direct naar inhoud van Regels
Plan: Hoek Karel Doormanstraat-Julianastraat, Rijen
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0784.BPkdoormanjulianas-VG01

Regels

Hoofdstuk 1 INLEIDENDE REGELS

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan

het bestemmingsplan Hoek Karel Doormanstraat-Julianastraat, Rijen van de gemeente Gilze en Rijen

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0784.BPkdoormanjulianas-VG01 met de bijbehorende regels en bijlage(n)

1.3 aan- / uitbouw

een uit de gevel springend, in architektonisch opzicht ondergeschikt, deel van een hoofdgebouw dat door zijn indeling en inrichting is bestemd om hoofdzakelijk te worden gebruikt ten behoeve van de hoofdfunctie

1.4 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden

1.5 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft

1.6 aan huis verbonden bedrijf

het beroepsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid door middel van handwerk met ondergeschikte functies. Het bedrijf dient qua omvang in een gedeelte van een woning en de daarbij bijbehorende bijgebouwen te passen en de woonfunctie dient als primaire functie behouden en herkenbaar te blijven

1.7 aan huis verbonden beroep

een (para)medisch, juridisch, administratief, therapeutisch, verzorgend, ontwerptechnisch, kunstzinnig of daarmee gelijk te stellen beroep met ondergeschikte functies zoals vermeld in bijlage 1. Het beroep dient qua omvang in een gedeelte van een woning en de daarbij bijbehorende bijgebouwen te passen en de woonfunctie dient als primaire functie behouden en herkenbaar te blijven.

Hieronder dienen niet te worden begrepen de uitoefening van ambachtelijke bedrijven

1.8 aaneengebouwde woning

een grondgebonden woning die deel uitmaakt van een bouwmassa bestaande uit drie of meer hoofdgebouwen

1.9 ambachtelijke dienstverlening

een bedrijf -niet zijnde een aan huis verbonden beroep- waarbij de nadruk ligt op dienstverlening aan consumenten en de dienstverlening grotendeels wordt uitgevoerd met de hand of althans niet in hoofdzaak gemechaniseerd, geautomatiseerd of met behulp van werktuigen, die door energiebronnen buiten de menselijke arbeidskracht worden aangedreven. Voor zover van laatstbedoelde werktuigen gebruik wordt gemaakt, zijn deze als ondergeschikt te beschouwen aan de menselijke handvaardigheid. Hieronder worden onder andere verstaan een kappersbedrijf en een pedicure.

1.10 bebouwing

een of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde

1.11 bebouwingspercentage:

een aangegeven percentage dat de grootte aangeeft van het deel van een bouwperceel of bouwvlak, dat ten hoogste mag worden bebouwd;

1.12 begane grond

bouwlaag waarvan het vloerpeil ter hoogte van het (straat)peil ligt, dan wel de bouwlaag boven een onderbouw

1.13 bestaand
  • bij bouwwerken: op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan aanwezig of in uitvoering, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning;
  • bij gebruik: bestaand op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan
1.14 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak

1.15 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming

1.16 bevoegd gezag

bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning

1.17 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats

1.18 bouwgrens

de grens van een bouwvlak

1.19 bouwlaag

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren (of horizontale balklagen) is begrensd en waarvan de lagen een nagenoeg gelijke omvang hebben, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw, dakopbouw en/of zolder

1.20 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten

1.21 bouwperceelgrens

de grens van een bouwperceel

1.22 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten

1.23 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct hetzij indirect steun vindt in of op de grond

1.24 bouwwerk, geen gebouw zijnde

een bouwwerk voorzien van maximaal één gesloten wand

1.25 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit

1.26 dienstverlening

het bedrijfsmatig verrichten van diensten van of ten behoeve van het publiek al dan niet met baliefunctie, zoals een uitzendbureau, bank, stomerij, wasserette, apotheek, kapsalon, schoonheidssalon, schoenmaker of reisbureau

1.27 dove gevel
  • a. een bouwkundige constructie waarin geen te openen delen aanwezig zijn en met een in NEN 5077 bedoelde karakteristieke geluidwering die ten minste gelijk is aan het verschil tussen de geluidsbelasting van die constructie en 33 dB onderscheidenlijk 35 dB(A), alsmede
  • b. een bouwkundige constructie waarin alleen bij uitzondering te openen delen aanwezig zijn, mits de delen niet direct grenzen aan een geluidgevoelige ruimte.
1.28 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt

1.29 gevellijn

denkbeeldige lijn die strak langs de gevel van een gebouw loopt tot aan de bouwperceelgrenzen, dan wel de aangeduide lijn

1.30 hoofdgebouw

een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie, afmetingen of functie als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken en waarin de hoofdfunctie ingevolge de bestemming is of wordt ondergebracht

1.31 huishouden

persoon of groep personen die een huishouding voert, waarbij sprake is van onderlinge verbondenheid en continuïteit in de samenstelling ervan. Kamerverhuur wordt daaronder niet begrepen

1.32 inwoning

het bewonen van een woonruimte die deel uitmaakt van een woonruimte die door een ander huishouden in gebruik is genomen, met dien verstande dat dit slechts toegestaan is in het hoofdgebouw, dan wel in met het hoofdgebouw verbonden aangebouwde bijgebouwen en dat woningsplitsing en/of kamerverhuur niet toegestaan is

1.33 kamerverhuur en/of logies

de verhuur van een deel van een al dan niet zelfstandige woonruimte ten behoeve van bewoning aan personen

1.34 kamerverhuur- en/of logiespand

gebouw of een deel van een gebouw waarin onzelfstandige woonruimte wordt verleend aan vijf of meer personen

1.35 mantelzorg

het bieden van zorg aan eenieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, op basis van vrijwilligheid en buiten organisatorisch verband

1.36 mantelzorgbehoevende

eenieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak

1.37 mantelzorgverlener

diegene die (deels) in een behoefte van een mantelzorgbehoevende voorziet

1.38 meergeneratiewoning

één woning die krachtens een omgevingsvergunning geschikt is gemaakt voor bewoning door twee huishoudens met een familierelatie en met een fysieke koppeling, waarbij sprake is van inwoning gerelateerd aan de familierelatie

1.39 nutsvoorzieningen

voorzieningen ten behoeve van het op het openbare net aangesloten nutsvoorziening, het telecommunicatieverkeer, waterzuivering, waterbeheersing, waterhuishouding, vuil- en afvalverwerking, milieuvoorzieningen, e.d.

1.40 ondergeschikte functies

functies waarvoor maximaal 30% van de vloeroppervlakte van de bebouwing als zodanig mag worden gebruikt

1.41 onderkomens

voor verblijf geschikte, al dan niet aan hun bestemming onttrokken woonwagens, woonschepen, kampeermiddelen, schuilhutten en keten, al dan niet ingericht ten behoeve van recreatief buitenverblijf, voor zover deze niet als bouwwerken zijn aan te merken

1.42 overkapping / carport

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van maximaal één gesloten wand\

1.43 perceelgrens

een grenslijn tussen bouwpercelen onderling en tussen bouwpercelen en openbaar gebied

1.44 prostitutie

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding

1.45 recreatief medegebruik

een recreatief gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan

1.46 seks- en/of pornobedrijf

een voor het publiek toegankelijk gebouw of gedeelte van een gebouw, in welk gebouw of welk gedeelte, handelingen, vertoningen en/of voorstellingen van erotische en/of pornografische aard plaatsvinden. Hieronder wordt mede begrepen een sekswinkel zijnde een gebouw of een gedeelte van een gebouw, welk gebouw of welk gedeelte is bestemd en/of wordt gebruikt voor het bedrijfsmatig te koop en/of te huur aanbieden, waaronder mede begrepen uitstalling, verkopen, verhuren en/of leveren van seksartikelen.

Een prostitutiebedrijf is hieronder begrepen

1.47 stedenbouwkundige samenhang

het door de omvang, de vorm en de situering van de bouwmassa's bepaald beeld inclusief de ter plaatse door de infrastructuur, de begroeiing en andere door de mens aangebrachte (kunstmatige) elementen gevormde ruimte(n)

1.48 vloeroppervlakte

de totale oppervlakte van hoofdgebouwen en aan-, uit- en bijgebouwen;

    • 1. bruto verkoopvloeroppervlak:
      de totale vloeroppervlakte van functies, gerekend op alle bouwlagen, met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten;
    • 2. netto verkoopvloeroppervlak:
      de voor het publiek zichtbare en toegankelijke (besloten) ruimtes, alleen op de begane grond, ten behoeve van de detailhandel
1.49 voorgevel

de gevel van een gebouw, die is gekeerd naar de weg of het openbaar gebied waarop het bouwperceel overwegend georiënteerd is (bij een hoekperceel is er slechts sprake van één voorgevel)

1.50 voorgevellijn

denkbeeldige lijn die strak loopt langs de voorgevel van het hoofdgebouw en wordt getrokken tot aan de zijdelingse perceelgrenzen

1.51 vrijstaand bijgebouw

een bij een woning behorend gebouw, zoals een garage, huishoudelijke bergruimte, of hobbyruimte, dat niet in directe verbinding staat met de woning en dat niet voor bewoning is bestemd

1.52 water

al het oppervlaktewater zoals sloten, greppels, (infiltratie)vijvers, kanalen, beken en andere waterlopen, ook als deze incidenteel of structureel droogvallen

1.53 waterhuishoudkundige voorzieningen

voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede waterkering, wateraanvoer, waterafvoer, waterberging, waterinfiltratie en waterkwaliteit. Hierbij kan onder meer gedacht worden aan infiltratievoorzieningen (zoals infiltratiekratten, wadi's, infiltratiegreppels, doorlatende bestrating en infiltratie-en transportriolen), dijken, dammen, grondwallen, duikers, stuwen en gemalen

1.54 weg

een voor het openbaar rij- of ander verkeer bestemde weg of pad, daaronder begrepen de daarin gelegen bruggen en duikers, de tot de weg of pad behorende bermen, bermsloten en zijkanten, alsmede de aan de weg liggende bushaltes, parkeerplaatsen en als zodanig aangeduide parkeerterreinen

1.55 woning

een (gedeelte van een) gebouw, uitsluitend geschikt en bestemd voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden, of voor de huisvesting buiten het verband van een huishouden tot en met maximaal vier personen

1.56 zijdelingse-/achterperceelgrens

een grenslijn tussen bouwpercelen onderling

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens

wordt gemeten tussen de zijdelingse grenzen van een bouwperceel en enig punt van het betreffende bouwwerk, waar die afstand het kortst is

2.2 het bebouwd oppervlak van een bouwperceel, bouwvlak of ander terrein

de buitenwerks gemeten oppervlakte van het op een bouwperceel aanwezige c.q. op te richten gebouw, bouwwerken geen gebouwen zijnde of gebouwencomplex, gemeten op één meter boven het gemiddelde maaiveld van het aansluitende afgewerkte terrein

2.3 bebouwingspercentage

een aangegeven percentage dat de grootte aangeeft van het deel van een bouwperceel of bouwvlak, dat ten hoogste mag worden bebouwd.

2.4 dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak

2.5 bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen zoals schoorstenen, lichtkoepels, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen

2.6 de breedte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of tot het hart van de scheidingsmuren, met dien verstande, dat wanneer de betreffende gevelvlakken niet evenwijdig lopen of verspringen, het gemiddelde wordt genomen van de kleinste en de grootste maat

2.7 de diepte van een gebouw

horizontaal tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels gemeten van de voorgevel tot de achtergevel en 1 m boven peil en waarbij de grootste maat (gemeten evenwijdig aan één van de zijgevels ) bepalend is

2.8 de verticale diepte van een gebouw

de diepte van een gebouw, gemeten vanaf peil

2.9 de goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeiboord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel

2.10 de oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk

2.11 de lengte en breedte van een bouwwerk

horizontaal tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van gemeenschappelijke scheidingsmuren), met dien verstande dat wanneer de zijgevels niet evenwijdig lopen of verspringen, het gemiddelde wordt genomen van de kleinste en de grootste breedte

2.12 de vloeroppervlakte van een bouwwerk

horizontaal tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of harten van gemeenschappelijke scheidingsmuren over alle bouwlagen

2.13 peil
  • a. voor gebouwen, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan een weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
  • b. in andere gevallen de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld.

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen binnen bouwvlakken of bestemmingsvlakken worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, balkons, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, liftopbouwen, lichtkoepels, antennes, gevel- en kroonlijsten en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de bouw- c.q. bestemmingsgrens met niet meer dan 1,0 meter wordt overschreden.

Hoofdstuk 2 BESTEMMINGSREGELS

Artikel 3 Verkeer

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen;
  • b. voet- en fietspaden;
  • c. parkeervoorzieningen;
  • d. nutsvoorzieningen;
  • e. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals, water, waterberging en waterhuishoudkundige voorzieningen, groenvoorzieningen, kunstwerken, kunstobjecten, speeltoestellen, straatmeubilair en uitritten.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Op deze gronden mogen uitsluitend worden gebouwd: bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van deze bestemming met inachtneming van de volgende regels:

  • a. De bouwhoogte van verlichtings- en vlaggenmasten en bewegwijzering mag niet meer bedragen dan 10 meter.
  • b. De hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 6 meter.
  • c. Overkappingen, anders dan abri's en fietsenstallingen, zijn niet toegestaan.

Artikel 4 Wonen

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Wonen aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de afzonderlijke huisvesting van één huishouden of daarmee vergelijkbare economische eenheid van een of meer personen in aaneengebouwde eengezinshuizen al dan niet met daarmee samenhangende aan huis verbonden beroepen;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - parkeren': uitsluitend ten behoeve van parkeren;
  • c. tuinen en erven;
  • d. nutsvoorzieningen;
  • e. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals, water, waterberging en waterhuishoudkundige voorzieningen, groenvoorzieningen, (gebouwde) parkeervoorzieningen, kunstwerken, kunstobjecten, speeltoestellen, straatmeubilair en uitritten.
4.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels.

4.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. Hoofdgebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd.
  • b. Per bouwperceel is ten hoogste één woning toegestaan.
  • c. Ter plaatse van de aanduiding 'aaneengebouwd' zijn uitsluitend rijwoningen toegestaan.
  • d. Ter plaatse van de aanduiding 'gevellijn' dient de voorgevel van het hoofdgebouw in de aangeduide gevellijn te worden gebouwd.
  • e. De breedte van een hoofdgebouw bedraagt ten minste 5,4 meter.
  • f. De goot- en bouwhoogte mogen niet minder respectievelijk meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'minimum-maximum goot- en bouwhoogte (m)' is aangegeven.
  • g. Het aantal woningen mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' is aangegeven.
  • h. Het hoofdgebouw dient afgedekt te worden met een hellend dakvlak, met dien verstande dat de helling minimaal 35º en maximaal 60º mag bedragen.
  • i. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - dove gevel' dient de gehele kaplaag te worden uitgevoerd en uitgevoerd gehouden als dove gevel.
4.2.2 Aan- en uitbouwen en bijgebouwen

Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen gelden de volgende regels.

  • a. Aan- en uitbouwen en bijgebouwen mogen binnen het bouwvlak en ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' worden gebouwd.
  • b. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 meter.
  • c. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 5,5 meter, met dien verstande dat de absolute hoogte in elk geval moet zijn gelegen binnen een denkbeeldig vlak onder 60º gaande door de goothoogte op de zijdelingse perceelgrens.
  • d. De gezamenlijke oppervlakte van hoofdgebouw, aan- en uitbouwen en bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 70% van het bouwperceel met een maximum van 150 m2, met dien verstande dat per woning een onbebouwde buitenruimte aanwezig dient te zijn van minimaal 25 m2.
4.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Op deze gronden mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:

  • a. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevellijn mag maximaal 1 meter bedragen, en achter de voorgevellijn maximaal 2 meter.
  • b. Carports en overkappingen dienen ten minste 1 meter achter de voorgevellijn te worden gebouwd met een hoogte van maximaal 3 meter.
  • c. De hoogte van vlaggenmasten mag maximaal 5 meter bedragen.
  • d. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde vóór de voorgevellijn mag maximaal 1 meter bedragen, en achter de voorgevellijn maximaal 3 meter.
4.3 Afwijken van de bouwregels

  • a. Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in:
    • 1. lid 4.2.2 onder a ten behoeve van realisatie van een aanbouw tot een diepte van 1,5 meter voor de voorgevellijn, waarbij de goot- en bouwhoogte van de aanbouw ten hoogste respectievelijk 3 en 5,5 meter bedraagt;
    • 2. lid 4.2.2 onder c en toestaan dat de absolute hoogte niet binnen een denkbeeldig vlak onder 60º gaande door de goothoogtelijn op de zijdelingse perceelgrens ligt, zulks ten behoeve van de bouw van bijgebouwen waarvan de nok (bij benadering) loodrecht op de zijdelingse perceelgrens staat.
  • b. Bij het verlenen van een omgevingsvergunning als bedoeld onder a dient het onderstaande in acht te worden genomen:
    • 1. de belangen van derden mogen niet onevenredig worden geschaad;
    • 2. er mogen geen onevenredig nadelige gevolgen ontstaan voor het woonmilieu;
    • 3. de ruimtelijke situatie dient planologisch en stedenbouwkundig aanvaardbaar te zijn.
4.4 Specifieke gebruiksregels
4.4.1 Aan huis verbonden beroepen

Het gebruik van de woning voor een aan huis verbonden beroep is toegestaan, mits:

  • a. de woonfunctie in overwegende mate gehandhaafd blijft, waarbij ten hoogste 50% van het grondoppervlak en ten hoogste 30% van het totale oppervlak van de gebouwen als zodanig mag worden gebruikt, tot een maximum van 60 m²;
  • b. wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid conform bijlage 2 Parkeerkencijfers, zodanig dat de parkeerbalans in de directe woonomgeving niet onevenredig nadelig wordt of kan worden beïnvloed;
  • c. het gebruik geen onevenredig nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer;
  • d. geen onevenredig nadelige gevolgen voor het woonmilieu ontstaan of kunnen ontstaan;
  • e. de activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner;
  • f. door de uitoefening van de activiteiten het uiterlijk aanzien van de woning niet zodanig verandert, dat de woning het karakter van een woning geheel of gedeeltelijk verliest.
4.4.2 Strijdig gebruik

Onder een gebruik strijdig met de bestemming wordt in ieder geval verstaan:

  • a. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor bewoning;
  • b. kamerverhuur aan vijf of meer personen;
  • c. het gebruik van gronden en bouwwerken voor de opslag van goederen;
  • d. het gebruiken van een voortuin als parkeerplaats met uitzondering van in-/uitritten behorende bij een woning;
  • e. in afwijking van 4.4.2 onder d, het gebruik van de gronden binnen de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - parkeren', anders dan voor parkeren;
  • f. het gebruik van gebouwen ten behoeve van een aan huis verbonden bedrijf of ambachtelijke dienstverlening.
4.5 Afwijken van de gebruiksregels
4.5.1 Meergeneratiewoning
  • a. Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning voor gebruik afwijken van het bepaalde in lid 4.1 onder a en toestaan dat een hoofdgebouw wordt gebruikt als meergeneratiewoning mits:
    • 1. tussen hoofdbewoner en inwoner/inwoonster een familieverband (ouders-kind) bestaat;
    • 2. er sprake blijft van één woning (hoofdgebouw) met één huisnummer;
    • 3. er sprake is van één (bestaande) hoofdingang met een gezamenlijke verkeersader waarmee de beide woongedeelten direct te benaderen zijn (niet via een verblijfsgebied van de een naar de ander);
    • 4. beide woongedeelten voldoen aan de eisen van het Bouwbesluit;
    • 5. sprake is van gezamenlijke energiemeter(s) / watermeter / ontsluiting(en) naar de openbare weg/ rioolaansluiting;
    • 6. sprake is van gezamenlijke berging / garage;
    • 7. de accommodatie binnen de bestaande bouwmassa wordt gerealiseerd, dan wel binnen de uitbreidingsmogelijkheden die het bestemmingsplan biedt;
    • 8. er geen sprake is van een interne fysieke scheiding (of compartimentering) door middel van een scheidingsmuur zonder deuren tussen de twee woongedeelten;
    • 9. er onderscheid is in het hoofdwoongedeelte en bijwoongedeelte;
    • 10. het bijwoongedeelte voorzien is van een slaapkamer en badkamer op de begane grond;
    • 11. de vloeroppervlakte van het bijwoongedeelte maximaal 65 m² bedraagt;
    • 12. er geen privaatrechtelijke splitsing optreedt; het eigendom dient van één eigenaar te blijven, danwel in een gezamenlijk eigenaarschap over te gaan;
    • 13. parkeren op eigen erf plaatsvindt.
  • b. De omgevingsvergunning vervalt indien de reden voor het verlenen van de omgevingsvergunning vanuit een oogpunt van de meergeneratiewoning niet meer aanwezig is. Binnen één jaar na het vervallen van de omgevingsvergunning dienen alle aanpassingen welke gedaan zijn uit een oogpunt van de meergeneratiewoning verwijderd te zijn.
4.5.2 Mantelzorg
  • a. Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning voor gebruik afwijken van het bepaalde in lid 4.4.2 onder a en toestaan dat een vrijstaand bijgebouw tijdelijk wordt gebruikt als afhankelijke woonruimte mits:
    • 1. een dergelijke bewoning aantoonbaar nodig is vanuit een oogpunt van mantelzorg; alvorens een omgevingsvergunning te verlenen vragen burgemeester en wethouders hieromtrent een ter zake deskundige om advies;
    • 2. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden;
    • 3. de ontwikkeling milieuhygiënisch inpasbaar is;
    • 4. de maximale oppervlakte die wordt gebruikt als afhankelijke woonruimte niet meer bedraagt dan 80 m²;
    • 5. de afhankelijke woonruimte bewoond wordt door degene die de zorg nodig heeft, en in voorkomend geval, zijn/haar partner zoals bepaald bij huwelijk, geregistreerd partnerschap of notariële samenlevingsovereenkomst;
    • 6. de oorspronkelijke woning bewoond wordt door de zorgverlener/-verleenster;
    • 7. de afhankelijke woonruimte voldoet aan de eisen van het Bouwbesluit;
    • 8. de afhankelijke woonruimte voldoet aan de specifieke zorgbehoefte, zoals gebleken uit het advies van een ter zake deskundige;
    • 9. aan de afhankelijke woonruimte geen eigen ontsluiting wordt toegevoegd;
    • 10. parkeren op eigen erf plaatsvindt;
  • b. De omgevingsvergunning vervalt indien de bij het verlenen van de omgevingsvergunning bestaande noodzaak vanuit een oogpunt van mantelzorg niet meer aanwezig is. Binnen één jaar na het vervallen van de omgevingsvergunning dienen alle aanpassingen die gedaan zijn uit een oogpunt van mantelzorg verwijderd te zijn.
4.5.3 Aan huis verbonden bedrijf - ambachtelijke dienstverlening

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning voor gebruik ten behoeve van aan huis verbonden bedrijfsactiviteiten - ambachtelijke dienstverlening afwijken van het bepaalde in artikel 4.4.2 onder e, mits:

  • a. de woonfunctie in overwegende mate blijft gehandhaafd, waarbij ten hoogste 30% van het bebouwd oppervlak van de aanwezige bebouwing met een maximum van 60 m2 ten behoeve van een aan huis verbonden bedrijf mag worden gebruikt;
  • b. wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid conform bijlage 2 Parkeerkencijfers, zodanig dat de parkeerbalans in de directe woonomgeving niet onevenredig nadelig wordt of kan worden beïnvloed;
  • c. het gebruik geen onevenredige nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer;
  • d. de activiteit milieuhygiënisch inpasbaar is in de woonomgeving waarbij geldt dat deze past in milieucategorie 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten, zoals weergegeven in bijlage 3 Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  • e. de activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner;
  • f. door de uitoefening van de activiteiten het uiterlijk aanzien van de woning niet zodanig verandert, dat de woning het karakter van een woning geheel of gedeeltelijk verliest.

Hoofdstuk 3 ALGEMENE REGELS

Artikel 5 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 6 Algemene bouwregels

6.1 Ondergeschikte bouwdelen

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, liftschachten, gevel- en kroonlijsten, luifels, uitbouwen, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw-, c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 meter bedraagt.

6.2 Parkeerkencijfers
6.2.1 Parkeerkencijfer

Bij het oprichten van gebouwen of het veranderen in gebruik dient de inrichting van elk perceel zodanig te zijn dat voldoende ruimte aanwezig is om zowel het parkeren als het eventueel laden en lossen op eigen terrein te kunnen afwikkelen. Op eigen terrein dient voorzien te zijn in voldoende parkeeraccommodatie, inclusief parkeergelegenheid voor werknemers en bezoekers, conform de parkeerkencijfers zoals opgenomen in bijlage 2 bij deze regels.

6.2.2 Afwijking

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van de parkeernorm zoals genoemd in bijlage 2 bij deze regels, mits de parkeerbalans in de directe omgeving niet onevenredig wordt of kan worden beïnvloed.

Artikel 7 Algemene aanduidingsregels

7.1 Overig - IHCS-1

In aanvulling op hoofdstuk 2 geldt ter plaatse van de aanduiding 'Overig - IHCS-1' een bouwverbod voor gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde, met een hogere bouwhoogte dan 56 meter boven NAP, in verband met het beschermingsgebied van in- en uitvliegfunnel van vliegtuigen.

Artikel 8 Algemene afwijkingsregels

Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden bij omgevingsvergunning voor het bouwen afwijken van:

  • a. de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen, percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages;
  • b. het bouwvlak mag worden overschreden ten behoeve van de bouw van galerijen, balkons, erkers, luifels en reclamevoorzieningen waarbij aan de volgende voorwaarden moet worden voldaan:
    • 1. de diepte uit de voorgevel van het hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 1 meter, met dien verstande dat de afstand tot de voorste perceelgrens niet minder dan 2 meter mag bedragen;
    • 2. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3,5 meter, met dien verstande dat voor balkons geldt dat de hoogte van de balustrade niet meer mag bedragen dan 1,5 meter gemeten vanaf de bovenzijde van de grondvloer van het balkon.
  • c. de bouwregels in hoofdstuk 2 voor het ondergronds bouwen met dien verstande dat:
    • 1. de ondergrondse bouwwerken gesitueerd mogen zijn onder bestaande bebouwing, dan wel op voor bebouwing bestemde gronden;
    • 2. de diepte van ondergrondse bouwwerken niet meer mag bedragen dan één bouwlaag met een diepte (vrije hoogte) van 3 meter gemeten vanaf peil;
    • 3. de oppervlakte niet meer mag bedragen dan de oppervlakte die boven maaiveld mag worden gerealiseerd voor hoofdgebouwen, bijgebouwen, aan- en uitbouwen;
    • 4. het realiseren van ondergrondse bouwwerken geen nadelige effecten op de bodem en de waterhuishouding heeft.
  • d. de bouwregels in hoofdstuk 2 ten behoeve van het realiseren van ondergrondse bouwwerken binnen de bestemming 'Verkeer' mits er voorafgaand aan het verlenen van de omgevingsvergunning advies wordt ingewonnen bij het Waterschap Brabantse Delta.

Artikel 9 Algemene gebruiksregels

9.1 Strijdig gebruik

Onder verboden gebruik als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wabo wordt in ieder geval verstaan:

  • a. het gebruik van de gronden en/of gebouwen als seksinrichting;
  • b. het uitoefenen van enige vorm van handel en/of bedrijf, behoudens voor zover toegestaan op grond van de bestemming;
  • c. uitstallings- of opslagplaats voor al dan niet voor gebruik geschikte voer- of vaartuigen of onderdelen daarvan;
  • d. uitstallings- of opslagplaats, dan wel als stand- of ligplaats voor kampeerwagens, woonwagens, woonboten, tenten en andere onderkomens.

 

Artikel 10 Algemene wijzigingsregels

Het bevoegd gezag is bevoegd de in het plan opgenomen bestemmingen te wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover dit van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover dit noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijding mag echter niet meer bedragen dan 3 meter en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot.

Hoofdstuk 4 OVERGANGS- EN SLOTREGELS

Artikel 11 Overgangsrecht

11.1 Overgangsrecht bouwwerken

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
11.2 Afwijking omgevingsvergunning

Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van artikel 11.1 een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in artikel 11.1 met maximaal 10%.

11.3 Uitzondering op het overgangsrecht bouwwerken

Het bepaalde in artikel 11.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

11.4 Overgangsrecht gebruik

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

11.5 Strijdig gebruik

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in artikel 11.4, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

11.6 Verboden gebruik

Indien het gebruik, bedoeld in artikel 11.4, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

11.7 Uitzondering op het overgangsrecht gebruik

Het bepaalde in artikel is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 12 Slotregel

Deze regels kunnen worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan Hoek Karel Doormanstraat-Julianastraat, Rijen.