3.3 Nadere eisen
3.3.1 Nadere eisen bouwen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
-
a. een samenhangend bebouwingsbeeld;
-
b. de verkeersveiligheid;
-
c. de milieusituatie;
-
d. de (sociale) veiligheid;
-
e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
3.3.2 Nadere eisen opslag verontreinigende stoffen
Burgemeester en wethouders kunnen ter voorkoming van bodem- en grondwaterverontreiniging nadere eisen stellen met betrekking tot de wijze van opslag van potentiëel bodem- en grondwaterverontreinigende stoffen en de daarbij te treffen voorzieningen.
3.3.3 Nadere eisen bescherming geluidruimte
Burgemeester en wethouders kunnen ter bescherming van beschikbare geluidruimte nadere eisen stellen met betrekking tot de situering van bouwwerken en de afscherming van geluidbronnen op percelen gelegen buiten de 'geluidzone - industrie'.
3.5 Afwijken met omgevingsvergunning
-
a. Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.2.1 onder a en 3.4 onder a ten behoeve van de bouw en het gebruik voor:
-
1. detailhandel in stoffen en goederen, waarvan de verkoop in winkelcentra niet past in verband met de verstoring van het aldaar gewenste milieu, zoals de verkoop van brand- en explosiegevaarlijke of andere milieubelastende stoffen en goederen;
-
2. detailhandel in volumineuze artikelen zoals keukens, badkamers, sanitair, bouwmaterialen etc. met uitzondering van detailhandel in meubelen, mits daardoor geen onevenredige verstoring plaatsvindt van de structuur van het plaatselijke en/of regionale distributieapparaat of een reeds bestaande verstoring wordt vergroot, en in voldoende mate verzekerd is dat geen onevenredige verkeers- en/of parkeeroverlast zal optreden voor de omgeving;
-
3. Bevi-inrichtingen op bedrijfspercelen waarop bedrijfsactiviteiten als genoemd in de categorieën 4.1, 4.2 en/of 5.1 niet zijn toegestaan, mits de contour van de grenswaarde plaatsgebonden risico van de inrichting binnen het eigen bedrijfsperceel blijft, binnen deze contour geen kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten van derden aanwezig zijn, én het invloedsgebied GR niet buiten de begrenzing van het het bedrijfsperceel van de inrichting treedt;
-
4. Bevi-inrichtingen op bedrijfspercelen waarop bedrijfsactiviteiten als genoemd in de categorieën 4.1, 4.2 en/of 5.1 zijn toegestaan, mits binnen de contour van de grenswaarde plaatsgebonden risico van de inrichting geen kwetsbare objecten van derden aanwezig zijn, en de grens van het invloedsgebied GR niet over de bestemmingen gemengd (GD) en/of wonen (W) valt en niet buiten de begrenzing van het plangebied treedt;
-
5. beperkt kwetsbare objecten ten dienste van de bestemming binnen de contour van de richtwaarde plaatsgebonden risico van een bestaande Bevi-inrichting van derden, mits gewichtige redenen als het zwaarwegend belang van de bouw en/of gebruik van het beperkt kwetsbaar object of het doelmatig gebruik van gronden daartoe aanleiding geven;
-
6. bedrijvigheid en groothandel in de categorieën 1 en 2 van de bij deze regels als bijlage behorende Staat
van bedrijfsactiviteiten ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 5', mits het belang van afwijking zwaarder weegt dan het belang van het beschikbaar houden van de betrokken gronden voor uitsluitend zwaardere bedrijvigheid op het daarvoor aangewezen deel van het bedrijventerrein;
-
7. bedrijfsactiviteiten die niet genoemd zijn in de Staat van bedrijfsactiviteiten, maar die naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met de binnen het betreffende deel van het toepasselijke bestemmingsvlak toegestane bedrijfsactiviteiten, mits het geen activiteiten zijn ten aanzien waarvan het maken van een milieueffectrapport verplicht is of ten aanzien waarvan de artikelen 7.16 tot en met 7.19 van de Wet milieubeheer wet moeten worden toegepast, en de bedrijfsactiviteiten geen onevenredige overlast of hinder veroorzaken voor bestaande woningen in de omgeving;
-
8. activiteiten als aangegeven onder artikel 3.4b onder 4 t/m 8, mits de bedrijfseconomische noodzaak voor afwijking is aangetoond, geen redelijke alternatieven aanwezig zijn en dusdanige specifieke technische voorzieningen worden getroffen dat het potentieel gevaar voor bodem- en grondwaterverontreiniging redelijkerwijs is weggenomen.
b. Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.4d en een inrichting meer geluidruimte vergunnen, mits vergroting van de geluidruimte bedrijfseconomisch noodzakelijk is, bij de bedrijfsvoering de beste beschikbare technieken worden toegepast en toekenning van meer geluidruimte zich verdraagt met de milieuwetgeving.