direct naar inhoud van Hoofdstuk 5 Milieu effect rapportage
Plan: Buitengebied noord en Kloosterstraat
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0796.0002152-1401

Hoofdstuk 5 Milieu effect rapportage

In dit bestemmingsplan worden o.a. keuzen vastgelegd ten aanzien van de ontwikkelingsmogelijkheden van veehouderijen. Vanwege mogelijk gevolgen voor Natura 2000 gebieden (de depositie van stikstof door emissies van veehouderijen) en omdat het bestemmingsplan kaderstellend is voor toekomstige m.e.r.-(beoordelings)plichtige besluiten (zoals omgevingsvergunningen voor grote veehouderijen), wordt een plan-m.e.r. procedure doorlopen en is er een Milieueffectrapportage (MER) en Passende beoordeling als bedoeld in de Natuurbeschermingswet opgesteld.

De conceptversie van het MER (inclusief Passende Beoordeling) is samen met het voorontwerp bestemmingsplan vanaf 5 maart tot en met 16 april 2012 ter inzage gelegd. Tijdens deze ter inzage legging is de Commissie m.e.r. (de Commissie) gevraagd een advies uit te brengen op de concept MER. De Commissie heeft op 21 augustus 2012 haar voorlopig toetsingsadvies uitgebracht (rapportnummer 2648-38). De Commissie adviseert het concept MER op een aantal onderdelen aan te vullen. Op basis van het advies van de Commissie is deze aanvulling opgesteld. Deze aanvulling wordt samen met het MER en de Passende Beoordeling ter inzage gelegd, samen met het ontwerp bestemmingsplan.

Het toetsingsadvies van de Commissie is als bijlage van deze aanvulling opgenomen.

In het concept MER ontbreekt volgens de Commissie afdoende inzicht in:

  • mogelijke mitigerende maatregelen of een alternatief waarin verdere aantasting van natuurlijke kenmerken van Natura 2000-gebieden kan worden voorkomen (zie paragraaf 2.1 voorlopig advies);
  • de samenhang met andere ruimtelijke plannen; haalbaarheid van de milieunormen zal deels afhangen van de ontwikkelingen in de gemeente Maasdonk (zie paragraaf 2.2. voorlopig advies);
  • de gehanteerde uitgangspunten bij de berekeningen (ammoniak en geur) in het MER en de Passende beoordeling (zie paragraaf 2.3 voorlopig advies);
  • de wijze waarop de effecten voor landschap en cultuurhistorie zijn getoetst en hoe eventuele effecten mitigeerbaar zijn (zie paragraaf 2.4 voorlopig advies);
  • de aanwezige natuurwaarden in het gebied, de effecten van het plan daarop en de mogelijke belemmeringen van het plan voor de nog te realiseren 'natte verbindingszone' (zie paragraaf 2.5. voorlopig advies).

Beste case alternatief.

Naar aanleiding van dit advies is een Aanvulling MER Buitengebied noord en Kloosterstraat opgesteld. In deze aanvulling is een zgn. Best case alternatief ontwikkeld. De mate van stikstof uitstoot wordt in belangrijke mate bepaald door landelijk en provinciaal beleid, met name de Natuurbeschermingswet en de provinciale verordening stikstof en Natura 2000. In de Passende beoordeling is aangegeven dat de huidige vergunde emissie (98,7 kton) kan worden teruggebracht met ruim 40% (tot 58,1 kton) door het emissiearmer uitvoeren van bestaande stallen (emissie eisen provinciale verordening). Bij toepassing van systemen die de emissie nog verder reduceren (dus extra reductie ten opzichte opzichte van de emissiegrenswaarden uit de provinciale verordening) kan de emissie nog verder worden teruggebracht. Het best case alternatief gaat uit van de inzet van extra emissie reducerende maatregelen zowel voor nieuwe als bestaande stallen.

De stikstofdepositie berekening van een best case alternatief laat zien dat, met toepassing van de beste staltechnieken en benutting van de planologische mogelijkheden conform de uitgangspunten van het voorkeursalternatief, de stikstofdepositie niet toeneemt en er dan geen sprake is van aantasting van natuurlijke kenmerken van Natura 2000 gebieden. Dit toont aan dat het bestemmingsplan uitvoerbaar is binnen de randvoorwaarden van de Natuurbeschermingswet.

Verder zijn in het bestemmingsplan regelingen opgenomen die het mogelijk maken om te toetsen of bepaalde ruimtelijke ontwikkelingen strijdigheid opleveren met de Natuurbeschermingswet.

- de wijzigingsbevoegdheid die betrekking heeft op het vergroten of vervormen van bouwblokken ten behoeve van intensieve veehouderij is niet toegestaan tenzij is aangetoond dat de emissie van stikstof niet toeneemt, er sprake is van saldering (per saldo geen toename van de stikstofdepositie op de Natura 2000 gebieden) of er concreet uitzicht bestaat op het verkrijgen van een Natuurbeschermingswet vergunning. Omschakeling van grondgebonden bedrijven naar intensieve veehouderij is in dit bestemmingsplan niet toegestaan.

- de bouwmogelijkheden binnen de bestaande bouwblokken van veehouderij zijn gekoppeld aan een ontheffing waarbij wordt getoetst aan de bovengenoemde voorwaarden: geen toename van emissie, of saldering of concreet zicht op Nbw vergunning.

Samenhang met andere ruimtelijke plannen.

Structuurvisie

De commissie acht het van belang dat er een goede afstemming is tussen de keuze voor de toekomstige woonlocaties en de milieuruimte die geboden wordt in het bestemmingsplan buitengebied. Daarom adviseert de commissie aan te geven welke informatie heeft geleid tot de keuze van de toekomstige woonlocaties in 's-Hertogenbosch.

Primair wordt daarbij opgemerkt dat het bestemmingsplan Buitengebied niets regelt over de ontwikkeling van toekomstige woongebieden. Die keuze wordt gemaakt binnen de structuurvisie voor de stad. Uit het MER blijkt wel dat het zoekgebied voor woningbouw De Blokken, niet wordt verslechterd door het vaststellen van dit bestemmingsplan.

Bestemmingsplan Buitengebied Lith gemeente Oss.

Uit analyses die zijn uitgevoerd in het kader van de geurgebiedsvisie blijkt dat er geen knelpunten zijn op het grondgebied van de gemeente 's-Hertogenbosch door ontwikkelingen van veehouderij in het buitengebied van de gemeente Oss.

Landschap en Cultuurhistorie

 De commissie adviseert voor landschap en cultuurhistorie per deelgebied aan te geven:

- welke criteria worden gehanteerd om concrete ontwikkelingen te toetsen;

- met welke maatregelen landschappelijke en cultuurhistorische waarden kunnen worden versterkt.

De gemeente heeft een cultuurhistorische inventarisatie laten opstellen. Op grond van deze inventarisatie is een keuze gemaakt welke elementen beschermenswaardig zijn. Vervolgens is in het bestemmingsplan via specifieke bestemmingen, aanduidingen en/of een aanlegvergunningstelsel de bescherming geregeld. In hoofdstuk 8 Cultuurhistorische paragraaf, is hierop nader in gegaan.

Natuur

De commissie adviseert op hoofdlijnen aandacht te besteden aan te behouden of te ontwikkelen natuurwaarden in het plangebied zelf.

In de toelichting van het bestemmingsplan is per deelgebied een nadere beschrijving van de aanwezige natuurwaarden. Vervolgens is op de verbeelding en in de regels een beschermingsregime opgenomen middels specifieke bestemmingen, aanduidingen en/of een aanlegvergunningstelsel.