direct naar inhoud van 6.4 Hoofdstuk 2: Bestemmingsregels
Plan: Boschkens fase 6
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0785.BP2011005Boschkens-vg01

6.4 Hoofdstuk 2: Bestemmingsregels

Dit hoofdstuk bestaat uit 8 artikelen die corresponderen met de bestemmingen op de verbeelding. Elk artikel heeft globaal gezien de volgende opzet:

  • bestemmingsomschrijving: een omschrijving van de doeleinden van de bestemming;
  • bouwregels: de regels met betrekking tot situering en maatvoering van bouwwerken;
  • afwijken van de bouwregels: bevoegdheden en daaraan verbonden voorwaarden voor afwijken van de bouwregels;
  • specifieke gebruiksregels: de regels voor het gebruik van gronden en bouwwerken binnen de bestemming.

6.4.1 Bestemming 'Bos' (artikel 3)

Het bosgebied Boschkens is bestemd met de bestemming Bos. Om ervoor te zorgen dat het bos behouden blijft is voorzien in een specifieke gebruiksregel opgenomen dat paden mogen worden aangelegd maar dat de daar voorkomende waarden behouden dienen te blijven.

6.4.2 Bestemming 'Groen' (artikel 4)

Structureel groen is bestemd als 'Groen'. Binnen de bestemming zijn tevens in- en uitritten, voet- en rijwielpaden, nutsvoorzieningen, bermen en bermsloten, vijvers, watergangen, hondenuitlaatplaatsen, hondentoiletten, water en waterhuishoudkundige voorzieningen (waaronder wadi's) toegestaan, alsmede evenementen.

6.4.3 Bestemming 'Natuur' (artikel 5)

De zone aan de noordzijde van het plangebied zal, als onderdeel van een grote ecologische zone, tot natuur worden ontwikkeld. In dit bestemmingsplan zijn de aansluitende gronden van de ecologische zone opgenomen. De leggerwatergang de Katsbogten is op de verbeelding met een aanduiding weergegeven.

Om de natuurwaarden ter plaatse te kunnen waarborgen, zijn alleen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegelaten en is voor de aanleg van fietspaden een specifieke gebruiksregel opgenomen. Hierdoor blijven de natuurwaarden gewaarborgd.

6.4.4 Bestemming 'Verkeer' (artikel 6) en 'Verkeer – Verblijfsgebied' (artikel 7)

Wegen met een 30 km/h-regime zijn bestemd tot 'Verkeer – Verblijfsgebied'. Andere wegen hebben de bestemming 'Verkeer'. Het verschil tussen de twee bestemmingen is vooral gelegen in het feit dat de gronden met de bestemming 'Verkeers- en verblijfsdoeleinden' tevens een verblijfsfunctie hebben en dat daarom ook speelvoorzieningen zijn toegestaan. Binnen deze bestemmingen zijn evenementen niet toegestaan.

6.4.5 Bestemming 'Wonen' (artikel 8)

De bestemming 'Wonen' is toegekend aan de muurwoningen. Daarnaast zijn in de woning en in bijgebouwen onder voorwaarden aan huis verbonden beroepen en bedrijven als ondergeschikte nevenfunctie toegestaan.

De begrippen aan huis verbonden beroep en bedrijf zijn omschreven in artikel 1 van de planregels. Belangrijke voorwaarden voor de uitoefening van een aan huis verbonden beroep en bedrijf als nevenfunctie zijn onder meer dat de nevenfunctie ondergeschikt blijft aan de woonfunctie en dat de bewoner de nevenfunctie zelf uitoefent. Voorts geldt dat geen detailhandel mag plaatsvinden en dat aan huisverbonden bedrijven behoren tot categorie A volgens de als bijlage bij de regels gevoegde Staat van bedrijfsactiviteiten is opgenomen. De toelichting van deze Staat is opgenomen in bijlage bij deze toelichting.

Verbeelding

Op de verbeelding zijn binnen het bestemmingsvlak een bouwvlak en gronden met de aanduiding 'bijgebouwen' aangewezen. Woningen (hoofdgebouwen) zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak behoudens een algemene regeling voor overschrijding van bouwgrenzen. Bijgebouwen mogen zowel binnen het bouwvlak als binnen de aanduiding 'bijgebouwen' worden gebouwd. De toegestane type woningen zijn conform het stedenbouwkundig ontwerp aaneengebouwde woningen.

Op de verbeelding zijn alle beoogde woningen in een bouwvlak opgenomen. Aangezien de woningen een afschermende werking hebben voor de meer zuidelijk gelegen woningen is er geen flexibiliteit geboden voor de locatie van de woningen. Door middel van een aanduiding is aangegeven hoeveel woningen er gebouwd mogen worden. Bij het bouwvlak van de oostelijke muurwoningen is rekening gehouden met de bestaande bomen.

Bouwregels

Gestreefd is naar het bieden van voldoende bouwmogelijkheden. Het volledig volbouwen van woonpercelen is vanuit de ruimtelijke kwaliteit evenwel ontoelaatbaar. In het bestemmingsplan is daarom een bebouwingspercentage van maximaal 60% van het bouwperceel aangehouden. Hiermee wordt bereikt dat er altijd ten minste 40% van het bouwperceel onbebouwd blijft. Dit kan de voortuin zijn en/of een deel van het zij- en/of achtererf. Het gaat dus om alle bebouwing ter plaatse van het bouwperceel, in de regel is dit het gehele bij de woning behorende perceel.

De bouwregels maken onderscheid tussen de woning (het hoofdgebouw), bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde.

Bijgebouwen

Bijgebouwen mogen zowel binnen het bouwvlak als binnen de aanduiding 'bijgebouwen' worden gebouwd. De bouwmogelijkheden binnen de aanduiding 'bijgebouwen' worden op twee manieren begrensd door:

  • een maximaal bebouwingspercentage van 60% en
  • een absoluut aantal m².

De maximaal toegestane oppervlakte aan bijgebouwen ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' is afhankelijk van de oppervlakte van het (kadastrale)perceel. De volgende indeling en maatvoering wordt daarbij gehanteerd:

  • 1. een bouwperceel met een oppervlakte tot 150 m²: maximaal 50 m²;
  • 2. een bouwperceel met een oppervlakte van 150 m² tot 200 m²: maximaal 60 m²
  • 3. een bouwperceel met een oppervlakte van 200 m² tot 250 m²: maximaal 68 m²;
  • 4. een bouwperceel met een oppervlakte van 250 tot 500 m²: maximaal 75 m²;
  • 5. een bouwperceel met een oppervlakte vanaf 500 m²: maximaal 100 m².

Deze bepaling geldt alleen voor de aanduiding 'bijgebouwen'. De bepaling is dus niet van toepassing op het bouwvlak voor de woning.

Een aangebouwd bijgebouw mag voor wonen worden gebruikt, mits dat niet leidt tot een toename van het aantal woningen. De bouwhoogte van bijgebouwen mag maximaal 5 m bedragen. Indien binnen een bouwvlak voor een woning, een gebouw de maximale hoogtemaat van een bijgebouw overstijgt, dan zal dat gebouw niet worden beschouwd als bijgebouw, omdat het in bouwkundig opzicht niet ondergeschikt is aan het hoofdgebouw. Toetsing vindt dan plaats aan de hoogtematen voor het hoofdgebouw, de woning.

Carports

In de bouwregels is een afzonderlijke regeling opgenomen voor carports. In artikel 1 wordt het begrip carport omschreven. Op elk bouwperceel mag maximaal één carport van maximaal 30 m² worden opgericht. De bouwhoogte van een carport mag niet meer dan 3,25 m bedragen.

Erfafscheidingen

In de bouwregels voor bouwwerken, geen gebouw zijnde, is een regeling opgenomen voor erfafscheidingen. Erfafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel van de woning mogen niet hoger zijn dan 1 m. Hiervoor is een afwijkingsmogelijkheid opgenomen. Indien de erfafscheidingen in de structuur van de wijk passen mogen deze 2 m hoog zijn. Ook overige erfafscheidingen niet hoger dan 2 m.

Beroep/bedrijf aan huis

Woningen of de daarbij behorende bijgebouwen mogen tevens gebruikt worden voor de uitoefening van een aan huis verbonden beroep/bedrijf. Hierbij geldt, dat maximaal 30% van het vloeroppervlak of bijgebouwen tot een oppervlakte van maximaal 60 m² mag worden gebruikt voor de uitoefening van een aan huis verbonden beroep/bedrijf. Het percentage van 30% wordt berekend over het bestaande totale vloeroppervlak van de woning en de bijgebouwen.

Mantelzorg

In de gebruiksregels is, naast het algemene verbod om gronden in strijd met de bestemming te gebruiken, een verbod opgenomen om bijgebouwen (niet zijnde aangebouwde bijgebouwen) te gebruiken voor (al dan niet afhankelijke) bewoning. Van deze bepaling kan door middel van een afwijking mantelzorg worden toegestaan. De betreffende afwijkingsmogelijkheid is afgestemd op de provinciale 'Voorbeeldregeling huisvesting ten behoeve van mantelzorg' van 23 september 2003 en is opgenomen in hoofdstuk 3.

Parkeernormen

Om ervoor te zorgen dat er voldoende parkeerplaatsen worden gerealiseerd. Zijn de parkeernormen vertaald in de regels van het bestemmingsplan. Hierbij is voor de westelijke muurwoningen voorgeschreven dat er 1 parkeerplaats op het eigen perceel moet worden gerealiseerd.

Dove gevels

Uit akoestisch onderzoek is gebleken dat voor een aantal woningen dove gevels voorgeschreven dienen te worden. In de regels is dit verankerd met een kaart in de bijlage van de regels 'Dove gevels'. Op deze kaart staat voor verschillende zones weergegeven. Indien een woning in een zone gebouwd wordt dan kan vanuit dit gebied getoetst worden welke gevels als dove gevel uitgevoerd moeten worden. Indien het doof uitvoeren van de gevel niet gewenst is, kan door middel van een geluidsluis of een vliesgevel ervoor worden gezorgd dat de gevel niet doof hoeft te worden uitgevoerd.

6.4.6 Bestemming 'Woongebied - 1' (Artikel 9) 'Woongebied - 2' (artikel 10)

De bestemming 'Woongebied (- 1, - 2,)' is toegekend aan gronden waarop het wonen en openbaar gebied zijn beoogd. Vanwege de gewenste flexibiliteit is er voor gekozen om gebruik te maken van 'woongebieden'. De begrenzing van de gebieden is overeenkomstig de mate van gewenste flexibiliteit. In deze gebieden zijn ook openbare gebieden mogelijk. Hierdoor zijn binnen deze bestemmingen verkeersvoorzieningen, groenvoorzieningen en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding mogelijk. Daarnaast zijn in de woning en in bijgebouwen onder voorwaarden aan huis verbonden beroepen en bedrijven als ondergeschikte nevenfunctie toegestaan.

Verbeelding

De verbeelding bestaat uit een bouwvlak dat grotendeels gelijk is aan het bestemmingsvlak.

Bouwregels

Gestreefd is naar het bieden van voldoende bouwmogelijkheden. Het volledig volbouwen van woonpercelen is vanuit de ruimtelijke kwaliteit evenwel ontoelaatbaar. In het bestemmingsplan is daarom een bebouwingspercentage van maximaal 60% van het bouwperceel aangehouden. Hiermee wordt bereikt dat er altijd ten minste 40% van het bouwperceel onbebouwd blijft. Dit kan de voortuin zijn en/of een deel van het zij- en/of achtererf. Het gaat dus om alle bebouwing ter plaatse van het bouwperceel, in de regel is dit het gehele bij de woning behorende perceel.

In Woongebied-2 is een maximaal bebouwingspercentage van 40% toegestaan. Gezien de ruimtelijke uitstraling van dit gebied is een percentage van 60% bebouwing niet wenselijk.

De bouwregels maken onderscheid tussen de woning (het hoofdgebouw), bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde.

De woning

In de verschillende bestemmingen is aangegeven welk type woningen gebouwd mag worden. Deze typen komen overeen met het huidige stedenbouwkundig ontwerp. Om flexibiliteit te bieden is het totale aantal woningen binnen een woongebied vastgelegd maar niet het type woning. Door middel van afstanden tot perceelsgrenzen aan te houden wordt aangegeven waar woningen op het perceel gebouwd mogen worden.

Bijgebouwen

Bijgebouwen mogen uitsluitend achter de voorgevel van de woning (hoofdgebouw) worden gebouwd. Verder worden de bouwmogelijkheden van bijgebouwen beperkt door:

  • een maximaal bebouwingspercentage van 40% respectievelijk 60% en
  • een absoluut aantal m².

De maximaal toegestane oppervlakte aan bijgebouwen binnen de bestemming 'Woongebied - 1' is afhankelijk van de oppervlakte van het (kadastrale)perceel. De volgende indeling en maatvoering wordt daarbij gehanteerd:

  • 1. een bouwperceel met een oppervlakte tot 150 m²: maximaal 50 m²;
  • 2. een bouwperceel met een oppervlakte van 150 m² tot 200 m²: maximaal 60 m²;
  • 3. een bouwperceel met een oppervlakte van 200 m² tot 250 m²: maximaal 68 m²;
  • 4. een bouwperceel met een oppervlakte van 250 tot 500 m²: maximaal 75 m²;
  • 5. een bouwperceel met een oppervlakte vanaf 500 m²: maximaal 100 m².

De bepaling is dus niet van toepassing op het bouwvlak voor de woning.

Parkeernormen

Om ervoor te zorgen dat er voldoende parkeerplaatsen worden gerealiseerd. Zijn de parkeernormen vertaald in de regels van het bestemmingsplan. Hierbij is opgenomen dat bij twee-aaneengebouwde woningen en geschakelde woningen 1 parkeerplaatsen op het eigen perceel moet worden gerealiseerd. Voor vrijstaande woningen geld een norm van 2 parkeerplaatsen op het eigen perceel.

Voor het overige is de toelichting op de regels bij het artikel 'Wonen' van toepassing.