direct naar inhoud van Artikel 6 Bedrijf - Electriciteit II
Plan: Gasthuiswaard
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0779.092-VS01

Artikel 6 Bedrijf - Electriciteit II

6.1 Bestemmingsomschrijving
6.1.1 Algemeen

De voor 'Bedrijf - Electriciteit II' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het transport van electriciteit;
  • b. bedrijven;
  • c. bedrijfswoning;
  • d. ter plaatse van de aanduiding "landschappelijke waarden" voor de aanleg en instandhouding van houtopstanden, deels ten behoeve van het behoud van landschappelijke en natuurwetenschappelijke waarden en deels ten behoeve van het behoud van een recreatief en visueel afschermende functie;
  • e. een grondgebonden agrarisch bedrijf;
  • f. agrarisch grondgebruik;
  • g. groenvoorzieningen;
  • h. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

één en ander met de bijbehorende bouwwerken en voorzieningen, zoals stallingruimten, schakelstations, laad- en loswallen, onder en bovengrondse leidingen en overeenkomstig de in 6.1.2 opgenomen nadere detaillering van de bestemmingsomschrijving.

6.1.2 Nadere detaillering van de bestemmingsomschrijving

In het onderstaande is een nadere detaillering opgenomen van het bepaalde in 6.1.1.

a Toegestane bedrijven

Uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "bouwvlak" zijn bedrijven ten dienste van de transport van elektriciteit toegestaan en uitsluitend bedrijven in de categorieën 2 tot en met 3.2 van de als bijlage opgenomen Staat van Bedrijfsactiviteiten.

b Geluidzoneringsplichtige bedrijven

Geluidszoneringsplichtige bedrijven zijn niet toegestaan.

c Bedrijfswoning

Een bedrijfswoning is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding "bedrijfswoning".

d Akkerbouwbedrijf

Ter plaatse van de aanduiding "akkerbouw" is een akkerbouwbedrijf toegestaan.

e Ondergeschikte detailhandel

Voor ondergeschikte detailhandel gelden ter plaatse van de aanduiding "akkerbouw",de volgende bepalingen:

  • 1. Ten dienste van het agrarisch bedrijf is ondergeschikte detailhandel toegestaan als nevenactiviteit.
  • 2. Het mag enkel gaan om detailhandel in op het eigen bedrijf geproduceerde producten en gewassen.
  • 3. Maximaal mag 100 m2 verkoopvloeroppervlak voor deze detailhandelsactiviteit worden aangewend.
  • 4. De activiteit vindt uitsluitend plaats in de aanwezige gebouwen. Nieuwbouw ten behoeve van de functie is niet toegestaan.
f Inpandige statische opslag

Bij het agrarisch bedrijf ter plaatse van de aanduiding "akkerbouw", is inpandige statische opslag toegestaan als nevenactiviteit, tot een maximale vloeroppervlakte van 400 m2. Inpandige statische opslag is niet toegestaan in kassen.

6.2 Bouwregels
6.2.1 Algemeen

Uitsluitend zijn toegestaan gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde die ten dienste staan van deze bestemming.

6.2.2 Gebouwen

Voor gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend worden opgericht ter plaatse van de aanduiding bouwvlak;
  • b. het bebouwingspercentage mag niet meer bedragen dan in het bouwvlak, met de aanduiding "maximale bebouwingspercentage"is aangegeven.
6.2.3 Bedrijfswoning, bijgebouwen en aan- en uitbouwen
  • a. Voor bedrijfswoningen gelden de volgende regels:
    • 1. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding "maximale bouwhoogte" is aangegeven;
    • 2. de inhoud van de bedrijfswoning (met inbegrip van aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen) mag niet meer bedragen dan 500 m³;
  • b. Voor bijgebouwen gelden de volgende regels:
    • 1. de oppervlakte van vrijstaande bijgebouwen per woning mag niet meer bedragen dan 50 m²;
    • 2. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 3,5 m;
    • 3. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 6 m;
  • c. het bebouwingspercentage geldend voor het bouwvlak, mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding "maximum bebouwingspercentage" is aangegeven.
6.2.4 Bedrijfsgebouwen

Voor bedrijfsgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan in het bouwvlak, met de aanduiding "maximale bouwhoogte"is aangegeven;
  • b. de afstand tot de zijdelingse perceelsgrenzen mag niet minder bedragen dan 5 m;
  • c. de afstand tussen bedrijfsgebouwen onderling mag niet minder bedragen dan 2 m;
  • d. de hoogte van liftschachten, afzuiginstallaties, silo's e.d. als onderdeel van een bedrijfsgebouw mag in afwijking van het bepaalde in a, niet meer bedragen dan 15 m.
6.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de hoogte van terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 4 m;
  • b. de bouwhoogte van hoogspanningsmasten mag niet meer bedragen dan 70 m;
  • c. de bouwhoogte van schoorstenen mag niet meer bedragen dan 60 m;
  • d. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 15 m.
6.2.6 Akkerbouwbedrijf

Ter plaatse van de aanduiding "akkerbouw" geldt het volgende:

a Gebouwen

Gebouwen mogen uitsluitend worden opgericht ter plaatse van de aanduiding "bouwvlak".

b Bedrijfsgebouwen

Voor bedrijfsgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 6 m;
  • b. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 13 m.
c Bedrijfswoning, bijgebouwen en aan- en uitbouwen
  • a. Voor de bedrijfswoning gelden de volgende regels:
    • 1. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 6 m;
    • 2. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 10 m;
    • 3. de inhoud van de bedrijfswoning (met inbegrip van aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen) mag niet meer bedragen dan 750 m³, tenzij het een bestaande (woon)boerderij betreft, waarbij de inhoud van het hele bestaande boerderijlichaam/bouwmassa daarvan als maximum geldt.
  • b. Voor vrijstaande bijgebouwen en aan- en uitbouwen gelden de volgende regels:
    • 1. de oppervlakte per woning mag niet meer bedragen dan 80 m²;
    • 2. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 3,5 m;
    • 3. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 6 m;
d Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van silo's mag niet meer bedragen dan 12 m;
  • b. de bouwhoogte van erfscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag, binnen het bouwvlak, niet meer bedragen dan 6 m;
  • d. Bouwwerken, geen gebouwen zijnde mogen buiten het bouwvlak uitsluitend worden opgericht ten behoeve van het agrarisch grondgebruik. De maximale bouwhoogte bedraagt 3 m, met dien verstande dat:
    • 1. de bouwhoogte van erf- en perceelsafscheidingen maximaal 1,5 m mag bedragen;
    • 2. het oprichten van sleufsilo's, mestsilo's en dergelijke aan het bouwvlak gerelateerde voorzieningen niet zijn toegestaan, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - voorziening buiten bouwvlak' de bestaande voorziening ter plaatse is toegestaan;
    • 3. overkappingen niet zijn toegestaan.
6.3 Afwijken van de bouwregels
6.3.1 Omgevingsvergunning gebouwen

Het bevoegd gezag kan, in aanvulling op het bepaalde in artikel Artikel 23, door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 6.2.6teneinde het bouwen van kleine gebouwen, zoals melkstallen en schuilgelegenheden voor vee toe te staan, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. de oppervlakte per gebouw mag niet meer bedragen dan 50 m²;
  • b. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 4 m;
  • c. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 6 m;
  • d. de afstand van de bebouwing tot de bestemmingsgrens mag niet minder bedragen dan 10 m.
6.3.2 Omgevingsvergunning hogere erfafscheiding

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 6.2.6 onder d sub d onder 1 teneinde voor erf- en perceelsafscheidingen buiten de aanduiding "bouwvlak" een grotere bouwhoogte toe te staan tot maximaal 2 m, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. de grotere bouwhoogte is noodzakelijk om dieren binnen de wei te houden;
  • b. de erf- en perceelsafscheidingen zijn uitsluitend toegestaan in de vorm van afrasteringen;
  • c. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt.
6.4 Specifieke gebruiksregels
6.4.1 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik in de zin van artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, wordt in ieder geval begrepen het gebruiken of laten gebruiken van de gronden en/of opstallen binnen deze bestemming:

  • a. van vrijstaande bijgebouwen en bedrijfsgebouwen voor permanente of tijdelijke bewoning;
  • b. voor de uitoefening van een seksinrichting;
  • c. voor het storten van puin of afvalstoffen;
  • d. als opslag- of bergplaats van stoffen en/of materialen en gebruikte, afgedankte c.q. aan de oorspronkelijke bestemming onttrokken voorwerpen, behoudens voor zover noodzakelijk in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • e. voor bedrijfsmatige opslag van vuurwerk;
  • f. als opslag van onklare dan wel aan hun normale bestemming onttrokken voer- of vaartuigen of onderdelen hiervan.

Het bepaalde onder c en d is niet van toepassing op:

  • 1. het storten van puin ter realisering van de in het plan aangewezen bestemmingen;
  • 2. het normale onderhoud en gebruik van open terreinen;
  • 3. de tijdelijke opslag van materialen en werktuigen, welke nodig is voor de realisering en/of handhaving van de in het plan aangegeven bestemmingen;
  • 4. de opslag ten behoeve van in het plan toegelaten bedrijfsvoering.
6.5 Afwijken van de gebruiksregels
6.5.1 Omgevingsvergunning Staat van bedrijfsactiviteiten

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 6.1.2 onder a, voor het toestaan van bedrijven die niet zijn opgenomen in de als bijlage toegevoegde Staat van bedrijfsactiviteiten en bedrijven die zijn opgenomen in een categorie hoger dan de ingevolge 6.1.2 onder a toegelaten categorieen, mits deze bedrijven naar aard, milieubelasting en ruimtelijke impact vergelijkbaar zijn met de toegestane bedrijven, met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • a. een onevenredige toename van de aantasting van het woon- en leefklimaat is niet toegestaan;
  • b. er vindt geen onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken plaats;
  • c. risicovolle inrichtingen en nieuwe activiteiten uit kolom 1 van onderdeel C en D van de bijlage bij het Besluit milieu-effectrapportage 1994 in de gevallen als genoemd in kolom 2 van de betreffende bijlage zijn niet toegestaan;
  • d. het bevoegd gezag wint, met betrekking tot de vraag of de bedrijven naar aard, milieubelasting en ruimtelijke impact vergelijkbaar zijn met de toegestane bedrijven, advies in van een onafhankelijk deskundige.
6.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
6.6.1 Omgevingsvergunningsplicht

Het is verboden ter plaatse van de aanduiding "landschappelijke waarden" zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden) de navolgende werken en / of werkzaamheden te verrichten, te doen of te laten verrichten:

  • a. het vellen en/of rooien van houtgewas;
  • b. het aanbrengen van beplantingen.
6.6.2 Uitzonderingen vergunningplicht

Het onder 6.6.1 vervatte verbod geldt niet voor werken en werkzaamheden:

  • a. waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan aanlegvergunning of omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden is verleend;
  • b. welke ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan in uitvoering waren;
  • c. welke betreffen het normale onderhoud en/of landschapsbeheer.
6.6.3 Toetsing aan aanwezige waarden

De in 6.6.1 bedoelde vergunning wordt slechts verleend indien na een belangenafweging blijkt dat er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de aanwezige waarden als opgenomen in 6.1.1 en/of het belang van de aanleg, het herstel of het onderhoud aan de hoogspanningsmasten zwaarder moet wegen.

6.7 Wijzigingsbevoegdheid
6.7.1 Wijzigingsbevoegdheid bedrijfswoning

Burgemeester en wethouders zijn ingevolge artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening bevoegd, om de aanduiding "bedrijfswoning" van de kaart te verwijderen, indien het feitelijke gebruik van de bedrijfswoning als woning is beëindigd.

6.7.2 Wijziging t.b.v. vergroting/ vormverandering agrarisch bouwvlak

Burgemeester en wethouders kunnen deze bestemming ter plaatse van de aanduiding "akkerbouw" op onderdelen wijzigen ten behoeve van vergroting en/of vormverandering van de aanduiding "bouwvlak", mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de vergroting en/of vormverandering dient noodzakelijk te zijn uit het oogpunt van doelmatige bedrijfsvoering en/of -ontwikkeling;
  • b. voor grondgebonden agrarische bedrijven (inclusief productiegerichte paardenhouderijen) en gemengde bedrijven, niet zijnde de intensieve veehouderijtak, is vergroting tot een omvang van 1,5 ha toegestaan;
    - een verdere vergroting naar maximaal 2 ha kan voor deze bedrijven worden toegestaan, nadat advies van de Adviescommissie Agrarische Bouwaanvragen is ingewonnen over punt b;
  • c. het dient om een concreet plan te gaan, waarbij onder andere milieutechnische gegevens worden overgelegd;
  • d. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de waarden die zijn geformuleerd binnen de nadere detaillering van deze bestemming;
  • e. uit een onderzoek naar de bodemkwaliteit dient te blijken dat de bodem geschikt is voor de nieuwe functie;
  • f. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de waterhuishoudkundige situatie; bij verruiming wordt hieromtrent advies ingewonnen bij het waterschap; er dient in ieder geval voldaan te worden aan het principe van hydrologisch neutraal bouwen (en verharden);
  • g. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing. Indien deze bestaat uit een beplantingsstrook dan dient deze uit voornamelijk streekeigen soorten te bestaan;
  • h. uit archeologisch onderzoek moet naar het oordeel van burgemeester en wethouders voldoende zijn gebleken dat de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad.