direct naar inhoud van 5.12 Natuur
Plan: Kom Engelen - Haverleij
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0796.0002119-1401

5.12 Natuur

Natuur Kom Engelen

Het dorp Engelen is een intensief bebouwd gebied waarbinnen de natuur beperkt is tot enkele groene plekken, waterlopen, lanen, hagen en taluds.

Groene plekken

Dit zijn parkjes, trapveldjes of speeltuintjes. De natuurwaarde is over het algemeen vrij laag, er komen geen bijzondere soorten voor. Om de biodiversiteit in Engelen te verhogen is kunnen groene plekken een meer natuurlijke inrichting krijgen. Indien vijvers aanwezig zijn kan door extensief maaibeheer een natuurvriendelijke oever gecreëerd worden. Hiervoor dient eventueel aanwezige beschoeiing bij voorkeur verwijderd te worden.

Een bijzondere groene plek ligt tussen de kom van Engelen en bedrijventerrein de Vutter, en valt deels binnen het bestemmingsplangebied. Het gaat om een open groen gebied met weilanden, bosjes en struweel. Deze zone vormt een groene schakel tussen de Dieze, Dieskant en Ertveldpolder en het Engelermeer. Het groene karakter van deze zone dient behouden te blijven om de functie als schakel tussen deze gebieden te behouden.

Waterlopen

Engelen wordt doorsneden door enkele waterlopen. Over het algemeen hebben deze intensief gemaaide oevers en een beschoeiing langs de waterkant. Door het toepassen van extensief maaibeheer en het verwijderen van de beschoeiing kunnen deze waterlopen een leefgebied worden voor vissen en libellen. Daarnaast fungeren dergelijke waterlopen als verbinding voor tal van andere soorten. In Engelen is vooral de waterloop die in vanuit het zuiden naar het noorden door de kom loopt (Goudplevier, Kokmeeuw, Tanneskampke, Weislag, Hoefslag) van belang. Langs deze waterloop ligt een groene zone die een verbinding vormt voor diverse soorten.

Lanen en hagen

Bomen en hagen langs wegen vormen verbindingen en foerageergebieden voor vogels, vleermuizen en insecten. Het is daarom van belang laanbeplantingen en hagen te behouden en aan te leggen. Een laan kan fungeren als verbinding indien deze aansluit op andere groene elementen.

Taluds

Langs de Dieze en Maas liggen dijken met taluds die begroeid zijn met bloemrijke kruiden. Over het algemeen zijn dergelijke taluds schraal en droog en vormen daardoor een interessant leefgebied voor planten en insecten. Voor veel soorten zijn dergelijke taluds ook verbindingszones.

Natuur Haverleij

Landgoed Haverleij ligt op een overgang tussen verschillende landschappen. Het landgoed vormt een ecologische schakel tussen het uiterwaardengebied en de Diezemonding. Haverleij maakt zelf ook onderdeel uit van de Groene Delta, het netwerk van groene gebieden rond de stad. Daarnaast is het landgoed ook een leefgebied voor veel plant- en diersoorten. Haverleij is opgebouwd uit een drietal ruimtelijke eenheden (zie ook toelichting landschap);

  • 1. Rietland
  • 2. Landgoedbos
  • 3. Parktuin

Binnen deze ruimtelijke eenheden zijn verschillende biotopen aanwezig. Een biotoop is een gebied met een uniform landschapstype. Op Landgoed Haverleij zijn de volgende biotopen terug te vinden:

  • Riet- en Grote zeggenmoeras
  • Braam- en wilgenstruweel
  • Soortenarm grasland
  • Bos
  • Ruigte
  • Water

Haverleij is een jong gebied dat volop in ontwikkeling is. In feite is er nu nog sprake van een pionierfase. Het ontwerp, dat voor het gebied gemaakt is door Paul van Beek en Mariëlle Kok, is het eindbeeld. Dat betekent dat veel van de soorten planten en dieren die nu in het gebied voorkomen uiteindelijk wellicht weer zullen verdwijnen. Er zal een verschuiving van soorten en leefgemeenschappen plaatsvinden.

Riet- en Grote zeggenmoeras

Op vochtige en natte plaatsen heeft zich moerasvegetatie ontwikkeld. In de omgeving van het Engelermeer komt dit biotoop veelvuldig voor, maar ook langs waterlopen en poelen in de rest van het gebied is moerasvegetatie aanwezig. Dit biotoop is waardevol voor riet- en moerasvogels, libellen, amfibieën en tal van insecten. Uit een inventarisatie in 2008 is duidelijk geworden dat dit biotoop reeds goed ontwikkeld is en dat veel van de doelsoorten in het gebied aanwezig zijn. Karakteristieke soorten zijn Blauwborst, Bosrietzanger, Poelkikker, Vroege glazenmaker, Moerassprinkhaan en Gewone kattenstaart. Aandachtspunt voor het beheer is het tegengaan van verruiging van de moerasvegetatie om te voorkomen dat wilgenbroekbos ontstaat. Her en der in het gebied mogen wilgenstruwelen voorkomen, deze vormen een waardevolle aanwinst voor het gebied.

Braam- en wilgenstruweel

Zowel in het Rietland, het Landgoedbos en in Parktuin komen braam- en wilgenstruwelen voor. Braamstruwelen komen met name voor op drogere plaatsen zoals bosranden of extensief beheerde bermen. Wilgenstruwelen groeien met name op vochtige plaatsen en ontstaan als moerasvegetaties enkele jaren niet gemaaid worden. Beide struweeltypen vormen vaak overgangen tussen open gebied en bos. Deze zone is van belang voor tal van vogelsoorten, maar ook voor vlinders en andere insecten. Ook struwelen die in open gebied liggen, vormen belangrijke elementen voor vogels, kleine zoogdieren, amfibieën en insecten. Typische soorten voor dit biotoop zijn Roodborsttapuit, Gehakkelde aurelia, Wezel en Gewone pad. Als geen beheer wordt toegepast, veranderen struwelen in bos, vandaar dat regelmatig terugzetten van de vegetatie nodig is.

Soortenarm grasland

De bodem op Landgoed Haverleij is voedselrijk, het zijn oude landbouwgronden en afzettingen van de rivieren. Als gevolg daarvan groeit de vegetatie snel en uitbundig. Dergelijke graslanden zijn minder rijk aan soorten dan graslanden op schralere zandbodems. Dit betekent echter niet dat voedselrijke graslanden niet waardevol zijn voor tal van diersoorten. Soorten als Zuidelijk spitskopje, Icarusblauwtje, Haas, Patrijs en Veldleeuwerik zijn typerend voor dergelijke graslanden. Door maaien en afvoeren kunnen soortenarme graslanden verschraald worden waardoor de soortenrijkdom verder toeneemt. Soortenarm grasland dient beheerd te worden middels extensief maaibeheer of begrazing.

Bos

Het bos op landgoed Haverleij is eigenlijk nog geen bos. Daarvoor is een langere ontwikkelingstijd nodig. De bossen die zijn aangeplant, zijn volop in ontwikkeling en verkeren nu in het stadium van struweel. Dit is niet het eindbeeld, maar slechts een tussenfase. De soorten die nu in de jonge aangeplante bossen voorkomen zullen geleidelijk verdwijnen en een plek vinden in het struweel dat elders op het landgoed aanwezig is of in de bosranden. Het eindbeeld van het aangeplante bos is een gevarieerd loofbos met variatie in soorten, leeftijd, structuur, veel dood hout, open plekken, omgevallen bomen en een goed ontwikkelde bosrand met zoom en mantelvegetatie. Met name de bosrand dient beheerd te worden omdat deze anders verandert in bos. Door het terugzetten van de vegetatie blijft een geleidelijke overgang van open gebied tot bos behouden. Deze bosranden zijn van groot ecologisch belang voor vogels, amfibieën, vlinders en tal van andere insecten. Typische bossoorten zijn Wielewaal, Bruin blauwtje, Egel, Alpenwatersalamander en Paardenbijter. In het bos zelf is voorlopig weinig beheer nodig. Door uitval van aangeplante bomen en zaailingen van andere soorten zal een gevarieerd bosbeeld ontstaan. Als na enkele tientallen jaren het bos zich heeft ontwikkeld, kan beheer nodig zijn om meer structuur en variatie aan te brengen.

Ruigte

Tussen grasland en struweel is een fase te onderscheiden die ruigte genoemd wordt. Dit zijn zones waarin houtachtige kruiden, samen met jong struweel en grassen de overhand hebben. Ruigtes zijn vaak moeilijk begaanbaar en juist daarom zijn ze waardevol voor dieren. Kleine zoogdieren, zangvogels en insecten vinden er een goede schuil- of nestgelegenheid. Amfibieën brengen een groot deel van het jaar door in ruigtes en bosranden. Soorten als Groene specht, Spotvogel, Dwergmuis en Distelvlinder hebben baat bij ruigtes. Ook dienen ruigtes langs lijnvormige elementen vaak als verbindingszone voor deze soorten. Ruigtes kunnen zeer extensief beheerd worden. Te intensief beheer leidt tot grasland, te weinig beheer tot struweel.

Water

Landgoed Haverleij is een zeer waterrijk gebied. In alle delen van het landgoed is water aanwezig. De waterlopen zijn leefgebieden van diverse vissoorten zoals Kleine modderkruiper, Bittervoorn en Bermpje. Daarnaast verbinden ze de verschillende gebiedsdelen met elkaar en andere gebieden in de omgeving. Behalve soorten die in het water leven zijn er ook tal van dieren die zich verplaatsen via de oevervegetatie. De plassen en poelen vormen leefgebieden voor water- en moerasvogels zoals Wintertaling, Waterhoen en Grote zilverreiger. Met name de poelen zijn van belang voor amfibieën zoals Poelkikker en Kamsalamander. Deze soorten komen voor in poelen met flauwe zonbeschenen oevers en zonder vis. Water dient beheerd te worden zodat het niet dichtgroeit en uiteindelijk verlandt. Over het algemeen kan water echter minder intensief beheerd worden dan nu vaak het geval is.

Ecologische verbindingen

Behalve biotopen zijn ook de ecologische verbindingen op landgoed Haverleij van belang. Het gaat om een (combinatie van) landschapselementen die een verbinding vormen tussen verschillende biotopen. Het gaat bijvoorbeeld om laanbomen, heggen en hagen, slootkanten, houtwallen, extensieve bermen en dijktaluds. Als dergelijke structuren doorbroken worden, kan de functie als verbinding tussen gebieden aangetast worden. Als bijvoorbeeld een weg wordt aangelegd door een verbinding kan dit leiden tot verkeersslachtoffers. Landschapselementen die een verbinding vormen tussen biotopen dienen daarom zo veel mogelijk behouden te blijven.

In de Verordening Ruimte zijn twee ecologische verbindingszones in en langs het plangebied aangeduid. Beide ecologische verbindingszones zijn Groene Delta projecten.

  • EVZ Dieze. De Dieze is belangrijk als leefgebied voor soorten die aan water gebonden zijn en als migratieroute tussen leefgebieden. Het inrichtingsplan EVZ Dieze fase 1 betreft circa 3 km van de EVZ Dieze. Het doel van dit (deel)project is om een start te maken met een functionerende ecologische verbindingszone langs De Dieze van Ertveldplas tot aan de Maas voor beekdalgebonden soorten flora en fauna. Het gedeelte van de Dieze dat in stedelijk en industrieel gebied ligt, is niet meegenomen in fase 1. Op termijn dient ook dit gedeelte ingericht te worden om aansluiting te kunnen maken met de Stadsdommel. De EVZ maakt op onderdelen deel uit van andere natuurontwikkelingsplannen in de Ertveldpolder, Dieskant en Henriëttewaard. De overige km’s worden onder andere binnen deze natuurontwikkelingsplannen (Henriëttewaard) opgepakt.
  • EVZ Luisbroekse Wetering. Deze EVZ zal uit een aantal stapstenen bestaan met daartussen een verbindingscorridor. Waterschap Aa en Maas, Gemeente Heusden, Provincie Noord-Brabant en gemeente 's-Hertogenbosch werken gezamenlijk aan de ontwikkeling van de betreffende EVZ.

afbeelding "i_NL.IMRO.0796.0002119-1401_0023.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.0796.0002119-1401_0024.jpg"

Afbeelding 5.8: EVZ Luisbroekse Wetering en Hedikhuizensche Maas Antiverdrogingsmaatregelen Sompen & Zooislagen Luisbroekse Wetering traject 1

afbeelding "i_NL.IMRO.0796.0002119-1401_0025.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.0796.0002119-1401_0026.jpg"

Afbeelding 5.9: EVZ Luisbroekse Wetering en Hedikhuizensche Maas Antiverdrogingsmaatregelen Sompen & Zooislagen Luisbroekse Wetering traject 2