direct naar inhoud van 3.2 Provinciaal beleid
Plan: Zuid
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0796.0002025-1401

3.2 Provinciaal beleid

3.2.1 Structuurvisie Ruimtelijke Ordening

De Interimstructuurvisie Brabant in ontwikkeling, Paraplunota ruimtelijke ordening en het uitwerkingsplan Waalboss zijn vervangen door de Structuurvisie Ruimtelijke Ordening (Structuurvisie RO).

3.2.1.1 Doel van de structuurvisie

De Structuurvisie RO geeft de hoofdlijnen van het provinciaal ruimtelijk beleid tot 2025 (met een doorkijk naar 2040). De visie is bindend voor het ruimtelijk handelen van de provincie. Het is de basis voor de wijze waarop de provincie de instrumenten inzet die de Wet ruimtelijke ordening biedt. De visie ondersteunt daarnaast het beleid op andere provinciale beleidsterreinen, zoals het economisch-, mobiliteits-, sociaal-, cultureel-, milieu- en natuurbeleid.

De provinciale Structuurvisie RO is een belangrijke schakel tussen de structuurvisies van het Rijk en de gemeenten op het vlak van ruimtelijke ordening. Met deze structuurvisie biedt de provincie helderheid aan gemeenten over de provinciale belangen en de wijze waarop de provincie daarbij haar instrumentarium inzet. Met deze structuurvisie geeft de provincie ook (mede) gestalte aan nationale ruimtelijke belangen en doelen.

In de structuurvisie RO benoemt de provincie haar provinciale ruimtelijke belangen en de wijze waarop zij deze behartigt. De structuurvisie is opgebouwd uit een ‘Deel A Visie en sturing’, waarin de ruimtelijke visie, de belangen en de sturingsfilosofie is opgenomen. De ruimtelijke visie is uitgewerkt in dertien provinciale ruimtelijke belangen:

  • 1. Regionale contrasten;
  • 2. een multifunctioneel landelijk gebied;
  • 3. een robuust en veerkrachtig water- en natuursysteem;
  • 4. een betere waterveiligheid door preventie;
  • 5. koppeling van waterberging en droogtebestrijding;
  • 6. ruimte voor duurzame energie;
  • 7. concentratie van verstedelijking;
  • 8. sterk stedelijk netwerk: BrabantStad;
  • 9. groene geledingszones tussen steden;
  • 10. goed bereikbare recreatieve voorzieningen;
  • 11. economische kennisclusters;
  • 12. (inter)nationale bereikbaarheid;
  • 13. beleefbaarheid stad en land vanaf de hoofdinfrastructuur.

De wijze waarop de provincie deze ruimtelijke belangen behartigt is uitgewerkt in vier manieren van sturen. Dat zijn:

  • 1. Regionaal samenwerken: in vier regio’s West, Midden, Noordoost en Zuidoost stelt de provincie samen met de gemeenten regionale agenda’s op voor wonen en werken.
  • 2. Ontwikkelen: in negen gebiedsontwikkelingen (Brabantse Wal, Oostelijk Langstraat, Groene Woud,Levende Beerze, Brainport Oost, Grenscorridor, Waterpoort, Peelhorst en de As N65) neemt de provincie het initiatief en is zij bereid ontwikkelingsgerichte instrumenten in te zetten. Daarnaast onderscheidt de provincie een aantal thematische ontwikkelopgaven, zoals de Ecologische Hoofdstructuur en de herstructurering van bedrijventerreinen.
  • 3. Beschermen: De provincie zet de Verordening ruimte in voor het veiligstellen van een aantal provinciale belangen. De kern is de zorgplicht voor de ruimtelijke kwaliteit. Die omvat dat er zorgvuldig wordt omgegaan met het ruimtegebruik, er rekening wordt gehouden met de omgeving en dat de ontwikkeling bijdraagt aan het behoud of de versterking van de ruimtelijke kwaliteit.
  • 4. Stimuleren: De provincie ondersteunt andere partijen door middel van subsidies en stelt kennis en informatie beschikbaar. De provincie zet actief in op cultuurhistorische landschappen en heeft zogenaamde gebiedspaspoorten opgesteld.

In 'Deel B Structuren en beleid' staat op welke wijze de provincie stuurt op de functies in Noord-Brabant. Daarvoor zijn vier ruimtelijke structuren opgesteld: de groenblauwe structuur, het landelijk gebied, de stedelijke structuur en de infrastructuur. Binnen deze structuren worden de belangrijkste maatschappelijke ontwikkelingen opgevangen en kiest de provincie voor een bepaalde ordening van functies. De structuren geven een integrale hoofdkoers aan: een ruimtelijk ontwikkelingsperspectief voor een combinatie van functies.

De manier waarop dit perspectief wordt gerealiseerd is opgenomen in de uitvoeringsparagrafen van de structuren. Daarin komen de vier manieren van sturen terug en is af te lezen voor welke wijze van sturen de provincie kiest bij de realisatie van haar doelen. De ruimtelijke structuren zijn opgenomen in Deel B van deze structuurvisie. Samen vormen ze de provinciale ruimtelijke structuur.

Het laatste onderdeel van de structuurvisie is de uitwerking gebiedspaspoorten. De gebiedspaspoorten geven aan wat het provinciale belang van landschap is.

3.2.1.2 De structuurvisie en Zuid

De wijk Zuid wordt aangemerkt als stedelijk concentratiegebied en hoogstedelijke zone. Naar huidige inzichten – met het perspectief tot 2025 en een doorkijk naar 2040 - is in het stedelijk concentratiegebied (inclusief de zoekgebieden voor verstedelijking) voldoende ruimte om in de verstedelijkingsbehoefte (wonen, werken en voorzieningen) te voorzien. Hier is ruimte voor een grote verscheidenheid aan woon- en werkmilieus, of een menging daarvan, in uiteenlopende dichtheden. Het internationale vestigingsklimaat van Noord-Brabant is gebaat bij sterke steden met een hoog voorzieningenniveau. Om de voorzieningen in de steden op peil te (kunnen) houden is draagvlak nodig. Daarom kiest de provincie er voor om (boven)regionale en bezoekersintensieve voorzieningen te concentreren op goed ontsloten plekken nabij het stedelijk concentratiegebied. Dit leidt tot de keuze voor drie aanduidingen voor de ontwikkeling van dergelijke stedelijke functies. Dit zijn:

  • hoogstedelijke zones: deze liggen in BrabantStad, langs infrastructuurassen (weg, spoor en/of water) en in de stationsgebieden. Deze plekken zijn bij uitstek geschikt voor de ontwikkeling van bovenregionale stedelijke functies;
  • stedelijke knooppunten:deze knooppunten hebben door hun goede autobereikbaarheid en de ontsluiting met hoogwaardig openbaar vervoer (HOV) potenties voor (bezoekers)intensieve stedelijke ontwikkelingen;
  • goederenknooppunten: deze knooppunten hebben (in potentie) een multimodale ontsluiting (bimodaal of meer). Het betreft (mogelijke) locaties voor werklocaties die bereikbaar zijn over weg, spoor, water en/of per buisleiding.

afbeelding "i_NL.IMRO.0796.0002025-1401_0020.jpg"

Proviciale structurenkaart

Het stedelijk concentratiegebied heeft een bovenlokale opvangtaak voor verstedelijking. De gemeenten maken in regionaal verband en met de provincie afspraken over de verdeling van het verstedelijkingsprogramma in de regionale ruimtelijke overleggen (RRO's). Zorgvuldig ruimtegebruik en toepassing van de SER-ladder zijn voorwaarden bij het maken van regionale afspraken.

  • a. Hoogstedelijke zones. De provincie wil grootschalige stedelijke ontwikkelingen met een bovenregionaal karakter concentreren in de vijf grote Brabantse steden. Daarom wordt de zoekruimte voor nieuwe grootschalige, bezoekersintensieve voorzieningen met een bovenregionaal en stedelijk karakter, beperkt tot de hoogstedelijke zones. De provincie stimuleert de herontwikkeling van een aantal gebieden langs spoor- en snelwegen en kanaalzones in de hoogstedelijke zones. De inzet richt zich met name op het versnellen van de verbetering van de kwaliteit van de leefomgeving. De vijf grote steden van BrabantStad (Eindhoven, Helmond, Den Bosch, Tilburg en Breda) ontwikkelen zich tot (hoog)stedelijke centra voor wonen, werken en voorzieningen. Dit komt in het bijzonder tot uitdrukking in de intensivering van verstedelijking in de zones langs infrastructuurassen en in de stationsgebieden. De gemeenten pakken de ontwikkeling van deze hoogstedelijke zones op als integrale opgaven waarbij de provincie extra aandacht vraagt voor:
    • 1. de vormgeving van de entree van de stad;
    • 2. het versterken van de identiteit van de stad ten opzichte van de andere Brabantse steden;
    • 3. de positionering van de stedelijke functies ten opzichte van de infrastructuur.
  • b. Stedelijke knooppunten. De ontwikkeling van stedelijke knooppunten draagt bij aan een hoogwaardig vestigingsklimaat in het stedelijk concentratiegebied. De provincie wil daarom dat nieuwe, bezoekersintensieve stedelijke voorzieningen, met een bovenlokaal verzorgingsgebied, op stedelijke knooppunten tot ontwikkeling komen. Stedelijke knooppunten zijn of worden goed ontsloten en ook per openbaar vervoer en fiets goed bereikbaar.
  • c. Goederenknooppunten. Goederenknooppunten zijn locaties die multimodaal en minstens bimodaal zijn (of kunnen worden) ontsloten, die geschikt zijn voor bedrijven die afhankelijk zijn van een multimodale ontsluiting en die gericht zijn op de overslag van goederen. Om een verschuiving van de vervoersmodaliteit weg naar een andere (spoor en/of water) te bevorderen (modal shift) wil de provincie de ruimte rond deze knooppunten vooral reserveren voor bedrijven die daarvan afhankelijk zijn. Zo ontstaat een betere transportefficiëntie, een betere benutting van de infrastructuur en kunnen goederenstromen beter gebundeld worden (logistieke clustering).
  • d. Wonen. Het stedelijk concentratiegebied vangt per saldo het migratieoverschot van de hele provincie op. Regionale afstemming vindt plaats in de regionale agenda's voor wonen.
  • e. Werken. Het merendeel van de ruimtebehoefte van bedrijven wordt opgevangen in het stedelijk concentratiegebied, op het bovenregionale bedrijventerrein Moerdijk en op het toekomstige Logistiek Park Moerdijk. Het stedelijk concentratiegebied biedt ruimte voor de groei van de eigen bedrijvigheid, voor de vestiging van bedrijven van buiten Noord-Brabant en voor bedrijven die vanwege hun aard, schaal of functie niet (langer) passen in de kernen in het landelijk gebied. Regionale afstemming vindt plaats via de regionale agenda's voor werken. De provincie vindt het belangrijk dat er voldoende aanbod is voor bedrijven die hinder kunnen veroorzaken naar hun omgeving in de vorm van geluid-, stof-, geur- of verkeershinder en voor bedrijven met een extern veiligheidsrisico. De provincie vindt het belangrijk dat er voldoende terreinen geschikt blijven of geschikt worden gemaakt voor de vestiging van dit soort bedrijven. Hierbij wordt expliciet rekening gehouden met de (toekomstige) ruimtevraag van deze bedrijven. Per locatie wordt de hoeveelheid ruimte met de darbij horende inrichtingseisen, het uitgifteprotocol en de manier waarop dit wordt veilig gesteld vastgelegd om conflicterende situaties te voorkomen. De provincie wil latente saneringssituaties bij provinciale inrichtingen oplossen, zoals in haar beleidsvisie Externe Veiligheid is opgenomen.
  • f. Voorzieningen. De provincie streeft naar een robuuste, dat wil zeggen economisch levensvatbare, voorzieningenstructuur. Vanwege de verwachte geringe groei van de bevolking is er een beperkte ruimte voor de uitbreiding van detailhandelsvoorzieningen. Daarom is het belangrijk zorgvuldig om te gaan met de bestaande winkelcentra. Dit is een primaire verantwoordelijkheid van de gemeenten. De provincie stuurt op grootschalige, bezoekersintensieve ontwikkelingen met een regionaal en bovenregionaal karakter. Deze ontwikkelingen kunnen de economische en toeristische aantrekkingskracht van het stedelijk concentratiegebied en Noord-Brabant als geheel vergroten. Ontwikkelingen zijn mogelijk als deze het bestaande voorzieningenniveau versterken en de ruimtelijke effecten inpasbaar zijn in de omgeving. Ontwikkelingen van bovenregionale voorzieningen zijn alleen mogelijk in of nabij hoogstedelijke zones en na afstemming in regionaal ruimtelijk overleg en BrabantStad. Dit geldt niet voor dit soort voorzieningen met een extensief ruimtegebruik. Deze zijn mogelijk op goed ontsloten plekken in de zoekruimte voor verstedelijking. Ontwikkelingen van voorzieningen met een bovenlokaal verzorgingsgebied zijn mogelijk na afstemming in het regionaal ruimtelijk overleg. Bezoekersintensieve bovenlokale voorzieningen zijn bovendien alleen mogelijk in de hoogstedelijke zones of bij de stedelijke knooppunten.
  • g. Windturbines. Op of aansluitend op de grootschalige bedrijventerreinen in het stedelijk concentratiegebied ziet de provincie mogelijkheden voor de ontwikkeling van windenergie. Om aan te sluiten op het grootschalige karakter van deze terreinen en om versnippering met meerdere kleinschalige initiatieven te voorkomen, gaat de provincie uit van clustering.

Er wordt geconcludeerd dat het bestemmingsplan 'Zuid' in overeenstemming is met de Structuurvisie RO.

3.2.2 Verordening Ruimte Noord-Brabant

Met de nieuwe Wet ruimtelijke ordening die in juli 2008 in werking is getreden is het vastleggen van het provinciale beleid en het doorvertalen daarvan naar een lager bestuursniveau, veranderd. In de provinciale structuurvisie wordt het provinciale beleid vastgelegd. Daarnaast worden in de provinciale verordening instructieregels opgenomen waarmee de binding van de lagere overheden aan het provinciale beleid juridisch kan worden vastgelegd.

3.2.2.1 Verordening Ruimte fase 1

In de provinciale verordening eerste fase, zoals die op 23 april 2010 is vastgesteld en op 1 juni 2010 in werking is getreden, is primair het bestaande provinciale beleid zoals dat in de Interimstructuurvisie "Brabant in Ontwikkeling" is beschreven, vastgelegd. Het hoofddoel is een zorgvuldiger gebruik van de ruimte. Dit beleid is gericht op de versterking van de stedelijke structuur en het open houden van het landelijke gebied. Daartoe zijn stedelijke en landelijke regio's aangewezen.

In de verordening is het gebied Zuid aangemerkt als bestaand stedelijk gebied. Binnen het als zodanig aangewezen stedelijk gebied is de gemeente in het algemeen vrij – binnen de grenzen van andere wetgeving – om te voorzien in stedelijke ontwikkeling. Wel bevat de Verordening ruimte specifieke regels voor nieuwbouw van woningen en aan te leggen of uit te breiden bedrijventerreinen en kantorenlocaties, regels voor bestaande bedrijventerreinen en kantorenlocaties en regels voor bestaande en nieuw te vestigen bedrijven in kernen in landelijke regio's.

In de verordening zijn geen specifieke regels opgenomen voor het plangebied van het voorliggende bestemmingsplan. Daarnaast voorziet het voorliggende bestemmingsplan niet in de vestiging van nieuwe bedrijven of kantoren, maar wordt op één ontwikkeling na (zie paragraaf 5.1) de bestaande situatie vastgelegd.

De Verordening ruimte bevat ook regels over ecologische hoofdstructuren, inclusief natte natuurparels, waterberging, integrale zonering van intensieve veehouderij, concentratiebeleid glastuinbouw en de ruimte-voor-ruimteregeling. Deze onderwerpen hebben voornamelijk betrekking op het buitengebied en zijn daardoor voor het bestemmingsplan 'Zuid' niet relevant.

3.2.2.2 Verordening Ruimte fase 2

Gedeputeerde Staten hebben op 1 juni 2010 het ontwerp van de Verordening ruimte fase 2, vastgesteld. Dit ontwerp doorloopt de inspraak- en overlegprocedure, zoals deze is geregeld in de Wet ruimtelijke ordening en de Provinciewet.

In de ontwerp-Structuurvisie Ruimtelijke Ordening (SVRO), die op 2 februari 2010 door Gedeputeerde Staten is vastgesteld, zijn de hoofdlijnen van het provinciale beleid voor de komende periode aangegeven. Daarin is voor de doelen en ambities die bereikt moeten worden per onderwerp aangegeven welke instrumenten de provincie wil inzetten. In een beperkt aantal gevallen is gekozen voor het instrument 'planologische verordening'. Als uitwerking daarvan hebben Gedeputeerde Staten de Verordening ruimte, fase 2, vastgesteld. Dit is een aanvulling op de Verordening ruimte, fase 1, zoals vastgesteld door Provinciale Staten op 23 april 2010.

De Verordening Ruimte 2e fase bevat regels over de volgende onderwerpen:

  • Aanvulling op de algemene regeling: zorgplicht voor ruimtelijke kwaliteit;
  • landschapsinvesteringregeling;
  • aanvulling op stedelijke ontwikkeling: regeling voor windturbines en regels voor bovenregionale detailhandel en leisurevoorzieningen;
  • aanvulling op regeling EHS: regels inzake compensatie;
  • diverse wateronderwerpen vanuit het provinciaal Waterplan;
  • aanvulling op regeling intensieve veehouderij: herbestemming van bouwblokken waar de RBV-regeling is toepgepast;
  • aanvulling op regeling glastuinbouw: aanwijzing van vestigingsgebied op verzoek;
  • regeling agrarische gebieden;
  • regeling groenblauwe mantel;
  • bescherming van aardkundige en cultuurhistorische waarden en nationale landschappen.

Provinciale Staten zullen de Verordening ruimte fase 2 naar verwachting in december 2010 vaststellen.

Het voorliggende bestemmingsplan houdt rekening met de Verordening Ruimte 2e fase en in het bijzonder met eventuele archeologische en/of cultuurhistorische waarden. In paragraaf 2.5.2 van de toelichting wordt ingegaan op het onderwerp "archeologie" en op de verbeelding, in combinatie met de planregels, is voor een deel van het plangebied een aanlegvergunningstelsel opgenomen.

3.2.2.3 Verordening Ruimte fase 3

De 3e fase heeft betrekking op de ligging en begrenzing van de landbouwontwikkelingsgebieden. Een landbouwontwikkelingsgebied is bestemd voor intensieve veehouderijbedrijven.

In de directe omgeving van bestemmingsplan 'Zuid' liggen geen landbouwontwikkelingsgebieden die een directe invloed hebben op het voorliggende bestemmingsplan.