direct naar inhoud van Artikel 18 Wonen - Woonwagenstandplaats
Plan: Molenhoek-Sparrenburg-A59
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0796.0002115-1401

Artikel 18 Wonen - Woonwagenstandplaats

18.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - Woonwagenstandplaats' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen in de vorm van woonwagens al dan niet in combinatie met een aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit en daarbij behorende tuinen, erven, water; e.d.;
  • b. aan de hoofdfunctie ondergeschikte voorzieningen, zoals verkeers- en groenvoorzieningen, water, waterhuishoudkundige voorzieningen, tuinen, erven en terreinen.
18.2 Bouwregels
18.2.1 Algemeen

Parkeervoorzieningen dienen in voldoende mate op eigen terrein te worden gerealiseerd.

18.2.2 Gebouwen

Op of in deze grond mogen geen gebouwen worden gebouwd met uitzondering van woonwagens en bijgebouwen bij woonwagens.

18.2.3 Woonwagens

Binnen deze bestemming mogen woonwagens ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'maximaal aantal wooneenheden' mag het aantal woonwagens niet meer bedragen dan op de verbeelding is aangegeven;
  • b. de maximale goothoogte bedraagt 3,5 meter;
  • c. de maximale bouwhoogte bedraagt 5 meter;
  • d. de maximale oppervlakte van een woonwagen bedraagt 150 m².
18.2.4 Bijgebouwen bij woonwagens

Binnen deze bestemming mogen bijgebouwen ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • a. bijgebouwen mogen uitsluitend worden opgericht achter de woonwagen op het desbetreffende bouwperceel, alsook naast de woonwagen mits minimaal 1 meter achter de voorkant van de woonwagen;
  • b. de gezamenlijke grondoppervlakte van de bijgebouwen bij woonwagens en bouwwerken geen gebouwen zijnde mag per bouwperceel niet meer bedragen dan 55 m²;
  • c. de maximale bouwhoogte bedraagt 3 meter;
  • d. dakterrassen zijn niet toegestaan.
18.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Binnen deze bestemming mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • a. de gezamenlijke grondoppervlakte van de bijgebouwen bij woonwagens en bouwwerken geen gebouwen zijnde mag per bouwperceel niet meer bedragen dan 55 m²;
  • b. de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag, met uitzondering van het bepaalde in 18.2.5 sub c en d, maximaal 3 meter bedragen;
  • c. bouwwerken ten behoeve van verlichting, geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer mogen maximaal 10 meter hoog zijn;
  • d. terrein- en erfafscheidingen mogen van af de voet gemeten maximaal 1 meter hoog zijn, tenzij de erfafscheiding achter de voorgevelrooilijn wordt geplaatst. In geval van plaatsing achter de voorgevelrooilijn geschiedt, mag de hoogte maximaal 2 meter bedragen;
  • e. zwembaden zijn niet toegestaan.
18.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen met betrekking tot de afmetingen en de plaatsing van de bebouwing ten behoeve van:

  • a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de verkeersveiligheid;
  • c. de milieusituatie;
  • d. de sociale veiligheid;
  • e. de gebruiksmogelijkheden en bezonning van de aangrenzende gronden.
18.4 Afwijken van de bouwregels
18.4.1 Afwijken met betrekking tot bouwwerken geen gebouwen zijnde

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 18.2.5 sub d met betrekking tot de voorgeschreven hoogtematen voor erfafscheidingen tot respectievelijk 1,5 meter en 2,5 meter, uitsluitend voor open, pergola-achtige constructies.

18.5 Specifieke gebruiksregels
  • a. Het is verboden de in deze bestemming begrepen gronden en de daarop voorkomende opstallen te gebruiken of in gebruik te geven of te laten voor een doel of op een wijze strijdig met deze bestemming.
  • b. Parkeervoorzieningen dienen in voldoende mate op eigen terrein te worden gehandhaafd.
  • c. Gebruik van ruimten binnen de woning en in de bijgebouwen ten behoeve van de uitoefening van een aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit, wordt als gebruik overeenkomstig de bestemming aangemerkt, voorzover dit gebruik ondergeschikt blijft aan de woonfunctie en mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
    • 1. maximaal 35% van de oppervlakte van het vloeroppervlak van de woning met inbegrip van gerealiseerde aan- en uitbouwen, tot ten hoogste in totaal 50 m2 mag worden gebruikt voor de aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit;
    • 2. degene die de activiteiten in de woning uitvoert, dient tevens de bewoner van de woning te zijn;
    • 3. vergunningplichtige of meldingsplichtige activiteiten ingevolge de wet milieubeheer zijn niet toegestaan;
    • 4. er mag geen detailhandel plaatsvinden.
  • d. Onder gebruik in strijd met de bestemming wordt in ieder geval begrepen gebruik van ruimten binnen de woning en bijgebouwen voor publieksaantrekkende beroeps- of bedrijfsactiviteiten.
18.6 Afwijken van de gebruiksregels
  • a. Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 18.5 ten behoeve van het gebruik van ruimten binnen de woning en bijgebouwen voor een publieksaantrekkende beroeps- en bedrijfsactiviteit aan huis voorzover dit gebruik ondergeschikt blijft aan de woonfunctie en mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
    • 1. maximaal 35% van de oppervlakte van het vloeroppervlak van de woning met inbegrip van gerealiseerde aan- en uitbouwen, tot ten hoogste in totaal 50 m2 mag worden gebruikt voor de aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit;
    • 2. degene die de activiteiten uitvoert, dient tevens de bewoner van de woning te zijn;
    • 3. het gebruik mag niet leiden tot een aantasting van de verkeersontsluitings- en parkeersituatie ter plaatse;
    • 4. de activiteit dient qua aard, omvang en uitstraling te passen in een woonomgeving;
    • 5. de activiteit mag niet vergunningplichtig ingevolge de Wet milieubeheer zijn;
    • 6. er mag geen detailhandel plaatsvinden, uitgezonderd een beperkte verkoop als ondergeschikte activiteit en wel in verband met de activiteit.
  • b. Het bevoegd gezag wijkt met een omgevingsvergunning af van het bepaalde in lid 18.5 sub a indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.