direct naar inhoud van Artikel 8 Algemene gebruiksregels
Plan: Johanna van Brabantlaan
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0798.BPjvanbrabantlaan-OH01

Artikel 8 Algemene gebruiksregels


8.1 Onder gebruik in strijd met het bestemmingsplan wordt in elk geval verstaan:

  • a. een gebruik van gronden als stort- en/of opslagplaats van grond en/of afval, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
  • b. een gebruik van gronden als stallings- en/of opslagplaats van één of meer aan het gebruik onttrokken machines, voer-, vaar- of vliegtuigen, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
  • c. een gebruik van gronden en bouwwerken voor geluidszoneringsplichtige inrichtingen;
  • d. een gebruik van gronden en bouwwerken voor inrichtingen die vallen onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) of het Besluit risico's zware ongevallen 1999 (Brzo);
  • e. een gebruik van gronden en bouwwerken voor (detail)handel, met uitzondering van een zodanig gebruik dat uitdrukkelijk is toegestaan bij of krachtens deze regels;
  • f. een gebruik van gronden en bouwwerken voor een seks- of pornobedrijf dan wel prostitutiebedrijf;
  • g. een gebruik van bijbehorende bouwwerken als zelfstandige woning en/of als afhankelijke woonruimte, met uitzondering van zodanig gebruik dat uitdrukkelijk bij of krachtens deze regels is toegestaan;
  • h. een gebruik van gronden en bouwwerken voor evenementen.


8.2 Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 8.1, onder g, voor het gebruik van een bijbehorend bouwwerk anders dan de woning als afhankelijke woonruimte, mits:

  • a. een dergelijke bewoning noodzakelijk is uit het oogpunt van mantelzorg;
  • b. het gebruik beperkt blijft tot de in artikel 5 genoemde bouwmogelijkheden voor bijbehorende bouwwerken, met een maximale oppervlakte van 80 m²;
  • c. de belangen van de rechthebbenden op de aan het bouwperceel grenzende gronden niet onevenredig worden geschaad.


8.3 Burgemeester en wethouders trekken de omgevingsvergunning, verleend op grond van artikel 8.2, in, indien de bij het verlenen van de omgevingsvergunning bestaande noodzaak vanuit een oogpunt van mantelzorg niet meer aanwezig is.