Plan: | Buitengebied noord en Kloosterstraat |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0796.0002152-1401 |
Het bestemmingsplangebied Buitengebied Noord ligt landschappelijk gezien in een zone waar het rivierenlandschap en het dekzandlandschap samenkomen (afbeelding 1). Voor een groot deel van het plangebied is de bodem in het kader van de ruilverkaveling van 1950 gedetailleerd in kaart gebracht waardoor ook een vrij nauwkeurig beeld van het voormalige landschap beschikbaar is. In het zuidelijke deel van het plangebied bevindt zich een dekzandrug. Deze dekzandrug, die vanaf 's-Hertogenbosch met onderbrekingen doorloopt via Rosmalen naar Oss, is in feite een soort zandduin dat is gevormd in de laatste ijstijd. In deze periode was er nauwelijks begroeiing aanwezig om het zand vast te houden. Het losse zand kon door de wind worden meegevoerd en er ontstond een reliƫfrijk dekzandlandschap. Richting het noorden loopt de dekzandrug geleidelijk af naar een zone met dekzandwelvingen en tenslotte een dekzandvlakte. De dekzandwelvingen en dekzandvlakte zijn in de loop van de tijd afgedekt door veen en later door klei en zand van de Maas. Direct langs de geul van de Maas zijn oeverwallen aanwezig. Deze zijn opgebouwd uit zand en klei en vormen de hogere, bewoonbare, gronden. Verder weg van de actieve geul worden de komgronden aangetroffen. Hier is voornamelijk klei afgezet en vindt veenvorming plaats. Bij dijkdoorbraken werd door de rivier in de zone achter de oeverwallen vaak een dik pakket zand afgezet. Deze zogenaamde overslaggronden treft men ook in het uiterste noordwesten van het plangebied aan.
Hoewel de Maas al in de 14e eeuw werd bedijkt, stond het gebied nog tot 1942 regelmatig onder water. Tot die tijd kon bij zeer hoge waterstanden in de Maas water worden ingelaten in het voormalige komgebied dat hiermee dus als tijdelijke bedding fungeerde, de zogenaamde Beerse Maas. Om te voorkomen dat overstromingswater van de Maas de bewoning op de dekzandrug bedreigde werd al in de Middeleeuwen (vermoedelijk al in de 14e eeuw) een dijk aangelegd op de overgang van de dekzandrug naar het komgebied. Langs deze dijk vond na verloop van tijd ook bewoning plaats zodat een langwerpig bewoningslint ontstond: de Kruisstraat. Ondanks de aanwezigheid van de dijk werden huizen en erven vaak nog wel op een verhoging aangelegd zodat men bij overstromingen en dijkdoorbraken droge voeten hield. De directe dreiging van de Maas verdween toen in 1942 het overlaat-systeem van de Beerse Maas werd gesloten.
Op basis van de bodemkundige informatie kan worden afgeleid dat in het deel van het plangebied ten zuiden van de Kruisstraat sprake is (of is geweest) van hoge zwarte enkeerdgronden. Dit houdt in dat in het gebied een door mensen opgebracht cultuurdek van minstens 50 cm dikte aanwezig is. Deze ophoging is geleidelijk ontstaan door de bemesting van de akkers met een mengsel van dierenmest en heideplaggen. Deze vorm van bemesting zorgde niet alleen voor een verhoging van de vruchtbaarheid maar ook voor een verhoging van het maaiveld. Door menselijk ingrijpen zijn veel elementen van het oorspronkelijke landschap intussen grotendeels verdwenen of aangetast. Hoge zandkoppen werden vaak gebruikt als zandwinningslocaties of zijn tijdens de na-oorlogse ruilverkaveling geƫgaliseerd.
Het plangebied Kloosterstraat bestaat landschappelijk gezien uit een aantal dekzandruggen die zijn gelegen in een dekzandvlakte (afbeelding 2). Het dekzand is afgedekt door veen en klei maar de hoogste toppen van het dekzand steken nog boven het maaiveld uit. Vermoedelijk zijn tijdens de Vroege Middeleeuwen grote delen van het dekzand afgedekt geweest door veen waardoor het gebied onbewoonbaar was geworden. Door de lage ligging stond het gebied bij hoge waterstanden snel onderwater. Van dit gegeven werd dankbaar gebruik gemaakt bij de verdediging van de stad door het gebied als inundatiegebied in te richten.