Plan: | Coudewater |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0796.0002161-1501 |
Coudewater is volgens de schrijver Fr. Dionisius Mutzaerdt ontstaan na een legendarische gebeurtenis in 1434. De oude weduwe Milla de Kampen werd vaak door ingevingen aangemaand een klooster te bouwen voor de religieuzen van de orde van de H. Birgitta. Intussen had de eigenaar van de plaats Coudewater, Peter de Gorter, een mooie stal bijen. Toen hij op een goed ogenblik een van de bijenkorven controleerde, zag hij dat de bijen met het zuiverste en witste was een dubbelklooster en een kapel aan het boetseren waren. De te hulp geroepen geestelijkheid van Rosmalen en Maliskamp hebben dat bevestigd. Het verhaal kwam ter ore van Milla de Kampen en zij heeft ter plaatse een klooster gebouwd van de orde van Sint Birgitta. Een klooster voor de paters en broeders en een klooster voor de nonnen. Moeder abdis was de baas van het geheel. Het huidige 'Oude hoofdgebouw' is het zustersklooster. De abdij heette oorspronkelijk Maria Ad Aquas Frigidas hetgeen betekent, Maria van de Koude Wateren. Al snel kreeg het convent de naam Mariënwater.
Al vlug na het ontstaan kwam het klooster tot grote bloei mede door de beelden van de Meester van Coudewater en het eigen scriptorium. Maarten van Rossum, die op één van zijn tochten danig te keer ging in 's-Hertogenbosch en Hintham, kwam voorbij en keek niet naar de welvarende abdij om dank zij een sauvergarde van de Hertog van Gelre. De beeldenstorm is ook aan Coudewater niet voorbij gegaan. De order van prins Frederik Hendrik bij de inname van 's-Hertogenbosch in 1629, dat de geestelijkheid moest verdwijnen uit stad en ommelanden en dat de kloosters geconfisceerd zouden worden, had ook voor de abdij ernstige gevolgen. De paters vertrokken al snel naar Hoboken in België en de zusters zijn in 1713 naar Uden vertrokken. Daarmee kwam een einde aan de dubbelabdij. Het landgoed kende vervolgens een aantal welgestelde families, waaronder mogelijk dominee Galle van de Nederlands Hervomde kerk.
Afbeelding 4: 18de eeuwse prent van het hoofdgebouw van het klooster Mariënwater (Coudewater). Collectie Provinciaal Genootschap Noord-Brabant.
In 1870 kwam Coudewater in eigendom van de Maatschappij tot Verpleging van Krankzinnigen op het land. In de daarop volgende jaren werd Coudewater uitgebouwd met onder andere een koestal, remise, paardenstal, boerderij, centrale keuken, een kapel voor katholieke patienten, schoenmakerij, mattenmakerij, wasserij, timmerwinkel, naaikamer en strijkkamer. Vanaf 1870 werd in het klooster een psychiatrisch ziekenhuis gevestigd. In de begintijd van het ziekenhuis zijn woningen voor de geneesheer-directeur en de psychiater gebouwd. De boerderij, waar patiënten konden werken in het kader van hun therapie, stamt uit het midden van de twintiger jaren. De kapel en het klooster zijn gereed gekomen in 1940. Een nieuw klinisch centrum is het laatste wat is gebouwd en dateert van 1971. Hoewel veel gebouwen uit de negentiende en twintigste eeuw dateren, bevat het hoofdgebouw nog elementen uit de vijftiende eeuw. Rond het grote hoofdgebouw zijn kleine villa's gesitueerd met een geheel individuele uitstraling. Doordat de gebouwen of clusters van gebouwen uit verschillende periode dateren, vertonen deze geen onderlinge samenhang. De samenhang binnen het terrein wordt verkregen door de parkachtige inrichting van de openbare ruimte. Kenmerkend is de geïsoleerde ligging van het terrein en de interne gerichtheid van de bebouwing.
Het landschap ten oosten van Coudewater ligt op de overgang van de dekzandvlakte naar de dekzandrug. Aan de noordzijde van de Peter de Gorterstraat liggen de geomorfologisch waardevolle lage landduinen. De hogere delen van het dekzandgebied bestaan deels uit de door de mens verarmde heide en stuifzandgronden die vaak weer bebost zijn en deels uit verrijkte enkeerdgronden, die agrarisch in gebruik zijn.
De Peter de Gorterstraat functioneert als sinds eind 19e eeuw als route tussen het gehucht Hintham en het gehucht Zandbergen en Berlicumseweg. De straat wordt gekenmerkt door een parkachtig karakter met statige bomen en wederzijds beplante zijweggetjes.
Uit de historische kaart (afbeelding 5) verkend in 1895 blijkt dat het kavelpatroon vrijwel onveranderd is gebleven in de afgelopen honderd jaar, er is nog steeds sprake van een onregelmatige blokverkaveling, vrijwel loodrecht op het oude wegenpatroon.
Afbeelding 5: historische kaart 1895