direct naar inhoud van Artikel 14 Verkeer
Plan: Molenhoek-Sparrenburg-A59
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0796.0002115-1401

Artikel 14 Verkeer

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Verkeer aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. dubbelbaans autosnelweg, per rijbaan bestaande uit twee rijstroken en een vluchtstrook (en eventuele in- en uitvoegstroken);
  • b. met autosnelwegen verbandhoudende waterstaatkundige en verkeerskundige werken, zoals op-, toe- en afritten, viaducten, tunnels, gelijkvloerse en ongelijkvloerse kruisingen/rotondes, geleiderails/vangrails, duikers, taluds e.d.;
  • c. aanliggende, aansluitende en/of kruisende lokale wegen, fietspaden en hiermee verbandhoudende waterstaatkundige en verkeerskundige werken;
  • d. geluidwerende voorzieningen zoals aarden wallen en geluidschermen;
  • e. voorzieningen voor de verkeersgeleiding;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'geluidscherm' uitsluitend geluidwerende voorzieningen, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - wachtruimte' tevens wachtruimtes zijn toegestaan;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein' tevens een parkeerterrein;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - wachtruimte' tevens wachtruimtes;
  • i. aan de hoofdfunctie ondergeschikte voorzieningen, zoals groenvoorzieningen, faunatunnels/amfibietunnels/ tunnels voor zoogdieren/wildtunnels, bushaltes/abri's, parkeervoorzieningen, straatmeubilair, nutsvoorzieningen, bijbehorende verhardingen, water, waterhuishoudkundige voorzieningenen dergelijke.
14.2 Bouwregels
14.2.1 Gebouwen

Binnen deze bestemming mogen gebouwen ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • a. de maximale oppervlakte van een gebouw bedraagt 20 m²;
  • b. de maximale bouwhoogte bedraagt 3 meter.
14.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Binnen deze bestemming mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • a. de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag, met uitzondering van het bepaalde in 14.2.2 sub b, c en d, ten hoogste 5 meter bedragen, gemeten vanaf de rijbaan;
  • b. kunstobjecten en bouwwerken ten behoeve van geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer mogen maximaal 15 meter hoog zijn, gemeten vanaf de rijbaan;
  • c. lichtmasten mogen maximaal 18 meter hoog zijn, gemeten vanaf de rijbaan;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'geluidscherm' mag de maatvoering van de geluidwerende voorzieningen niet afwijken van de maatvoering zoals die ten tijde van de vaststelling van dit bestemmingsplan was.
14.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmeting van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de verkeersveiligheid;
  • c. de milieusituatie;
  • d. de sociale veiligheid;
  • e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
14.4 Specifieke gebruiksregels
  • a. Het is verboden de in deze bestemming begrepen gronden en de daarop voorkomende bouwwerken te gebruiken of in gebruik te geven of te laten voor een doel of op een wijze strijdig met deze bestemming.
  • b. Onder strijdig gebruik zoals bedoeld onder 14.4 sub a wordt tenminste verstaan het gebruik van de grond , voor zover dit niet rechtstreeks op de bestemming gericht is:
    • 1. als standplaats voor onderkomens;
    • 2. als opslag-, stort- of bergplaats van al dan niet afgedankte voorwerpen of producten;
    • 3. voor de uitoefening van enige tak van handel, detailhandel en/of bedrijf.
  • c. Onder strijdig gebruik zoals bedoeld onder 14.4 sub a wordt tenminste verstaan het gebruik van de opstallen:
    • 1. voor de uitoefening van enige tak van handel, detailhandel en/of bedrijf;
    • 2. voor tijdelijke of permanente bewoning.
14.5 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag wijkt met een omgevingsvergunning af van het bepaalde onder 14.4 sub a, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.