direct naar inhoud van Artikel 13 Water
Plan: Buitengebied noord en Kloosterstraat
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0796.0002152-1401

Artikel 13 Water

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Water aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. water en waterhuishoudkundige voorzieningen, waaronder voorzieningen voor waterberging, wateraanvoer en -afvoer, zoals watergangen, waterlopen en waterpartijen en voorzieningen voor waterkering;
  • b. aan de hoofdfunctie ondergeschikte voorzieningen, zoals taluds, bijbehorende verhardingen, bruggen, verkeersvoorzieningen, bermen, groenvoorzieningen, kunstwerken, oevers, oeverbeschoeiingen, kademuren en dergelijke.
13.2 Bouwregels
13.2.1 Gebouwen

Op of in deze grond mogen geen gebouwen worden gebouwd.

13.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Binnen deze bestemming mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van overkappingen, ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met een maximale hoogte van 2 meter.

13.3 Afwijken van de bouwregels
13.3.1 Afwijken met betrekking tot bouwwerken geen gebouwen zijnde

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 13.2.2 met betrekking tot de voorgeschreven hoogtemaat voor erfafscheidingen bij maneges, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. de hoogte mag niet meer dan 3 meter bedragen;
  • b. de erfafscheiding dient transparant/een open constructie te zijn;
  • c. de bezonning en het uitzicht van naastgelegen bouwpercelen mogen niet onevenredig zwaar worden aangetast;
  • d. de verkeersveiligheid mag niet worden aangetast;
  • e. de stedebouwkundige opzet van de omgeving mag niet worden aangetast.
13.4 Specifieke gebruiksregels

Het is verboden de in deze bestemming begrepen gronden en de daarop voorkomende bouwwerken te gebruiken of in gebruik te geven of te laten voor een doel of op een wijze strijdig met deze bestemming.

13.5 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag wijkt met een omgevingsvergunning af van het bepaalde in lid 13.4, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.

 

13.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden
13.6.1 Vergunningplicht

Het is ter plaatse van de aanduiding 'ecologische verbindingszone' verboden om zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken en/of werkzaamheden, geen bouwwerkzaamheden, uit te voeren of te laten uitvoeren:

  • a. het afgraven, ophogen, egaliseren en het aanleggen van verhardingen en kaden;
  • b. het aanbrengen van drainage.
13.6.2 Uitzonderingen vergunningplicht
  • a. voor werken en werkzaamheden in het kader van het normale beheer en onderhoud;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan.
13.6.3 Beoordelingscriteria

De onder 13.6.1 Vergunningplicht genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien er geen sprake van is, dat door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, één of meer waarden of functies van die gronden, welke het plan beoogt te beschermen onevenredig worden of kunnen worden aangetast, danwel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden of functies onevenredig worden of kunnen worden verkleind. De bovenbedoelde waarden of functies betreffen de instandhouding van natuurlijke en ecologische functies en voorzieningen, zodanig dat voor fauna, en in voorkomend geval ook flora, verbindingen aanwezig blijven dan wel (kunnen) ontstaan tussen natuur- en/of natuurontwikkelingsgebieden ten zuiden en ten noorden van het plangebied, alsook het herstel en behoud van watersystemen.

13.6.4 Voorwaarden aan omgevingsvergunning

Burgemeester en wethouders kunnen de omgevingsvergunning onder beperkingen verlenen en zij kunnen voorschriften aan de omgevingsvergunning verbinden, waaronder de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de natuurlijke ecologische waarden kunnen worden behouden.