrijheid in de regels, kan de rechtszekerheid van belanghebbenden in het gedrang komen. In de toelichting dienen derhalve duidelijk de beleidsintenties te worden aangegeven met betrekking tot het toekomstig grondgebruik.

7.2 Bestemmingen

Ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening zijn aan de in het plan begrepen gronden bestemmingen toegewezen. De bestemming is het centrale onderdeel van een bestemmingsplan. In het bestemmingsplan zijn verschillende bestemmingen opgenomen. In deze paragraaf worden de bestemmingen behandeld en beknopt toegelicht.

Agrarisch

Deze bestemming is van toepassing op de agrarisch gronden die als zodanig bestemd waren in het vigerende bestemmingsplan 'Wereld van de Efteling' en één agrarisch perceel dat was opgenomen in het vigerende bestemmingsplan 'Buitengebied 2011'. De gronden zijn bestemd conform de huidige bestemming. De bestemmingsregeling is overgenomen uit het bestemmingsplan 'Wereld van de Efteling' uit 2013. Het eventueel toevoegen van bouw-/gebruiksmogelijkheden is niet aan de orde. Omdat de percelen niet zijn voorzien van bouwvlakken zijn de bouwregels voor gebouwen niet overgenomen.

Bedrijf

In het plangebied komen vier bedrijfslocaties voor. Een aannemer/akoestisch bureau, een agrarisch loonbedrijf, een verkooppunt motorbrandstoffen met lpg en een waterleidingstation. Deze bedrijven zijn conform de vigerende bestemmingsplannen als zodanig bestemd. Het aantal toegestane bedrijfswoningen is op de verbeelding aangegeven evenals de toegestane oppervlakte aan bedrijfsgebouwen. Er zijn voorts onder andere regels opgenomen ten aanzien van goot- en bouwhoogten en de toegestane bebouwing voor de bedrijfswoningen. Het eventueel toevoegen van bouw-/gebruiksmogelijkheden is niet aan de orde.

Bos

Deze bestemming is van toepassing op de gronden die als zodanig bestemd waren in het vigerende bestemmingsplan. Door middel van deze bestemming wordt verzekerd dat de functies van het bos gehandhaafd blijft en/of zich verder kan ontwikkelen. Ook het behoud van met het bos samenhangende landschappelijke en natuurwaarden wordt door middel van deze bestemming gewaarborgd. Daarnaast wordt tussen de Horst en de N261 een 5 m brede strook bos gehandhaafd ten behoeve van de landschappelijke inpassing van de nieuw te realiseren oostelijke parkeervoorziening.

Groen

Binnen de bestemming 'Groen' zijn groenvoorzieningen, waterpartijen en wandel- en fietspaden mogelijk. Ten behoeve van deze bestemming mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd.

Horeca

Deze bestemming is toegekend aan gebouwen en gronden die een horecafunctie hebben. Het betreffende perceel in het plangebied is specifiek aangeduid (café). Door middel van deze bestemming blijft de huidige situatie van het terrein gehandhaafd met op de functie en omgeving afgestemde ontwikkelingsmogelijkheden.

Maatschappelijk

Deze bestemming is toegekend aan gebouwen en gronden die een maatschappelijke functie hebben. Het betreffende perceel in het plangebied is specifiek aangeduid (zorgboerderij). Door middel van deze bestemming blijft de huidige situatie van het terrein gehandhaafd met op de functie en omgeving afgestemde ontwikkelingsmogelijkheden.

Natuur

De delen van het plangebied die in de huidige situatie reeds bestemd zijn voor 'Natuur' (en geen deel uitmaken van het golfpark) zijn als 'Natuur' bestemd. Deze bestemming betreft voornamelijk de gronden die een onderdeel vormen van grotere bos- en natuurcomplexen die onderdeel zijn van het Natuurnetwerk Brabant (NNB). In de regels van deze bestemming is onder andere gereguleerd dat alle grondwerkzaamheden enkel zijn toegestaan nadat een omgevingsvergunning voor het aanleggen is verleend door het college van burgemeester en wethouders (bevoegd gezag) van de gemeente Loon op Zand. Het gaat hierbij onder meer om het aanbrengen van verhardingen, funderingen, het ophogen/afgraven van grond, het dempen van waterlopen enzovoorts. Een omgevingsvergunning voor het aanleggen wordt slechts verleend indien de waarden van het terrein niet worden aangetast.

Recreatie - Dagrecreatie

Het gehele attractiepark inclusief bijbehorende voorzieningen (dienstencentrum en parkeerterreinen) is bestemd als 'Recreatie - Dagrecreatie'. Ook gronden waar overeenkomstig het Masterplan uitbreiding van het attractiepark is voorzien, hebben deze bestemming gekregen. Het gebruik van de parkeerterreinen is nader gespecificeerd door middel van de aanduiding 'parkeren touringcars uitgesloten'. Ter plaatse van deze aanduiding mogen geen touringcars parkeren. Naast dagrecreatieve voorzieningen zijn binnen deze bestemming ook verblijfsrecreatieve voorzieningen en voorzieningen ten behoeve van landschappelijke inpassing toegestaan.

De gronden met (toekomstige) bebouwing zijn van een bouwvlak met bebouwingspercentage voorzien. Ter plaatse van het bestaande park is het vigerende bebouwingspercentage gehanteerd. Gebouwde parkeervoorzieningen en ondergrondse bouwwerken hoeven niet te worden meegenomen bij het berekenen van dit percentage. Het bebouwingspercentage ter plaatse van de nieuwe delen is afgestemd op de ontwikkelingsplannen. Daarbij is ook een minimum percentage groen aangegeven. Dit percentage is gekoppeld aan een voorwaardelijke verplichting zodat het gebruik van gronden alleen is toegestaan wanneer het aangegeven percentage groen c.q. water gelijktijdig wordt gerealiseerd en in stand wordt gehouden. Voor een deel van deze gronden is ook een voorwaardelijke verplichting geluid opgenomen zodat wordt voldaan aan de grenswaarden zoals opgenomen in het Onderzoek inrichtingslawaai MER en bestemmingsplan. In artikel 10.5.2 is geborgd dat ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie – indoor attracties' uitsluitend overdekte attracties mogen worden gerealiseerd. Deze aanduiding is op de verbeelding geprojecteerd op de westelijke uitbreiding (deelgebieden 8.2 en 8.3 als bedoeld in het beeldkwaliteitsplan). Hiermee wordt aangesloten bij het verrichte geluidonderzoek (bijlage 23). Ook is een voorwaardelijke verplichting vleermuizen en vogels met vaste nestplaatsen om mogelijke effecten op deze beschermde soorten in beeld te brengen. Tevens is voor deze gronden een voorwaardelijke verplichting opgenomen zodat verkeer op een veilige manier kan worden afgewikkeld via de nieuwe zuidelijke ontsluiting en voldoende parkeervoorzieningen aanwezig zijn.

Door in artikel 10.1, onder a, van de planregels te verwijzen naar de tekeningen van de knierotondes en de tekeningen als bijlage 6 aan de planregels toe te voegen, wordt geborgd dat er knierotondes worden gerealiseerd waarmee voldoende capaciteit beschikbaar is om 7 miljoen bezoeken per jaar te verwerken. Dit wordt als volgt toegelicht. In de notitie 'Verkeersstudie aanvullende ontsluitingsvarianten' (25-01-2018, ref: 104960/18-001.138) is de conclusie getrokken dat er voor het verwerken van meer dan 6,33 miljoen bezoeken per jaar aanpassingen nodig zijn aan de bestaande infrastructuur. Uit de beschikbare onderzoeken volgt dat die aanpassingen moeten bestaan uit een verruiming van de capaciteit van de rotondes bij de aansluiting Loon op Zand en dat de capaciteit van deze rotondes kan worden verruimd door de aanleg van knierotondes. De werking van de knierotondes is gesimuleerd (zie de notitie 'Resultaten VISSIM simulaties', 6 augustus 2019, ref: 114426/19-012.879). Uit de simulatie volgt dat de huidige enkelstrooks rotondes in de toekomstige situatie (bij meer dan 6,33 miljoen bezoeken per jaar) niet voldoen, maar dat knierotondes de verkeersstromen die samenhangen met 6,33 miljoen bezoeken tot (in elk geval) 7 miljoen bezoeken wel kunnen verwerken. In de notitie van 20 mei 2020 (ref: 121078/20-007.947) is aangetoond dat de knierotondes passen binnen de geldende verkeersbestemming ter plaatse van de aansluiting Loon op Zand. Hiermee is voldoende aangetoond dat door de aanleg van de knierotondes, conform de tekeningen die als bijlage 6 aan de planregels worden gehecht, meer dan 6,33 miljoen bezoeken per jaar verwerkt kunnen worden.

Ten slotte is een voorwaardelijke verplichting opgenomen voor de inrichting van gronden met de bestemming 'Recreatie - Dagrecreatie' ten westen van de Dodenauweg om de verkeersveiligheid te garanderen wanneer verkeersstromen van het Eftelingverkeer en van het overige verkeer elkaar kruisen.

Binnen de bouwvlakken zijn gebouwen en overige bouwwerken toegestaan wanneer deze aan de op de verbeelding aangegeven maximale hoogtematen voldoen. Voor die bouwwerken die niet voldoen aan de generieke hoogtematen zijn op de verbeelding specifieke maten opgenomen. Bestaande ondergrondse bouwwerken zijn mogelijk gemaakt in de Algemene bouwregels (artikel 25.2). Nieuwe ondergrondse bouwwerken kunnen worden gebouwd op plaatsen waar hoofd- en bijgebouwen aanwezig zijn tot een diepte van 3,5 m. Door middel van een afwijking kunnen ook diepere bouwwerken op andere locaties mogelijk worden gemaakt.

Buiten de bouwvlakken zijn gebouwde parkeervoorzieningen toegestaan met een maximale bouwhoogte van 9 meter. Dit geldt niet voor de gronden met de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding uitgesloten - gebouwde parkeervoorzieningen'. Ter plaatse van de deelgebieden 8.2, 8.3 en 8.9 waarvoor in het beeldkwaliteitsplan gebiedspaspoorten zijn opgesteld zijn gebouwde parkeervoorzieningen uitgesloten. Ook zijn buiten het bouwvlak overkappingen ten behoeve van het plaatse van zonnepanelen toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'overkappingen ten behoeve van zonnepanelen'. De bouwhoogte mag niet meer dan 4 meter bedragen. Daarnaast zijn licht- en vlaggenmasten toegestaan tot een bouwhoogte van 25 meter, geluidwerende voorzieningen tot een bouwhoogte van 3 meter en erf- en terreinafscheidingen tot een bouwhoogte van 2,5 meter.

Overeenkomstig de huidige wet- en regelgeving voor woningen en bedrijven kent de Efteling voor het bestaande attractiepark ook een regeling waarin kleine bouwwerken en gebouwen uitgezonderd worden van de plicht tot het aanvragen van een omgevingsvergunning. Deze regeling is door het ministerie van Binnenlandse Zaken met de gemeente en de Efteling opgesteld. Een omgevingsvergunning is niet vereist als aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • het bouwwerk is niet hoger dan 5 meter;
  • het bouwwerk ligt of komt te liggen op een afstand van meer dan 10 meter vanaf openbaar toegankelijk gebied;
  • de oppervlakte van het bouwwerk niet meer bedraagt dan 150 m2;
  • het bouwwerk is incidenteel toegankelijk voor onderhoud;
  • het bouwwerk is niet toegankelijk voor het publiek, met uitzondering van overkappingen met een maximale oppervlakte van 50 m2 per overkapping, die onlosmakelijk verbonden zijn met attracties, gelegen in het sprookjesbos.

Recreatie - Kampeerterrein 4

Het bestaande kampeerterrein Bernehoeve is afzonderlijk bestemd. Door middel van deze bestemming blijft de huidige situatie van het terrein gehandhaafd, met op de functie en omgeving afgestemde ontwikkelingsmogelijkheden.

Recreatie - Sport

Aan het golfpark is de bestemming 'Recreatie - Sport' toegekend. Naast sportvoorzieningen mogen deze gronden ter plaatse van de functieaanduiding 'verblijfsrecreatie' ook voor verblijfsrecreatieve voorzieningen worden gebruikt. Binnen deze bestemming mogen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd. Voorzieningen zoals verkeers-, parkeer- en nutsvoorzieningen, opslag- en tijdelijke gronddepots en water en beplantingen zijn toegestaan. Voorwaarden ten aanzien van het bouwen zijn opgenomen in de bij dit plan behorende regels en verbeelding. Daarnaast is een voorwaardelijke verplichting voor het gebruik van de gronden opgenomen betreffende het minimum percentage groen dat gerealiseerd en in stand moet worden gehouden bij het gebruik van de gronden en een voorwaardelijke verplichting vleermuizen en vogels met vaste nestplaatsen om mogelijke effecten op deze beschermde soorten in beeld te brengen.

Recreatie - Verblijfsrecreatie

De vakantieparken (Bosrijk en Loonsche Land) inclusief bijbehorende voorzieningen krijgen de bestemming 'Recreatie - Verblijfsrecreatie'. De hotels (o.a. Efteling Hotel, Villa Pardoes, Loonsche Land Hotel en het Poorthuys en Landhuys (beide in Bosrijk)) worden eveneens voorzien van de aanduiding 'hotel' waardoor in het bestemmingsplan het gebruik en de bebouwingsmogelijkheden worden gereguleerd. Gebouwen mogen uitsluitend binnen de aangegeven bouwvlakken worden gebouwd. Voorwaarden ten aanzien van het bouwen zijn opgenomen in de bij dit plan behorende regels en verbeelding. Het maximale aantal slaapplaatsen/bedden binnen de gehele Wereld van de Efteling is vastgelegd op basis van het behoefteonderzoek. De ontwikkeling van nieuwe verblijfsrecreatieve voorzieningen is uitsluitend toegestaan indien ten minste het ter plaatse aangegeven percentage aan groen c.q. water gelijktijdig wordt gerealiseerd en in stand wordt gehouden. Daarnaast is een voorwaardelijke verplichting vleermuizen en vogels met vaste nestplaatsen opgenomen om mogelijke effecten op deze beschermde soorten in beeld te brengen.

Sport - Manege

De manege aan de Duiksehoef heeft de bestemming Sport - Manege gekregen. De bestaande situatie is als zodanig bestemd. Er is 1 bedrijfswoning toegestaan. Er zijn onder andere regels opgenomen ten aanzien van de toegestane oppervlakte aan bedrijfsgebouwen, goot- en bouwhoogten en de toegestane bebouwing voor de bedrijfswoning.

Tuin

De gronden rondom de bestemming 'Wonen' zijn overeenkomstig bestemmingsplan 'Buitengebied 2011' als 'Tuin' bestemd. Op deze gronden zijn voorzieningen ten behoeve van het wonen gerealiseerd (bijvoorbeeld op- en inritten en verhardingen).

Verkeer

De hoofdverkeerswegen worden voorzien van de bestemming 'Verkeer'. De overige (interne) wegen worden binnen de overige bestemmingen gereguleerd. De verlegging van de Horst is als parallelweg langs de N261 in het bestemmingsplan opgenomen. Ter plaatse van de bouwaanduiding 'overbouwing' is een bouwwerk toegestaan om de dagrecreatieve functie aan weerszijden van de weg met elkaar te verbinden. De doorrijhoogte ter plaatse van een overbouwing dient minimaal 4 meter te bedragen.

Water

Deze bestemming is toekend aan de retentievijvers ten noorden van het plangebied langs de Europalaan.

Wonen

De woningen in het plangebied zijn opgenomen in de bestemming 'Wonen'. Binnen deze bestemming is het wonen met aan-huis-gebonden beroepen rechtstreeks toegestaan. Door middel van een omgevingsvergunning kan het bevoegd gezag ook toestemming verlenen voor kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten en het vestigen van een bed & breakfast.

Leiding - Water (dubbelbestemming)

De in het plangebied aanwezige afvalwaterleiding en een belemmeringenstrook van 5 m aan weerszijden van de leiding zijn voorzien van de dubbelbestemming Leiding - Water. Bouwen en het uitvoeren van bepaalde werken en werkzaamheden is op gronden met deze dubbelbestemming uitsluitend mogelijk indien er geen schade aan de leiding wordt toegedaan.

Waarde - Archeologie (dubbelbestemmingen)

De dubbelbestemmingen voor archeologische gebieden is zijn gebaseerd op het uitgevoerde archeologisch bureauonderzoek en de archeologische verwachtingskaarten van de gemeente Loon op Zand (2017). Deze omvatten de gebieden met (actuele) archeologische waarden en die met de archeologische verwachtingswaarden. Deze waarden zijn met een passende regeling beschermd.

Voorwaardelijke verplichtingen (Algemene gebruiksregels)

In artikel 26 (Algemene gebruiksregels) is een aantal voorwaardelijke verplichtingen opgenomen waaraan moet worden voldaan bij de ontwikkeling van nieuwe (dagrecreatieve) voorzieningen en de daarmee gepaard gaande groei van de omvang van het Eftelingbezoek.

Optimalisatie aansluiting Loon op Zand op N261

Indien de omvang van het Eftelingbezoek 6,54 miljoen bezoeken per jaar bedraagt, dient de capaciteit van de bestaande rotondes op de aansluiting Loon op Zand zodanig te zijn verruimd dat sprake is van een verantwoorde verkeersafwikkeling.

Maximaal 7 miljoen bezoeken

Indien de omvang van het Eftelingbezoek 7 miljoen bezoeken per jaar bedraagt, dient opnieuw onderzoek naar de verkeersafwikkeling uitgevoerd te worden.

Voldoende milieugebruiksruimte

Deze voorwaardelijke verplichting is opgenomen ter beperking van de toename van stikstofdepositie.

Landschappelijke inpassing

De bouw van gebouwen, attracties en recreatieverblijven in de nieuw te ontwikkelen deelgebieden waarvoor gebiedspaspoorten zijn opgesteld in het beeldkwaliteitsplan (zie bijlage 2 bij de regels) is uitsluitend toegestaan indien op de gronden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - voorwaardelijke verplichting landschappelijke inpassing' de ruimtelijke inpassing zoals opgenomen in het beeldkwaliteitsplan gelijktijdig wordt gerealiseerd en in stand wordt gehouden. Dit betreft de stroken aan de noordzijde van het plangebied langs de Europalaan en de Dreefseweg, een strook aan de oostzijde van het plangebied langs de N261 en een strook aan de achterzijde van de percelen Bernesehoef 3-8 ten zuiden van de Eftelingsestraat.

Parkeerterrein West

Het Parkeerterrein West mag niet direct ontsloten worden op de Eftelingsestraat vanuit de zuidzijde maar mag enkel aangereden worden vanaf de interne weg die ter hoogte van de camping aan de Bernsehoef achter de bestaande grondwal komt te liggen.

Beeldkwaliteit

De ontwikkeling van nieuwe recreatieve voorzieningen in de deelgebieden waarvoor gebiedspaspoorten zijn opgesteld in het beeldkwaliteitsplan is uitsluitend toegestaan indien de ruimtelijke inpassing zoals opgenomen in het beeldkwaliteitsplan (bijlage 2 bij de regels), is gewaarborgd.

Lichtuitstraling

Maatregelen zijn opgenomen ter voorkoming van aantasting van de milieusituatie door lichtuitstraling ter plaatse van de Loonse en Drunense Duinen, Natuur Netwerk Brabant en bij omliggende woningen.

overige zone - in verordening ruimte te verwijderen structuur natuur netwerk brabant (aanduiding)

Op basis van artikel 38.5 uit de provinciale Verordening ruimte is de gebiedsaanduiding 'overige zone - in verordening ruimte te verwijderen structuur natuur netwerk brabant' toegevoegd.

overige zone - in verordening ruimte toe te voegen aanduiding integratie stad - land (aanduiding)

Op basis van artikel 38.5 uit de provinciale Verordening ruimte is de gebiedsaanduiding 'overige zone - in verordening ruimte toe te voegen aanduiding integratie stad - land' toegevoegd.

overige zone - vlieggebied (aanduiding)

Deze gebiedsaanduiding is opgenomen om ervoor te zorgen dat Radio Vliegclub Brabant niet wordt beperkt bij de ontwikkeling van nieuwe holes op de aangrenzende golfbaan en de geldende vergunning gerespecteerd wordt.

overige zone - zoekgebied trace hoogspanningsverbinding (aanduiding)

Voor enkele percelen nabij de golfbaan onder de geplande 380 kV hoogspanningsverbinding is een voorbereidingsbesluit van kracht. Met dit vastgestelde voorbereidingsbesluit wordt voorkomen dat, tot het moment van publiceren van het ontwerp inpassingsplan, ontwikkelingen plaatsvinden in het gebied die de aanleg van de nieuwe hoogspanningsleiding belemmeren of mogelijk maken. Dit voorbereidingsbesluit is in voorliggend plan vertaald in een gebiedsaanduiding.

Hoofdstuk 8 Uitvoerbaarheid

8.1 Economische uitvoerbaarheid

De onderhavige ontwikkeling betreft een initiatief van De Efteling B.V. waarvoor De Efteling B.V. de financieel-economische consequenties voor haar rekening neemt. Ook zijn de kosten voor mitigerende en compenserende maatregelen die volgen uit het MER en het compensatieplan zeker gesteld. Deze zijn door De Efteling B.V. meegenomen in de begroting voor de beoogde uitbreiding. Daarnaast heeft De Efteling B.V. budget gereserveerd voor de benodigde maatregelen om een goede ontsluiting van de Wereld van de Efteling en de bereikbaarheid van Kaatsheuvel en de regio te waarborgen. Dit budget houdt rekening met de gefaseerde uitvoering van de voorgestelde maatregelen: het verleggen van de Horst, het aanpassen van de Europalaan, de alternatieve ontsluiting zoals beschreven in het MER, parkeren op afstand, enz.

8.2 Kostenverhaal

In de Wet ruimtelijke ordening is de grondexploitatiewet opgenomen. Deze wet regelt verplicht kostenverhaal door de gemeente in geval van ontwikkelingen. De gemeente legt dit kostenverhaal vast in een exploitatieplan. Kostenverhaal dient te worden zeker gesteld bij de volgende planologische maatregelen:

  • een bestemmingsplan dat rechtstreeks bouwplannen mogelijk maakt (niet via wijzigingsbevoegdheid);
  • een projectbesluit;
  • een projectafwijkingsbesluit.

Van een exploitatieplan kan worden afgeweken door het kostenverhaal anderszins te voorzien (overeenkomst met alle grondeigenaren in het plangebied of volledig grondeigendom).

Afspraken over het opstellen van dit nieuwe bestemmingsplan, de kosten van eventuele planschade en eventuele andere te verhalen kosten worden opgenomen in een anterieure overeenkomst. Daarmee zijn de kosten anderszins verzekerd en is er geen verplichting tot het opstellen van een exploitatieplan.

Conform het door de gemeenteraad vastgestelde Nota Kostenverhaal wordt met de gemeente een anterieure overeenkomst gesloten waar naast de vergoeding van de plankosten, het verleggen en toevoegen van infrastructuur ook financiële afspraken zijn gemaakt over een bijdrage voor bovenwijkse voorzieningen.

De financieel-economische haalbaarheid is hiermee voldoende verzekerd en er is geen verplichting tot het opstellen van een exploitatieplan.

8.3 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Voortraject

Met de vaststelling van de Structuurvisie 2030 'De recreatieve kamer in het hart van Brabant' in maart 2015 door de gemeenteraad van Loon op Zand, zijn de kaders en de onderzoeksvragen gesteld voor de gewenste uitbreiding van de Wereld van de Efteling. In het voorjaar 2015 is gestart met het interactieve traject om de plannen te delen met bewoners, bedrijven en belangenorganisaties. De opgehaalde meningen en suggesties hebben een plaats gekregen in de 'Nota Ambities en Uitgangpunten Ruimtelijke Planvorming Wereld van de Efteling 2030'. In december 2015 heeft de gemeenteraad met hoofdstuk 4 van deze nota ingestemd. Sindsdien is een verkeersstudie uitgevoerd. De tussenstand en uitkomsten van deze onderzoeken zijn gepresenteerd tijdens een inloopbijeenkomst op 21 juni 2016 en verwerkt in het ontwerp Masterplan. Het ontwerp Masterplan heeft zes weken ter inzage gelegen. Tijdens de terinzagelegging is op 18 oktober 2016 een informatiebijeenkomst georganiseerd. De reacties zijn samengevat en verwerkt in het Masterplan, welke in februari 2017 door de gemeenteraad is vastgesteld.

Inspraak en overleg

De Efteling en Kaatsheuvel zijn sinds de oprichting van de Efteling met elkaar verbonden. Voor de gemeente en haar inwoners is het van belang dat de Efteling een gezond en zelfstandig bedrijf blijft. Groei is daarvoor nodig. Tijdens het proces is op verschillende momenten inbreng gevraagd van belanghebbenden, waaronder omwonenden en maatschappelijke organisaties. Zo zijn tussentijds tijdens maatschappelijke raadplegingen, inloopavonden en informatiepagina's in de krant tussentijdse resultaten teruggekoppeld. Verder is meermaals gesproken met buurtpreventieteams en gegroepeerde bewoners. Over het voorontwerpbestemmingsplan en de Notitie Reikwijdte en Detailniveau is gelegenheid tot inspraak geboden. Ook zijn beide documenten in deze periode aan de overlegpartners toegestuurd en zijn gesprekken gevoerd met buurtpreventieteams. De zienswijzen op de Notitie Reikwijdte en Detailniveau zijn samengevat in een 'Nota zienswijzen NRD' (bijlage 3). Inspraak- en overlegreacties op het voorontwerpbestemmingsplan zijn samengevat in een 'Eindverslag inspraakprocedure en ambtelijke wijzigingen' (bijlage 17) en een 'Verslag vooroverleg' (bijlage 18). In alle planfasen zijn aanpassingen aan het plan doorgevoerd naar aanleiding van de inspraak- en vooroverlegreacties. Van gemeentewege is steeds gecontroleerd of in het onderhavige bestemmingsplan rekening is gehouden met de in het Masterplan Wereld van de Efteling 2030 benoemde uitgangspunten.

Ontwerpbestemmingsplan

De NRD is vastgesteld bij het ontwerpbestemmingsplan in combinatie met de zienswijzen op de Notitie Reikwijdte en Detailniveau. Op grond van artikel 3.1.1 Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is het ontwerpbestemmingsplan, inclusief het MER en alle bijlagen, vanaf 15 maart 2018 gedurende zes weken ter inzage gelegd. Alle belanghebbenden zijn gedurende deze periode in de gelegenheid gesteld een zienswijze in te dienen op het plan. De zienswijzen zijn samengevat in de 'Nota zienswijzen', zie bijlage 19. Naar aanleiding van de zienswijzen zijn aanpassingen doorgevoerd in het vast te stellen bestemmingsplan. De aanpassingen zijn in de 'Nota zienswijzen' benoemd.

Vastgestelde bestemmingsplan

Het bestemmingsplan is op 20 september 2018 door de gemeenteraad unaniem vastgesteld. Hierbij zijn 3 moties en 3 amendementen aangenomen.

De 3 moties hebben betrekking op:

  • 1. Dat het college de Efteling aan dient te sporen de platte daken van de overdekte attracties duurzaam te voorzien, naast het minimum groenpercentage zoals verwoord in het beeldkwaliteitsplan.
  • 2. Het college wordt verzocht om het initiatief te nemen in het bij elkaar krijgen van het overleg met zowel de Efteling als omwonenden. Dit overleg vindt plaats op gezette en vooraf afgesproken termijnen. Het college treedt faciliterend op en neemt als gesprekspartner hieraan deel. De gemeenteraad wordt halfjaarlijks geïnformeerd.
  • 3. De gemeenteraad wordt met een raadsinformatiebrief tweemaal per jaar geïnformeerd over de uitbreiding van de Efteling in relatie tot de milieuaspecten.

De 3 amendementen hebben betrekking op:

  • 1. Het toevoegen van de gebiedsaanduiding “overige zone – voorwaardelijke verplichting landschappelijke inpassing” westelijk van de kruising Dodenauweg/Bernsehoef/Eftelingsestraat. De verbeelding en het beeldkwaliteitsplan zijn hierop aangepast.
  • 2. Het vergroten van de gebiedsaanduiding “overige zone – voorwaardelijke verplichting landschappelijke inpassing” op de verbeelding en in het beeldkwaliteitsplan van 15 m naar 30 m achter de woningen/percelen Bernsehoef.
  • 3. In het bestemmingsplan is opgenomen dat deugdelijke infrastructurele maatregelen een voorwaarde zijn tot uitbreiding van de Efteling, welke worden ondersteund door verkeersonderzoeken. De voorgestelde maatregelen dienen in een vroegtijdig stadium (uiterlijk volgend jaar zomer in verband met de toeristenstroom- en oogstperiode) getest te worden, om zo de werking van deze maatregelen inzichtelijk te maken in de praktijk. Het college de gemeenteraad in de gelegenheid dient te stellen om kwantitatieve eisen te definiëren voor wachttijden en oponthoud omtrent de bereikbaarheid van de kern Loon op Zand en het buitengebied rondom de Bergstraat. De resultaten hiervan, uiterlijk oktober 2019 voor te leggen aan de gemeenteraad. Nieuwe alternatieven te onderzoeken om het zuidelijk verkeer af te laten vloeien richting de Efteling wanneer aan de door de raad gestelde bereikbaarheidseisen niet kan worden voldaan. Conform de afspraken uit hoofdstuk 8.1 de kosten van deze maatregelen te laten betalen door de Efteling.