direct naar inhoud van Artikel 3 Bedrijf
Plan: Zuid
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0796.0002025-1501

Artikel 3 Bedrijf

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Bedrijf aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen met lpg': een verkooppunt voor motorbrandstoffen inclusief LPG met bijbehorende voorzieningen, het daarmee samenhangend gebruik van de grond en bouwwerken en de met deze activiteiten samenhangende verkoop van weggebonden assortiment goederen alsmede rookartikelen en kleine etens- en drinkwaren;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'Veiligheidszone - lpg' tevens voor het tegengaan van een te hoog veiligheidsrisico van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten vanwege een LPG opslag;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' is uitsluitend een bedrijfswoning toegestaan;
  • d. aan de hoofdfunctie ondergeschikte verkeers- en groenvoorzieningen, water, waterhuishoudkundige voorzieningen, tuinen, erven en terreinen;

met uitzondering van geluidszoneringsplichtige inrichtingen.

3.2 Bouwregels
3.2.1 Algemeen
  • a. Parkeervoorzieningen dienen in voldoende mate op eigen terrein te worden gerealiseerd;
  • b. In en op de gronden ter plaatse van de aanduiding 'Veiligheidszonde - lpg' mogen geen kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten worden gebouwd.
3.2.2 Gebouwen

Binnen deze bestemming mogen gebouwen ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak dat op de verbeelding is aangegeven;
  • b. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd;
  • c. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan op de verbeelding is aangegeven.
  • d. de goothoogte mag niet meer bedragen dan op de verbeelding is aangegeven.
3.2.3 Erfbebouwing

Ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' zijn de regels zoals opgenomen in de artikel 17.2.3 van overeenkomstige toepassing.

3.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Binnen deze bestemming mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • a. de hoogte van terrein- en erfafscheidingen op en voor de voorgevelrooilijn mag vanaf de voet gemeten niet meer dan 1 meter bedragen
  • b. de hoogte van terrein- en erfafscheidingen achter de voorgevelrooilijn mag vanaf de voet gemeten niet meer dan 2 meter bedragen.
  • c. in afwijking van het gestelde onder a en b mag ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen met lpg' ten dienste van deze bestemming de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen en erfafscheiding zijnde, ten hoogste 6 meter bedragen;
3.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmeting van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. een samenhangend straat en bebouwingsbeeld;
  • b. de verkeersveiligheid;
  • c. de milieusituatie;
  • d. de sociale veiligheid;
  • e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
3.4 Afwijken van de bouwregels
  • a. Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde onder 3.2.1 onder a, mits:
    • 1. de noodzakelijke parkeervoorzieningen op eigen terrein in onvoldoende mate kunnen worden gerealiseerd en op andere wijze in de parkeerbehoefte wordt voorzien; en
    • 2. de situering van de parkeerplaatsen het stedenbouwkundig beeld van de omgeving, de verkeersveiligheid en gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden niet onevenredig aantast.
  • b. Met een omgevingsvergunning kan ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning worden afgeweken van het bepaalde onder 3.2.3 overeenkomstig de regels zoals opgenomen in artikel 17.4.2.
3.5 Specifieke gebruiksregels

Het is verboden de in deze bestemming begrepen gronden en de daarop voorkomende bouwwerken te gebruiken of in gebruik te geven of te laten voor een doel of op een wijze strijdig met deze bestemming.

3.6 Afwijken van de gebruiksregels

Met een omgevingsvergunning wordt afgeweken van het bepaalde in lid 3.5 indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.