direct naar inhoud van Artikel 4 Agrarisch - Agrarisch bedrijf
Plan: Buitengebied noord en Kloosterstraat
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0796.0002152-1401

Artikel 4 Agrarisch - Agrarisch bedrijf

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Agrarisch - Agrarisch bedrijf aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. een agrarisch bedrijf niet zijnde intensieve veehouderijen;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'intensieve veehouderij' is tevens een intensieve veehouderij toegestaan;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - niet grond gebonden melkveehouderij' is tevens een niet grondgebonden melkveehouderij toegestaan.
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - nertsen' is tevens een nertsenfokkerij toegestaan;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - geiten en schapenhouderij' is tevens een geiten of schapenhouderij toegestaan;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'al' is tevens een agrarisch loonbedrijf toegestaan;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'gt' is tevens een glastuinbouwbedrijf toegestaan;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'hv' is tevens een hoveniersbedrijf toegestaan;
  • i. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - sleufsilo's' zijn alleen voerplaten en sleufsilo's voor eigen gebruik van ruwvoer afkomstig van eigen bedrijf toegestaan;
  • j. maximaal één bedrijfswoning per bouwperceel, met dien verstande dat:
    • 1. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten' geen bedrijfswoningen zijn toegestaan;
    • 2. ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal bedrijfswoningen' het aantal bedrijfswoningen niet meer mag bedragen dan is aangegeven;
  • k. productiegebonden detailhandel, waarbij de totale gezamenlijke verkoopvloeroppervlakte per agrarisch bedrijf niet meer mag bedragen dan 100 m²;
  • l. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - kinderopvang' is tevens een kinderopvang van max 250 m2 toegestaan;
  • m. teeltondersteunende voorzieningen;
  • n. recreatief nachtverblijf in de vorm van logies en ontbijt waarbij de totale gezamenlijke vloeroppervlakte per agrarisch bedrijf niet meer mag bedragen dan 5 eenheden met in totaal een maximum oppervlakte van 250 m²;
  • o. kleinschalig kamperen met maximaal 15 kampeermiddelen, met uitzondering van stacaravans;
  • p. aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit;
  • q. mestbe- en verwerking op en voor eigen bedrijf;
  • r. het behoud, het herstel en/of de ontwikkeling van de landschappelijke, ecologische, cultuurhistorische en archeologische waarden en kenmerken van de gronden;
  • s. aan de hoofdfunctie ondergeschikte voorzieningen zoals paden, wegen, parkeervoorzieningen verkeers- en groenvoorzieningen, tuinen, erven en terreinen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

met dien verstande dat per bestemmingsvlak maximaal één agrarisch bedrijf is toegestaan.

4.2 Bouwregels
4.2.1 Algemeen

Voor het bouwen van bouwwerken gelden in het algemeen de volgende bepalingen:

  • a. er mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van deze bestemming worden gebouwd;
  • b. per bestemmingsvlak is bebouwing ten behoeve van maximaal één agrarisch bedrijf toegestaan;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'reconstructiewetzone - extensiveringsgebied' is vergroting van de bestaande oppervlakte bebouwing ten behoeve van intensieve veehouderij welke op de peildatum 12 december 2009 aanwezig of in uitvoering was dan wel gebouwd mag worden krachtens een onherroepelijk verleende vergunning niet toegestaan;
  • d. tot 1 juni 2014, of eerder indien de provinciale Verordening ruimte daartoe gewijzigd wordt, geldt de regel dat vergroting van de bebouwing ten behoeve van een geiten- of schapenhouderij welke op de peildatum 12 december 2009 aanwezig of in uitvoering was dan wel gebouwd mag worden krachtens een onherroepelijk verleende vergunning is niet toegestaan.
  • e. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding -nertsensheds' nertsensheds mogen worden gebouwd tot een bouwhoogte van maximaal 3,5 meter;
  • f. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'gt - glastuinbouw' mogen tuinbouwkassen worden gebouwd;
  • g. er mogen uitsluitend bouwwerken ten behoeve van reële agrarische bedrijven worden gebouwd;
  • h. bebouwing is slechts toegestaan indien dit gelet op de aard, omvang en inrichting van het bedrijf noodzakelijk is voor de continuïteit danwel voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering;
  • i. binnen de gebouwen mag ten hoogste één bouwlaag gebruikt worden voor het houden van dieren, met uitzondering van voliére en scharrelstallen voor legkippen waar ten hoogste twee bouwlagen mogen worden gebruikt;
  • j. parkeervoorzieningen dienen in voldoende mate op eigen terrein te worden gerealiseerd.
4.2.2 Bedrijfsgebouwen

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 6 meter. Ter plaatse van de aanduiding 'gt - glastuinbouw' mag de goothoogte niet meer dan 7 meter bedragen;
  • b. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 12 meter, tenzij op de verbeelding anders is aangegeven.
4.2.3 Bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende bepalingen:

  • a. de inhoud van de bedrijfswoning mag, inclusief bijgebouwen, niet meer bedragen dan 750 m3 ;
  • b. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 6 meter;
  • c. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 10 meter.
4.2.4 Bijgebouwen bij bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bijgebouwen bij bedrijfswoningen gelden de volgende bepalingen:

  • a. bijgebouwen dienen op een afstand van tenminste 3 meter achter de voorgevel van de bedrijfswoning te worden gebouwd, met dien verstande dat bij inpandige bedrijfswoningen de bijgebouwen niet voor de voorgevel van het gebouw waarin de bedrijfswoning is opgenomen mogen worden gebouwd;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte mag niet meer bedragen dan 80 m2;
  • c. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 meter;
  • d. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 6 meter;
  • e. de afstand van vrijstaande bijgebouwen tot de bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 20 meter.
  • f. bij afbraak van een bestaand(e) vrijstaand(e) bijgebouw(en) mat een oppervlakte van meer dan 80 m2 mag het in sub b genoemde oppervlak worden verhoogd met 50% van het oppervlak van de te slopen vrijstaande bijgebouwen c.q. bijgebouw met dien verstande dat het in sub b genoemde oppervlak niet bij de berekening mag worden betrokken. Het maximaal toegstane gezamenlijke oppervlak van de bijgebouwen na afbraak mag niet meer bedragen dan 100 m2.
4.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. de goothoogte van mestsilo's mag niet meer bedragen dan 5,5 meter;
  • b. de bouwhoogte van mestsilo's mag niet meer bedragen dan 7 meter;
  • c. de gezamenlijke inhoud van mestsilo's mag niet meer bedragen dan 2.500 m3 per bouwperceel;
  • d. de hoogte van sleufsilo's mag niet meer bedragen dan 2,5 meter;
  • e. de hoogte van overige silo's mag niet meer bedragen dan 12 meter;
  • f. de bouwhoogte van permanente teeltondersteunende voorzieningen mag niet meer bedragen dan 3 meter;
  • g. permanente teeltondersteunende voorzieningen dienen op het bouwblok te worden gesitueerd;
  • h. de oppervlakte van teeltondersteunende kassen mag niet meer bedragen dan 5000 m2;
  • i. terrein- en erfafscheidingen mogen van af de voet gemeten maximaal 1 meter hoog zijn, tenzij de afscheiding achter de voorgevelrooilijn wordt geplaatst. In geval de plaatsing achter de voorgevelrooilijn geschiedt, mag de hoogte niet meer dan 2 meter bedragen;
  • j. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 meter.
4.2.6 Ondergronds bouwen

Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

  • a. onder hoofd- en bijgebouwen mag eveneens ondergronds gebouwd worden, direct aansluitend mogen in- danwel uitritten ten behoeve van de ondergrondse bouwwerken worden gebouwd;
  • b. de verticale diepte mag bij ondergronds bouwen niet meer bedragen dan 3,5 meter.
4.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmeting van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. een samenhangend straat en bebouwingsbeeld;
  • b. de verkeersveiligheid;
  • c. de milieusituatie;
  • d. de sociale veiligheid;
  • e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
4.4 Afwijken van de bouwregels
4.4.1 Afwijken met betrekking tot bedrijfsgebouwen, bedrijfswoningen, bijgebouwen bij bedrijfswoningen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.1 sub i voor het bouwen van een bedrijfswoning ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten', met dien verstande dat:
    • 1. er alleen mag worden afgeweken bij een volwaardig agrarisch bedrijf;
    • 2. de nieuwe bedrijfswoning noodzakelijk moet zijn, wat betekent dat het bedrijf zonder deze bedrijfswoning ter plaatse op langere termijn redelijkerwijs niet te exploiteren is;
    • 3. de noodzaak van de nieuwe woning niet het gevolg is van een eerder aanwezige, doch afgestoten bedrijfswoning;
    • 4. de nieuwe bedrijfswoning geen onevenredige beperking oplevert voor de bedrijfsvoering en bedrijfsontwikkeling van omliggende (agrarische) bedrijven;
    • 5. er vooraf advies dient te worden ingewonnen van de AAB inzake de noodzaak van de bedrijfswoning en de volwaardigheid van het agrarische bedrijf.
  • b. Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.1 en 4.2 voor het plaatsen van stacaravans en woonunits ten behoeve van de huisvesting van seizoensarbeiders onder de volgende voorwaarden:
    • 1. woonunits en/of stacaravans zijn toegestaan gedurende maximaal 6 maanden per kalenderjaar;
    • 2. de woonunits en/of stacaravans dienen te worden gebruikt voor de huisvesting van personen, wier huisvesting daar ter plaatse gelet op de bestemming van het gebouw of terrein noodzakelijk is vanwege een tijdelijk grote arbeidsbehoefte van het desbetreffende agrarisch bedrijf;
    • 3. de woonunits en/of stacaravans dienen te worden geplaatst binnen het bestaande bestemmingsvlak;
    • 4. per bestemmingsvlak zijn maximaal 5 woonunits en/of stacaravans toegestaan;
    • 5. de oppervlakte van een woonunit en/of stacaravans mag maximaal 30 m² bedragen;
    • 6. de bouwhoogte van een woonunit en/of stacaravans mag maximaal 3 meter bedragen;
    • 7. er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen;
    • 8. er dient te worden voorzien in een goede landschappelijke inpassing.
  • c. Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.2.2. sub b en lid 4.2.5 onder e voor het bouwen van bedrijfsgebouwen en silo's met een bouwhoogte tot maximaal 15 meter, indien dit noodzakelijk is voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering.
  • d. Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.2.4 onder e voor het bouwen van een bijgebouw op een afstand van meer dan 20 meter van de bedrijfswoning indien dit noodzakelijk is in verband met een doelmatige inrichting van het perceel.
  • e. Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 4.2.5 sub h met betrekking tot de voorgeschreven hoogtemaat voor erfafscheidingen bij bedrijfsgebouwen, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
    • 1. de hoogte mag niet meer dan 3 meter bedragen;
    • 2. de erfafscheiding dient transparant/een open constructie te zijn;
    • 3. de bezonning en het uitzicht van naastgelegen bouwpercelen mogen niet onevenredig zwaar worden aangetast;
    • 4. de verkeersveiligheid mag niet worden aangetast;
    • 5. de stedebouwkundige opzet van de omgeving mag niet worden aangetast.
4.5 Wijzigingsbevoegdheid
4.5.1 Verwijderen van de aanduidingen 'intensieve veehouderij' en 'niet grondgebonden melkveehouderij'

a Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in die zin dat de aangegeven aanduiding 'intensieve veehouderij' wordt verwijderd indien de betreffende intensieve veehouderij ter plaatse is beëindigd, dan wel niet feitelijk aanwezig is en is omgeschakeld naar een grondgebonden agrarische bedrijfsvoering.

b. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in die zin dat de aangegeven aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - niet grond gebonden melkveehouderij' wordt verwijderd indien de bedrijfssituatie zodanig is gewijzigd dat sprake is van een grondgebonden agrarisch bedrijf

4.5.2 Vormverandering

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf'wijzigen in de bestemming 'Agrarisch', ten behoeve van een vormverandering van het vlak met de bestemming 'Agrarisch - bedrijf ', onder de voorwaarden dat:

a. de vormverandering is noodzakelijk uit een oogpunt van een doelmatige bedrijfsvoering in relatie tot de continuiteit van het agrarisch bedrijf;

b. de totale oppervlakte van de bestemming 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' niet mag toenemen;

c. ter plaatse van de aanduiding ' reconstructiewetzone - extensiveringsgebied ' de vormverandering niet mag plaatsvinden ten behoeve van een intensieve veehouderij;

ter plaatse van de aanduiding 'reconstructiewetzone - verwevingsgebied' de vormverandering ten behoeve van intensieve veehouderij alleen is toegestaan op een duurzame locatie;

d. de wijziging milieuhygiënisch uitvoerbaar is;

e. de gebiedswaarden substantieel worden versterkt conform een ingediend landschapsversterkingsplan, door middel van het aanleggen van landschaps- of natuurlijke elementen, het aanbrengen van beeldkwaliteit en/of het herstellen van cultuurhistorische elementen aan gebouwen en/of omgeving en/of de sloop van voormalige agrarische bedrijfsgebouwen.

f. vooraf dient advies te worden ingewonnen van de AAB.

4.5.3 Wonen

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' voor zover deze niet is gelegen binnen de gebiedsaanduiding "reconstructiewet zone - landbouwontwikkelingsgebied" wijzigen in de bestemming 'Wonen', onder de voorwaarden dat:

a. de agrarische bedrijfsvoering ter plaatse is beeindigd en agrarisch hergebruik niet langer plaatsvindt;

b. het aantal woningen niet meer mag bedragen dan het aantal bestaande bedrijfswoningen;

c. bestaande bedrijfsgebouwen worden gesloopt, waarbij geldt dat 100 m2 als bijgebouw per woning is toegestaan. Indien de bestaande oppervlakte aan bedrijfsgebouwen meer bedraagt dan 100 m² mag:

1. ten hoogste 20% van deze meerdere oppervlakte behouden of vervangen worden tot een maximale gezamenlijke oppervlakte van 250 m² per woning, of

2. de woning per 100 m2 te slopen gebouwen met niet meer dan 50 m3 worden vergroot tot een maximum inhoud van 850 m3;

d. het bestemmingsvlak wordt verkleind tot de voormalige agrarische bedrijfswoning(en) met bijbehorende bouwwerken, tuinen, erven en verhardingen;

e. de vestiging van of de splitsing in meerdere wooneenheden in cultuurhistorisch waardevolle bebouwing mits deze vestiging of splitsing mede is gericht op het behoud of herstel van deze bebouwing;

f. de wijziging milieuhygiënisch uitvoerbaar is;

g. de gebiedswaarden substantieel worden versterkt conform een ingediend landschapsversterkingsplan, door middel van het aanleggen van landschaps- of natuurlijke elementen, het aanbrengen van beeldkwaliteit en/of het herstellen van cultuurhistorische elementen aan gebouwen en/of omgeving en/of de sloop van voormalige agrarische bedrijfsgebouwen.

4.5.4 Bedrijf

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' voor zover deze niet is gelegen binnen de gebiedsaanduiding "reconstructiewet zone - landbouwontwikkelingsgebied" wijzigen in de bestemming 'Bedrijf' ten behoeve van kleinschalige vormen van bedrijvigheid, agrarisch-technisch hulpbedrijf of een agrarisch verwant bedrijf, onder voorwaarde dat:

b. het hergebruik qua aard en omvang past bij de specifieke kwaliteit en schaal van de omgeving;

c. het hergebruik geen onevenredige (extra) hinder of belemmeringen mag veroorzaken voor omliggende (agrarische) bedrijven of woningen;

d. de activiteit qua situering aansluit op bestaande (en reeds geplande) infrastructuur;

e. geen noodzaak is voor aanpassing van het wegennet wegens onvoldoende capaciteit;

f. parkeren op eigen terrein zal plaatsvinden

g. het in opzet en ontwikkelingsperspectief gaat om een kleinschalige activiteit met in beginsel slechts enkele werknemers;

h. de milieubelasting niet groter is dan die van activiteiten als bedoeld in de categorieën 1 en 2 van de Bedrijvenlijst;

i. detailhandel alleen is toegestaan als ondergeschikte nevenactiviteit;

j. buitenopslag niet is toegestaan;

l. overtollige gebouwen worden gesloopt;

m. de oppervlakte van het nieuwe bestemmingsvlak 'Bedrijf' mag nooit meer bedragen dan 0,5 ha. en dient verkleind te worden voor zover dat voor een doelmatige inrichting en gebruik van de hergebruiksfunctie mogelijk is;

n. in afwijking van het bepaalde onder m mag de oppervlakte van het nieuwe bestemmingsvlak van een agrarisch-technisch hulpbedrijf of een agrarisch verwant bedrijf, nooit meer bedragen dan 1,5 ha. Deze wijzigingsmogelijkheid geldt niet voor bedrijven die zijn gelegen in gebieden met de dubbelbestemming Waarde - groenblauwe mantel;

o. de wijziging milieuhygiënisch uitvoerbaar is;

p. de gebiedswaarden substantieel worden versterkt conform een ingediend landschapsversterkingsplan, door het aanleggen van landschaps- of natuurlijke elementen, het aanbrengen van beeldkwaliteit en/of herstel van cultuurhistorische elementen aan gebouwen en/of omgeving;

4.5.5 Recreatie - dagrecreatie

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' voor zover deze niet is gelegen binnen de gebiedsaanduiding "reconstructiewet zone - landbouwontwikkelingsgebied" wijzigen in de bestemming 'Recreatie - Dagrecreatie' ten behoeve van kleinschalige vormen van recreatie of natuur- en landschapsbeheer en -educatie, onder voorwaarde dat:

  • a. het hergebruik qua aard en omvang past bij de specifieke kwaliteit en schaal van de omgeving;
  • b. het hergebruik geen onevenredige (extra) hinder of belemmeringen mag veroorzaken voor omliggende (agrarische) bedrijven of woningen;
  • c. de activiteit qua situering aansluit op bestaande (en reeds geplande) infrastructuur;
  • d. geen noodzaak is voor aanpassing van het wegennet wegens onvoldoende capaciteit;
  • e. parkeren op eigen terrein zal plaatsvinden
  • f. het in opzet en ontwikkelingsperspectief gaat om een kleinschalige activiteit met in beginsel slechts enkele werknemers;
  • g. detailhandel alleen is toegestaan als ondergeschikte nevenactiviteit;
  • h. buitenopslag niet is toegestaan;
  • i. overtollige gebouwen worden gesloopt;
  • j. de oppervlakte van het nieuwe bestemmingsvlak 'Recreatie - Dagrecreatie' mag nooit meer bedragen dan 0,5 ha. en dient verkleind te worden voor zover dat voor een doelmatige inrichting en gebruik van de hergebruiksfunctie mogelijk is;
  • k. de wijziging milieuhygiënisch uitvoerbaar is;
  • l. de gebiedswaarden substantieel worden versterkt conform een ingediend landschapsversterkingsplan, door het aanleggen van landschaps- of natuurlijke elementen, het aanbrengen van beeldkwaliteit en/of herstel van cultuurhistorische elementen aan gebouwen en/of omgeving;
4.6 Specifieke gebruiksregels
  • a. Het is verboden de in deze bestemming begrepen gronden en de daarop voorkomende bouwwerken te gebruiken of in gebruik te geven of te laten voor een doel of op een wijze strijdig met deze bestemming.
  • b. Parkeervoorzieningen dienen in voldoende mate op eigen terrein te worden gehandhaafd.
  • c. Gebruik van ruimten binnen de woning en in de bijgebouwen ten behoeve van de uitoefening van een aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit, wordt als gebruik overeenkomstig de bestemming aangemerkt, voorzover dit gebruik ondergeschikt blijft aan de woonfunctie en mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
    • 1. maximaal 35% van de oppervlakte van het vloeroppervlak van de woning met inbegrip van gerealiseerde aan- en uitbouwen, tot ten hoogste in totaal 50 m2 mag worden gebruikt voor de aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit;
    • 2. degene die de activiteiten uitvoert, dient tevens de bewoner van de woning te zijn;
    • 3. vergunningplichtige of meldingsplichtige activiteiten ingevolge de Wet milieubeheer zijn niet toegestaan;
    • 4. er mag geen detailhandel plaatsvinden.
  • d. Onder gebruik in strijd met de bestemming wordt in ieder geval begrepen gebruik van ruimten binnen de woning en bijgebouwen voor publieksaantrekkende beroeps- of bedrijfsactiviteiten.
  • e. Onder gebruik in strijd met deze bestemming wordt in ieder geval begrepen het gebruik van gebouwen en overkappingen ten behoeve van de uitbreiding van de bestaande veestapel waarbij een toename plaatsvindt van de ammoniakemissie vanaf het betreffende agrarische bedrijf, als de kwaliteit van de natuurlijke habitat en habitatsoorten bij gevolg kan verslechteren of er een significant effect kan zijn op de kwalificerende soorten van een Natura 2000 gebieden
4.7 Afwijken van de gebruiksregels
4.7.1 Publieksaantrekkende beroeps- of bedrijfsactiviteiten
  • a. Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.6 ten behoeve van het gebruik van ruimten binnen de woning en bijgebouwen voor een publieksaantrekkende beroeps- en bedrijfsactiviteit aan huis voorzover dit gebruik ondergeschikt blijft aan de woonfunctie en mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
    • 1. maximaal 35% van de oppervlakte van het vloeroppervlak van de woning met inbegrip van gerealiseerde aan- en uitbouwen, tot ten hoogste in totaal 50 m2 mag worden gebruikt voor de aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit;
    • 2. degene die de activiteiten uitvoert, dient tevens de bewoner van de woning te zijn;
    • 3. het gebruik mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de verkeersontsluitings- en parkeersituatie ter plaatse;
    • 4. de activiteit dient qua aard, omvang en uitstraling te passen in een woonomgeving;
    • 5. de activiteit mag niet vergunningplichtig ingevolge de Wet milieubeheer zijn;
    • 6. er mag geen detailhandel plaatsvinden, uitgezonderd een beperkte verkoop als ondergeschikte activiteit en wel in verband met de activiteit.
  • b. Het bevoegd gezag wijkt met een omgevingsvergunning af van het bepaalde in lid 4.6 sub a indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige beleid, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.

4.7.2 Verbrede landbouw en nevenactiviteiten

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.1 onder a voor verbrede landbouw en nevenactiviteiten, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden: :

  • a. de agrarische functie op het perceel als hoofdfunctie aanwezig en herkenbaar blijft;
  • b. voor verbrede landbouw en nevenactiviteiten geldt dat uitsluitend de volgende functies bij het agrarische bedrijf zijn toegestaan:
    • 1. Agrarisch technisch hulpbedrijven, agrarische verwante bedrijven tot een maximum gezamenlijke oppervlakte van 400 m2;
    • 2. sociale en educatieve voorzieningen zoals zorgboerderijen en kinderboerderijen, tot een maximum gezamenlijke oppervlakte van 250 m2;
    • 3. statische opslag tot een maximum van 1000 m2.
  • c. buitenopslag ten behoeve van de verbrede landbouw/nevenactiviteiten is niet toegestaan;
  • d. de in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast;
  • e. de verbrede landbouw en/of nevenactiviteit mag geen onevenredige publieks- en/of verkeersaantrekkende werking tot gevolg hebben, dit mede in relatie tot de aard van de omgeving en de weg waaraan de locatie gelegen is;
  • f. de parkeerplaatsen moeten gerealiseerd worden en gehandhaafd blijven op eigen terrein;
  • g. de verbrede landbouw en/of nevenactiviteit mag geen onevenredige beperking opleveren van de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven.

4.7.3 Ammoniakemissie

Het bevoegde gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.6, in die zin dat bij een uitbreiding van de veestapel op een agrarisch bedrijf of een paardenhouderijbedrijf de ammoniakemissie toeneemt, mits bij gebruik van nieuwe stalruimte het in aanmerking komende beste beschikbare stalsysteem wordt toegepast om emissie van ammoniak te beperken èn de toename van de ammoniakemissie wordt gecompenseerd door middel van mitigerende maatregelen, of anderszins wordt aangetoond dat de kwaliteit van de natuurlijke habitat en habitatsoorten bij gevolg niet zal verslechteren en er geen significant verstorend effect zal zijn op de kwalificerende soorten van een Natura 2000-gebied. Onder een mitigerende maatregel als hiervoor bedoeld wordt mede begrepen:

  • compensatie door middel van een minimaal gelijkwaardige afname van de bestaande depositie op hetzelfde kwetsbare gebied, afkomstig van één of meer andere agrarische bedrijven;
  • compensatie door middel van het realiseren van een minimaal gelijk-waardige vermindering van de kwetsbaarheid van de betreffende habitat, door het (doen) treffen van inrichting- en beheermaatregelen.