direct naar inhoud van Artikel 17 Wonen
Plan: Molenhoek-Sparrenburg-A59
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0796.0002115-1401

Artikel 17 Wonen

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Wonen aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen in de vorm van woningen, niet zijnde woonwagens, en bijzondere woonvoorzieningen al dan niet in combinatie met een aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit en daarbij behorende tuinen, erven, water; e.d.;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf aan huis' tevens een aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'beroep aan huis' tevens een aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'garage' uitsluitend stalling van motorvoertuigen;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'kantoor' tevens kantoor, mits er minimaal 50 m² aan woning/woonfunctie overblijft;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'maatschappelijk' tevens kleinschalige maatschappelijke functies zoals medische en paramedische praktijkruimten, waaronder fysiotherapie;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage' tevens een gedeeltelijk ondergrondse parkeergarage waarvan de (bovengrondse) bouwhoogte niet meer dan 1 meter mag bedragen;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - erfbebouwingsregeling' mogen uitsluitend bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden opgericht;
  • i. aan de hoofdfunctie ondergeschikte voorzieningen, zoals verkeers- en groenvoorzieningen, water, waterhuishoudkundige voorzieningen, tuinen, erven en terreinen.
17.2 Bouwregels
17.2.1 Algemeen
  • a. Ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld' dienen de gebouwen binnen het bouwvlak te worden gebouwd;
  • b. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - onbebouwd' mogen geen bouwwerken worden opgericht, met uitzondering van terrein- en/of erfafscheidingen.
  • c. Parkeervoorzieningen dienen in voldoende mate op eigen terrein te worden gerealiseerd.
  • d. Ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' mag het aantal woningen niet meer bedragen dan op de verbeelding is aangeduid.
17.2.2 Hoofdbebouwing/Hoofdgebouwen

Binnen deze bestemming mogen hoofdgebouwen ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • a. hoofdgebouwen zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduidingen 'beroep aan huis' en 'specifieke vorm van wonen - erfbebouwingsregeling' geen hoofdgebouwen zijn toegestaan;
  • b. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd, tenzij anders aangegeven op de verbeelding;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'aaneengebouwd' dienen de hoofdgebouwen van de woningen aaneen gebouwd te worden;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'twee-aaneen' dienen de hoofdgebouwen van de woningen halfvrijstaand gebouwd te worden;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'vrijstaand' dienen de hoofdgebouwen van de woningen vrijstaand gebouwd te worden;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld' dienen de hoofdgebouwen van de woningen gestapeld gebouwd te worden;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - geschakeld' dienen de hoofdgebouwen van de woningen geschakeld gebouwd te worden;
  • h. indien er binnen een bouwvlak meerdere woningtypologieën worden aangeduid, dan mogen, in afwijking van het bepaalde in 17.2.2 sub c, d, e, f en g, alle in dat bouwvlak aangeduide typologieën worden gebouwd;
  • i. met betrekking tot de hoogte van een hoofdgebouw geldt:
    • 1. de bouwhoogte zoals aangeduid op de verbeelding, mag niet worden overschreden;
    • 2. de goothoogte zoals aangeduid op de verbeelding, mag niet worden overschreden;
  • j. met uitzondering van het bepaalde onder k, l, en m moet de hoofdbebouwing worden voorzien van een tweezijdige of meerzijdige kap;
  • k. indien binnen een bouwvlak de op de verbeelding aangeduide maximaal toegestane goothoogte gelijk is aan de maximaal toegestane bouwhoogte mag de hoofdbebouwing worden voorzien van een plat dak;
  • l. ter plaatse van de aanduiding 'plat dak' moet de hoofdbebouwing worden voorzien van een plat dak;
  • m. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - lessenaarsdak' moet de hoofdbebouwing worden voorzien van een lessenaarsdak;
  • n. ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang' is het bouwen uitsluitend toegestaan vanaf een hoogte van 2,5 meter, met uitzondering van (ondergeschikte) delen ten behoeve van de onderdoorgang, waaronder kolommen, pilaren en kopgevels, mits de functie van de onderdoorgang niet wordt geschaad;
  • o. dakopbouwen die op het moment van vaststelling van dit bestemmingsplan middels een daartoe verleende vergunning zijn of mogen worden opgericht, maar in strijd zijn met dit bestemmingsplan, worden geacht aan het bestemmingsplan te voldoen.
17.2.3 Bijgebouwen

Binnen deze bestemming mogen bijgebouwen ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • a. bijgebouwen in de vorm van aan- of uitbouwen van het hoofdgebouw of in de vorm van vrijstaande bijgebouwen zijn, met uitzondering van het bepaalde in sub b, c en d, uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak en binnen het achtererfgebied. Voor bijgebouwen in het bouwvlak gelden de bepalingen van 17.2.2 en voor bijgebouwen in het achtererfgebied, niet zijnde het bouwvlak, gelden de bepalingen onder sub b tot en met sub l;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - carport' zijn tevens carports toegestaan, met dien verstande dat de maximale bouwhoogte 3 meter bedraagt en het bepaalde onder j en k hier niet van toepassing is;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' zijn tevens bijgebouwen toegestaan, met dien verstande dat de maximale bouwhoogte 3 meter bedraagt en het bepaalde onder j en k hier niet van toepassing is;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - erker' zijn tevens erkers met een plat dak toegestaan;
  • e. het achtererfgebied, niet zijnde het bouwvlak, mag niet meer dan 50% worden bebouwd;
  • f. het onbebouwd blijvende deel van het achtererfgebied, niet zijnde het bouwvlak, mag geen kleinere aaneengesloten oppervlakte krijgen dan 25 m²;
  • g. met inachtneming van het bepaalde in lid 17.2.3 onder e, bedraagt het gezamenlijke grondoppervlak van de bijgebouwen en overkappingen in het achtererfgebied, niet zijnde het bouwvlak, maximaal 75 m²;
  • h. voor zover de oppervlakte van het bouwperceel groter is dan 750 m² en de resterende omvang van het bouwperceel achter het bouwvlak meer bedraagt dan 200 m² mag het in lid 17.2.3 onder g geregelde maximale gezamenlijke grondoppervlak worden vermeerderd tot 10% van de omvang van het bouwperceel, tot in totaal 100 m²;
  • i. de maximale bouwhoogte bedraagt 3 meter;
  • j. indien met hellende dakvlakken wordt gebouwd, bedraagt de maximale goothoogte 3 meter, de maximale bouwhoogte 4,5 meter en de dakhelling maximaal 50° ten opzichte van het horizontale vlak;
  • k. gebouwen met één hellend dakvlak zijn uitsluitend mogelijk bij een aanbouw tegen de zij- en/of achterkant van het hoofdgebouw (aankappingen); hierbij bedraagt de maximale goothoogte 3 meter en de maximale bouwhoogte 4,5 meter;
  • l. dakterrassen zijn niet toegestaan.
17.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Binnen deze bestemming mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van erfafscheidingen en het bepaalde in sub b en c, zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak en het achtererfgebied;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - carport' zijn tevens carports toegestaan;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - overkapping' is een overkapping met een plat dak op een hoogte van minimaal 2,70 meter met een bouwhoogte van maximaal 3 meter toegestaan;
  • d. het achtererfgebied, niet zijnde het bouwvlak, mag niet meer dan 50% worden bebouwd;
  • e. met inachtneming van het bepaalde in lid 17.2.4 onder d bedraagt het gezamenlijke grondoppervlak van de bijgebouwen en overkappingen in het achtererfgebied, niet zijnde het bouwvlak, maximaal 75 m²;
  • f. voor zover de oppervlakte van het bouwperceel groter is dan 750 m² en de resterende omvang van het bouwperceel achter het bouwvlak meer bedraagt dan 200 m² mag het in lid 17.2.4 onder e geregelde maximale gezamenlijke grondoppervlak worden vermeerderd tot 10% van de omvang van het bouwperceel, tot in totaal 100 m²;
  • g. de maximale bouwhoogte van terrein- en erfafscheidingen op en voor de voorgevelrooilijn bedraagt van de voet af gemeten 1 meter;
  • h. de maximale bouwhoogte van terrein- en erfafscheidingen achter de voorgevelrooilijn bedraagt van de voet af gemeten 2 meter;
  • i. de maximale bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt 3 meter.
17.2.5 Garage

Ter plaatse van de aanduiding 'garage' mogen bouwwerken worden gebouwd, die uitsluitend mogen worden gebruikt voor het stallen van motorvoertuigen met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • a. de bebouwing dient te worden gebouwd binnen het bouwvlak;
  • b. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd;
  • c. de bouwhoogte zoals aangeduid op de verbeelding, mag niet worden overschreden;
  • d. de goothoogte zoals aangeduid op de verbeelding mag niet worden overschreden.
17.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen met betrekking tot de afmetingen en de plaatsing van de bebouwing ten behoeve van:

  • a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de verkeersveiligheid;
  • c. de milieusituatie;
  • d. de sociale veiligheid;
  • e. de gebruiksmogelijkheden en bezonning van de aangrenzende gronden.
17.4 Afwijken van de bouwregels
17.4.1 Afwijken met betrekking tot parkeervoorzieningen

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 17.2.1 onder c, mits:

  • a. de noodzakelijke parkeervoorzieningen op eigen terrein in onvoldoende mate kunnen worden gerealiseerd en op andere wijze in de parkeerbehoefte wordt voorzien; en
  • b. de situering van de parkeerplaatsen het stedenbouwkundig beeld van de omgeving, de verkeersveiligheid en gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden niet onevenredig aantast.
17.4.2 Afwijken met betrekking tot hoofdbebouwing
  • a. Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 17.2.2 onder j en/of sub l ten behoeve van het bouwen van een lessenaarsdak, voorzover ter plaatse een kap is toegestaan, met een dakhelling van 15° tot 75° en waarvan de hoogte maximaal 5 meter mag bedragen.
  • b. Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 17.2.2 onder j en/of sub m ten behoeve van het bouwen van een plat dak;
  • c. Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 17.2.2 onder l en/of sub m ten behoeve van het bouwen van een tweezijdige of meerzijdige kap, voorzover ter plaatse een kap is toegestaan.
17.4.3 Afwijken met betrekking tot bijgebouwen
  • a. Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 17.2.3 onder a voor het bouwen van bijgebouwen in het voorerfgebied met dien verstande dat:
    • 1. de gezamenlijke oppervlakte van de bouwwerken in het voorerfgebied maximaal 25 m² mag bedragen;
    • 2. de bezonning en het uitzicht van de naastgelegen erven niet onevenredig mogen worden geschaad;
    • 3. de stedenbouwkundige opzet van de omgeving niet onevenredig mag worden aangetast.
    • 4. voor het bouwen naast de zijgevellijn van het hoofdgebouw op hoekpercelen gelden daarnaast de volgende voorwaarden:
      • de bijgebouwen dienen te worden opgericht achter de denkbeeldige (verlengde) lijn die het snijpunt van de voorgevellijn en de zijgevellijn raakt en ligt onder een hoek van 45° ten opzichte van de voorgevellijn, maar niet door het bouwvlak van het betreffende hoofdgebouw heen gaat;
      • de voorgevel van een aangebouwd bijgebouw dient evenwijdig te zijn aan de voorgevel van de hoofdbebouwing;
      • de maximale breedte van een aangebouwd bijgebouw bedraagt 3 meter;
      • nadere eisen kunnen worden gesteld aan de minimale afstand van het bijgebouw tot de naar de openbare weg gekeerde zijdelingse perceelsgrens vanuit stedenbouwkundige opzet van de omgeving, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden en bezonning van de aangrenzende gronden.
  • b. Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 17.2.3 onder e, met dien verstande dat:
    • 1. slechts mag worden afgeweken ten behoeve van de bouw van een bijzondere woonvoorziening;
    • 2. de bezonning en het uitzicht van de naastgelegen erven niet onevenredig mag worden geschaad;
    • 3. de stedenbouwkundige opzet van de omgeving niet onevenredig mag worden aangetast.
  • c. Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 17.2.3 onder f, met dien verstande dat:
    • 1. het achtererfgebied, niet zijnde het bouwvlak, kleiner is dan 50 m²;
    • 2. slechts mag worden afgeweken ten behoeve van de bouw van een bijzondere woonvoorziening of indien de oppervlakte van het hoofdgebouw niet meer bedraagt dan 40 m²;
    • 3. de bezonning en het uitzicht van de naastgelegen erven niet onevenredig mag worden geschaad;
    • 4. de stedenbouwkundige opzet van de omgeving niet mag worden aangetast.
  • d. Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van de in 17.2.3 aangegeven maten en/of percentages, met dien verstande dat:
    • 1. er alleen mag worden afgeweken ten behoeve van een logische en zorgvuldige inpassing en/of aanpassing van een bouwplan aan de bijzondere omstandigheden van een eigen of naastgelegen bouwperceel en de daarop aanwezige bebouwing;
    • 2. de overschrijding maximaal 10% van de aangegeven maten en/of percentages mag bedragen, met dien verstande, dat ten aanzien van de in 17.2.3 onder j en k bepaalde maximum bouwhoogte een overschrijding tot maximaal 5,5 meter is toegestaan voor wat betreft bijgebouwen voorzover gelegen naast en tussen hoofdgebouwen;
    • 3. de bezonning en het uitzicht van de naastgelegen erven niet onevenredig mag worden aangetast;
    • 4. de stedenbouwkundige opzet van de omgeving niet onevenredig mag worden aangetast.
  • e. Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 17.2.3 onder l voor dakterrassen bij woningen, waar de woonkamer op de eerste verdieping is gelegen en er geen sprake is van onevenredige privacy-aantasting.
17.4.4 Afwijken met betrekking tot bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 17.2.4 onder a voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde in het voorerfgebied, mits:
    • 1. de gezamenlijke oppervlakte van de bouwwerken in het voorerfgebied maximaal 25 m² mag bedragen;
    • 2. de maximale bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, 3 meter bedraagt;
    • 3. de bezonning en het uitzicht van de naastgelegen erven niet onevenredig mag worden geschaad;
    • 4. de stedenbouwkundige opzet van de omgeving niet onevenredig mag worden aangetast.
  • b. Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 17.2.4 onder g en h met betrekking tot de voorgeschreven hoogtemaat voor erfafscheidingen tot respectievelijk 1,5 meter en 2,5 meter, uitsluitend voor open, pergola-achtige constructies.
17.5 Specifieke gebruiksregels
  • a. Het is verboden de in deze bestemming begrepen gronden en de daarop voorkomende bouwwerken te gebruiken of in gebruik te geven of te laten voor een doel of op een wijze strijdig met deze bestemming.
  • b. Parkeervoorzieningen dienen in voldoende mate op eigen terrein te worden gehandhaafd.
  • c. Ter plaatse van de aanduidingen 'beroep aan huis', 'bedrijf aan huis' en 'specifieke vorm van wonen - erfbebouwingsregeling' mogen de ruimten/gebouwen niet als zelfstandige woning worden gebruikt.
  • d. Gebruik van ruimten binnen de woning en in de bijgebouwen ten behoeve van de uitoefening van een aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit, wordt als gebruik overeenkomstig de bestemming aangemerkt, voorzover dit gebruik ondergeschikt blijft aan de woonfunctie en mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
    • 1. maximaal 35% van de oppervlakte van het vloeroppervlak van de woning met inbegrip van gerealiseerde aan- en uitbouwen, tot ten hoogste in totaal 50 m² mag worden gebruikt voor de aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit;
    • 2. in afwijking van het bepaalde onder d.1 mogen ter plaatse van de aanduidingen 'beroep aan huis', 'bedrijf aan huis' en 'specifieke vorm van wonen - erfbebouwingsregeling' de ruimten/gebouwen volledig voor de aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit worden gebruikt;
    • 3. degene die de activiteiten in de woning uitvoert, dient tevens de bewoner van de woning te zijn;
    • 4. vergunningplichtige of meldingsplichtige activiteiten ingevolge de Wet milieubeheer zijn niet toegestaan;
    • 5. er mag geen detailhandel plaatsvinden.
  • e. Onder gebruik in strijd met de bestemming wordt in ieder geval begrepen gebruik van ruimten binnen de woning en bijgebouwen voor publieksaantrekkende beroeps- of bedrijfsactiviteiten.
17.6 Afwijken van de gebruiksregels
  • a. Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 17.5 ten behoeve van het gebruik van ruimten binnen de woning en bijgebouwen voor een publieksaantrekkende beroeps- en bedrijfsactiviteit aan huis voorzover dit gebruik ondergeschikt blijft aan de woonfunctie en mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden.
    • 1. maximaal 35% van de oppervlakte van het vloeroppervlak van de woning met inbegrip van gerealiseerde aan- en uitbouwen, tot ten hoogste in totaal 50 m² mag worden gebruikt voor de aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit;
    • 2. in afwijking van het bepaalde onder a.1 mogen ter plaatse van de aanduidingen 'beroep aan huis', 'bedrijf aan huis' en 'specifieke vorm van wonen - erfbebouwingsregeling' de ruimten/gebouwen volledig voor de aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit worden gebruikt;
    • 3. degene die de activiteiten in de woning uitvoert, dient tevens de bewoner van de woning te zijn;
    • 4. het gebruik mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de verkeersontsluitings- en parkeersituatie ter plaatse;
    • 5. de activiteit dient qua aard, omvang en uitstraling te passen in een woonomgeving;
    • 6. de activiteit mag niet vergunningplichtig ingevolge de Wet milieubeheer zijn;
    • 7. er mag geen detailhandel plaatsvinden, uitgezonderd een beperkte verkoop als ondergeschikte activiteit en wel in verband met de activiteit.
  • b. Het bevoegd gezag wijkt met een omgevingsvergunning af van het bepaalde in 17.5 sub aindien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.