Plan: | Molenhoek-Sparrenburg-A59 |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0796.0002115-1401 |
Het dorp Rosmalen is ontstaan op een langgerekte zuidwest-noordoost lopende dekzandrug, die tijdens de laatste ijstijd is ontstaan. Ten noorden van de dekzandrug ligt een strook met rivierafzettingen van de Maas. Ten westen en zuiden ligt het dal van Dommel, Aa en Dieze. Hierdoor is Rosmalen als een dekzandbastion aan de noord-, west en zuidzijde omsloten door laaggelegen gronden. De bewoners leefden eeuwenlang van de landbouw. De vele overstromingen van de Maas beperkten de bewerking van het land, waardoor de bewoners in grote armoede leefden. Het aantal inwoners groeide nauwelijks gedurende lange tijd. Ook de aanleg van de spoorweg, tramweg en verkeerswegen in de 19e en 20e eeuw hebben hierin aanvankelijk nauwelijks verandering gebracht.
Na de Tweede Wereldoorlog volgt Rosmalen de groei van 's-Hertogenbosch, dat pas aan het einde van de vorige eeuw, op basis van de Vestingwet, buiten de stadswallen mocht gaan uitbreiden. Nu kwamen de 19e eeuwse infrastructuren goed van pas om uit te groeien tot een forensendorp. Na de Tweede Wereldoorlog vervijfvoudigde het inwonersaantal en waren essentiële dorpsuitbreidingen noodzakelijk.
Het grootste deel van het bestemmingsplangebied (Molenhoek en Sparrenburg) ligt landschappelijk gezien op een zogenaamde dekzandrug (zie afbeelding van paragraaf 2.1.2). Deze dekzandrug, die vanaf 's-Hertogenbosch met onderbrekingen doorloopt via Rosmalen naar Oss, is in feite een soort zandduin dat is gevormd in de laatste ijstijd. Naar het zuiden en zuidoosten loopt de dekzandrug geleidelijk af en spreken we van zones met dekzandwelvingen of van een dekzandvlakte. In het centrale deel van de A59 wordt weliswaar ook dekzand aangetroffen maar daar is sprake van een zogenaamd stuifzandlandschap. Dit landschap is ontstaan tijdens de Middeleeuwen en na 1500 toen heidevelden werden afgeplagd. De heideplaggen werden, vermengd met mest, op de akkers gestrooid om de vruchtbaarheid van het akkerland te verhogen. Deze methode had echter een groot nadeel. Door het intensief afplaggen van de heide kwam het onderliggende dekzand bloot te liggen en kon het onder invloed van de wind verstuiven. Op sommige plekken werd het zand tot enkele meters diep weggeblazen om elders tot hoge zandduinen op te waaien. Op deze manier ontstonden grote, aaneengesloten stuifzandgebieden die niet alleen onbruikbaar waren voor beweiding of beakkering maar die soms ook een bedreiging vormden voor de vruchtbare akkerlanden en nederzettingen in de omgeving.
Over de bodemkundige kenmerken van Molenhoek is weinig informatie bekend want een groot deel is vanwege de aanwezige bebouwing niet bodemkundig gekarteerd. Op basis van de bodemkundige informatie uit Sparrenburg en A59 kan echter worden afgeleid dat in het gehele plangebied hoofdzakelijk sprake is (of is geweest) van hoge zwarte enkeerdgronden. Dit betekent dat er sprake is van een door mensen opgebracht cultuurdek van minstens 50 cm dikte. Zoals hierboven al is beschreven is deze ophoging geleidelijk ontstaan door de bemesting van de akkers met een mengsel van dierenmest en heideplaggen. Deze vorm van bemesting zorgde dus niet alleen voor een verhoging van de vruchtbaarheid maar ook voor een verhoging van het maaiveld. Omdat Molenhoek en Sparrenburg inmiddels vrijwel volledig zijn bebouwd is onduidelijk of in de ondergrond nog intacte bodems te verwachten zijn. In de gebieden met de stuifzanden is geen sprake van enkeerdgronden maar van duinvaaggronden. In het stuifzandlandschap kunnen echter ook oudere bodems voorkomen die zijn afgedekt door stuifzand.
De dekzandrug waarop het plangebied ligt, is door zijn relatief hogere ligging altijd een aantrekkelijke locatie voor bewoning geweest. Gezien de ouderdom van de dekzandruggen kan deze bewoning teruggaan tot het Laat-Paleolithicum (vanaf circa 15.000 jaar geleden) maar sporen uit deze periode liggen goed verborgen in de diepere ondergrond en zijn dan ook nog maar weinig bekend in de gemeente 's-Hertogenbosch. Ook in het stuifzandgebied kunnen dergelijke oude vondsten worden aangetroffen. Soms liggen deze verstopt onder dikke pakketten stuifzand maar door lokale diepe uitblazing van het zand kunnen oudere bewoningsniveaus ook aan het maaiveld zichtbaar worden. Hoewel de bewoning in het plangebied in theorie vele millennia kan omvatten, is uit het plangebied slechts een handvol archeologische waarnemingen bekend. De meeste hiervan liggen bovendien in de Molenhoek. Het geringe aantal vondsten wil niet zeggen dat er ook weinig archeologische resten te verwachten zijn. Vermoedelijk liggen veel archeologische waarden nog goed beschermd onder een dikke akker- of stuifzandlaag verborgen. In 2000 is in het kader van de uitbreiding van de provinciale weg N50 (Rosmalen-Geffen) tot rijksweg (A59) uitgebreid archeologisch onderzoek gedaan langs het toenmalige tracé. Hierbij zijn echter nauwelijks archeologische sporen aangetroffen, maar werd wel duidelijk dat lokaal intacte bodemprofielen aanwezig zijn. De oudste sporen die werden aangetroffen wijzen op bewoning in de IJzertijd. Het feit dat in het plangebied dikke plaggendekken aanwezig zijn, geeft aan dat in het gebied in de Late Middeleeuwen intensief gewoond en gewerkt is. Vooralsnog zijn van deze bewoning niet veel sporen teruggevonden.
Belangrijke archeologische elementen uit de Nieuwe tijd (na 1500 na Chr.) worden gevormd door de restanten van verdedigingswerken die in het westelijke deel van Molenhoek hebben gelegen (zie onderstaande afbeelding). Het gaat om aarden wallen en schansen die zijn aangelegd ten behoeve van het beleg van 's-Hertogenbosch door Frederik Hendrik in 1629.
Op de kadastrale kaart uit het begin van de 18e eeuw is in het bestemmingsplangebied voornamelijk verspreide bewoning zichtbaar. In het noordelijke deel van Molenhoek is slechts een kleine kern van bebouwing aanwezig. Deze zone is ook op afbeelding 3 aangegeven met een rode contour.
Uitsnede van de landschapskaart van de gemeente 's-Hertogenbosch ter hoogte van het plangebied. De dekzandrug is met de donkerbruine kleur aangegeven; de stuifzanden zijn in geel weergegeven. De donkergroene lijn markeert de verdedigingswerken uit 1629.
In Molenhoek zijn ook nog 2 molens aanwezig. Het betreft een rosmolen aan de Heer en Beekstraat en een standerdmolen aan de Molenstraat. De rosmolen dateert uit 1844 en is in 1900 afgebroken. De standerdmolen dateert uit het midden van de 18e eeuw en is nu nog steeds zichtbaar langs de Molenstraat.
De noord- en zuidkant van zowel Molenhoek als Sparrenburg worden begrensd door twee lijnen, die in de 19e eeuw van betekenis zijn geworden: De spoorlijn 's-Hertogenbosch - Nijmegen en de straatweg van 's-Hertogenbosch naar Grave, die tegenwoordig A59 heet. Het gebied tussen deze lijnen was voor 1950 vrijwel onbebouwd. Alleen langs de Graafsebaan, de Heer en Beekstraat en de Oude Baan was bebouwing aanwezig, alsook op een enkele plek langs de Molenstraat (waaronder de molen).
Verder zijn In Molenhoek nog enkele andere historische lijnen aanwezig. Zo vervulden de huidige Bredestraat, Mozartlaan, Haydnlaan en Sasseltberg voorheen een functie als landbouwweg. Ook het deel van de Sportlaan dat in het verlengde van de Sasseltberg ligt was 100 jaar geleden een landbouwweg, terwijl het gedeelte na de bocht bij de Sportlaan, ter hoogte van het tennispark van TV Rosmalen, de rand markeerde van de natte weidegronden van het Kattenbosch.
Met het uitbreidingsplan in onderdelen "Kom Molenhoek" werd aan het einde van de jaren '50 een begin gemaakt met het woonuitbreidingsgebied Molenhoek. Dit gebied was aan het einde van de jaren '70 nagenoeg voltooid.
Het meest oostelijke deel van het gebied tussen de spoorlijn en de A-59 ontleent zijn naam aan het bosrijke gebied in de zuid-oosthoek van Rosmalen en aan het landgoed Sparrenburg. Het oorspronkelijke landschap van Sparrenburg kan getypeerd worden als een kampenlandschap. De wijk is sterk georiënteerd op voormalige landschappelijke elementen, zoals houtwallen en boomsingels, die in het gebied aanwezig waren ten tijde van de start bouw van deze wijk. Een aantal verspreide boerderijen en het landgoed zijn in het plan opgenomen en zijn als zodanig herkenbaar gebleven. De genoemde landschappelijke gegevenheden zijn nadrukkelijk als groene elementen bewaard gebleven in het planproces.
De planontwikkeling voor deze wijk startte aan het einde van de jaren '60 en met de bouw werd in het midden van de jaren ''70 een aanvang gemaakt. De uitbreiding was in het midden van de jaren '80 nagenoeg voltooid. De straatnamen van de wijk eindigen (met uitzondering van Gastenberg) allemaal op -hoeven, hetgeen de wijk de bijnaam De Hoevens heeft opgeleverd.
De wijk bestaat uit de volgende buurten:Bremhoeven, Sparrenhoeven, Eikakkerhoeven, Tielekeshoeven, Maaslandhoeven, Heihoeven, Sluiskeshoeven, Gastenberg, Baroniehoeven, Meierijhoeven, Brabanthoeven, Burgemeester Molenaarhoeven, Peelhoeven, Kempenhoeven en de Buskeshoeven.
De geschiedenis en het verloop van de A59 gaat terug tot aan het begin van de 19e eeuw. De toenmalige straatweg tussen 's-Hertogenbosch en Grave (Graafsebaan) was tot Hintham bestraat; daarna moest de reiziger genoegen nemen met een zandbaan, waarin diepe karrensporen uitgesleten waren. Eind 19e eeuw laat de topografische kaart zien dat min of meer hetzelfde tracé ook gebruik werd als stoomtramweg richting Grave. In de loop van de 20e eeuw, met een enorme toename van de mobiliteit is deze weg getransformeerd tot de N50 's-Hertogenbosch - Oss, als onderdeel van het rijkswegennet. Oorspronkelijk maakte de N50 van 's-Hertogenbosch naar Oss deel uit van Rijksweg 50. Omdat het tracé van Rijksweg 50 bij Oss verlegd werd in de richting van Eindhoven is het weggedeelte knooppunt Paalgraven - knooppunt Hintham, vernummerd tot N59. Later werd dit tot snelweg A59 omgebouwd.