4.2 Bouwregels
4.2.1 Algemeen
Voor het bouwen van bouwwerken gelden in het algemeen de volgende bepalingen:
-
a. gebouwen en kassen dienen te worden gebouwd in het bouwvlak, met uitzondering ter plaatse van de aanduiding 'kas uitgesloten', waarvoor geldt dat daar geen kassen mogen worden gebouwd;
-
b. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'intensieve veehouderij' de oppervlakte van gebouwen ten behoeve van intensieve veehouderij voor zover niet gelegen ter plaatse van de aanduiding 'reconstructiewetzone - verwevingsgebied' niet meer mag bedragen dan de bestaande oppervlakte;
-
c. een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1 lid 1 sub a van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht voor de bouw van veestallen mag slechts worden verleend, indien bij de aanvraag voor de omgevingsvergunning is aangetoond dat het project niet leidt tot een toename van de ammoniakemissie van het betreffende bedrijf;
-
d. voor glastuinbouwbedrijven is het uitdrukkelijk niet toegestaan om te schakelen naar niet-glastuinbouwbedrijven.
4.2.2 Bedrijfsgebouwen
Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende bepalingen:
-
a. de goothoogte en bouwhoogte bedragen niet meer dan respectievelijk 6,5 m en 10 m;
-
b. kassen mogen worden gebouwd waarbij de goothoogte niet meer mag bedragen dan 8 m en de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 10 m;
-
c. tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen zijn -in afwijking van het bepaalde in lid 4.2.1 onder a- buiten het bouwvlak toegestaan met een maximale oppervlakte van 2,5 ha, waarbij de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 4 m;
-
d. ter plaatse van de aanduiding 'intensieve veehouderij', met uitzondering van volière- en scharrelstallen voor legkippen, mag het aantal bouwlagen van gebouwen ten behoeve van intensieve veehouderij niet meer bedragen dan één.
4.2.3 Teeltondersteunende voorzieningen
Voor teeltondersteunende voorzieningen gelden de volgende regels:
-
a. permanente teeltondersteunende voorzieningen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd en de maximale goot- en bouwhoogte bedragen respectievelijk 8 m en 10 m;
-
b. buiten het bouwvlak zijn de volgende teeltondersteunende voorzieningen en permanente palen ten behoeve van hoge tijdelijke teeltondersteunende toegestaan:
-
1. lage tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen;
-
2. palen ten behoeve van hoge tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen met een maximale bouwhoogte van 4 m.
4.2.4 Bedrijfswoningen
Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende bepalingen:
-
a. de inhoud van de bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 750 m3;
-
b. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 6 m;
-
c. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 10 m.
4.2.5 Bijgebouwen bij bedrijfswoningen
Voor het bouwen van bijgebouwen bij bedrijfswoningen gelden de volgende bepalingen:
-
a. bijgebouwen dienen op een afstand van ten minste 3 m achter de voorgevelrooilijn van de bedrijfswoning te worden gebouwd; bij inpandige bedrijfswoningen mogen de bijgebouwen niet voor de voorgevelrooilijn van het gebouw waarin de bedrijfswoning is opgenomen worden gebouwd;
-
b. de gezamenlijke oppervlakte mag niet meer bedragen dan 100 m²;
-
c. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 m;
-
d. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 6 m.
4.2.6 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
-
a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m, met dien verstande dat de bouwhoogte voor erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel niet meer mag bedragen dan 1 m;
-
b. bouwwerken voor rijbakken zijn toegestaan, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
-
1. de rijbak wordt gesitueerd binnen het bouwvlak;
-
2. de hoogte van lichtmasten mag niet meer dan 12 m bedragen;
-
c. de hoogte en de oppervlakte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak, niet meer bedragen dan respectievelijk 3 m en 10 m², met dien verstande dat de bestaande tank ten behoeve van warmwateropslag binnen het bouwvlak maximaal 13 m mag bedragen.
4.2.7 Bouwwerken ten behoeve van seizoensarbeiders
Stacaravans en woonunits ten behoeve van de huisvesting van seizoensarbeiders zijn toegestaan onder de volgende voorwaarden:
-
a. woonunits en/of stacaravans zijn toegestaan gedurende maximaal 6 maanden per kalenderjaar;
-
b. de woonunits en/of stacaravans dienen te worden gebruikt voor de huisvesting van personen, wier huisvesting daar ter plaatse gelet op de bestemming van het gebouw of terrein noodzakelijk is vanwege een tijdelijk grote arbeidsbehoefte;
-
c. de woonunits en/of stacaravans dienen te worden geplaatst binnen het bouwvlak;
-
d. per bouwvlak zijn maximaal 5 woonunits en/of stacaravans toegestaan;
-
e. de oppervlakte van een woonunit mag maximaal 30 m² bedragen;
-
f. de bouwhoogte van een woonunit mag maximaal 3 m bedragen;
-
g. er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen.
4.3 Afwijken van de bouwregels
4.3.1 Nieuwe veestallen
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 4.2.1 sub c voor het bouwen van veestallen, mits is aangetoond dat er geen sprake is van een toename van de ammoniakdepositie in een Natura2000-gebied, danwel dat de depositie geen gevolgen heeft voor de instandhoudingsdoelstelling van het Natura2000-gebied.
4.3.2 Nieuwe bedrijfswoning
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.1 onder d voor het bouwen van een nieuwe bedrijfswoning, waarbij de volgende bepalingen gelden:
-
a. de omgevingsvergunning kan uitsluitend worden verleend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten';
-
b. de omgevingsvergunning kan alleen worden verleend bij een volwaardig agrarisch bedrijf;
-
c. de nieuwe bedrijfswoning moet noodzakelijk zijn, wat betekent dat het bedrijf zonder bedrijfswoning ter plaatse op langere termijn redelijkerwijs niet te exploiteren is;
-
d. de nieuwe bedrijfswoning mag geen onevenredige beperking opleveren voor de bedrijfsvoering en bedrijfsontwikkeling van omliggende (agrarische) bedrijven;
-
e. er is sprake van een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van de bodem en/of water en/of natuur en/of landschap en/of cultuurhistorie van het gebied, waarbij wordt getoetst aan de ontwerprichtlijnen uit hoofdstuk 4 van de Ontwikkelingsvisie buitengebied, zoals vastgesteld door de gemeenteraad d.d. 20 juli 2010 en Initiatiefnemer zich jegens de gemeente heeft verplicht om deze kwaliteitsverbetering uit te voeren en in stand te houden.
4.3.3 Vergroten goot- en/of bouwhoogte bedrijfsgebouw
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.2.2 onder a ten behoeve van het vergroten van de goot- en/of bouwhoogte, onder de volgende voorwaarden:
-
a. de maximale goothoogte bedraagt niet meer dan 7,5 m;
-
b. de maximale bouwhoogte bedraagt niet meer dan 12 m;
-
c. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken mogen niet onevenredig worden aangetast;
-
d. de vergroting van de goot- en/of bouwhoogte noodzakelijk dient te zijn voor de agrarische bedrijfsvoering;
-
e. er is sprake van een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van de bodem en/of water en/of natuur en/of landschap en/of cultuurhistorie van het gebied, waarbij wordt getoetst aan de ontwerprichtlijnen uit hoofdstuk 4 van de Ontwikkelingsvisie buitengebied, zoals vastgesteld door de gemeenteraad d.d. 20 juli 2010 en Initiatiefnemer zich jegens de gemeente heeft verplicht om deze kwaliteitsverbetering uit te voeren en in stand te houden.
4.3.4 Vergroten oppervlakte bijgebouwen bij bedrijfswoning
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.2.5 onder b ten behoeve van het vergroten van de oppervlakte van bijgebouwen, onder de volgende voorwaarden:
-
a. de gezamenlijke oppervlakte niet meer bedraagt dan 150 m²;
-
b. er is sprake van een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van de bodem en/of water en/of natuur en/of landschap en/of cultuurhistorie van het gebied, waarbij wordt getoetst aan de ontwerprichtlijnen uit hoofdstuk 4 van de Ontwikkelingsvisie buitengebied, zoals vastgesteld door de gemeenteraad d.d. 20 juli 2010 en aanvrager zich jegens de gemeente heeft verplicht om deze kwaliteitsverbetering uit te voeren en in stand te houden.
4.3.5 Verhogen aantal bouwwerken ten behoeve van seizoensarbeiders
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.2.7 sub d ten behoeve van de bouw van maximaal 10 woonunits en/of stacaravans, met dien verstande dat:
-
a. de overige bepalingen in lid 4.2.7 onverkort van toepassing zijn;
-
b. er is sprake van een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van de bodem en/of water en/of natuur en/of landschap en/of cultuurhistorie van het gebied, waarbij wordt getoetst aan de ontwerprichtlijnen uit hoofdstuk 4 van de Ontwikkelingsvisie buitengebied, zoals vastgesteld door de gemeenteraad d.d. 20 juli 2010 en aanvrager zich jegens de gemeente heeft verplicht om deze kwaliteitsverbetering uit te voeren en in stand te houden.
Indien de kwaliteitsverbetering zoals voorgeschreven in de artikelen 4.3.2 sub e, 4.3.3 sub e, 4.3.4 sub b, 4.3.5 sub b niet of niet geheel uitvoerbaar blijkt te zijn voor initiatiefnemer, dan kan met het verzoek om afwijking van het plan slechts worden ingestemd indien een passende financiële bijdrage in het gemeentelijke landschapsfonds is verzekerd.
4.5 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van:
-
a. het bepaalde in lid 4.1 onder a voor verbrede landbouw en nevenactiviteiten, waarbij de volgende bepalingen gelden:
-
1. de agrarische functie dient op het perceel als hoofdfunctie aanwezig en herkenbaar te blijven;
-
2. voor wat betreft de aard van de toe te laten nevenfuncties wordt getoetst aan paragraaf 3.5 van de Ontwikkelingsvisie buitengebied, zoals vastgesteld door de gemeenteraad d.d. 20 juli 2010;
-
3. voor wat betreft de omvang van de toe te laten nevenfuncties geldt het volgende:
- bedrijven zijn toegestaan tot een maximum gezamenlijke oppervlakte van 400 m2;
- het bedrijf behoort tot een milieucategorie 1 of 2;
- dienstverlening en overig tot een maximum gezamenlijke oppervlakte van 250 m2;
- recreatie tot een maximum gezamenlijke oppervlakte van 500 m2,
met dien verstande, dat de totale, gezamenlijke oppervlakte niet meer mag bedragen dan 600 m²;
-
1. buitenopslag ten behoeve van de verbrede landbouw/nevenactiviteiten is niet toegestaan;
-
2. de verbrede landbouw en/of nevenactiviteit mag geen onevenredige publieks- en/of verkeersaantrekkende werking tot gevolg hebben;
-
3. parkeerplaatsen dienen gerealiseerd te worden op eigen terrein;
-
4. de verbrede landbouw en/of nevenactiviteit mag geen onevenredige beperking opleveren van de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven.
-
b. het bepaalde in lid 4.4.2 sub a ten behoeve van de huisvesting van seizoensarbeiders voor maximaal 46 weken per kalenderjaar, met dien verstande dat:
-
1. de bouwwerken worden gebruikt voor de huisvesting van personen, wier huisvesting daar ter plaatse gelet op de bestemming van het gebouw of terrein noodzakelijk is vanwege een tijdelijk grote arbeidsbehoefte;
-
2. permanente bewoning niet is toegestaan;
-
3. er is sprake van een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van de bodem en/of water en/of natuur en/of landschap en/of cultuurhistorie van het gebied, waarbij wordt getoetst aan de ontwerprichtlijnen uit hoofdstuk 4 van de Ontwikkelingsvisie buitengebied, zoals vastgesteld door de gemeenteraad d.d. 20 juli 2010 en aanvrager zich jegens de gemeente heeft verplicht om deze kwaliteitsverbetering uit te voeren en in stand te houden.
-
c. het bepaalde in lid 4.4.2 sub b ten behoeve van het huisvesten van tijdelijke arbeidskrachten in bedrijfsgebouwen, met dien verstande dat:
-
1. de voorzieningen worden gerealiseerd binnen bedrijfsgebouwen in een bouwvlak tot een maximum vloeroppervlakte van 500 m2;
-
2. het uitsluitend voorzieningen betreffen in de vorm van overnachtingsmogelijkheden en verblijfsruimten voor tijdelijke arbeidskrachten, die benodigd en werkzaam zijn in de agrarische sector gedurende het plant- en oogstseizoen;
-
3. de bedrijfsgebouwen dienen te worden gebruikt voor de huisvesting van personen, wier huisvesting daar ter plaatse gelet op de bestemming van het gebouw of terrein noodzakelijk is vanwege een tijdelijk grote arbeidsbehoefte;
-
4. de afwijking voor niet langer dan 6 maanden per kalenderjaar verleend mag worden;
-
5. permanente bewoning niet is toegestaan;
-
6. er is sprake van een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van de bodem en/of water en/of natuur en/of landschap en/of cultuurhistorie van het gebied, waarbij wordt getoetst aan de ontwerprichtlijnen uit hoofdstuk 4 van de Ontwikkelingsvisie buitengebied, zoals vastgesteld door de gemeenteraad d.d. 20 juli 2010 en aanvrager zich jegens de gemeente heeft verplicht om deze kwaliteitsverbetering uit te voeren en in stand te houden.
-
d. het bepaalde in lid 4.1 ten behoeve van (statische) opslag, met dien verstande dat opslag tot maximaal 1.000 m2 is toegestaan.
Indien de kwaliteitsverbetering zoals voorgeschreven in de artikelen 4.5 sub b onder 3, 4.5 sub c onder 6 niet of niet geheel uitvoerbaar blijkt te zijn voor initiatiefnemer, dan kan met het verzoek om afwijking van het plan slechts worden ingestemd indien een passende financiële bijdrage in het gemeentelijke landschapsfonds is verzekerd.
4.6 Wijzigingsbevoegdheid
4.6.1 Vormverandering bouwvlak
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen ten behoeve van de vormverandering van het bouwvlak, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
-
a. de totale oppervlakte van het bouwvlak mag niet worden vergroot;
-
b. de overschrijding van het bouwvlak dient noodzakelijk te zijn voor de bedrijfsvoering;
-
c. er is sprake van een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van de bodem en/of water en/of natuur en/of landschap en/of cultuurhistorie van het gebied, waarbij wordt getoetst aan de ontwerprichtlijnen uit hoofdstuk 4 van de Ontwikkelingsvisie buitengebied, zoals vastgesteld door de gemeenteraad d.d. 20 juli 2010 en aanvrager zich jegens de gemeente heeft verplicht om deze kwaliteitsverbetering uit te voeren en in stand te houden;
-
d. er dient te worden aangetoond dat er geen sprake is van een toename van de ammoniakdepositie in een Natura2000-gebied, danwel dat de depositie geen gevolgen heeft voor de instandhoudingsdoelstelling van het Natura2000-gebied.
4.6.2 Vergroting bouwvlak
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen ten behoeve van de vergroting van het bouwvlak van glastuinbouwbedrijven, met dien verstande dat:
-
a. de totale oppervlakte van het bouwvlak na vergroting niet meer bedraagt dan 3 ha ten oosten van de Mommersteeg in Haarsteeg, met uitzondering van de gronden ten westen van de Mommersteeg in Haarsteeg, waarvoor geen maximale oppervlakte geldt;
-
b. de vergroting van het bouwvlak noodzakelijk dient te zijn voor de bedrijfsvoering;
-
c. aangetoond is dat voldaan kan worden aan de eisen van de milieuwetgeving en er geen nadelige gevolgen zijn voor de in de omgeving aanwezige waarden;
-
d. de wezenlijke waarden en kenmerken van de EHS niet significant worden aangetast;
-
e. een watertoets is uitgevoerd;
-
f. aangetoond is dat de inpassing in het landschap op zorgvuldige wijze plaatsvindt;
-
g. er sprake is van een aantoonbare en uitvoerbare verbetering van de groenblauwe mantel ter plaatse de aanduiding 'groenblauwe mantel';
-
h. de vergroting geen aantasting van de verkeersveiligheid of verkeersafwikkeling tot gevolg heeft en in de parkeerbehoefte wordt voorzien;
-
i. er is sprake van een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van de bodem en/of water en/of natuur en/of landschap en/of cultuurhistorie van het gebied, waarbij wordt getoetst aan de ontwerprichtlijnen uit hoofdstuk 4 van de Ontwikkelingsvisie buitengebied, zoals vastgesteld door de gemeenteraad d.d. 20 juli 2010 en aanvrager zich jegens de gemeente heeft verplicht om deze kwaliteitsverbetering uit te voeren en in stand te houden.
4.6.3 Nieuw bouwvlak
-
a. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen voor de gronden gelegen ten westen van de Mommersteeg in Haarsteeg, en nieuwe bouwvlakken op te nemen ten behoeve van het toelaten van nieuwe glastuinbouwbedrijven, indien is voldaan aan de volgende voorwaarden:
-
1. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken mogen niet onevenredig worden aangetast;
-
2. voldaan dient te worden aan het principe van hydrologisch neutraal bouwen, waarbij de hydrologische situatie minimaal gelijk dient te blijven aan de oorspronkelijke situatie;
-
3. de stedenbouwkundige en ruimtelijke kwaliteiten worden niet onevenredig aangetast;
-
4. archeologische, cultuurhistorische, landschappelijke en/of natuurwaarden worden niet onevenredig aangetast;
-
5. per bedrijf wordt ten hoogste één bedrijfswoning gerealiseerd, waarop het bepaalde in lid 4.2.4 en lid 4.2.5 van overeenkomstige toepassing is;
-
6. er is sprake van een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van de bodem en/of water en/of natuur en/of landschap en/of cultuurhistorie van het gebied, waarbij wordt getoetst aan de ontwerprichtlijnen uit hoofdstuk 4 van de Ontwikkelingsvisie buitengebied, zoals vastgesteld door de gemeenteraad d.d. 20 juli 2010 en aanvrager zich jegens de gemeente heeft verplicht om deze kwaliteitsverbetering uit te voeren en in stand te houden.
-
b. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen voor de gronden gelegen ten oosten van de Mommersteeg in Haarsteeg, en nieuwe bouwvlakken op te nemen ten behoeve van het toelaten van nieuwe glastuinbouwbedrijven, indien is voldaan aan de volgende voorwaarden:
-
1. de nieuwvestiging of de omschakeling is noodzakelijk in verband met de sanering van een glastuinbouwbedrijf, dan wel vloeit voort uit de herschikking van glastuinbouwbedrijven binnen het glastuinbouwgebied ten oosten van de Mommersteeg in Haarsteeg;
-
2. het is verzekerd dat elders daadwerkelijk een glastuinbouwbedrijf planologisch, juridisch en feitelijk wordt opgeheven;
-
3. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken mogen niet onevenredig worden aangetast;
-
4. voldaan dient te worden aan het principe van hydrologisch neutraal bouwen, waarbij de hydrologische situatie minimaal gelijk dient te blijven aan de oorspronkelijke situatie;
-
5. de stedenbouwkundige en ruimtelijke kwaliteiten worden niet onevenredig aangetast;
-
6. archeologische, cultuurhistorische, landschappelijke en/of natuurwaarden worden niet onevenredig aangetast;
-
7. per bedrijf wordt ten hoogste één bedrijfswoning gerealiseerd, waarop het bepaalde in lid 4.2.4 en lid 4.2.5 van overeenkomstige toepassing is;
-
8. er is sprake van een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van de bodem en/of water en/of natuur en/of landschap en/of cultuurhistorie van het gebied, waarbij wordt getoetst aan de ontwerprichtlijnen uit hoofdstuk 4 van de Ontwikkelingsvisie buitengebied, zoals vastgesteld door de gemeenteraad d.d. 20 juli 2010 en aanvrager zich jegens de gemeente heeft verplicht om deze kwaliteitsverbetering uit te voeren en in stand te houden.
4.6.4 Wijzigen naar bestemming 'Wonen'
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in de bestemming 'Wonen' voor zover het de voormalige agrarische bedrijfswoning betreft en indien wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
-
a. ter plaatse van en aansluitend aan de bestaande woning of woningen worden gronden aangewezen met de bestemming 'Wonen' als bedoeld in artikel 26;
-
b. het bestemmingsvlak 'wonen' mag na wijziging niet meer dan 1.500 m2 bedragen;
-
c. de overige gronden binnen het voormalig bouwvlak houden de desbetreffende agrarische bestemming;
-
d. het bepaalde in artikel 26 (Wonen) is van overeenkomstige toepassing;
-
e. elke wijziging dient in elk geval alle woonruimten binnen het desbetreffende bouwvlak te omvatten;
-
f. de wijziging mag geen onevenredige beperking opleveren van de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven;
-
g. voldaan dient te worden aan de eisen die gelden ingevolge de Wet geluidhinder;
-
h. aangetoond moet zijn dat het agrarisch bedrijf is beëindigd en voortzetting van het agrarisch gebruik niet reëel is;
-
i. het aantal woningen binnen elk bouwvlak mag niet worden vergroot;
-
j. overtollige bebouwing dient te worden gesloopt.
4.6.5 Boerderijsplitsing
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming te wijzigen in de bestemming 'Wonen' ten behoeve van de splitsing van de voormalige agrarische bedrijfswoning in meerdere woningen indien voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
-
a. het betreft uitsluitend bebouwing ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek';
-
b. aangetoond moet zijn dat het agrarisch bedrijf is beëindigd en voortzetting van het agrarisch gebruik niet reëel is;
-
c. de splitsing draagt duidelijk bij aan de instandhouding van de uiterlijke verschijningsvorm van de desbetreffende bebouwing; beoordeling vindt plaats door een ter zake deskundige organisatie;
-
d. voldaan dient te worden aan de eisen die gelden ingevolge de Wet geluidhinder;
-
e. de wijziging mag geen onevenredige beperking opleveren van de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven;
-
f. de nieuwe woning(en) dient aanvaardbaar te zijn uit een oogpunt van een milieuhygiënisch verantwoord woon- en leefklimaat;
-
g. het bepaalde in artikel 26 (Wonen) is van overeenkomstige toepassing.
4.6.6 Wijziging ten behoeve van agrarisch technische hulpbedrijven en/of agrarisch aanverwante bedrijven
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Agrarisch - Glastuinbouw' te wijzigen in de bestemming 'Bedrijf' ten behoeve van het vestigen van agrarisch technische hulpbedrijven en/of agrarisch verwante bedrijven, indien wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
-
a. de vestiging is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de gronden gelegen ten westen van de Mommersteeg;
-
b. hergebruik van de gronden ten behoeve van agrarische doeleinden is redelijkerwijs niet langer mogelijk;
-
c. het bestemmingsvlak mag niet groter worden dan 1,5 ha;
-
d. de oppervlakte aan gebouwen per vrijgekomen agrarische bedrijfslocatie dient door sloop van overtollige bebouwing teruggebracht te worden tot 1.000 m², waarbij cultuurhistorische waardevolle gebouwen gehandhaafd dienen te blijven;
-
e. de in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast;
-
f. buitenopslag is niet toegestaan;
-
g. de opslag mag geen publieks- en/of verkeersaantrekkende werking tot gevolg hebben;
-
h. er is sprake van een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van de bodem en/of water en/of natuur en/of landschap en/of cultuurhistorie van het gebied, waarbij wordt getoetst aan de ontwerprichtlijnen uit hoofdstuk 4 van de Ontwikkelingsvisie buitengebied, zoals vastgesteld door de gemeenteraad d.d. 20 juli 2010 en aanvrager zich jegens de gemeente heeft verplicht om deze kwaliteitsverbetering uit te voeren en in stand te houden;
-
i. het bedrijf niet behoort tot een milieucategorie 3 of hoger;
-
j. het toepassen van de wijzigingsbevoegdheid mag niet leiden tot twee of meer zelfstandige bedrijven, zelfstandige kantoorvoorziening en een zelfstandige detailhandelvoorziening van meer dan 200 m2.
Indien de kwaliteitsverbetering zoals voorgeschreven in de artikelen 4.6.1 sub c, 4.6.2 sub i, 4.6.3 sub a onder 6, 4.6.3 sub b onder 8, 4.6.6 sub h niet of niet geheel uitvoerbaar blijkt te zijn voor initiatiefnemer, dan kan met het verzoek om wijziging van het plan slechts worden ingestemd indien een passende financiële bijdrage in het gemeentelijke landschapsfonds is verzekerd.