Plan: | Bedrijventerrein De Rietvelden, De Vutter, Het Ertveld |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0796.0002071-1402 |
Eindverslag inspraak bestemmingsplan “Bedrijventerrein De Rietvelden, De Vutter, Het Ertveld”
Overeenkomstig de bepalingen van de gemeentelijke inspraakverordening heeft het (voorontwerp)- bestemmingsplan 'De Rietvelden/De Vutter/Het Ertveld' met ingang van 10 september 2012 gedurende een periode van 6 weken voor een ieder ter inzage gelegen.
Daarbij is eenieder de mogelijkheid geboden schriftelijk of mondeling zienswijzen met betrekking tot het plan in te brengen.Tijdens de terinzagelegging zijn 16 verschillende schriftelijke reacties ingediend met betrekking tot het voorontwerpbestemmingsplan.
Onderstaand worden deze inspraakreacties samengevat weergegeven (in cursief) en van commentaar voorzien.
Geprotesteerd wordt tegen het behouden en verbeteren van het bedrijventerrein als vestigingslocatie voor bedrijvigheid in de zwaardere milieucategorieën, en het definitief voor bedrijvigheid bestemmen van de eerder al met bijzondere ruimtelijke ordeningsprocedures met bedrijvigheid ingevulde zone ten noorden van de Graaf van Solmsweg.
Vanuit Engelen bestaat al langer veel weerstand tegen vestiging van zware industrie op korte afstand van de dorpskern. Bedrijven tot de milieucategorie 5 horen niet thuis tussen de woonwijken Engelen, West en Noord en bepleit wordt de woonwijken in de omgeving niet verder te belasten met milieuproblemen.
Voorts wordt gevraagd de grondstrook waar voorheen de Afvalstoffendienst gevestigd was weer als groene bufferzone in te richten.
Commentaar :
Het bedrijventerrein De Rietvelden is een van de weinige vestigingslocaties in de omgeving voor bedrijvigheid in de zwaardere milieucategorie 5 en vormt een belangrijke bron van werkgelegenheid in de regio. Uitholling van deze functie is vanuit het aspect economische ontwikkelingsmogelijkheden en werkgelegenheid niet aanvaardbaar voor gemeente, regio en provincie.
Er is ook geen noodzaak om de zwaarte van de bedrijvigheid op het bedrijventerrein terug te schroeven ten behoeve van het woonklimaat in de kom van Engelen (of de Haverleij). Tussen het deel van het bedrijventerrein waarop de vestiging van bedrijvigheid in de milieucategorie 5.1 toelaatbaar is en de woonbebouwing in de kom Engelen bedraagt de afstand overal 590 meter of meer, waarbij naar landelijk gehanteerde normen - afhankelijk van de aard van het (woon)gebied - een afstand van 300 tot 500 meter toereikend wordt geacht.
Voor wat betreft geluidsbelasting biedt de eerder al vastgelegde geluidzonering rondom het bedrijventerrein - waarbij de woongebieden van de kom van Engelen en de Haverleij buiten de geluidzone liggen - voldoende bescherming tegen overmatig industrielawaai.
De zone tussen de A59 en de Graaf van Solmsweg heeft nooit de functie gehad van groene bufferzone tussen het bedrijventerrein en de omgeving. Het randgroen heeft slechts een functie in het afschermen van de rijksweg naar de omgeving. Bij de eerdere gedeeltelijke invulling van de strook met bedrijvigheid is deze afscherming in stand gebleven, en deze blijft ook in het voorliggende plan overeind.
Omdat binnen deze strook voorts slechts middelzware bedrijvigheid tot de milieucategorie 4.1. toelaatbaar is, bestaat er ook vanuit de zorg voor het woonklimaat in Engelen e.o. onvoldoende aanleiding voor het laten vallen van de functie van bedrijfsterrein op de gronden waar voorheen de afvalstoffendienst was gevestigd.
Met het voorliggende bestemmingsplan worden de leefomstandigheden in de omgeving verder aangetast. Bestaande bedrijven die niet voldoen aan gestelde eisen worden gedoogd, waarbij niet de moeite wordt genomen betreffende bedrijven te verplichten de best beschikbare technieken toe te passen om aan de huidige milieueisen te laten voldoen.
Gevraagd wordt waarom een deel van de gronden tussen de Veemarktweg en de Zandzuigerstraat buiten het plangebied van het voorontwerpplan zijn gehouden.
Aangegeven wordt dat met groeninvulling ter plaatse van het voormalige terrein van de afvalstoffendienst de ruimtelijke kwaliteit van het bedrijventerrein kan worden verbeterd.
Verzocht wordt om met de provincie tot een aanvullende bescherming van het grondwater te komen en bedrijven te stimuleren een eigen eindzuivering te doen van hun afvalwater om de rioolwaterzuiveringsinstallatie van het waterschap te ontlasten.
Voorgesteld wordt voor het gebied tussen de snelweg en de Rietveldenhaven een lagere maximaal toelaatbare milieucategorie op te nemen en de geluidsproductie in de avond en nachtelijke uren - met name voor de containerterminal en de Brabanthallen - terug te dringen.
Commentaar :
Het voorliggende plan leidt niet tot een aantasting van de leefomstandigheden in de woongebieden rondom het bedrijventerrein. Aan de randen van het bedrijventerrein worden geen zwaardere milieucategorieën toegestaan dan voorheen en de aanvullende planologische geluidsverkaveling kan niet leiden tot overschrijding van de vanuit de milieuwetgeving maximaal toelaatbare geluidbelasting op de zonegrens c.a..
Er is in de planvorming voorts geen sprake van gedogen van bedrijvigheid die niet voldoet aan milieueisen. De op de staat van positief bestemde bedrijfsactiviteiten vermelde bedrijvigheid heeft uitsluitend betrekking op eerder vergunde activiteiten die vanuit planologische overwegingen (bescherming productieklimaat, beoogd functieprofiel) thans niet meer wenselijk geacht worden op het bedrijventerrein, maar wel voldoen aan de geldende milieueisen.
In het reguliere systeem van beoordeling van vergunningaanvragen op het gebied van milieu en de daarbij behorende besluitvorming wordt voorts wel degelijk aangestuurd op het toepassen van de best beschikbare technieken bij bedrijfsactiviteiten, zowel voor bestaande bedrijven als voor nieuwe bedrijvigheid.
De gronden tussen de Veemarktweg en Zandzuigerstraat zijn in het onlangs vastgestelde bestemmingsplan 'Parallelweg 2 fase' toebedeeld met een verkeersbestemming, gericht op het doortrekken van de bestaande Parallelweg naar de Zandzuigerstraat. De gemeentelijke besluitvorming op dit onderdeel is afgerond en behoeft geen bevestiging in onderhavig plan.
Aan de Graaf van Solmsweg kan - zoals overal op het bedrijventerrein - met groenaanplant de ruimtelijke kwaliteit van het bedrijventerrein worden verbeterd. Maar het is - mede met het oog op zuinig ruimtegebruik - niet goed voorstelbaar de in het verleden gedane omvangrijke investering om ter plaatse aanvullend bedrijfsterrein te creëren thans af te schrijven voor groenaanplant.
Bovendien is eerder al vastgesteld dat de gewenste groene afscherming van de rijksweg naar de omgeving bij de eerdere bedrijfsinvulling in stand is gebleven, en ook in het voorliggende plan niet bedreigd wordt.
De bescherming van het productieklimaat voor foodbedrijven - zoals ingezet met de vigerende planregeling van 1995 - wordt in het voorliggende plan voortgezet en nog op onderdelen uitgebreid.
Voor wat betreft de specifieke bescherming van de grondwaterwinning is de provincie het aangewezen bevoegd gezag. Een bij uitstek milieutechnisch aspect als zuivering van afvalwater laat zich voorts niet regelen in een bestemmingsplan.
Zoals eerder geconstateerd is er vanuit het aspect bescherming van het woonklimaat geen noodzaak om de zwaarte van de bedrijvigheid op het bedrijventerrein de Rietvelden e.o. terug te schroeven ten behoeve van de woongebieden in Engelen. De onderlinge afstand tussen bedrijventerrein en woongebieden is meer dan voldoende naar landelijk gehanteerde normen. Daarbij is aantasting van het beperkt beschikbare regionaal aanbod van bedrijventerrein in dit segment niet wenselijk.
In de geluidsverkaveling is voorzien in een differentiatie van de toelaatbare geluidsuitstraling naar dag-, avond- en nachtperiode. Daarbij is in de primaire opzet aan de randen van het bedrijventerrein voor de avond- en nachtperiode slechts geluidruimte gereserveerd die in het verlengde ligt van de voor de dagperiode toelaatbare geluidsruimte. Daarmee worden onevenwichtige geluidsbelastingen in de avond- en nachtperiode in de nabije omgeving van woongebieden voor de toekomst voorkomen.
De voor de containerterminal gereserveerde geluidruimte in de nachtperiode is beperkt en zal niet kunnen leiden tot structureel gebruik van kranen in de nachtperiode. De voor de Brabanthallen gereserveerde geluidruimte zal in samenhang met de bewaking van de geluidzonering alleen op grotere afstand van de woonwijken invulling kunnen krijgen. Zoals eerder aangegeven voorziet de geluidverkaveling in een evenwichtige verdeling van de geluidruimte, maar mag de geluidverkaveling niet leiden tot overschrijding van de vanuit de geluidzonering geldende milieueisen.
Wel biedt de bestaande wetgeving - zoals ook voor andere ontmoetingsplaatsen in de stad (o.a. Markt en Parade) - ruimte voor het incidenteel toestaan van hogere geluidsbelastingen bij specifieke evenementen.
(Verdere opmerkingen en suggesties ten aanzien van de beschrijving van de bestaande situatie en bestaand beleid die geen relatie hebben met de planregeling zijn buiten beschouwing gehouden).
In 2011 is omgevingsvergunning verleend voor realisering van een bedrijfswoning op genoemd perceel. Op de plankaart is ter plaatse geen bedrijfswoning bestemd. Verzocht wordt de vergunde bedrijfswoning alsnog op te nemen in de planregeling.
Commentaar :
Overeenkomstig het verzoek zal de verleende omgevingsvergunning vertaald worden in de planregeling met een aanduiding 'bedrijfswoning' op de planverbeelding ter plaatse van het perceel De Meerheuvel 19.
Verzocht wordt de bestemmingsplanregeling zodanig aan te passen dat voorkomen wordt dat de bedrijfsvoering op het perceel - groothandel in hout- en bouwmaterialen met aanvullend daarop ondergeschikte verkoop in bijbehorende bewerkings- en verwerkingsmiddelen - beperkingen ondervindt van de planregeling.
Commentaar :
Het beoogde nieuwe bestemmingsplan laat groothandel zonder meer toe, en voorziet - net als het vorige bestemmingsplan - in de mogelijkheid binnen de flexibiliteitsbepalingen detailhandel in volumineuze artikelen als bouwmaterialen c.a. te vergunnen.
De huidige bedrijfsvoering past dus zonder planaanpassing binnen de functionele opzet van de planregeling en kan probleemloos voortgezet worden. Relevante wijzigingen in de bedrijfsvoering zullen altijd afzonderlijk moeten worden beoordeeld.
Verzocht wordt de bestemmingsplanregeling zodanig aan te passen dat de functie detailhandel rechtstreeks wordt toegelaten ter plaatse van de Boerenbondwinkel aan de Rietveldenweg 2 en het te voeren assortiment gelet op de dynamiek in deze (bouwmarkt)branche van detailhandel niet limitatief beperkt wordt. Toepassing van het overgangsrecht wordt niet toereikend geacht.
Commentaar :
In 1988 is met toepassing van een WRO-vrijstellingsbevoegdheid vergunning verleend voor de verbouw en het gebruik van het pand Rietveldenweg 2 ten behoeve van een Boerenbond-bouwmarkt.
In de voorliggende planregeling past de detailhandel in volumineuze artikelen waaronder bouwmaterialen c.a. ook binnen de flexibiliteitsbepalingen van de planregeling. De detailhandel in (volumineuze) bouwmaterialen, tuinartikelen en dierenbenodigdheden is dus zowel vergund als inpasbaar binnen de voorgestane planregeling en kan probleemloos voortgezet worden.
Voorzover beoogd wordt een ruimer assortiment te voeren dan eerder vergund is, kan deze verruiming met een aanvraag omgevingsvergunning aangevraagd worden. Een in te dienen aanvraag zal daarbij afzonderlijk beoordeeld worden.
Het op basis van vermeend overgangsrecht toekennen van een óngeclausuleerde detailhandelsbestemming is niet aan de orde. Dat zou de reikwijdte van het overgangsrecht - dat primair slechts voorziet in bescherming van eerder verkregen rechten - overstijgen.
Verzocht wordt de in bestemmingsplanregeling de flexibiliteit ten aanzien van de bouw- en gebruiksmogelijkheden van het perceel Koenendelseweg 3 te vergroten, waardoor tevens vestigingsmogelijkheden worden gecreëerd ten aanzien van maatschappelijke, medische en andere niet-bedrijfsfuncties.
Commentaar :
Reguliere detailhandel en zelfstandige kantoren worden geweerd van het bedrijventerrein.
Ten aanzien van de vestiging van maatschappelijke, culturele en recreatieve functies op het bedrijventerrein wordt de deur op een kier gehouden met een 'nee, tenzij'-benadering.
Toelating wordt daarbij alleen overwogen als de beoogde voorziening niet passend te huisvesten is op de voor die voorziening gereserveerde reguliere locaties buiten het bedrijventerrein, de voorziening geen beperkingen oplevert voor de reguliere bedrijfsactiviteiten op het bedrijventerrein én het gaat om hergebruik van bestaande bedrijfspanden.
Bovenstaand beleid is in de plantoelichting vastgelegd en kan vormgegeven worden met toepassing van artikel 2.12 eerste lid, onder a, sub 2 van de Wabowetgeving. Een specifieke bestemmingsplanregeling is niet vereist en is dan ook niet opgenomen.
De afwijkingsmogelijkheid vervat in art. 3.5 lid a, onder 7 is (slechts) gericht op het toe kunnen laten van niet in de staat van inrichtingen benoemde bedrijfsactiviteiten, en voorziet niet in toelating van andere functies op het bedrijventerrein.
In de planregels zijn de gebruiksmogelijkheden gereduceerd tot een beperkt aantal bedrijfs-activiteiten, waardoor de exploitatie van de begane grond ernstig bemoeilijkt wordt.
Verzocht wordt (ook) hier maatschappelijke voorzieningen en zakelijke dienstverlening toe te staan, om leegstand van het complex te voorkomen/beëindigen.
Commentaar :
De beoogde nieuwe planregels geven geen gebruiksbeperkingen ten opzichte van het sinds 1995 geldende plan. Bedrijfsactiviteiten (en groothandel) blijven toelaatbaar t/m de milieucategorie 4.1 en zakelijke dienstverlening, reguliere detailhandel en maatschappelijke voorzieningen zijn ook in het vorige plan op de locatie niet toelaatbaar gemaakt.
Voor het complex geldt dezelfde 'nee, tenzij'-benadering voor maatschappelijke voorzieningen als hierboven ten aanzien van een andere inspraakreactie is omschreven, maar dient wel in aanmerking genomen te worden dat het complex zich vanwege de ligging op grotere afstand van het woongebied minder leent voor maatschappelijke (wijk)voorzieningen.
Zakelijke dienstverlening (zelfstandige kantoren) wordt niet voorgestaan op het bedrijventerrein.
Verzocht wordt het bouwregime voor het terrein te verruimen v.w.b. bouwhoogte en te verduidelijken t.a.v. de in acht te nemen afstand tot de zijdelingse perceelgrenzen.
Voorts wordt gevraagd de in de bedrijfsvoering opgenomen kantoorgebouwen een (zelfstandige) kantoorbestemming te geven.
Commentaar :
Voor het vergroten en verhogen van de bedrijfskantoorruimte op het perceel Ertveldweg 33 is in 1995 een vergunning met tijdelijke instandhoudingstermijn verleend. Inmiddels heeft het gebouw met instemming van de gemeente een meer permanente status gekregen.
Binnen de planregels van het voorliggende plan voorzien de algemene bouwregels van artikel 11 in het positief bestemmen van de vergunde bouwhoogte voor het betrokken gebouw.
Algemene verhoging van de toelaatbare bouwhoogte van gebouwen binnen het bouwvlak wordt ter plaatse, gelet op het bescheiden wegprofiel van de aanliggende weg, de slechte inpasbaarheid in de groene randzone van het bedrijventerrein en de geringe afstand tot de woonomgeving niet voorgestaan.
De voorgeschreven afstand van de bebouwing tot de zijdelingse perceelsgrens geldt per perceel slechts voor één zijde en heeft geen betrekking op de afstand van de bebouwing tot de openbare weg aan de voorzijde.
Zelfstandige kantoorgebruik wordt niet voorgestaan op het bedrijventerrein, er is binnen de gemeente meer dan voldoende aanbod van kantoorruimte op de aangewezen kantoorlocaties.
Verzocht wordt bij de bestemmingsomschrijving geen ruimtelijke beperkingen op te leggen binnen het totaalterrein ten aanzien van de congres- en vergaderfunctie en te bevestigen dat beurzen, (sport)evenementen,(bedrijfs)feesten en partijen, en (al dan niet openbare) bijeenkomsten - welke niet vallen onder het begrip evenementen van de Algemene Plaatselijke Verordening 2012 - toelaatbaar zijn binnen de aan het terrein toegekende bestemming.
Voorts wordt gevraagd de specifieke planregels omtrent parkeren te schrappen omdat het voorzien in voldoende parkeergelegenheid al gewaarborgd is met de beoordeling van aanvragen om omgevingsvergunning op basis van de gemeentelijke Bouwverordening.
Commentaar :
In de nieuwe planregeling wordt de beperkende bepaling t.a.v. de congres- en vergaderfunctie geschrapt en is deze functie niet meer gekoppeld aan een specifieke locatie op het totaalterrein.
Voor wat betreft de begripsbepaling van de functie evenementen is van belang dat in de Algemene Plaatselijke Verordening 2012 een aantal vormen van evenementen uitgesloten is van toezicht op basis van de verordening, omdat al met andere (landelijke) wetgeving voorzien wordt in regulering en/of toezicht. In de beoogde bestemmingsplanregeling worden deze evenementen echter wél als evenement beschouwd en worden genoemde evenementen dus planologisch niet uitgesloten. Uiteraard blijft de van toepassing zijnde aanvullende regelgeving van Drank- en Horecawet, Wet op de kansspelen, Wet openbare manifestaties e.d. op de evenementen wel zijn werking behouden.
Op basis van in voorbereiding genomen landelijke wetgeving zal de werking van de Bouwverordening op enig moment komen te vervallen. Voor de gemeente blijft het dus zaak via het bestemmingsplan een instrument te behouden voor bewaking van het parkeerbeleid.
De in de planregeling opgenomen bepalingen volgen inhoudelijk het bestaande parkeerbeleid en voorzien in een primaire toetsing bij beoordeling van aanvragen om omgevingsvergunning. De gebruiksbepalingen voorzien in een vangnet voor de bewaking van de parkeerbalans bij functieveranderingen binnen de bandbreedte van de bestemming.
De parkeernormen worden gehanteerd in evenredigheid met de invloed die de (ver)bouw en/of functiewijziging op gronden heeft op de bestaande parkeerbalans van de ontwikkelingslocatie en de omgeving. Kleine ingrepen zullen dus op voorhand weinig nieuwe parkeervoorzieningen vragen.
En incidentele parkeerbehoefte wordt anders beoordeeld dan een structurele vraag naar parkeerruimte.
Omdat bij de toepassing van het parkeerbeleid sprake is van sterk wisselende omgevingsfactoren en aspecten als uitwisselbaarheid en dubbelgebruik van parkeerplaatsen een rol spelen, dient de regelgeving ruimte te laten voor maatwerk. Dit maatwerk is in de voorliggende planregeling deels vervat in kwalitatieve beoordelingscriteria als 'voldoende', 'genoegzaam' en 'onevenredig', die niet voor alle situaties rechtstreeks te vertalen zijn in kwantitatieve normen. Bij de toepassing van de planregeling zal de concrete besluitvorming ten aanzien van het maatwerk echter volledig verantwoord kunnen worden.
Gevraagd wordt het perceel Veemarktkade 13 - dat in gebruik is als terrein voor opslag en uitzeven van asfaltgranulaat - net als de asfaltcentrale aan de overzijde van de weg een gebruiksaanduiding te geven die de activiteiten positief bestemt.
Tevens wordt verzocht de toegekende geluidsruimte op het perceel Veemarktkade 10 te corrigeren op basis van de verleende milieuvergunning en de juiste grootte van het perceel, en het bouwregime aan te passen op de bestaande hoogte van de asfaltcentrale en de aanwezigheid van een losvoorziening bij het terrein.
Voorts wordt gevraagd te waarborgen dat de vergunde geluidruimte en andere milieurechten geen bedreiging ondervinden van de ligging van de woonboten in de Industriehaven en de bedrijfsvoering te vrijwaren van negatieve invloed vanuit een nabijgelegen Bevi-inrichting.
Verzocht wordt bij besluitvorming inzake boringsvrije zones op het bedrijventerrein rekening te houden met de mogelijkheid dat de asfaltcentrale op enig moment vervangen zal moeten worden inclusief de daarbij behorende grond- en funderingswerken.
Commentaar :
De activiteit van opslag en zeven van asfaltgranulaat geeft geen milieurisico's voor de bodem en het grondwater in de omgeving en vormt geen bedreiging voor het productieklimaat van de op het bedrijventerrein gevestigde bedrijven uit de foodsector. Om die reden is de opslag c.a. - die op een afzonderlijk, los van het terrein van de asfaltcentrale gelegen locatie plaatsvindt - ook vergund kunnen worden binnen de bepalingen van het geldende bestemmingsplan Het Ertveld en is toekenning van een functieaanduiding aan het terrein Veemarktkade 13 niet nodig.
Een functieaanduiding die wél bodem en grondwaterbedreigende activiteiten zou toelaten op het opslagterrein zou ver uitstijgen boven de huidige planregeling inzake de mogelijkheden van voortzetting van bodembedreigende activiteiten en verdraagt zich niet met de beleidslijn ten aanzien van de bescherming van het productieklimaat op het bedrijventerrein.
De geluidsverkaveling van het plan is bijgesteld op basis van gecorrigeerde oppervlakten en een meer verfijnde en representatieve meetmethode. De planregeling is verder ook aangepast op de aanwezigheid van een laad- en losplaats met bijbehorende voorzieningen bij het perceel Veemarktkade 10.
Voorts is in de planregels een algemene aanvullende afwijkingsbevoegdheid opgenomen voor het kunnen toelaten van bedrijfsinstallaties en andere bedrijfsmatige bouwwerken tot een hoogte van 40 meter. Specifieke aanpassing van het bouwregime op het bouwblok van de asfaltcentrale is niet nodig in verband met het bepaalde in artikel 11 van de planregels.
De woonboten liggen binnen het gezoneerde bedrijventerrein en krijgen wettelijk geen bescherming tegen geluidsoverlast vanuit de nabijgelegen bedrijvigheid. De woonboten geven andersom dan ook geen beperkingen ten aanzien van de vergunde geluidsemissie van de bedrijven.
Voor overige milieuaspecten als luchtkwaliteit, geurhinder e.d. is de specifieke landelijke milieuwetgeving bepalend voor de relatie tussen bedrijvigheid en gevoelige functies en niet de gemeentelijke bestemmingsplannen. Door de gemeente kunnen op dit onderdeel dan ook geen waarborgen gegeven worden naar de bedrijfsomgeving. Daar waar tussen de asfaltcentrale en het opslagterrein een tweetal woningen gesitueerd zijn zullen de woonboten vooralsnog niet de grootste bedreiging vormen voor de bedrijfsvoering in de omgeving.
Ook zal geen vrijwaring gegeven kunnen worden tegen de invloed van het Bevi-bedrijf gelegen ten noordoosten van het perceel Veemarktkade 13. In de huidige situatie blijft de contour plaatsgebonden risico externe veiligheid van het Bevi-bedrijf echter volledig op het eigen bedrijfsperceel, waardoor het bedrijf geen risicobron vormt voor belemmeringen in de bedrijfsomgeving.
In de planregeling zal niet worden voorzien in boringsvrije zones op het bedrijventerrein. De bescherming van de kwaliteit van het grondwater ligt in handen van het provinciebestuur. En het ligt niet in de verwachting dat de eerste 50 meter onder maaiveld provinciale bescherming zullen krijgen met een boringsvrije zone.
Verzocht wordt de voor de nachtperiode gewaarborgde geluidsruimte voor toekomstige ontwikkelingen voor het perceel vast te leggen in de geluidverkavelingskaart c.a..
Commentaar :
In de tabel van de aangepaste geluidverkavelingskaart is inmiddels voorzien in de juiste vertaling van de gewaarborgde geluidsruimte.
Gevraagd wordt de begrenzing van de bestemmingen 'Bedrijventerrein' en 'Water' en de bijbehorende aanduidingen op de verbeelding en de geluidverkavelingskaart aan te passen aan de actuele eigendomssituatie en het bestaande gebruik van de betreffende gronden.
Ten aanzien van de formulering van de planregels worden suggesties gedaan. Bezwaar wordt gemaakt tegen de in de planregels opgenomen bevoegdheid om nadere eisen te stellen ten aanzien van de opslag van potentiëel bodem- en grondwaterverontreinigende stoffen, en de situering van bouwwerken en afscherming van geluidsbronnen in relatie tot de bescherming van de beschikbare geluidsruimte.
Tenslotte wordt voorgesteld de planregels voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, buiten het bouwvlak aan te vullen met afwijkingsbepalingen.
Commentaar :
In de gevraagde aanpassingen op de verbeelding en de geluidverkavelingskaart is voorzien.
Daar waar de planregels aanleiding zouden kunnen geven tot verkeerde interpretaties zijn bepalingen anders geformuleerd.
De afwijkingsbevoegdheid van art. 3.5 sub b voorziet in het vergunnen van geluidruimte boven de primaire toegekende - op de geluidverkavelingskaart gewaarborgde - geluidruimte. Bij de toepassing van de bevoegdheid vormt de bewaking van de geluidzonering een primaire randvoorwaarde vanuit de milieuwetgeving. Maar zoals bij elke bevoegdheid kunnen andere (milieu)aspecten) ook een rol spelen bij de beoordeling van de wenselijkheid van de mogelijke toepassing.
Aan de nadere eisenregelingen is niet gesleuteld. Deze bepalingen vormen een vangnet voor onvoorziene vermijdbare aantastingen van planologisch relevante doelstellingen in de bescherming van het productieklimaat en het zuinig gebruik van de schaars beschikbare geluidsruimte.
Met een aanvullende afwijkingsbepaling voor wat betreft bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde is tegemoet gekomen aan de inspraakreactie.
Verzocht wordt de situering van de kantoorruimte en de bouwhoogte van silo's en het menggebouw te respecteren en de voor de nachtperiode gewaarborgde geluidruimte vast te leggen op de geluidverkavelingskaart.
Verduidelijking wordt gevraagd ten aanzien van de systematiek ter bepaling van het bronvermogen van akoestisch relevante bedrijven en de daarbij te hanteren bouwstenen. Tenslotte worden vragen gesteld ten aanzien van de toepassing van nadere eisen met betrekking tot de situering van bouwwerken en de afscherming van geluidbronnen.
Commentaar :
Op basis van het bepaalde in artikel 11 van de planregels krijgen vergunde overschrijdingen van de bouwregels voorrang boven de vastgelegde bouwbepalingen. Overigens voldoet de situering van het bedrijfskantoor al wel aan de reguliere bouwbepalingen. De voor de nachtperiode gewaarborgde geluidruimte is inmiddels in de aangepaste tabel op de geluidverkavelingskaart vastgelegd.
De systematiek ter bepaling van het bronvermogen van bedrijven en de daarbij berekende waarden zijn thans meer uitvoerig beschreven en inzichtelijk gemaakt in een afzonderlijk document. Bij de berekeningen worden alle rechtstreeks aan de bedrijfsvoering van de inrichting gerelateerde geluidsbronnen betrokken.
De nadere eisen regeling maakt deel uit van de flexibiliteitsbepalingen en zal - met respectering van de bestaande geluidswaarden - alleen toegepast worden bij veranderingen in de bedrijfsvoering waarbij meer geluid vrijkomt. Primair oogpunt van de regeling is dat geen onnodig gebruik gemaakt wordt van de schaars beschikbare geluidruimte op het bedrijventerrein.
Gevraagd wordt de toelaatbare bouwhoogte voor installaties en bedrijfsmiddelen - al dan niet op basis van een afwijkingsbepaling - hoger vast te stellen op 40 meter.
Verzocht wordt de mogelijkheden voor detailhandel in het plan te beperken tot de terreinen waarop enkel bedrijvigheid in de milieucategorieën 1 en 2 toegelaten is.
Verder wordt gevraagd in het plan te regelen dat de kantoorfuncties van het bedrijf zijn toegestaan.
De geluidverkaveling gaat - met name omdat geen rekening wordt gehouden met de richtingsafhankelijkheid van geluid - onnodig ten koste van 50% van de geluidruimte voor het industrieterrein. Dat is een grote achteruitgang ten opzichte van het geluidbeheersplan zoals dat in 2011 is vastgesteld.
Gelet op aanstaande wetswijzigingen wordt verzocht af te zien van de geluidverkaveling in het bestemmingsplan. Als de gemeente toch met geluidsverkaveling door wil gaan, wordt verzocht om de geluidsruimte te verdelen door kavels een geluidsimmissieniveau op geselecteerde zonebewakingspunten toe te kennen.
Van belang wordt gevonden dat er met het nieuwe bestemmingsplan geen sprake zal zijn van enige beperking voor de toekomstige bedrijfsvoering op het terrein.
Commentaar :
Met het opnemen van een aanvullende afwijkingsbevoegdheid is de mogelijkheid geopend om het oprichten van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tot 40 meter te vergunnen.
In het plan wordt uitsluitend productiegebonden detailhandel en verkoop van abc-goederen c.a. rechtstreeks mogelijk gemaakt. Deze extensieve vormen van detailhandel kunnen nauwelijks van invloed zijn op de bedrijfsvoering in de omgeving.
Andere - meer publiek trekkende - vormen van detailhandel zijn slechts met toepassing van een afwijkingsbevoegdheid te vergunnen. In de planregeling is de voorwaarde opgenomen dat deze verkoop geen onevenredige verkeers- en/of parkeeroverlast geeft naar de omgeving. Voorts ligt het niet in de rede met name de meer publieksaantrekkende detailhandel te situeren (c.q. toe te laten) op locaties buiten het zicht van de doorgaande wegenstructuur van de Rietveldenweg. Maar het op voorhand tot het lichte bedrijventerrein beperken van de toelaatbare vormen van detailhandel is niet nodig. Maatwerk moet mogelijk blijven.
Bedrijfskantoorruimten welke onderdeel zijn van de bedrijfsactiviteiten op de bedrijfspercelen passen binnen de bestemming 'Bedrijventerrein' en behoeven geen aanvullende regeling. Het begrip 'kantoor' is in de planregeling verbonden aan het verlenen van diensten aan het publiek, en dat is wel een functie die binnen de planregeling uitsluitend op basis van een specifieke aanduiding op de verbeelding mogelijk wordt gemaakt.
Onder invloed van de geluidverkaveling gaat geen geluidruimte voor het bedrijventerrein verloren. Omdat de geluidsverkaveling er op gericht is de nog beschikbare geluidsruimte voor de bedrijven primair te verdelen in het middengebied van het bedrijventerrein, op ruime afstand van de zonegrens en de zonebewakingspunten, wordt de beschikbare geluidruimte juist op de meest doelmatige wijze ingezet voor het bedrijventerrein.
Daar waar nog restruimte overblijft, voorziet het bepaalde in artikel 3.5 sub b in de mogelijkheid deze ruimte in te vullen. Binnen de geformuleerde randvoorwaarden van noodzaak, toepassing van de beste beschikbare technieken en inpasbaarheid binnen de milieuwetgeving (m.n. zonebewaking) wordt daarbij maatwerk voorgestaan dat het gebruik van de totaal beschikbare geluidruimte optimaliseert tot een niveau dat niet achterblijft bij het eerder geluidbeheersplan.
Met het toekennen van geluidruimte aan álle bedrijfspercelen, wordt een duurzame en evenwichtige ontwikkeling op het totale bedrijventerrein mogelijk gemaakt. En dat is voor het bedrijventerrein een grote vooruitgang die niet bereikt wordt bij het afzien van geluidsverkaveling.
Een systeem met toekenning van geluidsruimte door kavels een geluidimmissieniveau op geselecteerde zonebewakingspunten toe te kennen is ondoorzichtig en schiet als planologisch instrument volstrekt tekort vanuit het oogpunt van rechtszekerheid.
Tenslotte mag het duidelijk zijn dat een evenwichtige verdeling van de schaarse geluidruimte nooit mogelijk is zonder het opleggen van beperkingen.
Zeker waar deze beperkingen liggen in de avond- en nachtperiode is dat niet nieuw voor de containerterminal. Eerder is voor uitbreiding van de capaciteit van de containerterminal uitdrukkelijk gekozen voor demping van de zwaaikom van de Rietveldenhaven ten behoeve van verlenging van de kade, uitbreiding van de plaatsingsmogelijkheden voor kranen en vergroting van het opslagterrein. Deze keuze voor een dure oplossing was ingegeven door het uitgangspunt - vanwege de geluidsuitstraling - juist voor de dagperiode meer verwerkingscapaciteit te realiseren. Destijds is ook al vastgelegd dat de verruimde fysieke verwerkingscapaciteit van de containerterminal in de avond- en nachtperiode maar beperkt benut zou mogen worden.
Verzocht wordt de staat van niet toegestane bedrijfsactiviteiten aan te vullen met de activiteiten benoemd in de brochure 'het juiste bedrijf op de juiste plek'.
Gepleit wordt voor een globaler beschrijving in de plantoelichting van onder meer het energie en klimaatbeleid, om te voorkomen dat bij beoordeling van vergunningaanvragen het milieubeleid als uitgangspunt wordt gehanteerd en vanuit die optiek bedrijven KWO systemen gaan aanleggen. Verzocht wordt om gesloten KWO systemen op het bedrijventerrein uitdrukkelijk te verbieden.
Anderzijds wil de onderneming graag met realisering van windmolens op de Rietvelden bijdragen aan het klimaatbeleid van de overheid. De keuze om de plaatsing van windmolens op de Rietvelden nog niet mogelijk te maken in het voorliggende (conserverende) bestemmingsplan wordt betreurd.
Gevreesd voor belemmeringen voor bedrijvigheid vanuit het natuurbeleid gericht op de ecologische hoofdstructuur.
Gevraagd wordt naar de overwegingen die geleid hebben tot de keuze - vooruitlopend op een mogelijke aanpassing van de geluidswetgeving - een geluidverdelingsregeling op te nemen in het bestemmingsplan.
Aanvullende informatie is benodigd om vast te kunnen stellen of de voorgelegde regeling niet beperkend is voor de ontwikkelingsmogelijkheden op de braakliggende terreinen van de (zware) milieucategorie 5.
Gevraagd wordt of de functieaanduiding die dwars over het terrein aan de Rietveldenweg 15 loopt (bestemmingsplan)technisch wel juist is.
Commentaar :
De staat van niet toegestane bedrijfsactiviteiten is nog eens diepgaand gescreend op volledigheid en bijgesteld tegen de achtergrond van de vanaf 1995 gehanteerde uitsluitingen en de eerder aangekondigde aanvullingen. In lijn met het geformuleerde beleid zal de inzameling en overslag van (huis)afval op het bedrijventerrein niet uitgesloten worden. Verwérking van afval is wel uitgesloten, alsmede recycling van metaalafval en groothandel in autosloopmateriaal, metaalschroot en afvalstoffen. Sloop van bouwwerken en sanering van milieuverontreiniging - werkzaamheden op locatie - behoeven geen uitsluiting. Wel wordt op- en overslag van verdachte bouwstoffen in het voorliggende plan uitgesloten.
Voor wat betreft de plantoelichting is van belang dat het daarin geformuleerde milieubeleid geen rechtstreekse toetsingsgrond is voor aanvragen om omgevingsvergunning en dan ook geen dwingend karakter heeft naar realisering van KWO systemen. Voor de toepassing van KWO systemen in relatie met de bescherming van de kwaliteit van het (te winnen) grondwater is de provincie de aanspreekbare overheid. De gemeente heeft daar vanuit de bescherming van het milieu geen zelfstandige taak in.
De impact van plaatsing van windmolens is met name in stedelijk gebied te groot om een en ander op voorhand toe te laten in een bestemmingsplan. Onderzoek naar de mogelijkheden van plaatsing van windmolens binnen het gemeentelijk grondgebied loopt nog.
Voor wat betreft het benoemen van ecologische waarden heeft de gemeente zich beperkt tot gebieden ten noorden van de Dieze en aan de oostzijde van de Ertveldplas. Belemmeringen vanuit deze gebieden voor de bedrijfsvoering op het deelterrein Rietvelden zijn moeilijk voorstelbaar.
Voor de overwegingen ten aanzien van de keuze voor het opnemen van een geluidsverkaveling op het gezoneerde bedrijventerrein kan in aanvulling op de plantoelichting van het (voorontwerp)- bestemmingsplan primair worden verwezen naar het eerder door de gemeenteraad vastgestelde voorbereidingsbesluit voor De Rietvelden en Het Ertveld (raadsbesluit 11.1144 van 13 december 2011).
Zonder een planologisch beheer van de geluidsruimte blijft het risico bestaan dat de eerste zware claim op de nog beschikbare geluidsruimte gehonoreerd zou moeten worden, de geluidsruimte daarmee vergeven zou zijn en het bedrijventerrein geen ruimte meer zou hebben voor verdere ontwikkelingen.
De aanpassing van de landelijke geluidswetgeving loopt al een aantal jaren en voor het waarborgen van toereikende geluidsruimte voor alle gronden op het bedrijventerrein kan niet gewacht worden op een wellicht nog jaren durend wetgevingsproces met een onzekere uitkomst.
Zeker voor wat betreft de braakliggende gronden op het middenterrein van de Rietvelden geeft de beoogde geluidsverkaveling ontwikkelingsmogelijkheden die vanuit de milieuwetgeving thans niet gewaarborgd zouden kunnen worden.
De functieaanduiding die dwars over het terrein Rietveldenweg 15 loopt vormt de scheidslijn tussen het middelzware bedrijventerrein (maximaal tot milieucategorie 4.1) en het zware gedeelte van het bedrijventerrein (milieucategorieën 3.1 t/m 5.1) en vloeit voort uit het vorige bestemmingsplan en het segmenteringsbeleid van bedrijventerreinen in milieucategorieën gerelateerd aan de afstand tot woongebieden.
Geluidsverkaveling
Op het onderdeel geluid maakt het samenwerkingsverband zich grote zorgen over de toekomstige (on)mogelijkheden die resteren voor de bestaande (geluidproducerende) bedrijven en voor de economisch rendabele ontwikkeling van de braakliggende percelen, na het vaststellen van het bestemmingsplan in deze vorm. De RIVU beschouwt de totale geluidruimte als het collectieve eigendom van de bedrijven en onnodige afbreuk van deze bedrijfseconomische waarde moet te allen tijde worden voorkomen. In het voorontwerpbestemmingsplan is sprake van een niet optimale, sterk verminderde geluidruimte, wat direct ten koste gaat van de economische groei voor de komende 10 jaar.
Verder is er sprake van rechtsonzekerheid en onduidelijkheid ten aanzien van de rekenmethodiek, waardoor de gevolgen voor individuele bedrijven en het industrieterrein als totaal niet goed zijn vast te stellen, wordt de Wet ruimtelijke ordening oneigenlijk gebruikt, en zal de meerwaarde van de bestemmingsplanregeling onder invloed van landelijke wetgeving op het gebied van geluid in de nabije toekomst mogelijk komen te vervallen.
Tenslotte is mogelijk sprake van een lastenverzwaring voor de bedrijven .
Commentaar :
In 2011 is door de gemeenteraad - onder invloed van ontwikkelingen in de rechtspraak waarbij geluidbeheersplannen de status van weigeringsgrond voor aanvragen om vergunning is ontzegd - besloten een bestemmingsplan in voorbereiding te (laten) nemen waarin de schaars beschikbare geluidruimte op het gezoneerde bedrijventerrein ruimtelijk zodanig wordt verdeeld dat alle locaties op het bedrijventerrein ook in de toekomst nog de geluidsruimte kunnen krijgen die benodigd is voor een passende invulling.
In het voorontwerpplan is een en ander vertaald in een geluidsverkaveling waarbij voor de bedrijfspercelen geluidruimte is gewaarborgd op basis van de gehanteerde segmentering in toelaatbare milieucategorieën op het bedrijventerrein.
Vanuit doelmatigheidsoverwegingen is daarbij gekozen voor een opzet waarin voor het 'zware' middengedeelte van het bedrijfsterrein relatief het meeste geluidruimte wordt toegekend. Op deze gronden - op ruime afstand van de zonegrens en de zonebewakingspunten - is toekenning van geluidruimte immers het minst van invloed op de te respecteren maximale geluidswaarde op de zonegrens en kan met beperkte inzet van geluidruimte meer mogelijk gemaakt worden dan aan de randen van het bedrijventerrein in de nabijheid van zonebewakingspunten. Daarnaast sluit een en ander ook aan op de doelstelling op het gezoneerde bedrijventerrein daadwerkelijk ruimte te kunnen geven aan akoestisch relevante bedrijvigheid.
In aanvulling op deze primaire geluidruimteverdeling is uiteraard toegezien op het respecteren van de bestaande bedrijfsvoeringen welke middels milieuvergunning en/of omgevingsvergunning in het verleden al een hogere geluidruimte hebben toegekend gekregen. Voor de akoestisch relevante bedrijven in het middengebied wordt daarbij met het oog op het bieden van verdere ontwikkelings-mogelijkheden zelfs extra ruimte geluidruimte gewaarborgd in het systeem van geluidsverkaveling.
De na bovenomschreven waarborgen nog resterende geluidruimte kan vervolgens in maatwerk op basis van de al eerder genoemde afwijkingsbepaling artikel 3.5 sub b. toebedeeld worden aan bedrijven die daar een aantoonbare behoefte aan hebben. Daarbij is het zaak verstandig en doelmatig met deze restruimte om te gaan. De in de planregels benoemde criteria die in de afweging een rol spelen zijn (bedrijfseconomische) noodzaak, de inzet van de best beschikbare technieken en de inpasbaarheid binnen de milieuwetgeving (met uiteraard de zonebewaking).
Bij de toepassing van het maatwerk kan de inzet van geluidruimte tot op kavelniveau geoptimaliseerd worden met een doelmatigheidsbeoordeling aan de hand van de immissie op de zonebewakingspunten. De geluidruimte blijft immers een schaars goed, dat maar één keer vergeven kan worden.
Binnen dit maatwerk kan de richtingsafhankelijkheid van geluid - met name aan de randen van het bedrijventerrein - dus zeker nog een rol spelen.
Onder invloed van de beoogde planologische geluidsverkaveling gaat geen geluidruimte voor het bedrijventerrein verloren. Met de waarborgen vastgelegd op de geluidverkavelingskaart wordt het geluid primair al doelmatig verdeeld in overeenstemming met de eerder gekozen segmenteringsopzet. Met maatwerktoepassing van de afwijkingsbepaling kunnen de mogelijkheden die de geluidzonering biedt benut worden tot een niveau dat niet achterblijft bij dat wat op basis van het eerder voorgestane geluidbeheersplan haalbaar zou zijn.
Voor wat betreft het aspect rechtszekerheid is van belang dat de geluidsverkaveling aan ieder perceel op kenbare wijze een gewaarborgd niveau van geluidruimte toekent. Dat gewaarborgd niveau zoals vastgelegd op de geluidverkavelingskaart is niet gevoelig voor aanvragen van derden om aanvullende geluidruimte te vergunnen.
Het eerder voorgestane geluidbeheersplan voorzag daar niet in en ook andere voorgestelde systemen die geluidruimte afhankelijk stellen van het voortdurend veranderende geluidimmissieniveau op geselecteerde zonebewakingspunten schieten op het aspect rechtszekerheid volstrekt tekort.
De gehanteerde rekenmethodiek is breed uitgeschreven en samen met de rekenresultaten vastgelegd in een afzonderlijk document. Inhoudelijk is de rekenmethodiek verder verfijnd door het hanteren van meer meetpunten en een middeling van de rekenuitkomsten bij de terugrekening naar het te hanteren bronvermogen.
De verfijnde rekenmethodiek met middeling van de rekenuitkomsten leidt er wel toe dat met dezelfde brongegevens andere geluidwaarden optreden ten aanzien van de te waarborgen geluidruimte.
Deze ruimte is deels ingezet door de akoestisch relevante bedrijven op het 'zware' gedeelte van het bedrijventerrein voor de dagperiode 1 dB(A) extra waarborg te geven voor verdere ontwikkelingen.
Met de planologische optiek van verdeling (ordening) van de beschikbare geluidruimte draagt de planregeling in grote mate bij aan optimalisering van de ontwikkelingsmogelijkheden op het bedrijventerrein en de ruimtelijke ordeningsdoelstelling van zuinig ruimtegebruik.
De geluidsverkaveling sluit daarbij rechtstreeks aan op de bestaande segmenteringsopzet van het bedrijventerrein voor wat betreft de te onderscheiden milieucategorieën. Oneigenlijk gebruik van de Wet ruimtelijke ordening is niet aan de orde, hetgeen ook bevestigd wordt in vergelijkbare kwesties elders in het land.
Juist het alternatief geopperde systeem met immissienormen verdraagt zich - vanwege de kenmerken van een milieuregeling met milieukwaliteitsnormen - moeilijk met de optiek van ruimtelijke ordening en zal als milieu-instrument geen goede juridische basis kunnen vormen voor geluidbeheer.
En zonder een planologisch beheer van de geluidsruimte blijft het risico bestaan dat een onevenredige claim op de nog beschikbare geluidsruimte op basis van de Wet milieubeheer/Wabo gehonoreerd moet worden, de zone volloopt en het bedrijventerrein weer min of meer op slot komt te zitten.
Wachten op aanpassing van de landelijke geluidswetgeving wordt dan ook niet overwogen. Het landelijk wetgevingstraject ten aanzien van geluid loopt al jaren en het veilig stellen van de ontwikkelingsruimte op het bedrijventerrein kan niet wachten op een wellicht nog jaren durend wetgevingsproces met een onzekere uitkomst.
Bijzondere lastenverzwaring voor de bedrijven is tenslotte niet aan de orde. Er worden geen andere gegevens van de bedrijven verwacht dan die thans al in het kader van de beoordeling van aanvragen om omgevingsvergunning en/of de bewaking van de zonegrens benodigd zijn.
Het eerder beschreven maatwerk met toepassing van de binnenplanse afwijkingsbevoegdheid voltrekt zich voorts binnen het kader van een reguliere omgevingsvergunning.
Overige zienswijzen
Gevraagd wordt de status van de ruimtelijk te legaliseren woonboten te verduidelijken in relatie met de veranderde landelijk geluidswetgeving (nieuwe Besluit geluid milieubeheer) en duidelijkheid te geven over het woon- en leefklimaat voor de woonboten en het niveau van de bescherming daarvan.
Aangegeven wordt dat op basis van de ontwikkelingen van bedrijfsmatige bouwwerken en bedrijfsmiddelen sinds 1995 het huidige bouwregime aanpassing behoeft.
Verzocht wordt om aanpassing van de planregeling ter voorkoming van vestiging van detailhandel op het zware gedeelte van het bedrijventerrein en in het bestemmingsplan onderscheid te maken tussen ondergeschikte en zelfstandige kantoorfuncties. Tevens wordt gevraagd om in de planregels onderscheid te maken tussen incidenteel kortdurende situaties en structureel langdurige situaties met parkeeroverlast.
Tenslotte wordt de bereidheid uitgesproken om van gedachten te wisselen over alternatieve mogelijkheden aspecten in het plan te regelen en ondersteuning te bieden bij de uitwerking.
Commentaar :
De woonboten in de Industriehaven aan de Oude Engelenseweg hebben een ligplaats gekregen binnen het gebied dat op basis van de APV is aangewezen als legale ligplaatslocatie voor woonboten.
De woonboten liggen binnen het gezoneerde bedrijventerrein en krijgen wettelijk geen bescherming tegen geluidsoverlast vanuit de nabijgelegen bedrijvigheid. Dat zou ook niet passend zijn ten aanzien van een woonfunctie die geen enkele functionele relatie heeft met de bedrijfsomgeving. Andersom geven de woonboten ook geen beperkingen ten aanzien van de vergunde geluidsemissie van de bedrijven in de omgeving.
Voor milieuaspecten als luchtkwaliteit, geurhinder e.d. is de specifieke landelijke milieuwetgeving bepalend voor de relatie tussen bedrijvigheid en woonboten en niet de gemeentelijke bestemmingsplannen. Door de gemeente kunnen op dit onderdeel dan ook geen waarborgen gegeven worden naar de bedrijfsomgeving, maar kan ook aan woonbootbewoners geen vrijwaring gegeven worden tegen toenemende bedreiging van het woonklimaat.
Beleidsmatig is de ligging van woonboten in de Industriehaven niet gewenst. Enerzijds vanwege de niet voor woongebruik geschikte bedrijfsomgeving. Maar ook vanwege de fysieke beperkingen die de ligging van de woonboten geeft ten opzichte van alternatieve gebruiksmogelijkheden voor het water en mogelijke ontwikkelingen ten behoeve van nabijgelegen (bedrijfs)voorzieningen.
Vanwege het conserverend karakter van de bestemmingsplanherziening blijft in afwachting van nieuwe ontwikkelingen de voorgestelde planregeling voorzien in het toestaan van medegebruik van het water als ligplaats ten behoeve van woonboten en het daarbij behorende woongebruik. Maar tegelijkertijd blijft de verplaatsing van de woonboten ook in studie in samenhang met onderzoek naar de mogelijkheden van optimalisatie van het ruimtegebruik in de bedrijfsomgeving.
Zoals eerder al is aangegeven is een aanvullende afwijkingsbevoegdheid in de planregels opgenomen die de mogelijkheid opent voor het toelaten van bedrijfsinstallaties, kranen en andere bedrijfsmatige bouwwerken tot een bouwhoogte van 40 meter. Beoordeling van de toelaatbaarheid blijft maatwerk in relatie met de inpasbaarheid in de omgeving, en zal daarbij aan de randen van het bedrijventerrein beduidend anders kunnen zijn dan op het middenterrein.
Ook de ten aanzien van de functies detailhandel, bedrijfskantoren en parkeerbeleid ingebrachte zienswijzen zijn eerder al becommentarieerd bij de individueel door de bedrijven ingebrachte inspraakreacties. Kort samengevat wordt voorgestaan maatwerk te kunnen bieden ten aanzien van het toelaten van volumineuze detailhandel. Voorts wordt benadrukt dat (ondergeschikt) kantoorgebruik als intern onderdeel van de bedrijfsfunctie rechtstreeks toegelaten is, maar dat (zelfstandige) kantoorfuncties gericht op het verlenen van diensten aan publiek behoudens uitzonderingen niet toelaatbaar zijn. En bevestigd wordt dat incidentele parkeeroverlast anders wordt beoordeeld dan structurele problemen ten aanzien van het fatsoenlijk kunnen voorzien in de parkeerbehoefte.
Omdat de doelstellingen van gemeente en het samenwerkingsverband grotendeels parallel lopen ten aanzien van het behouden van voldoende ontwikkelingsmogelijkheden op het bedrijventerreinen en het specifiek waarborgen van de verdere ontwikkelingspotenties van het middenterrein, is met graagte ingegaan op de uitnodiging om van gedachten te wisselen over alternatieve mogelijkheden voor de planregeling en samenwerking in de uitwerking.
Het gevoerde overleg van medio november 2012 heeft daarbij aanzienlijk bijgedragen aan meer begrip voor de verschillende belangen en standpunten. In onderhavige verslaglegging van de inspraakprocedure is evenwel onverkort de formeel ingebrachte schriftelijke zienswijze becommentarieerd.