direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Nuland Oost, Pelgrimsche Hoeve fase 3
Status: vastgesteld
Plantype: uitwerkingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0796.0002321-1401

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

In het bestemmingsplan "Nuland Oost" uit 2011 is de ontwikkeling voorzien van een nieuw woongebied, Pelgrimsche Hoeve. De realisatie van het nieuwe woongebied dient mede als financiële basis voor de herstructurering van het bedrijventerrein De Terp, dat direct ten zuiden van het nieuwe woongebied ligt. Beide ontwikkelingen samen zijn aangeduid als het plan "Nuland Oost" en dragen bij aan de vergroting van de leefbaarheid van de kern Nuland. In het moederplan is Pelgrimsche Hoeve opgenomen als globale bestemming en is met een uitwerkingsplicht de ontwikkeling van het woongebied mogelijk. Hierin is een gefaseerde ontwikkeling van 275 woningen opgenomen.

In 2013 is het uitwerkingsplan voor de eerste fase van Pelgrimsche Hoeve vastgesteld, waarmee realisatie van 15 vrijstaande woningen en twee-onder-één-kapwoningen en de aanleg van de hoofdontsluiting en twee brinken mogelijk is gemaakt. In 2014 is fase 2 nader uitgewerkt. Deze voorzag in een ontwikkeling van maximaal 43 woningen met het bijbehorende openbaar gebied. Op dat moment was fase 1 nog niet gerealiseerd. Daarom besloot het college ten behoeve van een goede aansluiting van beide plangebieden en uniformering van de regels in beide fases om ook de gronden van fase 1 in het nieuwe uitwerkingsplan mee te nemen. Op 3 juni 2014 heeft het college van de voormalige gemeente Maasdonk het plan "Nuland-Oost, uitwerkingsplan Pelgrimsche Hoeve fase 1 en 2" vastgesteld. Op 11 mei 2016 heeft het college van de gemeente 's-Hertogenbosch voor de bouw van 13 woningen in het kader van het Collectief Particulier Opdrachtgeverschap (CPO) voor een deel van fase 2 een gewijzigd uitwerkingsplan vastgesteld.

De vraag naar woningbouwmogelijkheden in de Pelgrimsche Hoeve blijft. De gemeente 's-Hertogenbosch heeft een nieuw verzoek van een CPO groep ontvangen. Deze voorziet in de bouw van 21 starterswoningen in de Pelgrimsche Hoeve. Daarnaast is de gemeente met diverse partijen in overleg over woningbouw in de Pelgrimsche Hoeve . Deze woningen wil de gemeente plaatsen in fase 3 van de Pelgrimsche Hoeve. Om een goede aansluiting te krijgen op het bestaande planologisch kader en structuur, is in dit plan ook een deel van het uitwerkingsplan fase 1 en 2 opgenomen. In dit deel zijn de bestemmingen nog niet (geheel) verwezenlijkt.

1.2 Visie Pelgrimsche Hoeve

Voor het totale woongebied Pelgrimsche Hoeve is een stedenbouwkundige visie opgesteld (bijlage 1) . Op 22 oktober 2013 heeft de gemeenteraad van de voormalige gemeente Maasdonk deze stuctuurvisie vastgesteld. De visie geeft een beschrijving van het gebied en gaat in op het beleidskader, de randvoorwaarden en uitgangspunten die een rol spelen bij de ontwikkeling van het woongebied, het stedenbouwkundig planconcept en diverse structuren daarbij, zoals de verkeersstructuur en de waterstructuur. Op basis van deze totaalvisie is het plan nader vormgegeven voor fase 3. In paragraaf 2.1 (stedenbouwkundige uitwerking) wordt nader ingegaan op de gekozen vorm van de uitwerking.

1.3 Ligging en begrenzing plangebied

Het plangebied betreft de noord noordoostzijde van het gebied de Pelgrimsche Hoeve. Het plangebied ligt ook over een gedeelte van het uitwerkingsplan “Nuland Oost, uitwerkingsplan Pelgrimsche Hoeve fase 1en 2” .

afbeelding "i_NL.IMRO.0796.0002321-1401_0001.png"

Ligging plangebied

1.4 Geldend bestemmingsplan

Het plangebied ligt binnen de plangrenzen van het geldend bestemmingsplan "Nuland Oost" (vastgesteld op 31 mei 2011). Op de gronden geldt volgens dit "moederplan" de globale bestemming ‘Woongebied – Uit te werken’. Deze is bestemd voor de realisatie van een nieuw woongebied, bestaande uit woningen en de daarbij behorende voorzieningen. Daarnaast is deze bestemming bedoeld voor (ontsluitings)wegen, straten, paden, parkeer-, groen- en waterhuishoudkundige voorzieningen en voorzieningen van algemeen nut. In de uitwerkingsregels worden een aantal voorwaarden opgenomen die in acht moeten worden genomen bij het opstellen van het uitwerkingsplan.

Hieronder wordt ter toelichting het volledige artikel gepubliceerd, dat in het moederplan Nuland Oost 2011 is opgenomen:

Artikel 7 Woongebied - Uit te werken

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Woongebied - Uit te werken' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • wonen;
  • aan huis verbonden beroepen, mits;
  • de woonfunctie als primaire functie gehandhaafd blijft;
  • de (mede) daarvoor in gebruik te nemen vloeroppervlakte niet meer bedraagt dan 30% van de vloeroppervlakte van de woning tot een maximum van 35% van de oppervlakte van de begane grond van de woning;
  • geen horeca en detailhandel plaats vindt, uitgezonderd een beperkte detailhandel ondergeschikt aan de uitoefening van het aan huis gebonden beroep, mits de te koop aangeboden goederen en/of producten een relatie hebben met het aan huis gebonden beroep;
  • voorzien wordt in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein;
  • geen vanaf het openbaar gebied zichtbare reclame-uitingen worden aangebracht, tenzij het een reclame-uiting betreft die vergund is c.q. vergund kan worden in een omgevingsvergunning en die niet is aan te merken als een bouwwerk;
  • tuinen en erven;
  • (ontsluitings)wegen, straten, paden;
  • parkeervoorzieningen;
  • geluidswerende voorzieningen;
  • groenvoorzieningen;
  • speelvoorzieningen;
  • waterhuishoudkundige doeleinden, waterberging en waterlopen;
  • nutsvoorzieningen,

alsmede voor:

  • de bescherming van de kwaliteit van het grondwater ten behoeve van de drinkwatervoorziening ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone-grondwaterbeschermingsgebied'.

7.2 Uitwerkingsregels

Burgemeester en wethouders werken de bestemming uit met inachtneming van de volgende algemene regels:

  • het aantal woningen bedraagt maximaal 275;
  • het gebied wordt ieder geval ontsloten vanaf de Industriestraat en de Zandstraat;
  • geluidsgevoelige bestemmingen dienen zodanig te worden geprojecteerd, dat zij kunnen worden gerealiseerd onder zodanige voorwaarden dat wordt voldaan aan de eisen van het Bouwbesluit en de Wet geluidhinder, dan wel dat er voor de geluidsgevoelige bestemming een ontheffing hogere grenswaarden op basis van de Wet geluidhinder kan worden verleend voor een grenswaarde van maximaal 53 dB;
  • geurgevoelige bestemmingen dienen zodanig te worden geprojecteerd, dat zij kunnen worden gerealiseerd onder zodanige voorwaarden dat wordt voldaan aan de eisen van de gemeentelijke Geurverordening;
  • gevoelige bestemmingen dienen zodanig te worden geprojecteerd dat ter plaatse sprake is van een goed woon- en leefklimaat. Hierbij worden in principe de richtafstanden, zoals opgenomen in Bedrijven en milieuzonering, VNG, 2009, gehanteerd, tenzij uit onderzoek blijkt dat de hinder van het betrokken bedrijf zodanig is dat een kortere afstand in acht kan worden genomen;
  • in het uitwerkingsplan moeten regels opgenomen worden ter bescherming van de kwaliteit van het grondwater ten behoeve van de drinkwatervoorziening ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone-grondwaterbeschermingsgebied'.

7.3 Bouwregels

Zolang en voor zover de in lid 7.2 bedoelde uitwerking niet onherroepelijk is, mag slechts worden gebouwd, mits het bouwplan in overeenstemming is met het ontwerp van de uitwerking.

Op grond van deze regels wordt, aan de hand van de vastgestelde visie Pelgrimsche Hoeve het nieuwe woongebied Pelgrimsche Hoeve fasegewijs ontwikkeld. Het betreffende plangebied ligt gedeeltelijk in het uitwerkingsplan "Nuland Oost, uitwerkingsplan Pelgrimsche Hoeve fase 1 en 2. ".

1.5 Geldend uitwerkingsplan

Het plangebied ligt gedeeltelijk ook binnen de plangrenzen van het geldend uitwerkingsplan "Nuland Oost, uitwerkingsplan Pelgrimsche Hoeve fase 1 en 2". Dit is nodig om de nieuwe fase planologisch goed aan te kunnen sluiten op de eerdere fases. Ook wordt de beoogde centraal gelegen brink nu anders ingericht. Het college van de voormalige gemeente Maasdonk heeft het uitwerkingsplan voor fase 1 en 2 op 3 juni 2014 vastgesteld. Dit uitwerkingsplan liet op het betreffende deel 6 woningen de aanleg van wegen en groen. Het groen was tevens bedoeld voor waterberging. De ontwikkelingen binnen het plangebied van dit uitwerkingsplan zijn nog niet (geheel) gerealiseerd.

1.6 Bij het plan behorende stukken

Aan de totstandkoming van het plan 'Nuland Oost, uitwerkingsplan Pelgrimsche Hoeve fase 3'
liggen verschillende onderzoeken ten grondslag, waarvan de resultaten op hoofdlijnen in dit uitwerkingsplan zijn verwoord. De volgende rapportages, behorende bij dit plan, zijn als bijlagen opgenomen:

  • Visie Pelgrimsche Hoeve, Grontmij Nederland B.V., mei 2013, referentienummer GM-0101510 (vastgesteld door de gemeenteraad d.d. 22 oktober 2013);
  • Nuland Oost Fase III, werverkeerslawaai, Sweco Nederland B.V., ref, nummer SWNL-0183715;
  • Verkennend bodemonderzoek Sweco Nederland BV, Nuland Oost Fase III, SWNL-0184220 revisie D0;
  • “ONDERZOEK GEUR VEEHOUDERIJEN geurcontouren en geuronderbouwing, plangebied Nuland-Oost/Pelgrimsche Hoeve” De Roever Omgevingsadvies d.d. 31 mei 2016 met memo mestbasin.
  • Adviesmemo 'Nuland Oost / Pelgrimsche Hoeve inzake mestopslag
  • Advies Veiligheidregio Externe Veiligheid (met bijlagen)

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

2.1 Stedenbouwkundige uitwerking

2.1.1 Inleiding

In het bestemmingsplan "Nuland Oost" uit 2011 is de ontwikkeling voorzien van een nieuw woongebied, Pelgrimsche Hoeve. De realisatie van het nieuwe woongebied dient mede als financiële basis voor de herstructurering van het bedrijventerrein De Terp, dat direct ten zuiden van het nieuwe woongebied ligt. Deze herstructurering is noodzakelijk om het woongebied te kunnen ontwikkelen. Beide ontwikkelingen samen zijn aangeduid als het plan "Nuland Oost". In het moederplan is Pelgrimsche Hoeve opgenomen als globale bestemming en is met een uitwerkingsplicht de ontwikkeling van het woongebied mogelijk. Voor Pelgrimsche Hoeve is een stedenbouwkundige visie opgesteld, waarin een gefaseerde ontwikkeling van maximaal 275 woningen is opgenomen.

In 2013 is het uitwerkingsplan voor de eerste fase van Pelgrimsche Hoeve vastgesteld, waarmee realisatie van 15 vrijstaande woningen en twee-onder-één-kapwoningen en de aanleg van de hoofdontsluiting en twee brinken mogelijk is gemaakt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0796.0002321-1401_0002.jpg"

Fase 1

In 2014 is fase 2 nader uitgewerkt. Deze voorzag in een ontwikkeling van maximaal 43 woningen met het bijbehorende openbaar gebied. Op dat moment was fase 1 nog niet gerealiseerd. Daarom besloot het college ten behoeve van een goede aansluiting van beide plangebieden en uniformering van de regels in beide fases om ook de gronden van fase 1 in het nieuwe uitwerkingsplan mee te nemen. Op 3 juni 2014 besloot het college van de voormalige gemeente Maasdonk het plan "Nuland-Oost, uitwerkingsplan Pelgrimsche Hoeve fase 1 en 2" vast te stellen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0796.0002321-1401_0003.jpg"

Fase 1 en 2

2.1.2 Visie Pelgrimsche Hoeve

Voor het totale woongebied Pelgrimsche Hoeve is een stedenbouwkundige visie opgesteld. Op 22 oktober 2013 heeft de gemeenteraad van de voormalige gemeente Maasdonk deze structuurvisie vastgesteld. De visie geeft een beschrijving van het gebied en gaat in op het beleidskader, de randvoorwaarden en uitgangspunten die een rol spelen bij de ontwikkeling van het woongebied, het stedenbouwkundig planconcept en diverse structuren daarbij, zoals de verkeersstructuur en de waterstructuur. Deze structuurvisie heeft als basis gediend voor de verdere planontwikkeling, waaronder ook fase 3.

2.1.3 Planopzet

De planopzet van de structuurvisie gaat uit van een hoofdstructuur die wordt gevormd door de hoofdontsluitingswegen. Deze wegenstructuur wordt gekenmerkt door een gebogen structuur, hierdoor ontstaat een steeds veranderd perspectief. Daar waar de gebogen lijnen elkaar ontmoeten ontstaan groene ruimtes. De hoofdontsluiting in noord-zuid richting tussen de Zandstraat en de Industriestraat is al aangelegd in de vorm van een bouwweg. Ook de aansluiting op deze straat richting de Pelgrimstraat is aangelegd. In de visie was het uitgangspunt om deze routes als vloeiende lijnen in elkaar over te laten lopen. Een nadeel hiervan blijkt te zijn dat de verkeersafwikkeling vanwege gebrek aan een duidelijke hiërarchie onduidelijk is. Ook zorgt deze opzet voor onvoldoende verkeersremmend effect. afbeelding "i_NL.IMRO.0796.0002321-1401_0004.png"

Planopzet groen- en infrastructuur

In de verdere uitwerking van het stedenbouwkundig is ervoor gekozen om het ontwerpprincipe van de gebogen lijnen zoveel mogelijk te respecteren. Wel heeft er een aanpassing plaatsgevonden in de wijze waarop de verschillende ontsluitingswegen op elkaar aansluiten. In plaats van deze in elkaar over te lopen, zijn de aansluitingen vormgegeven als T-aansluitingen. Hierdoor ontstaat een meer heldere structuur en is er sprake van een meer verkeersremmend effect. De wegen in oost-west richting sluiten aan op de doorgaande weg in noord-zuid richting.

2.1.4 Groenstructuur

Daar waar de ontsluitingswegen elkaar ontmoeten zijn, overeenkomstig de visie, groene ruimtes gecreëerd. In de oorspronkelijke planopzet werden deze groene ruimtes volledig omringd door een rijbaan. In de aangepaste planopzet is er voor gekozen om de groene ruimte aan te laten sluiten op de omliggende woningen. Op deze wijze draagt het openbaar groen bij aan de kwaliteit van de woningen en de wordt de bruikbaarheid van het openbaar gebied vergroot.

afbeelding "i_NL.IMRO.0796.0002321-1401_0005.png"

Mogelijke invulling groenstructuur middengebied

2.1.5 Water

De grote groene ruimtes die ontstaan nabij de aansluiting van de ontsluitingswegen hebben in de oorspronkelijke planopzet niet alleen een functie als openbaar groen en/of speelplek, maar ook als wadi. Bij de uitwerking van het plangebied bleek dat met name de hemelwaterafvoer vanuit de woonvelden richting de wadi's op veel praktische bezwaren stuitte. Om die reden is er voor gekozen om de hemelwaterverwerking op een andere wijze te laten plaatsvinden. In plaats van het hemelwater te laten inzijgen in de drie brinken, is er nu voor gekozen om het hemelwater op te vangen in een infiltratiesysteem onder de weg (Aquaflow). Dit systeem wordt zodanig aangebracht dat het risico op grondwaterverontreiniging nihil is. Daarbij komt ook dat het vereiste monitoringssysteem beperkt kan worden.

Met het wegvallen van de waterbergings- en infiltratiefunctie van de drie in de visie beoogde brinken kan het groen ook beter worden ingericht en benut.

2.1.6 Bebouwingstructuur

In de oorspronkelijke planopzet is beschreven hoe om wordt gegaan met de bebouwingstypologie. Hierbij wordt onderscheid gemaakt in een drietal typen: vrijstaande woningen, twee-onder-een-kapwoningen en rijwoningen. Langs de hoofdstructuur zijn in de visie vrijstaande woningen en twee-onder-kapwoningen voorzien. De rijwoningen hadden vooral een situering in de het binnengebied van de woonvelden.

In de uitwerking van de fase 3 wordt deze systematiek nog steeds zoveel mogelijk gerespecteerd. Met uitzondering van een aantal rijwoningen aan de zuidzijde van het plangebied.

Deze woningen zijn met de voorzijde aan de groenstructuur grenzend aan de ontsluitingsweg gesitueerd. Op deze wijze wordt voorkomen dat de groenstructuur teveel versnipperd ten gevolge van inritten die bij vrijstaande woningen en twee-onder-een-kapwoningen aangelegd moeten worden. Daarbij kan er op deze wijze voldoende ruimte worden gegeven aan rijwoningen, zodat de gewenste differentiatie in het plangebied ontstaat.

2.1.7 Bebouwing

De bebouwing in het plangebied heeft een dorpse sfeer die aansluit op de bestaande bebouwing in de omgeving. De nieuwbouw bestaat uit één of anderehalve bouwlaag met kap. Hoewel schuine daken (zadeldak of samengesteld dak) de voorkeur hebben, laat het bestemmingsplan ook platte daken toe. Voor de maximale bouwhoogte wordt dan de maximale goothoogte aangehouden.

Aan de Zandstraat bedraagt de goothoogte maximaal 4,5 meter en de bouwhoogte maximaal 8,5 meter. Verder in het plangebied en in het binnengebied is een hogere goot- en bouwhoogte toegestaan van respectievelijk 6 en 10 meter.

De afstand van vrijstaande woningen tot de voorste kavelgrens bedraagt 3 tot 5 meter en tot de zijdelingse perceelgrens 3 meter. Voor 2 onder 1 kap-woningen gelden de zelfde afstanden, alleen kan dan aan één zijde in de erfgrens worden gebouwd. Voor vrijstaande en twee-aan-één woningen wordt in het plan de voorgevel op circa 3 meter van de voorste perceelsgrens geprojecteerd. Bij sociale koopwoningen staat de voorgevel op 2 tot 3 meter tot de voorste perceelsgrens.

Voor de nieuwe woningen aan de Zandstraat geldt welstandsniveau 1 uit de welstandsnota. Voor het overige plangebied zullen geen welstandseisen worden vastgesteld. Wel zijn in de "Visie Pelgrimsche Hoeve" en in het moederplan sfeerbeelden opgenomen. Deze sfeerbeelden zijn ingevoegd ter inspiratie voor de esthetische invulling van het totale woongebied. Ze sluiten aan bij de ambities die ten grondslag liggen aan het stedenbouwkundig plan.

De woningen aan de Zandstraat sluiten wat sfeer betreft aan op de landelijke woningen langs de bebouwingslinten in de omgeving. Binnen het plangebied is een dorpsesfeer passend.

2.2 Programma

Fase 3 biedt ruimte voor de bouw van maximaal 63 woningen (inclusief de 6 woningen die al in het uitwerkingsplan fase 1 en 2 waren opgenomen). Op basis van de visie is in het plan een mix van sociale woningen, hoekwoningen, twee-onder-één-kapwoningen en vrijstaande woningen opgenomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0796.0002321-1401_0006.png"

Het programma met 63 woningen is ingetekend op de bovenstaande stedenbouwkundige schets. Het plangebied betreft de roodomlijnde plattegrond. Het moet worden gezien als een mogelijk programma. Er is ruimte voor de volgende woningaantallen en kaveloppervlakten:

  • 41 sociale koopwoningen met een gemiddelde kavelgrootte van 130 m²;
  • circa 14 twee-onder-één-kapwoningen met een gemiddelde kavelgrootte van 280 m²
  • circa 8 vrijstaande woningen, met een gemiddelde kavelgrootte van circa 380m²

Het bovengenoemd programma is gebasseerd op de "Visie Pelgrimsche Hoeve" en sluit aan bij de uitgangspunten van het exploitatieplan "Nuland Oost 2011 - herziening 2013".

2.3 Infrastructuur en parkeren

2.3.1 Ontsluitingsstructuur

In fase 1 is een groot gedeelte van de hoofdontsluiting geregeld. Met name de hoofdontsluitingroute (Hoekakker) en de aansluiting naar de Pelgrimstraat is daarin planologisch vastgelegd. Om bouwverkeer door de kern Nuland te voorkomen zijn deze wegen als bouwweg in het toekomstig woongebied aangelegd. De Pelgrimstraat splitst zich en gaat, zowel in noordelijke als in zuidelijke richting vloeiend over in de Hoekakker. Daar waar de weg zich splitst ligt een groene brink. De eerste fase maakt namelijk ook de aanleg van waterbergingsvoorzieningen in het plangebied mogelijk, in de vorm van twee groene brinken. Deze groene brinken zouden worden omringd door rijbanen.

Door de vloeiende overgang van de Pelgrimstraat in de Hoekakker is de verkeerssituatie rondom de brink onduidelijk. Ook blijkt dat door de vloeiende aansluiting harder wordt gereden. Om de weg 'duurzaam veilig' en 30 km/u te maken moeten daarom er meer verkeersmaatregelen worden getroffen. In dit plan is er voor gekozen om de aansluiting van de Pelgrimstraat om te zetten naar een T-aansluiting op de Hoekakker. Hierdoor ontstaat er een duidelijkere hiërarchie tussen de wegen en wordt de snelheid eruit gehaald. De beoogde groene brink blijft in stand. Ook de ontsluiting richting fase 3 zal met een T-aansluiting worden uitgevoerd.

De gekozen profielen van de infrastructuur hebben voldoende wegbreedte voor trottoirs aan beide zijden van de weg en aan één of twee zijden langsparkeren. De rijbaan heeft een breedte van 5 meter. Het verkeer heeft daardoor voldoende ruimte om in twee richtingen te passeren. Het groen, de trottoirs en parkeerstroken worden aan beide zijden onderbroken door inritten. Langs de weg zullen in de parkeerstroken ook bomen worden geplant.

2.3.2 Parkeren

Langs een deel van de hoofdontsluitingwegen en een deel van de interne ontsluitingswegen is er ruimte voor langsparkeren aan de straat. Ook zijn er parkeerhavens en koffers in het binnengebied opgenomen.

De parkeernormen zijn vastgesteld op:

  • 1,7 parkeerplaatsen per sociale huur- of koopwoning (inclusief aandeel bezoekers: 0,3 parkeerplaatsen);
  • 1,9 parkeeprplaatsen per hoek- c.q. 2-1 kapwoning (inclusief aandeel bezoekers: 0,3 parkeerplaatsen in openbaar gebied);
  • 2,2 parkeerplaatsen per vrijstaande woning (inclusief aandeel bezoekers: 0,3 parkeerplaatsen in openbaar gebied);

Het plangebied genereert een behoefte tot 117,7 parkeerplaatsen. De 69,7 benodigde parkeerplaatsen voor de sociale huur- of koopwoningen worden in het openbaar gebied aangelegd. Voor vrijstaande- en 2 onder 1 kap-woningen is in het binnengebied één parkeerplaats op eigen terrein verplicht. In het openbaar gebied is er in het binnengebied ruimte voor 86 parkeerplaatsen gereserveerd. Op de percelen in het binnengebied waar vrijstaande of twee onder één kapwoningen komen, zullen 12 parkeerplaatsen op eigen terrein worden aangelegd. In totaal zullen er in het binnengebied 98 parkeerplaatsen worden aangelegd.

Aan de hoofdontsluitingsroute (Hoekakker/Zandstraat) zijn per vrijstaande woningen 2 parkeerplaatsen op eigen terrein verplicht. Bij twee-onder-één-kap-woningen aan de hoofdontsluiting wordt één parkeerplaats op eigen terrein verplicht gesteld. Zo zullen er hier 16 parkeerplaatsen op eigen terrein worden aangelegd. De overige parkeerplaatsen worden langs de hoofdontsluitingsweg aangelegd in de rabbatstroken. In deze rabbatstrook kunnen nog ongeveer 12 parkeerplaatsen worden aangelegd. Het totaal aantal parkeerplaatsen in het gebied bedraagt daarmee 126. Daarmee kan worden gesteld dat er voor dit plan ruim voldoende ruimte in het openbaargebied aanwezig is om aan de parkeerbehoefte te kunnen voldoen.

Afhankelijk van de uiteindelijke verkaveling, de situering van de inritten en de hoeveelheid bomen langs de weg kan het exacte aantal parkeerplaatsen in het openbaargebied worden bepaald. Bij de vergunning verlening toetst de gemeente aan de gestelde parkeernorm, zodat er geen tekort aan parkeerplaatsen ontstaat. Ook wordt bij de verkoop van de gronden de aanleg van voldoende parkeerplaatsen vastgelegd in de overeenkomst. Daarmee kan worden geconcludeerd dat er voldaan wordt aan het parkeerbeleid van de gemeente.

2.3.3 Watersysteem

Voorheen was het de bedoeling het schone hemelwater via de oppervlakte af te laten wateren naar drie centraal gelegen waterbergingen. Daarin kon het hemelwater gecontroleerd in de grond worden geinfiltreerd. Bij de uitwerking van het plangebied bleek dat met name de hemelwaterafvoer vanuit de woonvelden over de oppervlakte richting de wadi's op veel praktische bezwaren stuitte. Om die reden is er nu voor gekozen om het schone hemelwater in het hele woongebied op te vangen in een infiltratiesysteem onder de weg (Aquaflow). Dit systeem wordt zodanig aangebracht dat het risico op grondwaterverontreiniging nihil is. Daarbij komt ook dat het vereiste monitoringssysteem beperkt kan worden.

De hoofdlijnen van de waterparagraaf zijn beschreven in paragraaf 3.5 van deze toelichting. In het nog op te stellen waterhuishoudkundig plan wordt de waterhuishouding tot besteksniveau uitgewerkt. Later wordt gefaseerd ook de waterhuishouding voor de rest van het woongebied verder uitgewerkt. De planning hiervan is nog niet bekend.

Hoofdstuk 3 Gebiedsinventarisatie

3.1 Inleiding

De aspecten archeologie, flora en fauna, luchtkwaliteit, externe veiligheid, geurhinder en bedrijvigheid, zijn in het kader van het geldende bestemmingsplan "Nuland Oost" voldoende in kaart gebracht. De resultaten en conclusies zijn nog representatief voor voorliggend uitwerkingsplan. Voor deze aspecten wordt dan ook verwezen naar de toelichting van het moederplan.

De milieuaspecten geluid, geur en bodem zijn nader bij de uitwerking van dit plan onderzocht. Ook het aspect waterberging is nader onderzocht. Hieronder wordt op de resultaten van deze onderzoeken ingegaan.

3.2 Geluid

Bij een ruimtelijk plan dient rekening te worden gehouden met geluidsbronnen en de mogelijke hinder daarvan voor mensen. De beoordeling van het aspect geluid in ruimtelijke plannen vindt zijn grondslag in vooral de Wet geluidhinder en Wet milieubeheer. Daarnaast vindt de beoordeling zijn grondslag in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) op grond van een goed woon- en leefklimaat. Het aspect geluid kent voor een aantal bestemmingen (zoals wonen) in combinatie met een aantal typen geluidsbronnen een wettelijk kader die van belang zijn bij het opstellen van ruimtelijke plannen.

Onderhavig bestemmingsplan maakt woonfuncties mogelijk in de vorm van circa 60 grondgebonden woningen in verschillende uitvoeringen. Aangezien de woonfuncties binnen de invloedssfeer van Rijksweg A59, de Schotsheuvel en de Zandstraat liggen is ten behoeve van de uitwerking van dit bestemmingsplan akoestisch onderzoek naar het wegverkeerslawaai uitgevoerd. Er zijn geen relevante 30 km-wegen met een relevante geluidbelasting op dit plangebied. Wel is de Zandstraat waarbij de snelheid deels 30 en deels 60 km per uur is, als gezoneerde weg beschouwd.

Woningen worden door de Wet geluidhinder (hierna Wgh) als geluidgevoelige functies aangemerkt en moeten voldoen aan de normen die zijn gesteld in de Wgh. Voor akoestisch onderzoek dient de geluidsbelasting te worden berekend met een tijdshorizon van tien jaar. Derhalve is gerekend met de (verkeers)gegevens voor het jaar 2026.

Deze paragraaf gaat achtereenvolgens in op het wettelijk kader en op de resultaten en conclusies (en dus nodige maatregelen) van het uitgevoerde akoestisch onderzoek. Voor meer uitgebreide informatie wordt verwezen naar het onderzoek in bijlage 2 van Sweco Nederland B.V. (“Onderzoek wegverkeerslawaai, Nuland Oost Fase III, 10 juni 2016, nummer SWNL-0186206). Het akoestisch onderzoek ligt met de stukken ter inzage.

3.2.1 Wettelijk kader

Langs alle wegen bevinden zich conform de Wgh geluidszones, met uitzondering van wegen op woonerven en 30 km/uur-wegen. Binnen de geluidszone van een weg dient de geluidsbelasting op de gevel van geluidsgevoelige bestemmingen (zoals woningen) aan wettelijke normen te voldoen. De breedte van een geluids-onderzoeks-zone is afhankelijk van het aantal rijstroken en de ligging van de weg (binnen- of buitenstedelijk). De beoogde ontwikkeling ligt binnen de zone van de Rijksweg A59, Zandstraat en Schotsheuvel. Voor de geluidsbelasting op de gevels van nieuwe geluidsgevoelige functies binnen de wettelijke geluidszone van zowel een Rijksweg als gemeentelijke wegen geldt een voorkeursgrenswaarde van 48 dB. Deze voorkeursgrenswaarde mag in principe niet worden overschreden. Indien uit akoestisch onderzoek blijkt dat deze voorkeursgrenswaarde wel wordt overschreden, zijn maatregelen noodzakelijk gericht op het verminderen van de geluidsbelasting aan de gevel. Voor zulke maatregelen wordt onderstaande volgorde aangehouden:

  • Bronmaatregelen (bijvoorbeeld aanpassing intensiteiten of soort wegdekverharding)
  • Overdrachtsmaatregelen (bijvoorbeeld geluidsafscherming)
  • Maatregelen bij de ontvanger (bijvoorbeeld aanbrengen extra geluidsisolatie gevel)

Zijn deze maatregelen niet mogelijk, niet gewenst of niet doeltreffend, dan kan de gemeente onder bepaalde voorwaarden een hogere waarde vaststellen. Voorwaarden die worden gesteld aan een te verlenen hogere waarde zijn ten gunste van de geluidsituatie en dus het woon- en leefklimaat bij woningen. Hiervoor heeft gemeente 's-Hertogenbosch een 'hogere waarde beleid' vastgesteld. De voorwaarden waaronder een eventuele hogere waarde wordt verleend zijn afhankelijk van de hoogte van de geluidsbelasting en het type gebied waarin het plan zich bevindt. Per gebiedstype geldt een ambitie voor wat betreft de geluidsbelastingen. Zo wordt bijvoorbeeld in een (normaliter rustig) buitengebied een lager geluidsniveau nagestreefd dan in een druk gebied langs een snelwegen met reeds verhoogde geluidsbelastingen. Een hogere waarde mag in deze situatie (nabij Rijksweg) de maximale geluidsbelasting van 53 dB niet overschrijden. Voor de gemeentelijke wegen Zandstaat en Schotsheuvel is deze maximale geluidsbelasting 63 dB. Voorwaarden voor een vast te stellen hogere waarde zijn bijvoorbeeld een aanwezige geluidsluwe (rustige) zijde en een geluidsniveau in de buitenruimte (zoals achtertuin) dat voldoet aan de ambitie voor het betreffende gebied.

Naast het toetsingskader en wettelijke eisen ingevolge de Wgh dienen er altijd zodanige gevelmaatregelen te worden genomen dat wordt voldaan aan de maximale binnenwaarde van 33 dB op grond van het Bouwbesluit. Met de aanvraag om omgevingsvergunning zal moeten worden aangetoond dat deze binnenwaarde wordt voldaan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0796.0002321-1401_0007.png"

Planopzet

3.2.2 Resultaten onderzoek

De geluidsberekeningen laten zien dat de geluidsbelasting vanwege de A59 op alle geplande woningen beneden de voorkeursgrenswaarde van 48 dB blijft. Vanwege het verkeer over de Zandstraat wordt op twee woningen een overschrijding van de voorkeurswaarde berekend tot maximaal 52 dB. Op geen van de woningen binnen het plangebied aan de zijde van de Schotsheuvel wordt de voorkeuswaarde van 48 dB overschreden. Opgemerkt wordt dat in het geluidsonderzoek echter wel zes later te ontwikkelen woningen zijn beoordeeld. Op deze - later te bestemmen - woningen aan de Schotsheuvel vindt weliswaar een gevelbelasting plaats tot maximaal 55 dB. Deze woningen worden echter met dit plan echter nog niet mee genomen en zijn dus in het kader van geluid nu niet relevant.

Gezien de overschrijding voor twee woningen aan de Zandstraat dienen maatregelen onderzocht te worden. De Zandstraat is ter hoogte van het plangebied uitgevoerd met klinkers. Dit stuk van de Zandstraat behoord tot de 30-km per uur zone. Voor 30 km-wegen zijn niet veel stille wegdektypes beschikbaar. In principe ligt de keuze op DAB of SMA echter deze types bieden niet voldoende soelaas om aan de voorkeursgrenswaarde te voldoen. Ook een geluidwerende voorziening lijkt voor dit plan geen optie. Een geluidwerende voorziening stuit op bezwaren van stedenbouwkundige en landschappelijke aard, bovendien gaat het om een geringe overschrijding op slechts twee woningen, het profijt van de voorziening weegt niet op tegen de kosten van de voorziening. Ook bezwaren van financiële aard spelen zodoende een rol. Derhalve zal met dit plan voor de twee woningen aan de Zandstraat hogere waarden worden verleend. Het gaat hier om 51 dB voor de westelijke woning en 52 dB voor de oostelijke woning.

Voor wat betreft de bepaling van de nodige gevelwering en in het kader van een goede ruimtelijke ordening is de gecumuleerde geluidsbelasting vanwege de direct aangelegen wegen berekend op de woningen. Uit het geluidsonderzoek blijkt dat er vanuit het bouwbesluit extra aandacht noodzakelijk is voor de gevelwering van de twee noordelijke woningen aan de Zandstraat. Uitgaande van de minimale eis uit het Bouwbesluit van 20 dB gevelwering en de eis van 33 dB binnenwaarde dienen deze woningen - met een gecumuleerde geluidbelasting groter dan 53 dB namelijk 57 dB - een gevelwering te verkrijgen die groter is dan de minimale eis van 20 dB uit het bouwbesluit.

Geconcludeerd kan worden dat dat bij twee woningen binnen het plangebied de voorkeursgrenswaarde van 48 dB ten gevolge van verkeer op de Zandstraat met maximaal 4 dB wordt overschreden. Voor deze wegen stuiten bronmaatregelen en overdrachtsmaatregelen op bezwaren van financiële, stedenbouwkundige en landschappelijke aard. Voor deze woningen zal een hogere waarde worden verleend. Een goed woon en leefklimaat kan worden gewaarborgd aangezien de woningen voorzien zijn van tenminste één geluidluwe gevel. Daarnaast is de gecumuleerde geluidbelasting beperkt tot maximaal 57 dB. Geluid vormt hiermee geen belemmering voor onderhavig plan.

3.3 Bodem

Bij het opstellen van bestemmingsplannen of het wijzigen daarvan is altijd de hoofdvraag of de aanwezige bodemkwaliteit past bij het huidige of toekomstige gebruik van die bodem en hoe deze optimaal op elkaar kunnen worden afgestemd. Uitgangspunt is dat de bodemkwaliteit als gevolg van aanwezige bodemverontreiniging geen onaanvaardbaar risico oplevert voor de gebruikers van de bodem. Bovendien mag de bodemkwaliteit niet verslechteren door grondverzet (bijvoorbeeld graafwerkzaamheden).

Het is daarom van belang om de aanwezige bodemkwaliteit binnen het plangebied vast te stellen. Hiermee kan beoordeeld worden of de aanwezige bodemkwaliteit wel of niet geschikt is voor de (huidige en/of toekomstige) bestemming. In gebieden waar de bodemkwaliteit niet geschikt is voor het gebruik zullen maatregelen getroffen worden om de bodemkwaliteit geschikt te maken, zoals het saneren van de bodem, of het opleggen van gebruiksbeperkingen.

3.3.1 Bodemonderzoek

Voor de geplande ontwikkeling Pelgrimshoeve (Nuland Oost Fase III) is een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd om de milieuhygiënische kwaliteit vast te stellen. Dit om te bepalen of er geen verontreinigende stoffen in de bodem (grond en grondwater) aanwezig zijn. De resultaten van dit onderzoek zijn vastgelegd in een rapportage (Bijlage 3 :Verkennend bodemonderzoek, Sweco Nederland B.V., Arnhem, 12 mei 2016, documentnummer SWNL-0184220). Dit onderzoek maakt onderdeel uit van de bijlagen.

Uit onderzoek blijkt dat er zich geen 'verdachte' activiteiten hebben plaats gevonden welke van invloed zijn op de bodemkwaliteit. Voorzover bekend zijn op de onderzoekslocatie geen tanks aanwezig (geweest) en hebben zich geen calamiteiten voorgedaan die een mogelijke bodemverontreiniging hebben veroorzaakt. De resultaten van het uitgevoerde bodemonderzoek zijn:

  • In de bovengrond (zand) zijn geen verhoogde gehalten aangetroffen.
  • In de ondergrond (zand) zijn geen verhoogde gehalten aangetroffen.
  • In het grondwater zijn koper, barium en zink boven de streefwaarde aangetroffen.
3.3.2 Interpretatie resultaten

In de grond en in het grondwater zijn geen gehaltes aangetroffen die de toetsingswaarde voor nader onderzoek overschrijden.

3.3.3 Conclusie bodemsituatie

De milieu hygiënische bodemkwaliteit van de locatie is voldoende vastgelegd en vormt geen belemmering voor de geplande nieuwe bestemming (woningbouw). De vrijkomende grond valt, indien deze buiten de locatie hergebruikt gaat worden, onder regime van het Besluit Bodemkwaliteit.

3.4 Bedrijven en milieuzonering

Milieuzonering zorgt ervoor dat nieuwe bedrijven een passende locatie ten opzichte van woningen krijgen en dat nieuwe woningen op een verantwoorde wijze (door afstand of bouwkundige maatregelen) gesitueerd worden. Enerzijds dient milieuzonering om hinder als gevolg van bedrijven te voorkomen en anderzijds dient het om bedrijven hun activiteiten te kunnen laten uitvoeren binnen de gangbare (hinder)normen. Om dit zorgvuldig af te wegen en te verantwoorden is de VNG-Handreiking “Bedrijven en milieuzonering” gehanteerd.

3.4.1 Plan

Met onderhavig plan wordt de bouw van circa zestig woningen mogelijk gemaakt. Dit plan is een onderdeel van de ontwikkeling van het gehele gebied Nuland-Oost waar circa 275 nieuwe woningen zijn voorzien. Relevante bedrijvigheid betreft hier een strook aanwezige en bestemde bedrijvigheid in de categorie 2 en 3.1 ten zuiden van het te ontwikkelen gebied nabij de A59. Ten oosten van het plangebied – aan het begin van het buitengebied - bevindt zich een veehouderij aan de Zandstraat 58. Zowel voor het agrarisch bedrijf als voor de bedrijvenstrook is de eventuele hindersituatie als ook het woon- en verblijfsklimaat beschouwd. Ook is onderzocht of de te realiseren woningen belangen kunnen schaden van deze veehouderij of bedrijvenstrook.

3.4.2 Bedrijvigheid

Een ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende en milieugevoelige functies is nodig ter bescherming en/of vergroting van de woon- en leefkwaliteit. Eventuele milieuhinder van bedrijven dient te worden geanalyseerd op hun invloed op mogelijke ontwikkelingen. Indien milieubelastende functies op de onderzoekslocatie mogelijk worden gemaakt, dient de invloed op de omgeving inzichtelijk te worden gemaakt. De te realiseren woningen zijn geen milieubelastende functie en hebben derhalve geen negatieve effecten op eventuele omliggende gevoelige objecten.

De aanwezige en bestemde bedrijvigheid ten zuiden van het plangebied bevinden zich in de VNG milieuhindercategorie 2 en 3.1. Dit soort bedrijven hebben in de regel een indicatieve hindercontour van maximaal 50 meter tot aan een rustige woonwijk. Wordt aan deze afstand voldaan dan is hinder niet aannemelijk én is de afstand voldoende groot zodat het bedrijf of de bedrijven binnen de gangbare normen de bedrijfsactiviteiten kan uitvoeren. Belangen worden dan niet geschaad. De afstand van deze bedrijvenstrook tot aan de eerste woningen in onderhavig plangebied bedraagt ruim 100 meter. Hiermee wordt aan de VNG-afstand voldaan. Hinder wordt derhalve niet verwacht en belangen van bedrijven worden niet geschaad door de komst van de woningen.

3.4.3 Agrarische bedrijvigheid en geur

Veehouderijen veroorzaken in het algemeen geur vanwege de dierenverblijven en agrarische bedrijfsstoffen, zoals opslag van mest in mestbassins. Gezien de typering van het plangebied, namelijk een verstedelijkt gebied grenzend aan buitengebied is geur een relevant aspect. Geur kan in de leefomgeving in meer of minder mate hinder veroorzaken en kan om die reden ook gezondheidsrisico's met zich meebrengen. De geuremissie verspreidt zich via de lucht en op de woon- en leefomgeving wordt een geurbelasting veroorzaakt. Er dient een acceptabel woon- en leefklimaat aanwezig te zijn, maar tevens dienen omliggende bedrijven (veehouderijen) niet in hun bedrijfsontwikkeling(en) worden belemmerd.

Geurbelasting kan op twee manieren worden uitgedrukt. Voor de geurbelasting van landbouwhuisdieren waarvoor geen zogenaamde geuremissiefactor is aangewezen, zijn er vaste afstanden vastgesteld. Onder geurbelasting als gevolg van intensieve veehouderij waar landbouwhuisdieren worden gehuisvest met een geuremissiefactor verstaan we de hoeveelheid geur, uitgedrukt in odourunits per kubieke meter lucht, die op een geurgevoelig object, zoals een woning 'terecht' komt. Deze hoeveelheid kan in situaties worden berekend met het wettelijk vastgestelde luchtmodel V-stacks. De afstand tussen geuremitterende bedrijven en geurgevoelige bestemmingen is daarbij van grote invloed. De geurbelasting op een gebied is relevant voor een beoordeling van het woon- en leefklimaat en dient beschouwd te worden om bijvoorbeeld woningbouw te realiseren. Geur van veehouderijen heeft dus gevolgen voor het woon- en leefklimaat van mensen en voor het gebruik van de ruimte.

Veehouderijen moeten voor wat betreft geur van dierenverblijven voldoen aan de Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) en aan de in het Activiteitenbesluit genoemde minimaal aan te houden afstand(en) tot geurgevoelige objecten. Verder dienen op grond van de Wet milieubeheer beste beschikbare technieken te worden toegepast. Het Activiteitenbesluit geeft ook minimaal aan te houden afstanden tot geurgevoelige objecten voor opslagen van agrarische bedrijfsstoffen, zoals vrij liggende mestbassins. Voldoen aan de gestelde afstanden of aan het regime van de Wgv dient ter voorkoming van geurhinder.

De Wgv biedt de mogelijkheid aan gemeenten om in afwijking van de wettelijk gestelde geurnorm afwijkende geurnormen vast te stellen om zodoende maatwerk te kunnen leveren voor de betreffende omgeving. Door de voormalige gemeente Maasdonk is mede voor deze omgeving een gemeentelijke geurverordening vastgesteld. Deze geurverordening is door gemeente 's-Hertogenbosch is overgenomen. Voor het beoogde plangebied is een afwijkende geurnorm vastgesteld.

In de huidige situatie wordt geur geëmitteerd door de thans aanwezige veehouderijen in de omgeving van het beoogde plangebied. Geurgevoelige objecten binnen het plangebied zijn woningen die in een bebouwde kom komen te liggen.

Nabij het plangebied ligt een veehouderij aan de Zandstraat 58 te Nuland die vanwege haar geuremissie en ligging maatgevend is voor de (individuele) geurbeoordeling. In het kader van de Verordening Ruimte 2014 van de provincie Noord-Brabant is deze veehouderij gelegen in het aangewezen gebied “Beperking Veehouderijen”. In principe is daarmee de ontwikkeling van de veehouderij “op slot” komen te staan.

Overige veehouderijen in de omgeving zijn vanwege de ruime afstand tot het plangebied en de totale geuremissie niet relevant voor de individuele geurbeoordeling. Zij zijn wel meegenomen in de achtergrondbelasting.

Om tot een juiste afweging voor het aspect geur van deze veehouderij en andere veehouderijen in verdere omgeving te komen is een geurrapportage en een adviesmemo opgesteld door een daartoe deskundig adviesbureau. Het rapport “ONDERZOEK GEUR VEEHOUDERIJEN geurcontouren en geuronderbouwing, plangebied Nuland-Oost/Pelgrimsche Hoeve” is opgesteld door De Roever Omgevingsadvies d.d. 31 mei 2016 (bijlage 4). Het rapport is gebaseerd op de Wgv.

afbeelding "i_NL.IMRO.0796.0002321-1401_0008.png"

Geurcontour ingetekend op de verbeelding

Uit het geuronderzoek blijkt dat, als gevolg van de worst-case benadering uit het opgestelde geurrapport, op een klein deel van het uit te werken woongebied 'de Pelgrimsche Hoeve' een niet acceptabel woon- en leefklimaat kan ontstaan. Dit betreft de noord oosthoek van het beoogd woongebied, direct gelegen aan de Schotsheuvel. De gronden direct gelegen zijn aan de Schotsheuvel worden in een latere fase pas uitgewerkt en blijven hier derhalve buiten beschouwing. Daar waar de geurcountour over het plangebied ligt is het uitwerkingsplan zo ingevuld dat er geen geurgevoelige objecten (woningen) binnen deze contour worden gebouwd. Daarmee kan worden geconcludeerd dat er ten aanzien van het aspect geur het woon- en leefklimaat voor de beoogde woningen in het plangebied aanvaardbaar is en dat omliggende veehouderijen, met name de veehouderij aan de Zandstraat 58 te Nuland, niet (onevenredig) in haar belangen van bedrijfsontwikkeling wordt geschaad.

Een zeer gering gedeelte van de achtertuin van één van de voorziene woonkavels ligt binnen de in het onderzoek berekende "worst-case"-contour. Om wille hiervan de perceels c.q. plangrens aanpassen gaat ten kosten van het stedenbouwkundig concept en de logische verkaveling. Temeer omdat de woning buiten de geurcontour ligt en het hier een zeer gering oppervlakte van het perceel betreft, waarop logischerwijs geen (onderdeel van een) geurgevoelig object kan worden opgericht, wordt gesteld dat op het woonperceel een aanvaardbaar woon- en leefklimaat gegarandeerd is.

Separaat aan het geurrapport ten aanzien van de dierenverblijven is de geursituatie van het bestaande mestbasis beschouwd. Hiertoe heeft het bureau De Roever een adviesmemo (bijlage 5) opgesteld waarbij wordt ingegaan op de vaste afstand (voorgeschreven in het Activiteitenbesluit) voor de opslag van mest in een mestbassin bij de naastgelegen veehouderij aan de Zandstraat 58 te Nuland. Ten aanzien van de mestopslag is de feitelijke situatie dat binnen de afstand van 66 meter van deze mestopslag al een woning aanwezig is. Daarom is de veehouderij al gebonden aan maatregelen en voorzieningen om terplaatsen van deze woning een aanvaardbaar woon- en leefklimaat te garanderen. Hiermee kan worden uitgesloten dat, indien op een minimale afstand van 66 meter vanaf de bestaande mestbassin gebouwd wordt de veehouderij belemmerd wordt in haar ontwikkelingen. Binnen het voorliggende plangebied staan twee woningen gepland binnen de 66 meter contour vanaf de mestopslag.

Voor de mestopslag wordt gebruik gemaakt van een mestzak. De aard van de geuremissie van de mestopslag daarom is vergelijkbaar met de geuremissie uit de stallen. Het soort stallen dat hier aanwezig is, wordt op een natuurlijke wijzen geventileerd. Hierdoor ontwijkt vanuit de stallen meer lucht en dus meer geuremissie dan vanuit de mestopslag. Volgens de geldende 'Geurverordening gemeente Maasdonk' van 18 oktober 2011 geldt voor deze stallen een vaste afstand van 50 meter tot het geurgevoelig object. Nu ten aanzien van geur afkomstig van stallen een afstand van 50 meter acceptable wordt geacht voor een woon- en verblijfklimaat, zal de geurhinder van de mestopslag op deze afstand ook acceptabel zijn. De geuremissie vanuit een mestzak is immers minder dan vanuit een stal.

Bovendien heeft de bestaande situatie niet tot geurklachten in de omgeving geleid. Ook van soortgelijke situaties binnen de gemeente 's-Hertogenbosch is niet bekend dat deze tot een onaccepabele geurhinder leiden. Er zijn in de omgeving van het plangebied geen andere veehouderijen die van invloed zijn op het woon- en verblijfsklimaat. Er is in het plangebied dan ook geen sprake van cumulatie van geur. Verder is de aanwezigheid van de veehouderij bij de toekomstge bewoners bekend. Zij kunnen de aanwezigheid van de veehouderij met mestopslag meenemen in de overwegingen zich daar te vestigen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0796.0002321-1401_0009.png"

50 meter contour vanaf het mestbassin

Het bovenstaande in overweging genomen wordt geconcludeerd dat de beoogde ruimtelijke ontwikkelingen op een minimale afstand van 50 meter van de mestopslag geen onevenredige belemmeringen voor de veehouderij oplevert. Bedrijfsbelangen zullen er met dit plan niet worden geschaad. In de lijn van de 'Geurverordening gemeente Maasdonk' kan dan ook worden gesteld dat het woon- en leefklimaat voor de nieuwe woningen op een minimale afstand van 50 meter van de mestbassin acceptabel is.

3.5 Externe Veiligheid

3.5.1 Inleiding

Externe veiligheid heeft betrekking op de risico's die mensen lopen als gevolg van mogelijke ongelukken met gevaarlijke stoffen bij bedrijven, transportroutes (wegen, spoorwegen en waterwegen) en buisleidingen. Omdat de gevolgen van een ongeluk met gevaarlijke stoffen groot kunnen zijn, zijn de aanvaardbare risico's vastgelegd in diverse besluiten. De belangrijkste zijn:

  • Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi);
  • Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb);
  • Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt).

Binnen de beleidskaders voor deze drie typen risicobronnen staan altijd twee kernbegrippen centraal: het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. Hoewel beide begrippen onderlinge samenhang vertonen zijn er belangrijke verschillen. Hieronder worden beide begrippen verder uitgewerkt.

3.5.2 Risiconormering

In het beoordelingskader voor externe veiligheid staan twee kernbegrippen centraal: het plaatsgebonden risico en het groepsrisico:

Plaatsgebonden risico (PR)

Het plaatsgebonden risico geeft de kans, op een bepaalde plaats, om te overlijden ten gevolge van een ongeval bij een risicovolle activiteit. Het PR kan op de kaart van het gebied worden weergeven met zogeheten risicocontouren: lijnen die punten verbinden met eenzelfde PR. Binnen de 10-6 contour (welke als wettelijk harde norm fungeert) mogen geen kwetsbare objecten geprojecteerd worden. Voor beperkt kwetsbare objecten geldt de 10-6 contour niet als grenswaarde, maar als een richtwaarde.

Groepsrisico (GR)

Het groepsrisico is een maat voor de kans dat bij een ongeval een groep slachtoffers valt met een bepaalde omvang (10 personen of meer). Het GR is daarmee een maat voor de maatschappelijke ontwrichting. Het GR wordt bepaald binnen het invloedsgebied van een risicovolle activiteit. Voor het groepsrisico geldt een verantwoordingsplicht. Dit houdt in dat iedere wijziging met betrekking tot planologische keuzes moet worden onderbouwd én verantwoord door het bevoegd gezag.

3.5.3 Verantwoordingsplicht groepsrisico

Met het invullen van de verantwoordingsplicht wordt antwoord gegeven op de vraag in hoeverre externe veiligheidsrisico's in het plangebied worden geaccepteerd en welke maatregelen getroffen zijn om het risico zoveel mogelijk te beperken. Het invullen van de verantwoordingsplicht is een taak van het bevoegd gezag (veelal de gemeente). Door de verantwoordingsplicht worden gemeenten gedwongen het externe veiligheidsaspect mee te laten wegen bij het maken van ruimtelijke keuzes. Deze verantwoording is kwalitatief en bevat verschillende onderdelen die aan bod kunnen of moeten komen. Ook bestaat er een adviesplicht voor de regionale brandweer. In de Handreiking verantwoordingsplicht groepsrisico zijn de onderdelen van de verantwoording nader uitgewerkt en toegelicht.

Wanneer verantwoorden?

Bron   Wanneer groepsrisicoverantwoording?  
Inrichtingen (Bevi)   Altijd wanneer binnen invloedsgebied ruimtelijk besluit wordt genomen.  
Buisleidingen (Bevb)   Altijd wanneer binnen invloedsgebied een ruimtelijk besluit wordt genomen. Er kan echter worden volstaan met een beperkte verantwoording wanneer: 1) het groepsrisico lager is dan 0,1 keer de oriëntatiewaarde of 2) de toename minder is dan 0,1 keer de oriëntatiewaarde of 3) personen zich buiten de 100% letaliteitgrens bevinden. Bij een beperkte verantwoording hoeven alleen zelfredzaamheid en bestrijdbaarheid beschouwd te worden.  
Spoor- rijks- en waterwegen (Bevt)   Altijd wanneer binnen invloedsgebied een ruimtelijk besluit wordt genomen. Er kan echter worden volstaan met een beperkte verantwoording wanneer: 1) het groepsrisico lager is dan 0,1 keer de oriëntatiewaarde of 2) de toename minder is dan 0,1 keer de oriëntatiewaarde of 3) personen zich buiten de 200 meter-zone bevinden. Bij een beperkte verantwoording hoeven alleen zelfredzaamheid en bestrijdbaarheid beschouwd te worden.  

Indien de verantwoordingsplicht niet juist is uitgewerkt terwijl dit wel verplicht is, kan dit tot vernieti-ging van het ruimtelijk besluit door de Raad van State leiden. Door het uitwerken van de verantwoor-dingsplicht neemt het bevoegd gezag de verantwoordelijkheid voor het 'restrisico' dat overblijft nadat benodigde de veiligheidsverhogende maatregelen genomen zijn.

Tot slot wordt in het kader van een 'goede ruimtelijke ordening ' (art. 3.1 Wro) getoetst aan eventueel van toepassing zijnde veiligheidsafstanden uit het Activiteitenbesluit.

3.5.4 Beleidsvisie externe veiligheid gemeente 's-Hertogenbosch

De gemeente 's-Hertogenbosch beschikt over een beleidsvisie externe veiligheid (Uitvoeringskader externe veiligheid gemeente 's-Hertogenbosch, deel A t/m C). Hierin zijn aanvullende kaders gegeven voor de integrale aanpak van externe veiligheid.

Toetsing beleidsvisie

De beoogde ontwikkeling voorziet in woningbouw. De bewoners worden als normaal zelfredzaam beschouwd. Woningen, niet zijnde bedrijfswoningen of verspreid liggende woningen, worden beschouwd als kwetsbaar object (naar analogie van het Bevi). Hiervoor zijn in het Uitvoeringskader EV, deel C de volgende eisen geformuleerd:

  • 1. Rode gebieden – kwetsbare objecten niet toegestaan
      • binnen 30 meter van het spoor en de wegen.
      • binnen het invloedsgebied van LPG-tankstations met een hoog groepsrisico.
  • 2. Oranje gebieden – kwetsbare objecten wel/niet toegestaan, maatwerk benodigd
      • Binnen de 30-325 meter van het spoor waarbij sprake is van een hoog groepsrisico en goede beheersbaarheid of laag groepsrisico en slechte beheersbaarheid.
      • Binnen de 30-325 meter van het spoor waarbij sprake is van een hoog groepsrisico en slechte beheersbaarheid.
      • Op de bedrijventerreinen de Rietvelden en de Brand.
      • Binnen het invloedsgebied van LPG-tankstations met een laag groepsrisico.
  • 3. Groene gebieden – kwetsbare objecten wel toegestaan
      • Binnen de 30-325 meter van de wegen.
      • Buiten de 325 meter van het spoor en de wegen.
      • Op de overige bedrijventerreinen.
      • Binnen het invloedsgebied van waterwegen.
      • Binnen het invloedsgebied van buisleidingen.

De beoogde ontwikkeling vindt plaats in een groen gebied (buiten de 325 meter van het spoor en de wegen). Kwetsbare objecten zijn hierin toegestaan.

3.5.5 Beschouwing risicobronnen

Hieronder is een uitsnede opgenomen van de risicokaart. De indicatieve ligging van het plangebied is met een groen kader weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0796.0002321-1401_0010.png"

Uitsnede risicokaart juni 2016

Inrichtingen

Ten zuidwesten van het plangebied bevindt zicht een LPG-tankstations (Hoogstraat 1a). Het invloedsgebied van deze inrichting is 150 meter. De planlocatie ligt op circa 550 meter en valt ruimschoots buiten het invloedsgebied. Deze inrichting wordt verder buiten beschouwing gelaten.

Transportroutes

Er zijn geen relevante vaarwegen aanwezig, die van invloed zijn op het plangebied.

Spoorwegen

Op circa 1100 meter ten noordwesten van het plangebied ligt de spoorweg 's-Hertogenbosch – Nijmegen. Deze spoorweg maakt onderdeel uit van het Basisnet voor het vervoer van gevaarlijke stoffen. Uit de Regeling basisnet volgt dat deze spoorweg geen PR 10-6 contour of plasbrandaandachtsgebied heeft. Er is wel een invloedsgebied aanwezig, die over het plangebied reikt. Dit betekent dat er een verantwoording van het groepsrisico moet plaatsvinden (zie verderop).

Buisleidingen

Ten oosten van het plangebied (op ca. 950 meter) is een hoge druk aardgasleiding gelegen (rood gestippelde lijn in bovenstaand kaartje). Het invloedsgebied van deze buisleiding bedraagt circa 300 meter. Vanwege de zeer ruime afstand tot de planontwikkeling wordt deze buisleiding verder buiten beschouwing gelaten.

Wegen

Op circa 350 meter ten zuiden van het plangebied bevindt zich de A59. Deze weg is onderdeel van het Basisnet voor het vervoer van gevaarlijke stoffen. Uit de Regeling basisnet blijkt dat het traject tussen knooppunt Hintham en Paalgaven geen PR 10-6-contour en/of plasbrandaandachtsgebied heeft. Er is wel een invloedsgebied aanwezig, die over het plangebied reikt. Dit betekent dat er een verantwoording van het groepsrisico moet plaatsvinden.

3.5.6 Verantwoording groepsrisico

1. Ontwikkeling groepsrisico

Vanwege de grote afstand (> 200 meter) tot de risicobronnen (A59 en spoorweg) zal een toename van personendichtheden niet significant doorwerken in de rekenkundige hoogte van het groepsrisico. Volgens het Bevt kan daarmee worden volstaan met een beperkte verantwoording. Een beperkte verantwoording gaat – conform artikel 7 van het Bevt – in op de bestrijdbaarheid en zelfredzaamheid.

2. De mogelijkheden tot voorbereiding van bestrijding en beperking van de omvang van de ramp

Voor dit onderdeel en het onderdeel zelfredzaamheid is advies ingewonnen bij de Veiligheidsregio Brabant Noord (zie bijlage 6). Voor de bestrijdbaarheid is het van belang het (de) relevante scenario('s) te onderscheiden. Gezien de afstand van het plangebied tot de A59 en de spoorweg is het vrijkomen van een toxische wolk het maatgevende scenario.

Bij (zeer) toxische vloeistoffen is het scenario dat ten gevolge van een ongeval de wagon/ tankwagen lek raakt en een vloeistofplas vormt. Vervolgens verdampen deze toxische vloeistoffen waardoor een gaswolk ontstaat (met dezelfde gevolgen als een gaswolk van toxisch gas). Bij een ongeval met een toxisch gas ontstaat direct een toxische gaswolk. Bij een percentage aanwezige personen zal letaal letsel optreden door blootstelling aan de gaswolk. Bij de toxische scenario's zit er enige tijd tussen het ontstaan van het ongeval en het optreden van letsel bij aanwezigen. Daarbij is ook de duur van de blootstelling van invloed op de ernst van het letsel. De omvang, verplaatsingsrichting en verstrooiing van de gaswolk is mede afhankelijk van de weersgesteldheid op dat moment.

Voor de Veiligheidsregio heeft de beoogde ontwikkeling geen negatieve gevolgen voor de benodigde inzet van hulpverleningsdiensten. Extra maatregelen zijn derhalve niet nodig.

3. De mogelijkheden tot zelfredzaamheid

Zelfredzaamheid is het zichzelf kunnen onttrekken aan een dreigend gevaar, zonder daadwerkelijke hulp van hulpverleningsdiensten. Het zelfredzame vermogen van personen is een belangrijke voorwaarde om grote calamiteiten bij een incident te voorkomen.

Mogelijkheden zelfredzaamheid

Voor het toxische scenario geldt schuilen als beste handelingsperspectief.

Is het gebied voldoende ingericht om de zelfredzaamheid te kunnen faciliteren?

Behalve de vraag of zelfredding mogelijk is, zijn de fysieke eigenschappen van gebouwen en omgeving van invloed op de vraag of die zelfredding optimaal kan plaatsvinden.

In § 5.3 deel C van de Beleidsvisie externe veiligheid van de gemeente 's-Hertogenbosch staat het verantwoordingskader t.a.v. het oprichten van kwetsbare objecten binnen het invloedsgebied van toxische stoffen beschreven. Op basis van dit verantwoordingskader en het feit dat nieuwbouw woningen als gevolg van de eisen in het Bouwbesluit goed geïsoleerd zijn – waardoor deze een goede bescherming bieden tegen het binnendringen van toxische stoffen – acht de Veiligheidsregio een nader advies voor dit plan niet noodzakelijk.

3.5.7 Conclusie

Het bestemmingsplan voldoet aan de grenswaarde voor het plaatsgebonden risico en aan de aanvullende kaders die zijn vastgelegd in het Uitvoeringskader externe veiligheid van de gemeente 's-Hertogenbosch. Uit het voorgaande blijkt dat het groepsrisico geen belemmering hoeft te zijn voor het plangebied, omdat de rekenkundige hoogte van het groepsrisico niet toeneemt en er geen negatieve gevolgen zijn voor de bestrijdbaarheid en zelfredzaamheid.

Het college van B&W van de gemeente 's-Hertogenbosch heeft kennis genomen van de inhoud van deze EV-paragraaf en acht het groepsrisico en het restrisico aanvaardbaar.

3.6 Luchtkwaliteit

Bij lucht gaat het enerzijds om de productie van luchtverontreiniging als gevolg van nieuwe plannen – waarop de luchtkwaliteitseisen van de Wet Milieubeheer van toepassing zijn – als om de zorg van kwetsbare functies in luchtbelaste zones uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening.

Kleine projecten en ruimtelijke plannen, waarvan duidelijk is dat deze door vrijwel geen of een beperkte toename aan verkeer niet betekenisvol bijdragen aan de luchtkwaliteit, hoeven niet getoetst te worden aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit. Daartoe is een algemene maatregel van bestuur "Niet in betekenende mate" (Besluit NIBM) en een ministeriële regeling NIBM (Regeling NIBM) vastgesteld waarin de uitvoeringsregels vastgelegd zijn die betrekking hebben op het begrip NIBM. De grens NIBM voor de stoffen PM10 (fijnstof) en NO2 ligt op 1,2 ìg/m3. In de Regeling NIBM is een lijst met categorieën van gevallen (inrichtingen, kantoren woningbouwlocaties) opgenomen die niet in betekenende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging. Deze gevallen kunnen zonder toetsing aan de grenswaarden voor het aspect luchtkwaliteit uitgevoerd worden.

In de regeling NIBM is opgenomen dat de ontwikkeling van minder dan 1500 woningen bij minimaal 1 ontsluitingsweg (of minder dan 3000 woningen bij minimaal 2 ontsluitingswegen) NIBM is. Onderhavig plan laat circa 60 woningen toe en het gehele te ontwikkelen gebied in Nuland-Oost omvat 275 woningen. Hiermee voldoet onderhavig plan 'Pelgrimshoeve' aan de NIBM-norm en voldoet dit aan het wetgevende kader voor luchtkwaliteit, zoals vastgelegd in hoofdstuk 5 van de Wet milieubeheer.

Daarnaast is uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening de luchtkwaliteit binnen dit gebied beschouwd. Hierbij speelt de blootstelling aan luchtverontreiniging een rol, ook als het project 'niet in betekenende mate' (NIBM) bijdraagt aan de luchtverontreiniging. Uit het gemeentelijk lucht- en verkeersmodel 'Promil Spatial' blijken de concentraties voor NO2 en PM10 (fijn stof) ter plaatse van het plangebied voor beide stoffen beneden 30 microgram/m3 (jaargemiddeld) te liggen. (De grenswaarde van deze stoffen is jaargemiddeld 40 microgram/m3). De luchtkwaliteit is hiermee goed te noemen. Ten aanzien van luchtkwaliteit zijn er voor dit plan geen belemmeringen.

3.7 Waterparagraaf

Ruimte maken voor water: dat is de kern van het waterbeleid voor de 21e eeuw. Met de ondertekening van de 'Startovereenkomst Waterbeheer' door verschillende overheden, is de watertoets van toepassing op ruimtelijke plannen. Vanaf 1 november 2003 is deze juridisch vastgelegd in het Besluit op de ruimtelijke ordening (Bro).

De watertoets moet ingevuld worden als een procedure. Het omvat het gehele proces van vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van de in ruimtelijke plannen voorkomende waterhuishoudkundige aspecten. Het doel van de watertoets is het evenwichtig meewegen van de waterbelangen in het planvormingsproces. Hierbij wordt een veilig, gezond en duurzaam watersysteem nagestreefd. Zowel waterkwantiteits- als waterkwaliteitsaspecten zijn daarbij belangrijk. Kansen worden benut en functies zoveel mogelijk gecombineerd.

De beleidsdoelen voor integraal waterbeheer zijn door de gemeente vastgesteld in het Waterplan 3 (2016). Hierin staat dat we in 's-Hertogenbosch een mooi, robuust en klimaatbestendig watersysteem willen creeren. In het Waterstructuurplan (2012) is het hemelwaterbeleid vastgelegd. Dit is gebiedsspecifiek gedaan, kijkend naar de watersystemen en de uitgangspunten per wijk.

De afspraken uit de watertoets worden in een waterparagraaf vastgelegd. In deze waterparagraaf is toegelicht hoe het waterbeleid is vertaald naar waterhuishoudkundige inrichting in dit bestemmingsplan. Deze waterparagraaf is tot stand gekomen na diverse overlegmomenten tussen waterschap en gemeente. Eventueel benodigde vergunningen worden niet met deze waterparagraaf geregeld en zullen via daarvoor bedoelde procedures verkregen moeten worden.

3.7.1 Uitgangspunten voor integraal waterbeheer

De uitgangspunten bij het toetsen van ruimtelijke plannen zijn:

  • Gescheiden houden van vuil (afval)water en schoon hemelwater;
  • Voorkomen van vervuiling van water;
  • Schoon hemelwater kan volgens de voorkeursvolgorde worden verwerkt:
    • 1. Hergebruik
    • 2. infiltratie/bergen
    • 3. afvoer;
  • Hydrologisch neutraal ontwikkelen (HNO), zodat een ontwikkeling niet leidt tot een hydrologische achteruitgang zowel in als buiten het plangebied. Ook mogen er geen hydrologische knelpunten ontstaan voor huidige en vastgelegde toekomstige landgebruiksfuncties. Dit betekent dat:
    • 1. De afvoer uit het gebied niet groter wordt dan in de referentiesituatie;
    • 2. De grondwateraanvulling in het plangebied gelijk blijft of toeneemt;
    • 3. Grond- en oppervlaktewaterstanden in de omgeving gelijk blijven, of verbeteren voor de huidige en toekomstige landgebruiksfuncties;
    • 4. (grond)waterstanden in het plangebied aansluiten op de (nieuwe) functie(s) van het plangebied;
    • 5. Het plangebied zo wordt ingericht dat de hydrologische gevolgen van vastgestelde toekomstige ontwikkelingen in de omgeving niet leiden tot knelpunten in het plangebied.

Daarnaast zien we water als kans voor meervoudig ruimtegebruik en vergroting van de beleving van water. Deze uitgangspunten dragen bij aan een mooi, robuust en klimaatbestendig watersysteem.

3.7.2 Hemelwater

Specifiek voor de Pelgrimshoeve is in samenspraak met het waterschap Aa & Maas, Brabant Water en de Omgevingsdients Brabant Noord ervoor gekozen om de hemelwaterberging middels aquaflow te realiseren. Dit systeem komt in de plaats van het beoogde infiltratiesysteem op drie centrale brinken. De openbare verharding wordt via kolken in dit pakket geborgen en zal vertraagd afvoeren. Om risico's op verontreiniging te reduceren wordt het pakket ingepakt met een zuiverend geotextiel. Dit textiel voorkomt o.a. dat metalen en pax in het freatisch grondwater terecht kunnen komen. De woningen binnen het plangebied worden ook op dit pakket aangesloten. Daarmee vervalt de verplichting om op eigen terrein waterberging te realiseren.

In samenspraak met de hierboven benoemde partners zal een meet- en monitoringsprogramma worden opgesteld en vastgesteld in de uitvoeringsfase. Hiermee wordt voldaan aan de specifieke eisen die gesteld worden aan de locatie in het grondwaterbeschermingsgebied.

3.7.3 Afvalwater

Het huishoudelijke afvalwater zal aangesloten worden op een vuilwater riool. Dit stelsel zal aangesloten worden op de reeds in eerdere fases gerealiseerde riolering. Dit water wordt via bestaande gemalen afgevoerd naar de RWZI Vinkel waar het gezuiverd zal worden.

3.7.4 Grondwaterbeschermingsgebied

Omdat de project locatie gelegen is in een grondwaterbeschermingsgebied moeten specifieke afspraken gemaakt worden met de provincie Noord Brabant. Hiervoor is reeds vooroverleg geweest en dit zal middels een vergunning worden vastgelegd.

Hoofdstuk 4 Juridisch planopzet

4.1 Algemeen

In dit hoofdstuk wordt inzicht gegeven in de wijze waarop de gewenste ruimtelijke en functionele ontwikkeling van fase 3 van Pelgrimsche Hoeve juridisch is vertaald. Het juridisch bindende deel van het uitwerkingsplan bestaat uit de verbeelding en de planregels. De regels bevatten het juridisch instrumentarium voor het regelen van het gebruik van deze gronden, regels omtrent de toegelaten bebouwing en eventueel specifieke regels voor het gebruik van de bouwwerken. De verbeelding heeft een ondersteunende rol voor toepassing van de regels alsmede de functie van visualisering van de bestemmingen. De toelichting heeft geen bindende werking, maar heeft wel een belangrijke functie bij de onderbouwing van het plan en soms voor de uitleg van bepaalde bestemmingen en regels. In dit hoofdstuk wordt de systematiek, de opbouw en indeling van de regels kort toegelicht.

4.2 Invulling van de uitwerkingsplicht

Door gefaseerde invulling van de uitwerkingsplicht zal in de toekomst een nieuw woongebied Pelgrimsche Hoeve ontstaan. Met het voorliggende uitwerkingsplan geeft het college van burgemeester en wethouders uitvoering aan de uitwerkingsplicht voor het gedeelte van fase 3 van het woongebied.

Het betreffende gebied ligt op een gedeelte van het plandeel ‘Woongebied – uit te werken’ in Nuland Oost. Deze globale bestemming moet door burgemeester en wethouders nader worden uitgewerkt in een zogeheten uitwerkingsplan. Bij de nadere uitwerking van de bestemming dient het college van burgemeester en wethouders zich te houden aan de door de raad vastgestelde regels. Aan deze regels is middels het onderhavige uitwerkingsplan voldaan. Het uitwerkingsplan vormt dan ook geen zelfstandig nieuw bestemmingsplan omdat het beleidskader, de essentiële elementen van het programma, door de gemeenteraad al is vastgesteld. Bij de uitwerking wordt de “globale” bestemmingsregeling vervangen door een uitgewerkte bestemmingsregeling, dat de basis vormt voor directe bouwtitels.

Een gedeelte van het plangebied van dit uitwerkingsplan "Nuland Oost, Pelgrimsche Hoeve fase 3" was al opgenomen in het uitwerkingsplan "Nuland Oost, uitwerkingsplan Pelgrimsche Hoeve fase 1 en 2" dat op 3 juni 2014 is vastgesteld. De bestemmingen zijn op het betreffende gedeelte nog niet verwezenlijkt. De in dit plan opgenomen regels komen nagenoeg overeen met de regels in het nu geldend uitwerkingsplan. De grote verandering in dit uitwerkingsplan is het laten vervallen van de twee groene 'brinken' als waterbergingsgebieden ten behoeve van een betere en veiligere infrastructuur. Daarnaast zijn er in dit uitwerkingsplan kleine stedenbouwkundige gewenste aanpassingen ingevoegd.

Het uitwerkingsplan is opgesteld conform de bestemmingsplanstandaarden 2012. De regels van voorliggend plan sluiten inhoudelijk aan bij de regeling in het moederplan. Voor zover de artikelen betrekking hebben op bedrijvigheid of andere zaken die niet van toepassing zijn voor deze fase van het woongebied, zijn de betreffende onderdelen verwijderd uit de regels. Hiermee is een zelfstandig leesbare regeling beoogd.

Hoofdstuk 5 Uitvoerbaarheid

Het onderhavige plan maakt deel uit van het plan Nuland Oost. De onderbouwing voor de financieel economische uitvoerbaarheid is reeds verzekerd in het moederplan en daarmee voldoende onderbouwd voor voorliggend uitwerkingsplan. Het betreft een gemeentelijke grondexploitatie, waarbij woningbouwkavels worden verkocht aan particulieren/ontwikkelaars/corporaties.

Artikel 6.12 Wro verplicht de gemeenteraad een exploitatieplan vast te stellen voor gronden waarop een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen bouwplan is voorgenomen, tenzij kostenverhaal anderszins verzekerd is. Het 'Exploitatieplan Nuland Oost 2011', behorende bij het moederplan, is op 1 augustus 2012 onherroepelijk geworden. In 2013 is de eerste herziening van het exploitatieplan gerealiseerd, welke in 2014 is vastgesteld. Voor de gronden in fase III geldt echter dat zij volledig in eigendom zijn van de gemeente, waarmee kostenverhaal anderszins is verzekerd. Geconcludeerd kan worden dat het plan financieel uitvoerbaar is.

Hoofdstuk 6 Procedure

6.1 Ter inzage legging ontwerp

Het ontwerp uitwerkingsplan 'Nuland Oost, Pelgrimsche Hoeve fase 3' ligt vanaf 11 juli 2016 zes weken ter visiegelegen ter inzage. Tijdens deze periode zijn op het ontwerp geen zienswijzen ingediend.

6.2 Vaststelling

Het college van burgemeester en wethouders heeft op 7 september 2016 het uitwerkingsplan 'Nuland Oost, Pelgrimsche Hoeve fase 3' ter visie vastgesteld.

6.3 Beroep

Na vaststelling van het uitwerkingsplan 'Nuland Oost, Pelgrimsche Hoeve fase 3' kan binnen 6 weken na bekendmaking beroep worden ingediend bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State. Er staat echter uitsluitend beroep open voor belanghebbenden, die of eerder een zienswijze hebben ingediend dan wel die tegen onderdelen die gewijzigd zijn vastgesteld bezwaar hebben.