Regels
Artikel 4 Agrarisch met waarden Artikel 7 Bedrijf - Windturbine Artikel 13 Maatschappelijk - Molen Artikel 16 Recreatie - Recreatief agrarisch natuurbedrijf Artikel 17 Recreatie - Recreatiewoning Artikel 20 Verkeer - Onverhard Artikel 21 Verkeer - Spoorverkeer Artikel 25 Leiding - Hoogspanningsverbinding Artikel 26 Waarde - Archeologie 1 Artikel 27 Waarde - Archeologie 2 Artikel 28 Waarde - Archeologie 3 Artikel 29 Waarde - Archeologie 4 Artikel 30 Waterstaat - Attentiegebied EHS Artikel 31 Waterstaat - Regionaal waterbergingsgebied Artikel 32 Waterstaat - Waterkering Artikel 33 Anti-dubbeltelregel Artikel 34 Algemene bouwregels Artikel 35 Algemene gebruiksregels Artikel 36 Algemene aanduidingsregels Artikel 37 Algemene afwijkingsregels Artikel 38 Algemene wijzigingsregels Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels 1. Tabel Nevenfuncties en verbrede landbouw 2. [Vervallen] 3. Luchtvaartverkeerszone (kaart) 4. Karakteristieke bebouwing 5. Cultuurhistorisch waardevolle langgevelboerderijen 6. Landschappelijke inpassingsplannen behorende bij de bestemming 'Agrarisch' 6.1 Landschappelijk inpassingsplan 'Agrarisch' (Achter de Vaart 3a) 6.2 Landschappelijk inpassingsplan 'Agrarisch' (Attelakenseweg achter 5) 6.3 Landschappelijk inpassingsplan 'Agrarisch' (Bankenstraat 21a) 6.5 Landschappelijk inpassingsplan 'Agrarisch' (Lage Bremberg 26) 6.7 Landschappelijk inpassingsplan 'Agrarisch' (Moerdijkse Postbaan 82) 6.8 Landschappelijk inpassingsplan 'Agrarisch' (Moerdijkse Postbaan 82) 6.9 Landschappelijk inpassingsplan 'Agrarisch' (Teerlingstraat 25) 6.10 Landschappelijk inpassingsplan 'Agrarisch' (Vlaanderbos 6) 6.11 Landschappelijk inpassingsplan 'Agrarisch' (Vossenbergsevaart 30) 6.12 Landschappelijk inpassingsplan 'Agrarisch' (Lage Klappenberg 55) 6.13 Landschappelijk inpassingsplan 'Agrarisch' (Bankenstraat 17) 6.14 Landschappelijk inpassingsplan 'Agrarisch' (Teerlingstraat 25 e.o.) 6.15 Landschappelijk inpassingsplan 'Agrarisch' (Heigatstraat 15) 6.16 Landschappelijk inpassingsplan 'Agrarisch' (Haansberg 41) 6.17 Landschappelijk inpassingsplan 'Agrarisch' (Moerdijkse Postbaan 84) 6.18 Landschappelijk inpassingsplan 'Agrarisch' (Liesbosweg 380 en Teerlingstraat 20) 6.19 Landschappelijk inpassingsplan 'Agrarisch' (Lage Donk 12) 7. Landschappelijke inpassingsplannen behorende bij de bestemming 'Agrarisch met waarden' 7.1 Landschappelijk inpassingsplan 'Agrarisch met waarden' (Ettenseweg 70) 8. Landschappelijke inpassingsplannen behorende bij de bestemming 'Bedrijf' 8.1 Landschappelijk inpassingsplan 'Bedrijf' (Goorstraat 7) 9. Landschappelijke inpassingsplannen behorende bij de bestemming 'Recreatie' 9.1 Landschappelijk inpassingsplan 'Recreatie' (Sander 13) 10. Landschappelijke inpassingsplannen behorende bij de bestemming 'Verkeer' 10.1 Landschappelijk inpassingsplan 'Verkeer' (Lage Donk 45) 11. Landschappelijke inpassingsplannen en sloopverplichtingen behorende bij de bestemming 'Wonen' 11.1 Landschappelijk inpassingsplan 'Wonen' (Sander 47) 11.3 Landschappelijk inpassingsplan 'Wonen' (Lage Bremberg 8) 11.5 Landschappelijk inpassingsplan en sloopverplichting 'Wonen' (Bollenstraat 6) 11.6 Landschappelijk inpassingsplan 'Wonen' (Rijsbergseweg 47a) 11.7 Landschappelijk inpassingsplan 'Wonen' (Wildert 55) 11.8 Landschappelijk inpassingsplan 'Wonen' (Grauwe Polder 192) 11.9 Sloopverplichting 'Wonen' (Klappenberg 12) 12. Lijst van aan-huis-gebonden-beroepen 13. Lijst van bedrijfsactiviteiten Hoofdstuk 1 Inleidende regels Artikel 1 Begrippen In deze regels wordt verstaan onder: plan: het bestemmingsplan 'Buitengebied geconsolideerd' van de gemeente Etten-Leur. bestemmingsplan: de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand ondergrond: de informatie die gebruikt is om de geometrische planobjecten te bepalen als vervat in het bestand NL.IMRO.0777.BUITENGEBIEDCONS-GC01. verbeelding: de digitale weergave van het bestemmingsplan ‘Buitengebied geconsolideerd’, gewaarmerkt als NL.IMRO.0777.BUITENGEBIEDCONS-GC01 en elektronisch beschikbaar gesteld op de daarvoor aangewezen landelijke voorziening. aanduiding: een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden. AAB: Adviescommissie Agrarische Bouwaanvragen. aangebouwd: minimaal twee bouwwerken die aan elkaar zijn gebouwd en al dan niet een interne verbinding hebben. aan-huis-gebonden-beroep: het uitoefenen van een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig of ontwerp-technisch gebied, alsmede hiermee gelijk te stellen dienstverlenende beroepen en ambachtelijke en verzorgende bedrijven. Hieronder worden eveneens kleine ateliers en kleine galeries verstaan. aardkundige waarden: waarden van een gebied die vanwege geologische, geomorfologische, bodemkundige en (geo)hydrologische verschijnselen en processen dan wel anderszins vanwege de natuurlijke ontstaansgeschiedenis van de bodem, van algemeen belang zijn vanuit aardkundig oogpunt. afhankelijke woonruimte: een bijgebouw bij een woning dat qua ligging hoort tot het perceel van de woning en waarin uit een oogpunt van mantelzorg een gedeelte van de huishouding gehuisvest is. agrarisch bedrijf: een bedrijf gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren. agrarische bedrijfswoning: een woning op bij een agrarisch bedrijf behorende grond en uitsluitend dienend voor de huisvesting van een huishouding waarvan de huisvesting ter plaatse, gelet op de agrarische bedrijfsvoering, noodzakelijk is. buiten agrarische bouwvlakken gelegen gebouwen ten behoeve van een agrarisch bedrijf, zoals veldschuren. Tijdelijke menstoegankelijke tunnels vallen hier niet onder. ambachtelijk en verzorgend bedrijf: het bedrijfsmatig geheel of overwegend door middel van handwerk vervaardigen, bewerken, herstellen of installeren van goederen die verband houden met het ambacht. archeologisch onderzoek: bureauonderzoek en/of boren en/of graven en/of begeleiden verricht door een dienst, bedrijf of instelling, beschikkend over een opgravingsvergunning ex artikel 45 van de Monumentenwet, dan wel de wet- en/of regelgeving die daarvoor in de plaats treedt, en werkend volgens de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie. archeologische verwachtingswaarde: de kans op aanwezigheid van onbekende archeologische vindplaatsen, zoals die met behulp van locatieanalyse is voorspeld. attentiegebied EHS: gebied gelegen rondom en binnen de ecologische hoofdstructuur waar fysieke ingrepen een negatief effect kunnen hebben op de waterhuishouding. bebouwing: één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde. bed & breakfast: particuliere verstrekking tegen betaling, met een niet bedrijfsmatig karakter, aan derden van uitsluitend logies (met ontbijt) zonder dienstverlening, niet zijnde uitoefening van hotel, pension of ander bedrijf, waarbij het aanbod zich beperkt tot maximaal 4 slaapplaatsen verdeeld over maximaal 2 kamers. bedrijfsgebouw: een gebouw dat geschikt is voor bedrijfsmatige activiteiten. Een bedrijfswoning wordt hieronder niet begrepen. bedrijfsmatig: in uitoefening van een bedrijf. bedrijfswoning: een woning in of bij een gebouw of op dan wel bij een terrein, bestemd voor één huishouden waarvan huisvesting daar, gelet op de bedrijfsvoering, in overeenstemming met de bestemming, noodzakelijk is. begane grond: de eerste bouwlaag volledig gelegen boven het peil. beplantingsplan: plan, waarin wordt aangegeven hoe de beplanting ingericht en beheerd zal gaan worden. bestaand: bij bebouwing: bebouwing die aanwezig is op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan Partiële Herziening Buitengebied, mits die bebouwing legaal is opgericht, dan wel bebouwing die mag worden opgericht krachtens een vóór dat tijdstip aangevraagde omgevingsvergunning; bij gebruik: gebruik zoals aanwezig ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan Partiële Herziening Buitengebied, mits dat gebruik legaal is. bestemmingsgrens: de grens van een bestemmingsvlak. bestemmingsvlak: een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming. bevoegd gezag: bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning. bewoning: het verblijf c.q. gebruik als woonruimte inclusief nachtverblijf, zonder dat elders aantoonbaar over een hoofdverblijf wordt beschikt. bijgebouw: een vrijstaand gebouw of een aan het hoofdgebouw aangebouwd (gedeelte van een) gebouw dat qua constructie, afmetingen en/of verschijningsvorm ondergeschikt is aan het hoofdgebouw. boog- en tunnelkassen: al dan niet verplaatsbare constructies geheel of gedeeltelijk overtrokken met en/of omsloten door lichtdoorlatend materiaal, ten behoeve van de teelt van tuinbouwgewassen, fruit of sierteelt. bosbouw: een complex van activiteiten die zich richten op de ontwikkeling en instandhouding van de levensgemeenschap bos ten behoeve van de volgende doeleinden: houtteelt, natuur, landschap en dagrecreatie. bouwen: het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats. bouwen, ondergronds-: het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een bouwwerk onder het ter plaatse vastgestelde peil. bouwlaag: een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd. bouwvlak: een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde, verhardingen en andere permanente voorzieningen zijn toegelaten. bouwwerk: elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct steun vindt in of op de grond. criteria voor grondgebondenheid: criteria om te bepalen of een veehouderij grondgebonden is, zoals opgenomen in nadere regels die door Gedeputeerde Staten zijn vastgesteld op basis van de (interim) Omgevingsverordening Noord-Brabant of diens rechtsopvolger. cultuurhistorische waarden: waarden van een gebied of daar aanwezige zaken, verband houdend met het bouwkundig erfgoed, het stedenbouwkundig erfgoed, de historische groenwaarden, het historisch-geografisch erfgoed en de bekende en verwachte archeologische waarden. karakteristieke bebouwing zoals opgenomen in bijlage 4 en/of aangewezen gemeentelijke monumenten en/of rijksmonumenten. detailhandel: het bedrijfsmatig te koop aanbieden van goederen, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die de goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit. dierenverblijf: een gebouw of overkapping voor het houden van landbouwhuisdieren, inclusief de daartoe behorende voorzieningen. ecologische hoofdstructuur: samenhangend netwerk van natuurgebieden van nationaal en internationaal belang met als doel de veiligstelling van ecosystemen met de daarbij behorende soorten, bestaande uit de meest waardevolle natuur- en bosgebieden en andere gebieden met belangrijke aanwezige en te ontwikkelen natuurwaarden. ecologische waarden en kenmerken: aanwezige en potentiële waarden, gebaseerd op de beoogde natuurkwaliteit voor het gebied, waartoe behoren de natuurdoelen en natuurkwaliteit, geomorfologische processen, de waterhuishouding, de kwaliteit van bodem, water en lucht, rust, de mate van stilte, donkerte en openheid, de landschapsstructuur en de belevingswaarde. erf- en terreinafscheiding met een open constructie: een erf- of terreinafscheiding met een constructie die voor ten minste 80% open is, zoals palen met draad, gaashekwerken en hekwerken met planken waarbij voldoende ruimte tussen de planken vrij blijft. evenement: een georganiseerde publieke gebeurtenis in de vorm van een voor het betreffende publiek toegankelijke verrichting van vermaak in de vorm van sport, spel, cultuur, tradities en dergelijke. extensief recreatief medegebruik: extensieve vormen van dagrecreatie die ondergeschikt zijn aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan, die een kortstondig karakter hebben en in de openlucht plaatsvinden, zoals wandelen, fietsen, paardrijden, kanoën. functie: doeleinden ten behoeve waarvan gebruik van gebouwen en/of gronden of aangewezen delen daarvan is toegestaan. gebouw: elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt. geitenhouderij: een agrarisch bedrijf met een bedrijfsvoering die gericht is op het houden van geiten. geiten- en/of schapenhouderij: een agrarisch bedrijf met een bedrijfsvoering die gericht is op het houden van schapen en/of geiten. geluidhinder: gevaar, schade of hinder, als gevolg van geluid. geluidsgevoelige functies zoals bedoeld in de Wet geluidhinder, het Besluit grenswaarden binnen zones rond industrieterreinen, het Besluit grenswaarden binnen zones langs wegen en/of het Besluit geluidhinder spoorwegen, dan wel de wet- en/of regelgeving die daarvoor in de plaats treedt. geluidsgevoelige objecten: gebouwen welke dienen ter bewoning of andere geluidsgevoelige functies zoals bedoeld in de Wet geluidhinder, het Besluit grenswaarden binnen zones rond industrieterreinen, het Besluit grenswaarden binnen zones langs wegen en/of het Besluit geluidhinder spoorwegen, dan wel de wet- en/of regelgeving die daarvoor in de plaats treedt. geluidzone - industrie: een op grond van de Wet geluidhinder, dan wel de wet- en/of regelgeving die daarvoor in de plaats treedt, in het bestemmingsplan vastgelegd gebied rond een industrieterrein waarbuiten de geluidsbelasting veroorzaakt door dat industrieterrein niet meer bedraagt dan 50 dB(A). geluidszoneringsplichtige inrichting: een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder, dan wel de wet- en/of regelgeving die daarvoor in de plaats treedt, rondom het terrein van een vestiging in een bestemmingsplan een zone moet worden vastgesteld. geometrische plaatsbepaling: locatie van een ruimtelijk object, vastgelegd in een ruimtelijk referentiesysteem. gevelvlak: een (denkbeeldig) vlak, gesloten dan wel open, aan de buitenzijde van een bouwwerk dat de contouren van een bouwwerk aangeeft en waarbinnen de constructieve delen liggen. glastuinbouwbedrijf: een agrarisch bedrijf gericht op het telen van gewassen waarbij de bedrijfsvoering geheel of in overwegende mate in kassen plaatsvindt. groenblauwe mantel: gebieden die overwegend grenzen aan de ecologische hoofdstructuur, de ecologische verbindingszone of het zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen en deze verbinden, zijnde gebieden met overwegend grondgebonden agrarisch gebruik en belangrijke nevenfuncties voor natuur en water. groepsaccommodatie: als zodanig aangeduid gedeelte van een (voormalig) agrarisch bedrijf, waarbij een of meerdere gebouwen geheel of gedeeltelijk zijn ingericht om daarin gelegenheid te geven tot recreatief nachtverblijf. grondgebonden teeltbedrijf: een agrarisch bedrijf in de land- en tuinbouwsector dat zich richt op het telen van gewassen met een bedrijfsvoering die geheel of in overwegende mate niet in gebouwen plaatsvindt. Grondgebonden teeltbedrijven zijn in ieder geval akkerbouw-, fruitteelt- en vollegrondstuinbouwbedrijven en boomteeltbedrijven. grondgebonden veehouderij: een veehouderij waarvan het voer en de mest voor het overgrote deel gewonnen respectievelijk aangewend worden op gronden die in gebruik zijn van de veehouderij en die in de directe omgeving liggen van de bedrijfslocatie. groothandel: het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan wederverkopers, dan wel aan bedrijven, instellingen of personen tot aanwending in een andere bedrijfsactiviteit. herbouw: herbouw van de bestaande bebouwing waarbij sprake is van herbouw op exact dezelfde locatie en met exact dezelfde buitenwerkse maatvoeringen als de bestaande bebouwing. hogere grenswaarde: een bij het bestemmingsplan in acht te nemen maximale waarde voor de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten, die hoger is dan de voorkeursgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder, het Besluit grenswaarden binnen zones rond industrieterreinen, het Besluit grenswaarden binnen zones langs wegen en/of het Besluit geluidhinder spoorwegen, dan wel de wet- en/of regelgeving die daarvoor in de plaats treedt. hoofdgebouw: het gebouw, of het gedeelte daarvan, dat door zijn constructie, afmetingen en/of verschijningsvorm als het belangrijkste (gedeelte van een) gebouw ten behoeve van de woonfunctie is aan te merken; aangebouwde bijgebouwen die qua constructie, afmetingen en/of verschijningsvorm ondergeschikt zijn aan het hoofdgebouw worden niet als onderdeel van het hoofdgebouw aangemerkt. hoofdverblijf: de woning waar: naar redelijke verwachting gedurende een half jaar de meeste malen door een huishouden overnacht wordt, en als het centrum van de sociale en maatschappelijke activiteiten van dat huishouden aan te merken is, en waar dat huishouden staat ingeschreven in de GBA. horeca/horecabedrijf: een bedrijf dat is gericht op het bedrijfsmatig verstrekken van dranken of etenswaren voor gebruik ter plaatse, het bedrijfsmatig bieden van vermaaks- of wellnessfaciliteiten of het bedrijfsmatig bieden van congres- of vergaderfaciliteiten, één en ander al dan niet in combinatie met elkaar. Discotheken en het bieden van nachtverblijf worden hieronder niet begrepen. houtteelt: de bedrijfsmatige uitoefening van uitsluitend de functie houtproductie op gronden die in principe hiervoor tijdelijk worden gebruikt en waarvoor daartoe een vrijstelling is verleend. hoveniersbedrijf: een bedrijf, geen tuincentrum zijnde, dat gericht is op het kweken van planten, bomen en graszoden, de aanleg en het onderhoud van tuinen, parken en plantsoenen alsmede de levering van producten daartoe. huishouden/ huishouding: de samenlevingsvorm van één gezin, waaronder mede wordt begrepen: de inwoning, al dan niet bij wijze van mantelzorg; een met een gezin gelijk te stellen samenlevingsverband. Een éénpersoonshuishouden wordt hieronder ook begrepen. huisverkoop: detailhandel in de vorm van verkoop van eigen agrarische producten dan wel streekgebonden agrarische producten uit eigen streek en rechtstreeks daarvan afgeleide ambachtelijke producten. informatieve en/of educatieve activiteiten: informatieve en/of educatieve activiteiten zoals rondleidingen en excursies, in relatie tot het bedrijf en/of de omgeving, als ondergeschikt, niet zelfstandig onderdeel van de bedrijfsactiviteiten. inrichting: elke door de mens bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, ondernomen bedrijvigheid die binnen een zekere begrenzing pleegt te worden verricht. een inrichting die valt onder het regime van het Besluit externe veiligheid inrichtingen, dan wel de wet- en/of regelgeving die daarvoor in de plaats treedt. installatie: één of een aantal bij elkaar behorende technische en/of mechanische hulpmiddelen zoals bijvoorbeeld een hijsinstallatie, antenne-installatie, waterzuiveringsinstallatie en dergelijke. intensieve veehouderij: een agrarisch bedrijf met een bedrijfsvoering die geheel of in overwegende mate in gebouwen plaatsvindt en gericht is op het houden van dieren, zoals rundveemesterij, varkens-, vleeskalver-, pluimvee-, pelsdier-, geiten-, of schapenhouderij, of een combinatie van deze bedrijfsvormen, alsmede naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijfsvormen, met uitzondering van grondgebonden melkrundveehouderij. kampeermiddel: een tent, tentwagen, kampeerauto, caravan of enig ander onderkomen of verblijf, geen bouwwerk zijnde, dat geschikt is voor tijdelijk recreatief nachtverblijf. kas: een agrarisch bedrijfsgebouw waarvan de wanden en het dek voornamelijk bestaan uit glas of een ander lichtdoorlatend materiaal en dienend voor de productie van gewassen onder geconditioneerde klimaatomstandigheden waaronder mede begrepen een schuurkas of een permanente tunnel- of boogkas hoger dan 1,5 m. kernrandzone: een overgangszone tussen de bebouwde kom en het buitengebied met daarin relatief veel bebouwing op korte afstand van elkaar en met een ondergeschikte en/of afnemende agrarische functie. kleinschalig kamperen: kleinschalig recreatief nachtverblijf op gronden met een andere hoofdfunctie, met gebruikmaking van kampeermiddelen tot een in de regels aangegeven maximum aantal standplaatsen. kwetsbare soorten: flora en/of fauna die zeer gevoelig is voor verstoring door menselijke activiteiten. landbouwhuisdieren: dieren die worden gehouden in een veehouderij voor de productie van onder andere melk, vlees, eieren of wol dan wel voor begrazing van gronden. landschappelijke waarden en kenmerken: gebruikswaarde, belevingswaarde en toekomstwaarde van het landschap, gericht op ruimtelijke, ecologische, cultuurhistorische en recreatieve aspecten. landschapselementen: ecologische en/of landschappelijke waardevolle elementen zoals bosjes, houtwallen, poelen en moerasjes, in de regel kleiner dan 2 ha zonder een agrarische productiefunctie. loon- en grondwerkbedrijf: een bedrijf dat geheel of in overwegende mate gericht is op het verlenen van diensten waarbij gemechaniseerd loon- en grondwerk ten behoeve van land-, tuin-, bos- of natuurbouw wordt verricht. maaiveld: de bovenkant van het terrein dat een bouwwerk omgeeft. een bedrijf dat op eigen terrein binnen en/of buiten een gebouw gelegenheid geeft tot het beoefenen van de paardensport, het recreatief laten berijden van paarden en pony's en het lesgeven / gelegenheid geven tot paardrijlessen, al dan niet met mogelijkheden voor verblijf en verzorging van de paarden en pony's. mantelzorg: intensieve zorg of ondersteuning, die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende, ten behoeve van zelfredzaamheid of participatie, rechtstreeks voortvloeiend uit een tussen personen bestaande sociale relatie, die de gebruikelijke hulp van huisgenoten voor elkaar overstijgt. mestbewerking: de toepassing van basistechnieken of combinaties daarvan met als doel de aard, samenstelling of hoedanigheid van dierlijke mest te wijzigen, waaronder droging, bezinking, (co)vergisting, scheiding, hygiënisatie of indamping van mest. milieuhygiënisch inpasbaar: ter voorkoming van een ruimtelijke situatie die uit een oogpunt van milieuaspecten c.q. belasting van het milieu, zoals hinder voor omwonenden en verkeersaantrekkende werking, niet gewenst is, dient o.a. rekening te worden gehouden met: de toegelaten gebruiksmogelijkheden in de bestemmingen; de regels, voortvloeiend uit wettelijke bepalingen. molenbiotoop: de omgeving van een molen die van belang is voor een goede windvang. monumentencommissie: de ingestelde commissie of aangewezen deskundige(n) met als taak het college van burgemeester en wethouders op verzoek of uit eigen beweging te adviseren over monumenten en overige cultuurhistorisch waardevolle bebouwing. nadere regels zorgvuldige veehouderij: regels over de inzet van maatregelen die bijdragen aan de ontwikkeling naar zorgvuldige veehouderij, zoals opgenomen in nadere regels die door Gedeputeerde Staten zijn vastgesteld op basis van de (interim) Omgevingsverordening Noord-Brabant of diens rechtsopvolger. Natuurbeschermingswet: de Wet van 25 mei 1998, houdende nieuwe regelen ter bescherming van natuur en landschap (Natuurbeschermingswet 1998) dan wel de wet- en/of regelgeving die daarvoor in de plaats treedt. natuurwaarden: waarden in verband met de aanwezigheid van of potentiële mogelijkheden voor bijzondere planten, dieren en leefgemeenschappen in onderlinge samenhang en in samenhang met hun leefomgeving (biotoop) en welke verband houden met zaken als verscheidenheid, zeldzaamheid, natuurlijkheid, ongestoordheid en kenmerkend voor het gebied. nevenfunctie: een functie die naast de primaire agrarische activiteiten wordt uitgeoefend bij een agrarisch bedrijf als ondergeschikt, niet-zelfstandig onderdeel van de bedrijfsvoering. niet-grondgebonden agrarisch bedrijf: een agrarisch bedrijf, niet zijnde een intensieve veehouderij of glastuinbouwbedrijf, met een bedrijfsvoering die geheel of in overwegende mate in gebouwen plaatsvindt. nieuwvestiging: projectie van een al dan niet gekoppeld agrarisch bouwvlak op een locatie die volgens het ter plaatse geldende bestemmingsplan niet is voorzien van een zelfstandig bouwvlak. omschakeling: geheel of gedeeltelijk overstappen van de ene agrarische bedrijfsvorm naar de andere agrarische bedrijfsvorm dan wel het overstappen van een niet-agrarisch gebruik naar een agrarische bedrijfsvorm. ondergeschikte functie: gebruik dat in planologisch opzicht ondergeschikt en ondersteunend is aan en/of beperkt aanvullend is op de hoofdfunctie. (normaal) onderhoud, gebruik en beheer: het in zodanige conditie houden of brengen van objecten dat het voortbestaan van deze objecten op ten minste het bestaande en/of voorgeschreven kwaliteitsniveau wordt gewaarborgd en de detaillering, profilering en vormgeving gelijk blijft en/of aan de voorgeschreven eisen blijft voldoen. onderkomen: voor verblijf geschikte, al dan niet aan hun oorspronkelijk gebruik onttrokken voer- en vaartuigen, waaronder begrepen woonwagens, woonschepen, caravans, kampeerauto's, als ook tenten, schuilhutten en keten, al dan niet ingericht ten behoeve van recreatief buitenverblijf voor zover deze niet als bouwwerken zijn aan te merken. ondersteunende horeca: horeca die wordt aangeboden binnen een bestemming waarvan de functie een andere dan horeca is maar waar men uitsluitend ter ondersteuning van en gerelateerd en ondergeschikt aan de hoofd- of nevenfunctie een ruimte en/of terras gebruikt dan wel specifiek heeft ingericht voor de consumptie van drank en etenswaren, niet bedoeld voor feesten en partijen. Sanitaire en keukenvoorzieningen zijn als onderdeel van de ondersteunende horeca toegestaan. onevenredige aantasting: de situatie dat een ruimtelijke ontwikkeling leidt tot een afbreuk van bestaande ruimtelijke belangen en waarden, die redelijkerwijs niet in verhouding staat tot de ruimtelijke belangen en waarden van de ontwikkeling. openheid: landschappelijke waarde die wordt gekenmerkt door een landschap met een bepaalde openheid. overkapping: een dakconstructie in de vorm van een bouwwerk, geen gebouw zijnde. paardenbak: een onoverdekte voorziening bedoeld voor het berijden, africhten en laten bewegen van paarden. paardenhouderij: het bedrijfsmatig voortbrengen, opfokken, africhten, trainen, verhandelen, houden en/of stallen van paarden en pony's, niet zijnde een manege. prostituee: degene (v/m) die zich beschikbaar stelt tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen betaling. prostitutie: het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen betaling. recreatief verblijf: het gebruik van een gebouw of ander onderkomen als woonruimte ten behoeve van niet permanent verblijf met een recreatieve bedoeling. woning of enig ander verblijf, een bouwwerk zijnde, dat blijkens de inrichting geschikt is voor tijdelijk recreatief verblijf. referentiedatum: de datum waarop het betreffende Natura 2000-gebied als zodanig is aangewezen, tenzij bij, krachtens of ingevolge de Natuurbeschermingswet een andere datum wordt voorgeschreven. In het laatste geval geldt de daar voorgeschreven datum. regionaal waterbergingsgebied: gebied dat noodzakelijk is om wateroverlast uit regionale watersystemen tegen te gaan. ruimtelijke kwaliteit: de kwaliteit van de ruimte (woon-, werk- en leefomgeving) als bepaald door de gebruikswaarde, de belevingswaarde en de toekomstwaarde van die ruimte, deze kwaliteit wordt bepaald door expliciete aandacht voor de ruimtelijk-functionele kwaliteit, de stedenbouwkundige kwaliteit, de beeldkwaliteit, de architectonische kwaliteit, de landschappelijke kwaliteit en de cultuurhistorische kwaliteit van objecten en terreinen, mede in relatie tot het streekeigen karakter van de directe omgeving. seksinrichting: een bedrijf met een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub of een (raam)prostitutiebedrijf, waaronder tevens begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar. speelvoorziening: voorziening ter stimulering van het klim-, klauter- en balanceergedrag van kinderen, al dan niet functionerend met behulp van de zwaartekracht of de fysieke kracht van de mens, zoals hangnetten, schommels, glijbanen, speelforten en dergelijke. spoorweg: spoorweg als bedoeld in artikel 1 van de Spoorwegwet, dan wel de wet- en/of regelgeving die daarvoor in de plaats treedt, voor zover deze is aangegeven op een bij of krachtens deze wet vastgestelde kaart. statische binnenopslag: binnenopslag van goederen die geen regelmatige verplaatsing behoeven, niet bestemd zijn voor handel en niet worden opgeslagen voor een elders gevestigd bedrijf, zoals (seizoens)stalling van (antieke) auto’s, boten, caravans, campers en dergelijke. teeltondersteunende voorzieningen: ondersteunende voorzieningen die onderdeel zijn van de bedrijfsvoering van een grondgebonden teeltbedrijf en die worden gebruikt voor: verbetering van de productie, bijvoorbeeld door teeltvervroeging en -verlating, terugdringing van onkruidgroei en beperking van vraatschade; verbetering van de arbeidsomstandigheden, bijvoorbeeld door gewassen hoger te telen; en/of het bereiken van positieve effecten op milieu en water, bijvoorbeeld door bescherming van de bodem, terugdringing van onkruidbestrijding en effectief omgaan met water. teeltondersteunende kas: een teeltondersteunende voorziening, bestaande uit een agrarisch bedrijfsgebouw waarvan de wanden en het dek voornamelijk bestaan uit glas of een ander lichtdoorlatend materiaal of permanente tunnel- of boogkassen (> 1,5 m) en dienend voor de productie van gewassen onder geconditioneerde klimaatomstandigheden. teeltondersteunende voorzieningen, geen kassen of andere gebouwen zijnde, die op een locatie voor onbepaalde tijd worden gebruikt of aanwezig zijn, zoals containervelden, stellingen en dergelijke. teeltondersteunende voorzieningen, tijdelijk: teeltondersteunende voorzieningen die op dezelfde locatie gebruikt kunnen worden zo lang de teelt dit vereist, doch die maximaal 6 maanden per kalenderjaar worden gebruikt of aanwezig zijn. Deze tijdelijke voorzieningen hebben een directe relatie met het grondgebruik, zoals folies, insectengaas, acryldoek, wandelkappen, schaduwhallen, hagelnetten en dergelijke. teeltondersteunende voorzieningen, overig: teeltondersteunende voorzieningen niet zijnde permanente en/of tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen, bedoeld ter ondersteuning of bescherming van teelten die rechtstreeks in de open grond plaatsvinden, zoals een hekwerk ten behoeve van boomteelt, teeltgeleidende en/of -ondersteunende palen en dergelijke. ter zake deskundige: de AAB of een andere door het bevoegd gezag aangewezen deskundige. torensilo: veelal cilindervormig bouwwerk voor de opslag van stoffen met bijbehorende constructie en randapparatuur. tuincentrum: detailhandel met een al dan niet geheel overdekt verkoopvloeroppervlak, waarop de volgende categorieën artikelen te koop worden aangeboden: Boomkwekerijproducten, buitenplanten en bloembollen; Artikelen voor de inrichting, het onderhoud en de verfraaiing van particuliere tuinen en daarbij noodzakelijke hulpmiddelen dan wel daarmee rechtstreeks samenhangende artikelen; waarbij in daaraan ondergeschikte mate ook de volgende categorieën artikelen te koop kunnen worden aangeboden: binnenplanten en bloemen en daarvoor bestemde potten en vazen; tuinmeubelen en barbecues; diervoer en kleine huisdieren geschikt voor verblijf buitenshuis; Branchevreemde artikelen, te weten: artikelen voor decoratie binnenshuis; seizoensgebonden artikelen; kleine huisdieren die in het algemeen binnenshuis verblijven en dierbenodigdheden; kookartikelen, zoals keukengerei, kookboeken, luxe eetproducten (zoals olie, azijn, tapas) en serviezen; algemene schoonmaakproducten voor in het huis; kleding anders dan voor werken in de tuin; en daarmee gelijk te stellen artikelen; Waarbij ook ondersteunende horeca is toegestaan; een en ander met inachtneming van de in de planregels opgenomen percentages. tuinmeubelen: meubelen die volgens algemeen gebruik onmiskenbaar bedoeld zijn voor gebruik in de tuin. veehouderij: een agrarisch bedrijf gericht op het fokken, mesten en/of houden van runderen, varkens, schapen, geiten, pluimvee, tamme konijnen en pelsdieren. veiligheidszone: gebied waar beperkingen ten aanzien van gebruik en/of bouwen gelden ter bescherming van personen tegen een aanwezig plaatsgebonden risico. specifieke vorm van een nevenfunctie. De activiteit hangt samen met de agrarische bedrijfsvoering of staat ten dienste van het bedrijf, zoals kleinschalig kamperen, agrarisch natuurbeheer, informatieve en educatieve activiteiten, bewerking en waardevermeerdering van ter plaatse geproduceerde producten, huisverkoop en zorgfunctie. vereveningseffect: toename van stikstofemissie binnen een inrichting terwijl binnen een of meerdere andere inrichting(en), al dan niet in hetzelfde plangebied, een afname van de stikstofemissie plaatsvindt zodat de totale stikstofdepositie op een voor stikstof overbelast Natura 2000 - gebied ten opzichte van de voor het betreffende gebied relevante referentiedatum aantoonbaar niet toeneemt, of door de initiatiefnemer wordt aangetoond dat er concreet zicht is op het verkrijgen van een vergunning in het kader van de Natuurbeschermingswet, dan wel indien aangetoond wordt dat de toename past binnen bij of krachtens de Natuurbeschermingswet opgestelde regels. verharding: gesloten verharding van gronden, bijvoorbeeld bestaande uit asfalt, beton, tegels of klinkers, alsmede halfverharding van gronden, bijvoorbeeld in de vorm van grind, gebroken puin of gebroken steen. verkoopvloeroppervlakte: de voor het publiek zichtbare en toegankelijke winkelruimte ten dienste van de detailhandel, inclusief de etalageruimte en de ruimte achter de toonbank. verkoopvloeroppervlak tuincentrum: het totale vloeroppervlak (overdekt en niet overdekt) van de voor het publiek toegankelijke en zichtbare (winkel)ruimte in een detailhandelsvestiging waarop artikelen aan particulieren te koop worden aangeboden, waarbij het vloeroppervlak op de begane grond, eventuele verdiepingen en/ of verhogingen en eventueel ondergronds vloeroppervlak, elk afzonderlijk voor het totaal, wordt meegerekend en waarbij ook de gangpaden als verkoopvloeroppervlak worden aangemerkt. vervangende nieuwbouw: het vervangen van bebouwing. voeder- en watervoorzieningen: een aarden wal of een bouwwerk, geen gebouw, overkapping of torensilo zijnde, eventueel met opstaande randen, voor het opslaan van veevoeder dan wel water. volkstuin: perceel grond dat zich niet in de onmiddellijke nabijheid van de woning van de gebruiker bevindt, waarop de gebruiker gewassen teelt voor eigen gebruik. volwaardig agrarisch bedrijf: een agrarisch bedrijf met de omvang van ten minste één volwaardige arbeidskracht met een daarbij passende arbeidsomvang en een daaruit te verwachten redelijk inkomen, waarvan de continuïteit ook op langere termijn gewaarborgd is. Zonodig kan ter beoordeling advies worden gevraagd bij de AAB dan wel een andere door het bevoegd gezag aangewezen ter zake deskundige. Voor het beoordelen van de volwaardigheid van een paardenhouderij wordt dit begrip overeenkomstig toegepast. vormverandering van een bouwvlak: wijziging van de begrenzing van een bouwvlak zonder dat dit gepaard gaat met een vergroting van de totale oppervlakte. voorgevel: de naar het openbaar toegankelijk gebied gekeerde gevel van een gebouw of, indien meerdere gevels naar het openbaar toegankelijk gebied gericht zijn, de als zodanig door het bevoegd gezag aan te wijzen gevel. de bij het bestemmingsplan in acht te nemen maximale waarde voor de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder, het Besluit grenswaarden binnen zones rond industrieterreinen, het Besluit grenswaarden binnen zones langs wegen en/of het Besluit geluidhinder spoorwegen, dan wel de wet- en/of regelgeving die daarvoor in de plaats treedt. vrijstaand: bouwwerk dat geheel los staat van andere bouwwerken. vrijwaringszone: gebied waar beperkingen gelden ten aanzien van het bouwen en/of gebruik ten behoeve van een goed functioneren van bijvoorbeeld een weg of molen. water: alle water dat zichtbaar (oppervlaktewater) aanwezig is in bijvoorbeeld waterlopen, poelen, vijvers, meren en vennen, of onzichtbaar (grondwater) aanwezig is zoals freatisch grondwater direct beneden het maaiveld. waterhuishoudkundige voorzieningen: voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede waterkering, wateraanvoer, waterafvoer, waterretentie, waterberging, waterinfiltratie en waterkwaliteit. weg: alle voor het openbaar rij- of ander verkeer openstaande wegen of paden, daaronder begrepen de daarin gelegen bruggen en duikers, de tot de wegen of paden behorende bermen, bermsloten en zijkanten, alsmede de aan de wegen liggende en als zodanig kenbare parkeervoorzieningen. werkzaamheid: op zich staande activiteiten al dan niet ter uitvoering van een werk, zoals bestraten, beplanten, dempen van sloten, graven, heien en dergelijke. windturbine: een bouwwerk bestaande uit een mast met bijbehorende fundering en de rotor met rotorbladen bedoeld voor het opwekken van elektriciteit door middel van windenergie. woning: een gebouw dat dient voor de huisvesting van één huishouden. woonunit: een (tijdelijke) woonunit voor huisvesting ten behoeve van mantelzorg of seizoenarbeiders bestaande uit een demontabel en/of relatief eenvoudig verwijderbaar gebouw, onder welke benaming ook aangeduid, doch die in het spraakgebruik als woonunit wordt aangemerkt, geschikt en ingericht ten dienste van woon-, dag- en/of nachtverblijf. zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen: gebied naast een waterloop waar maatregelen op het gebied van morfologie en inrichting nodig zijn om de doelstellingen uit het provinciaal waterbeleid op het gebied van de ecologische kwaliteit van oppervlaktewateren te behalen. zoekgebied voor ecologische verbindingszone: gebied waarbinnen een ecologische verbindingszone wordt gerealiseerd. zoekgebied doorgroeigebied glastuinbouw: gebied waar een beperkt aantal glastuinbouwbedrijven aanwezig is dat zich verder kan ontwikkelen. zoekgebied vestigingsgebied glastuinbouw: gebied waar nieuwvestiging van en omschakeling naar glastuinbouwbedrijven mogelijk zijn, tenzij anders bepaald. zorgfunctie: een ondergeschikte functie ten behoeve van dagbesteding van mensen op het fysieke, psychische en/of sociale vlak in het kader van de verbetering van hun welzijn, met uitzondering van mantelzorg. Overnachting valt hier niet onder. Artikel 2 Wijze van meten 2.1 Meten Bij de toepassing van deze regels wordt loodrecht gemeten, tenzij anders is aangegeven. 2.2 Bouwwerken de bepaling van het peil: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld. de goothoogte van een bouwwerk: vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeiboord, of een daarmee te vergelijken constructiedeel. de bouwhoogte van een bouwwerk: vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen. de ashoogte van een windturbine: vanaf het peil tot aan de as van de windturbine. de tiphoogte van een windturbine: vanaf het peil tot aan het hoogste punt van de wieken van de windturbine. de bouwdiepte van een bouwwerk: vanaf het peil tot aan het laagste punt van een gebouw met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals rioleringen, kabels en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen. de oppervlakte van een bouwwerk: tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk. de inhoud van een bouwwerk: tussen het peil, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen. Ondergronds bouwen wordt niet meegerekend voor het bepalen van de inhoud van een bouwwerk. de dakhelling: langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak. de afstand tot de perceelsgrens: vanaf de perceelsgrens tot enig punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, daar waar die afstand het kleinste is. de afstand tot de as van de weg: vanaf de as van de weg tot enig punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, daar waar die afstand het kleinste is. 2.3 Ondergeschikte bouwdelen Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen zoals plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, portalen, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding niet meer dan 1 m bedraagt. Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels Artikel 3 Agrarisch 3.1 Bestemmingsomschrijving De voor ‘Agrarisch’ aangewezen gronden zijn bestemd voor: grondgebonden teeltbedrijven, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding: ‘glastuinbouw’ tevens een glastuinbouwbedrijf is toegestaan; ‘grondgebonden veehouderij’ tevens een grondgebonden veehouderij, niet zijnde een geitenhouderij, is toegestaan; ‘intensieve veehouderij’ tevens een intensieve veehouderij, niet zijnde een geitenhouderij, is toegestaan; ‘paardenhouderij’ tevens een paardenhouderij is toegestaan; ‘specifieke vorm van agrarisch - geiten- en of schapenhouderij' tevens een geiten- en/of schapenhouderij is toegestaan; waarbij niet meer dan één agrarisch bedrijf aanwezig mag zijn per bouwvlak; verbrede landbouw in de vorm van: bewerken, afvoergereedmaken en verpakken van eigen agrarische producten geteeld op of in de directe omgeving van het bedrijf; kleinschalige ambachtelijke verwerking van eigen agrarische producten; huisverkoop; informatieve en/of educatieve activiteiten; nevenfuncties en verbrede landbouw zoals hierna genoemd: een neventak intensieve veehouderij ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - neventak intensieve veehouderij'; een kaasmakerij ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch - kaasmakerij’; kleinschalig kamperen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - kleinschalig kamperen'; ondersteunende horeca ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - ondersteunende horeca'; een paardenmelkerij met zorgfunctie ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch - paardenmelkerij met zorgfunctie’; een zorgfunctie ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch - zorgfunctie’; tevens een agrarisch hulpgebouw ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - agrarisch hulpgebouw'; wonen in een bedrijfswoning met bijbehorende tuin en erf ten behoeve van het agrarisch bedrijf, met dien verstande dat: per bouwvlak maximaal één bedrijfswoning is toegestaan; ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten' geen bedrijfswoning is toegestaan; tevens huisvesting van seizoenarbeiders in bedrijfsgebouwen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - huisvesting seizoenarbeiders'; agrarisch natuur- en/of landschapsbeheer; tevens kamerverhuur ter plaatse van de aanduiding ‘kamerverhuur’; extensief recreatief medegebruik; aan-huis-gebonden-beroepen; bed & breakfast; behoud, versterking en/of ontwikkeling van de natuurwaarden en landschapswaarden in het algemeen en in het bijzonder voor: een zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied behoud en herstel watersystemen’; een zoekgebied voor een ecologische verbindingszone ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied ecologische verbindingszone’; waarbij voor het bepaalde onder 1 en 2 het bepaalde in 36.7 van toepassing is; alsmede voor bijbehorende: veepaden; toegangspaden tot gebouwen en in- en uitritten; groenvoorzieningen en/of kleinschalige landschapselementen; duikers, dammen en overkluizingen; water en waterhuishoudkundige voorzieningen. 3.2 Bouwregels Op en in deze gronden mag uitsluitend ten dienste van en noodzakelijk voor de in 3.1 bedoelde bestemmingsomschrijving worden gebouwd, waarbij uitsluitend gebouwd mag worden ten behoeve van een volwaardig agrarisch bedrijf of ter plaatse van de aanduiding 'paardenhouderij' ten behoeve van een volwaardige paardenhouderij en voorts voldaan moet worden aan de volgende regels: 3.2.1 Algemeen Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende regels: Bouwwerken en verhardingen zijn uitsluitend binnen een bouwvlak toegestaan, met uitzondering van bouwwerken en verhardingen als bedoeld in 3.2.8, 3.2.9, 3.2.10, en 3.2.11. Per bouwvlak is bebouwing ten behoeve van niet meer dan één agrarisch bedrijf toegestaan. Indien tussen bouwvlakken de aanduiding ‘relatie’ is aangegeven worden deze bouwvlakken aangemerkt als één bouwvlak. De afstand van gebouwen en overkappingen tot de perceelsgrenzen met derden mag niet minder bedragen dan 5 m. De afstand van kassen tot de perceelsgrenzen met derden mag niet minder bedragen dan 2 m. Uitbreiding en/of wijziging van de bebouwing is niet toegestaan indien dit leidt tot een toename van de stikstofemissie vanuit de betreffende inrichting, tenzij sprake is van: een bestaand gebruik zoals bedoeld in de Natuurbeschermingswet; bestaande activiteiten die stikstofemissie veroorzaken en vergund zijn; bestaande activiteiten waarvoor een vergunning op grond van de Natuurbeschermingswet is verleend; een vereveningseffect, zoals bedoeld in artikel 1. Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - beperkingen veehouderij' geldt voor een veehouderij die niet voldoet aan de criteria voor grondgebondenheid, dat een toename van de bestaande oppervlakte van bouwwerken niet is toegestaan, met uitzondering van een toename van de oppervlakte van de bedrijfswoning en bijgebouwen en overkappingen bij de bedrijfswoning. 3.2.2 Bedrijfsgebouwen en overkappingen, niet zijnde kassen Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen en overkappingen, niet zijnde kassen, gelden de volgende regels: De oppervlakte van bedrijfsgebouwen en overkappingen, niet zijnde kassen, mag per bouwvlak niet meer bedragen dan 5.000 m², met dien verstande dat: de oppervlakte van dierenverblijven binnen deze oppervlakte van 5.000 m2 niet meer mag bedragen dan de gezamenlijke oppervlakte van de bestaande dierenverblijven; de oppervlakte van dierenverblijven voor het houden van geiten binnen deze oppervlakte van 5.000 m2 niet meer mag bedragen dan de gezamenlijke oppervlakte van de bestaande dierenverblijven voor het houden van geiten; ter plaatse van de aanduiding ‘paardenhouderij’ binnen deze oppervlakte van 5.000 m² de oppervlakte van een rijhal niet meer mag bedragen dan: 1.000 m²; 1.200 m² ter plaatse van de aanduiding ‘zone langs doorgaande weg’. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 5 m. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 10 m. De dakhelling van bedrijfsgebouwen mag niet minder bedragen dan 12° en niet meer dan 50°. 3.2.3 Kassen Voor het bouwen van kassen, niet zijnde teeltondersteunende kassen, gelden de volgende regels: Kassen mogen uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding ‘glastuinbouw’. De oppervlakte aan kassen mag niet meer bedragen dan 3 ha, met uitzondering van: kassen ter plaatse van de aanduiding ‘maximum oppervlakte (m2)’ waar de oppervlakte aan kassen niet meer mag bedragen dan is aangegeven ter plaatse van deze aanduiding; kassen ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied glastuinbouw doorgroeigebied’, ‘zoekgebied glastuinbouw vestigingsgebied 1’ en ‘zoekgebied glastuinbouw vestigingsgebied 2’, waarbij het bouwvlak volledig met kassen mag worden bebouwd. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 8 m. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 9 m. De afstand tot woningen/bedrijfswoningen van derden mag niet minder bedragen dan 30 m. 3.2.4 Teeltondersteunende kassen Voor het bouwen van teeltondersteunende kassen gelden de volgende regels: De oppervlakte mag niet meer bedragen dan 5.000 m². In afwijking van het bepaalde onder a mag de oppervlakte aan teeltondersteunende kassen ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied glastuinbouw doorgroeigebied’, ‘zoekgebied glastuinbouw vestigingsgebied 1’ en ‘zoekgebied glastuinbouw vestigingsgebied 2’ meer bedragen dan 5.000 m² voor zover de oppervlakte aan kassen is gelegen binnen het bouwvlak, waarbij geen sprake mag zijn van een glastuinbouwbedrijf. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 6,5 m. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 7,5 m. De afstand tot woningen/bedrijfswoningen van derden mag niet minder bedragen dan 30 m. 3.2.5 Bedrijfswoningen Voor het bouwen van agrarische bedrijfswoningen gelden de volgende regels: Het aantal bedrijfswoningen per bouwvlak mag niet meer bedragen dan één, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning uitgesloten’ geen bedrijfswoning is toegestaan. Vervangende nieuwbouw, met uitzondering van herbouw, van bedrijfswoningen is niet toegestaan. De inhoud van het hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 750 m3. De ondergrondse bebouwing wordt niet meegerekend voor het bepalen van de inhoud. De goothoogte van het hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 6 m. De bouwhoogte van het hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 10 m. De dakhelling van het hoofdgebouw mag niet minder bedragen dan 12° en niet meer dan 50°. 3.2.6 Bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen Voor het bouwen van bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen gelden de volgende regels: De gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen en overkappingen mag niet meer bedragen dan 200 m2. Bijgebouwen en overkappingen mogen uitsluitend worden gebouwd op een afstand van ten minste 1 meter achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw, met dien verstande dat, indien deze afstand in de bestaande situatie minder dan 1 meter bedraagt, de bestaande afstand als minimale afstand geldt. De goothoogte van bijgebouwen en overkappingen mag niet meer bedragen dan 3,25 m. De bouwhoogte van bijgebouwen en overkappingen mag niet meer bedragen dan 5,5 m. De dakhelling van bijgebouwen en overkappingen mag niet meer bedragen dan 50°. 3.2.7 Bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, binnen het bouwvlak Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, gelden de volgende regels: De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m, met dien verstande dat de bouwhoogte vóór (het verlengde van) de voorgevel van de bedrijfswoning niet meer mag bedragen dan 1 m. De bouwhoogte van hekwerken ten behoeve van paardenbakken mag niet meer bedragen dan 1,5 m. De bouwhoogte van voeder- en watervoorzieningen mag niet meer bedragen dan 3 m. De bouwhoogte van mestsilo’s mag niet meer bedragen dan 5 m. De bouwhoogte van torensilo’s mag niet meer bedragen dan 12 m. De bouwhoogte van energievoorzieningen, niet zijnde windturbines, ten behoeve van agrarische bedrijven mag niet meer bedragen dan 12 m. Voor windturbines ten behoeve van agrarische bedrijven gelden de volgende regels: per bouwvlak is één windturbine toegestaan; de ashoogte mag niet meer bedragen dan 12 m; de afstand van de windturbine tot bovengrondse hoogspanningsinfrastructuur mag niet minder bedragen dan de maximale werpafstand van een rotorblad bij twee maal nominaal toerental van de windturbine. De bouwhoogte van teeltondersteunende voorzieningen, niet zijnde teeltondersteunende kassen, mag niet meer bedragen dan 4 m. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m. 3.2.8 Agrarisch hulpgebouw buiten het bouwvlak Voor het bouwen van agrarische hulpgebouwen gelden de volgende regels: Agrarische hulpgebouwen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch - agrarisch hulpgebouw’. De oppervlakte mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding ‘maximum oppervlakte (m2)’. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 4,5 m. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 6 m. De dakhelling mag niet minder bedragen dan 12° en niet meer dan 50°. 3.2.9 Teeltondersteunende voorzieningen buiten het bouwvlak Voor het bouwen van teeltondersteunende voorzieningen buiten het bouwvlak gelden de volgende regels: Permanente teeltondersteunende voorzieningen, niet zijnde teeltondersteunende kassen, mogen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch - permanente teeltondersteunende voorzieningen’ worden gerealiseerd, met dien verstande dat de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 4 m. De bouwhoogte van tijdelijke en overige teeltondersteunende voorzieningen mag niet meer bedragen dan 4 m. 3.2.10 Voeder- en watervoorzieningen buiten het bouwvlak Voor het bouwen van voeder- en watervoorzieningen buiten het bouwvlak gelden de volgende regels: Voeder- en watervoorzieningen mogen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch - voeder- en watervoorzieningen’ worden gerealiseerd, met dien verstande dat de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 3 m. Het is toegestaan om in watervoorzieningen drijvende zonnepanelen als energievoorziening ten behoeve van het agrarische bedrijf te bouwen, mits de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 3 m. 3.2.11 Overige bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, buiten het bouwvlak Voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, buiten het bouwvlak geldt de volgende regel: Er mogen uitsluitend erf- en terreinafscheidingen met een open constructie worden gebouwd, waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 1,5 m. 3.3 Afwijken van de bouwregels 3.3.1 Afwijken algemene bouwregels Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde: In 3.2 aanhef voor het uitbreiden, wijzigen en/of herbouwen van bedrijfswoningen bij een niet volwaardig agrarisch bedrijf of een niet volwaardige paardenhouderij, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden: er dient sprake te zijn van een bedrijfsomvang van minimaal 60% van de omvang van een volwaardig agrarisch bedrijf of volwaardige paardenhouderij; om te bepalen of wordt voldaan aan het bepaalde onder 1 kan het bevoegd gezag een advies van een ter zake deskundige verlangen. In 3.2 aanhef voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van het bewerken, afvoergereedmaken en verpakken van niet eigen dan wel elders geteelde agrarische producten, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden: er dient te worden voldaan aan het bepaalde in 3.2.1 en 3.2.2, met dien verstande dat de oppervlakte van de (gezamenlijke) ruimte(n) voor het bewerken, afvoergereedmaken en verpakken van de eigen agrarische producten geteeld op of in de directe omgeving van het bedrijf en niet eigen dan wel elders geteelde agrarische producten wordt afgestemd op de bedrijfsvoering; het bepaalde in 3.5.2 is van overeenkomstige toepassing. In 3.2.1 onder c voor het bouwen op een afstand minder dan 5 m van dan wel op de perceelsgrenzen met derden, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden: het bouwen dient stedenbouwkundig en landschappelijk aanvaardbaar te zijn; de belangen van derden mogen niet onevenredig worden geschaad. In 3.2.1 onder d voor het bouwen van kassen op een kortere afstand tot de perceelsgrenzen met derden in geval van vervangende nieuwbouw, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden: de bestaande afstand mag niet worden verkleind; het bouwen dient stedenbouwkundig en landschappelijk aanvaardbaar te zijn; de belangen van derden mogen niet onevenredig worden geschaad. 3.3.2 Afwijken vergroten oppervlakte bedrijfsgebouwen en overkappingen, niet zijnde kassen, ten behoeve van een grondgebonden teeltbedrijf of een niet-grondgebonden agrarisch bedrijf, niet zijnde een veehouderij of glastuinbouwbedrijf Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.2.2 onder a voor het binnen het bouwvlak bouwen van meer dan de toegestane 5.000 m² bedrijfsgebouwen en overkappingen, niet zijnde kassen, voor een grondgebonden teeltbedrijf of een niet-grondgebonden agrarisch bedrijf, niet zijnde een veehouderij of glastuinbouwbedrijf, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden: De vergroting dient noodzakelijk te zijn voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering en/of -ontwikkeling van het agrarisch bedrijf. Om te bepalen of hieraan wordt voldaan, kan het bevoegd gezag een advies van een ter zake deskundige verlangen. Er dient te worden voorzien in een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een door het bevoegd gezag goedgekeurd beplantingsplan tot realisatie, beheer en instandhouding van de landschappelijke inpassing. 3.3.3 Afwijken vergroten oppervlakte bedrijfsgebouwen en overkappingen, niet zijnde kassen, ten behoeve van een grondgebonden veehouderij Het bevoegd gezag kan voor een grondgebonden veehouderij ter plaatse van de aanduiding ‘grondgebonden veehouderij’ bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.2.2 onder a voor: het binnen het bouwvlak bouwen van meer dan de toegestane 5.000 m² bedrijfsgebouwen en overkappingen, niet zijnde kassen; en/of het binnen het bouwvlak vergroten van de oppervlakte van dierenverblijven tot meer dan de gezamenlijke oppervlakte van de bestaande dierenverblijven; waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden: Uitbreiding en/of wijziging van de bebouwing is niet toegestaan indien dit leidt tot een toename van de stikstofemissie vanuit de betreffende inrichting, tenzij sprake is van: een bestaand gebruik zoals bedoeld in de Natuurbeschermingswet; bestaande activiteiten die stikstofemissie veroorzaken en vergund zijn; bestaande activiteiten waarvoor een vergunning op grond van de Natuurbeschermingswet is verleend; een vereveningseffect, zoals bedoeld in artikel 1. De vergroting dient noodzakelijk te zijn voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering en/of -ontwikkeling van het agrarisch bedrijf. Om te bepalen of hieraan wordt voldaan, kan het bevoegd gezag een advies van een ter zake deskundige verlangen. Het vergroten van de oppervlakte van dierenverblijven voor het houden van geiten is niet toegestaan. Het vergroten van de oppervlakte van dierenverblijven is uitsluitend toegestaan indien: maatregelen worden getroffen en in stand worden gehouden die invulling geven aan een zorgvuldige veehouderij; er is sprake van een zorgvuldige veehouderij indien wordt voldaan aan de nadere regels zorgvuldige veehouderij, zoals die regels luiden op het tijdstip van ontvangst van de ontvankelijke omgevingsvergunningaanvraag; de ontwikkeling vanuit een goede omgevingskwaliteit met een veilige, gezonde leefomgeving inpasbaar is in de omgeving; is aangetoond dat de kans op cumulatieve geurhinder (achtergrondbelasting) op geurgevoelige objecten, in de bebouwde kom niet hoger is dan 12% en in het buitengebied niet hoger is dan 20%, tenzij er - indien blijkt dat de achtergrondbelasting hoger is dan voornoemde percentages - maatregelen worden getroffen door de veehouderij die tot een daling leiden van de achtergrondbelasting, welke ten minste de eigen bijdrage aan de overschrijding van de achtergrondbelasting compenseert; een zorgvuldige dialoog is gevoerd, gericht op het betrekken van de belangen van de omgeving bij het initiatief. Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - beperkingen veehouderij' is het vergroten van de oppervlakte van dierenverblijven uitsluitend toegestaan indien de veehouderij voldoet aan de criteria voor grondgebondenheid, zoals die criteria luiden op het tijdstip van ontvangst van de ontvankelijke omgevingsvergunningaanvraag. Er dient te worden voorzien in een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een door het bevoegd gezag goedgekeurd beplantingsplan tot realisatie, beheer en instandhouding van de landschappelijke inpassing. 3.3.4 Afwijken vergroten oppervlakte bedrijfsgebouwen en overkappingen, niet zijnde kassen, ten behoeve van een intensieve veehouderij Het bevoegd gezag kan voor een intensieve veehouderij ter plaatse van de aanduiding ‘intensieve veehouderij’ bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.2.2 onder a voor: het binnen het bouwvlak bouwen van meer dan de toegestane 5.000 m² bedrijfsgebouwen en overkappingen, niet zijnde kassen; en/of het binnen het bouwvlak vergroten van de oppervlakte van dierenverblijven tot meer dan de gezamenlijke oppervlakte van de bestaande dierenverblijven; waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden: Uitbreiding en/of wijziging van de bebouwing is niet toegestaan indien dit leidt tot een toename van de stikstofemissie vanuit de betreffende inrichting, tenzij sprake is van een vereveningseffect, zoals bedoeld in artikel 1. Na uitbreiding mag de oppervlakte aan bedrijfsgebouwen en overkappingen niet meer bedragen dan 8.000 m². De vergroting dient noodzakelijk te zijn voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering en/of -ontwikkeling van het agrarisch bedrijf. Om te bepalen of hieraan wordt voldaan, kan het bevoegd gezag een advies van een ter zake deskundige verlangen. Het vergroten van de oppervlakte van dierenverblijven voor het houden van geiten is niet toegestaan. Het vergroten van de oppervlakte van dierenverblijven is uitsluitend toegestaan indien: maatregelen worden getroffen en in stand worden gehouden die invulling geven aan een zorgvuldige veehouderij; er is sprake van een zorgvuldige veehouderij indien wordt voldaan aan de nadere regels zorgvuldige veehouderij, zoals die regels luiden op het tijdstip van ontvangst van de ontvankelijke omgevingsvergunningaanvraag; de ontwikkeling vanuit een goede omgevingskwaliteit met een veilige, gezonde leefomgeving inpasbaar is in de omgeving; is aangetoond dat de kans op cumulatieve geurhinder (achtergrondbelasting) op geurgevoelige objecten, in de bebouwde kom niet hoger is dan 12% en in het buitengebied niet hoger is dan 20%, tenzij er - indien blijkt dat de achtergrondbelasting hoger is dan voornoemde percentages - maatregelen worden getroffen door de veehouderij die tot een daling leiden van de achtergrondbelasting, welke ten minste de eigen bijdrage aan de overschrijding van de achtergrondbelasting compenseert; een zorgvuldige dialoog is gevoerd, gericht op het betrekken van de belangen van de omgeving bij het initiatief. Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - beperkingen veehouderij' is het vergroten van de oppervlakte van dierenverblijven niet toegestaan. Er dient te worden voorzien in een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een door het bevoegd gezag goedgekeurd beplantingsplan tot realisatie, beheer en instandhouding van de landschappelijke inpassing. Aanwezig zijn aantoonbare ruimtelijk-economische belangen voor de lange termijn die noodzaken tot uitbreiding ter plaatse. Zuinig ruimtegebruik wordt toegepast door aan te sluiten bij bestaande bebouwing of, al dan niet door herschikking, optimaal gebruik te maken van de beschikbare ruimte. De beoogde ontwikkeling is zowel vanuit milieuoogpunt, in het bijzonder wat betreft gezondheid voor mensen, als vanuit ruimtelijk oogpunt, in bijzonder wat betreft natuur, landschap en cultuurhistorie, aanvaardbaar. Voor wat betreft ammoniak, geur en fijnstof mag er geen sprake zijn van een toename van de emissie vanuit de betreffende inrichting. 3.3.5 Afwijken bouwregels bedrijfsgebouwen en overkappingen, niet zijnde kassen Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde: In 3.2.2 onder b voor het bouwen van bedrijfsgebouwen en overkappingen, niet zijnde kassen, met een hogere goothoogte tot maximaal 9 m, mits dit stedenbouwkundig en landschappelijk aanvaardbaar is en dit noodzakelijk is voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering. In 3.2.2 onder c voor het bouwen van bedrijfsgebouwen en overkappingen, niet zijnde kassen, met een hogere bouwhoogte tot maximaal 12 m, mits dit stedenbouwkundig en landschappelijk aanvaardbaar is en dit noodzakelijk is voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering. 3.3.6 Afwijken bouwregels kassen Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.2.3 onder e en 3.2.4 onder e voor het bouwen van vervangende kassen op minder dan 30 m afstand tot woningen/bedrijfswoningen van derden, maar niet minder dan de bestaande afstand, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden: De situering is milieuhygiënisch inpasbaar. De situering is stedenbouwkundig en landschappelijk aanvaardbaar. De belangen van derden worden niet onevenredig geschaad. 3.3.7 Afwijken vervangende nieuwbouw bedrijfswoning Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.2 aanhef en 3.2.5 onder b voor vervangende nieuwbouw van een bedrijfswoning, al dan niet op dezelfde locatie, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden: Vervangende nieuwbouw dient plaats te vinden binnen het bouwvlak. Er dient sprake te zijn van een bedrijfsomvang van minimaal 60% van de omvang van een volwaardig agrarisch bedrijf of volwaardige paardenhouderij. Om te bepalen of hieraan wordt voldaan, kan het bevoegd gezag een advies van een ter zake deskundige verlangen. De afstand van het hoofdgebouw tot de as van de openbare weg dient minimaal 15 m te bedragen. Deze afstand mag minder bedragen, mits: de verkeersveiligheid niet onevenredig wordt geschaad; er geen sprake is van een verslechtering van het woon- en leefklimaat. De bouw van de bedrijfswoning mag geen onevenredige beperking opleveren voor de bedrijfsvoering en/of bedrijfsontwikkeling van omliggende agrarische en andere bedrijven. De afwijking dient aanvaardbaar te zijn uit een oogpunt van een milieuhygiënisch verantwoord woon- en leefklimaat. De afwijking dient stedenbouwkundig en landschappelijk aanvaardbaar te zijn. 3.3.8 Afwijken ten behoeve van een tijdelijke woonunit voor mantelzorg Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.2.6 onder a voor de plaatsing van een tijdelijke woonunit, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden: De woonunit is noodzakelijk ten behoeve van huisvesting in het kader van mantelzorg. Er is sprake van een zorgbehoefte welke tijdelijk van aard is. De zorgbehoefte is aangetoond door een door het bevoegd gezag aangewezen deskundige. De oppervlakte van de woonunit mag niet meer bedragen dan 100 m2. De goothoogte van de woonunit mag niet meer bedragen dan 3,25 m. De bouwhoogte van de woonunit mag niet meer bedragen dan 5,5 m. De dakhelling van de woonunit mag niet meer bedragen dan 50°. Een verblijfsgebied als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van het Bouwbesluit 2012 is uitsluitend toegestaan op de begane grond. De woonunit dient minimaal 1 m achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw te worden geplaatst. Zodra de zorgbehoefte niet meer aanwezig is dient de woonunit te worden verwijderd. De plaatsing van de woonunit mag geen onevenredige beperking opleveren voor de bedrijfsvoering en/of bedrijfsontwikkeling van omliggende agrarische en andere bedrijven. De afwijking dient aanvaardbaar te zijn uit een oogpunt van een milieuhygiënisch verantwoord woon- en leefklimaat. 3.3.9 Afwijken ten behoeve van de huisvesting van seizoenarbeiders in bedrijfsgebouwen Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.2 aanhef voor het (ver)bouwen van bedrijfsgebouwen ten behoeve van de huisvesting van seizoenarbeiders waarbij slaapgelegenheid, een gemeenschappelijke verblijfsruimte (kantine), sanitair (douches en toiletten) en kook- en wasgelegenheid gerealiseerd kunnen worden, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden: Een dergelijke huisvesting is noodzakelijk voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering vanuit het oogpunt van de opvang van de tijdelijk grote arbeidsbehoefte binnen het betreffende agrarische bedrijf. Om te bepalen of hieraan wordt voldaan, kan het bevoegd gezag een advies van een ter zake deskundige verlangen. De bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van nabijgelegen agrarische en andere bedrijven mogen niet worden beperkt. De huisvesting heeft geen onevenredige gevolgen voor het woon- en leefklimaat van nabijgelegen woningen. De huisvesting betreft uitsluitend werknemers die alleen werkzaamheden verrichten voor het bedrijf waar ze zijn gehuisvest. Indien een bedrijf over meerdere bedrijfslocaties beschikt, mogen werknemers ook op deze andere bedrijfslocaties werkzaam zijn, mits die locaties zich binnen de gemeente Etten-Leur bevinden. De huisvesting per seizoenarbeider bedraagt niet meer dan 10 aaneengesloten maanden per periode van 12 maanden. De totale gebruiksoppervlakte per seizoenarbeider mag niet meer bedragen dan 15 m² . Er mag geen sprake zijn van zelfstandige bewoning dan wel zelfstandige wooneenheden. De huisvesting voldoet aan de normenset van de Stichting Normering Flexwonen of aan de normenset van het Agrarisch Keurmerk Flexwonen, zoals die normensets luiden op het tijdstip van ontvangst van de ontvankelijke omgevingsvergunningaanvraag, of heeft ten minste een daarmee vergelijkbare kwaliteit. 3.3.10 Afwijken ten behoeve van de huisvesting van seizoenarbeiders in woonunits of stacaravans Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.2 aanhef voor het binnen het bouwvlak bouwen van woonunits of stacaravans ten behoeve van de huisvesting van seizoenarbeiders waarbij slaapgelegenheid, een gemeenschappelijke verblijfsruimte (kantine), sanitair (douches en toiletten) en kook- en wasgelegenheid gerealiseerd kunnen worden, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden: Een dergelijke huisvesting is noodzakelijk voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering vanuit het oogpunt van de opvang van de tijdelijk grote arbeidsbehoefte binnen het betreffende agrarische bedrijf. Om te bepalen of hieraan wordt voldaan, kan het bevoegd gezag een advies van een ter zake deskundige verlangen. De bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van nabijgelegen agrarische en andere bedrijven mogen niet worden beperkt. De huisvesting heeft geen onevenredige gevolgen voor het woon- en leefklimaat van nabijgelegen woningen. De huisvesting betreft uitsluitend werknemers die alleen werkzaamheden verrichten voor het bedrijf waar ze zijn gehuisvest. Indien een bedrijf over meerdere bedrijfslocaties beschikt, mogen werknemers ook op deze andere bedrijfslocaties werkzaam zijn, mits die locaties zich binnen de gemeente Etten-Leur bevinden. De huisvesting per seizoenarbeider bedraagt niet meer dan 10 aaneengesloten maanden per periode van 12 maanden. De totale gebruiksoppervlakte per seizoenarbeider mag niet meer bedragen dan 15 m². Er mag geen sprake zijn van zelfstandige bewoning dan wel zelfstandige wooneenheden. De bouwhoogte van een woonunit of stacaravan bedraagt niet meer dan 3,5 m. De woonunits en stacaravans worden geplaatst binnen het bouwvlak doch niet in een bedrijfsgebouw. Voor wat betreft de woonunits en stacaravans dient te worden voorzien in een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een door het bevoegd gezag goedgekeurd beplantingsplan tot realisatie, beheer en instandhouding van de landschappelijke inpassing. De huisvesting voldoet aan de normenset van de Stichting Normering Flexwonen of aan de normenset van het Agrarisch Keurmerk Flexwonen, zoals die normensets luiden op het tijdstip van ontvangst van de ontvankelijke omgevingsvergunningaanvraag, of heeft ten minste een daarmee vergelijkbare kwaliteit. De woonunits/stacaravans zijn toegestaan zolang er binnen het agrarisch bedrijf sprake is van een tijdelijke grote arbeidsbehoefte en hoeven niet te worden verwijderd tussen twee periodes van grote arbeidsbehoefte. Zodra de tijdelijke grote arbeidsbehoefte op het agrarisch bedrijf definitief niet meer aanwezig is, dienen de woonunits/stacaravans te worden verwijderd. 3.3.11 Afwijken ten behoeve van bouwwerken voor mestbewerking Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.2.7 voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, ten behoeve van mestbewerking van ter plaatse geproduceerde mest, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden: Het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, voor mestbewerking is uitsluitend toegestaan ten behoeve van een volwaardige intensieve veehouderij ter plaatse van de aanduiding ‘intensieve veehouderij’ of ten behoeve van een volwaardige grondgebonden veehouderij ter plaatse van de aanduiding ‘grondgebonden veehouderij’. De bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak. De afwijking dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 8 m. De oppervlakte mag niet meer bedragen dan 120 m². Deze afwijking is niet toegestaan indien dit leidt tot een toename van de stikstofemissie vanuit de betreffende inrichting, tenzij sprake is van: een bestaand gebruik zoals bedoeld in de Natuurbeschermingswet; bestaande activiteiten die stikstofemissie veroorzaken en vergund zijn; bestaande activiteiten waarvoor een vergunning op grond van de Natuurbeschermingswet is verleend; een vereveningseffect, zoals bedoeld in artikel 1. De afwijking dient stedenbouwkundig en landschappelijk aanvaardbaar te zijn. 3.3.12 Afwijken bouwregels bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, binnen het bouwvlak Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde: In 3.2.7 onder a voor het bouwen van erf- en terreinafscheidingen met een bouwhoogte van maximaal 2 m vóór (het verlengde van) de voorgevel van de bedrijfswoning, mits dit stedenbouwkundig en landschappelijk aanvaardbaar is en de verkeersveiligheid niet wordt aangetast. In 3.2.7 onder d voor het bouwen van mestsilo’s met een hogere bouwhoogte tot maximaal 8 m, mits dit stedenbouwkundig en landschappelijk aanvaardbaar is. In 3.2.7 onder e voor het bouwen van torensilo’s met een hogere bouwhoogte tot maximaal 15 m, mits dit stedenbouwkundig en landschappelijk aanvaardbaar is. In 3.2.7 onder f voor het bouwen van energievoorzieningen, niet zijnde windturbines, ten behoeve van agrarische bedrijven met een hogere bouwhoogte tot maximaal 15 m, mits dit stedenbouwkundig en landschappelijk aanvaardbaar is. In 3.2.7 onder g voor het bouwen van een windturbine ten behoeve van een agrarisch bedrijf met een hogere ashoogte tot maximaal 15 m, mits: de tiphoogte niet meer bedraagt dan 25 m; dit stedenbouwkundig en landschappelijk aanvaardbaar is. In 3.2.7 onder g voor het bouwen van een windturbine ten behoeve van een agrarisch bedrijf op een kleinere afstand van de bovengrondse hoogspanningsinfrastructuur, mits: geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het belang van de hoogspanningsverbinding in de zin van het veilig en ongestoord functioneren van de hoogspanningsverbinding; vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de betreffende leidingbeheerder. In 3.2.7 onder i voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, met een hogere bouwhoogte tot maximaal 5 m, mits dit stedenbouwkundig en landschappelijk aanvaardbaar is. 3.3.13 Afwijken bouwregels bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, buiten het bouwvlak Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.2.11 onder a: Voor het bouwen van erf- en terreinafscheidingen met een open constructie met een bouwhoogte van maximaal 2 m, mits dit stedenbouwkundig en landschappelijk aanvaardbaar is en de verkeersveiligheid niet wordt aangetast. 3.3.14 Afwijken situering bijgebouwen en overkappingen bij de bedrijfswoning Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.2.6 onder b voor het bouwen van een bijgebouw of overkapping op een afstand van minder dan 1 m achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw, of voor het bouwen van een bijgebouw of overkapping vóór (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden: Het bouwen dient stedenbouwkundig en landschappelijk aanvaardbaar te zijn. De belangen van derden mogen niet onevenredig worden geschaad. 3.4 Specifieke gebruiksregels 3.4.1 Strijdig gebruik Naast het bepaalde in artikel 35 wordt onder strijdig gebruik in ieder geval verstaan: Uitbreiding en/of wijziging van een agrarisch bedrijf indien dit leidt tot een toename van de stikstofemissie vanuit de betreffende inrichting, tenzij sprake is van: een bestaand gebruik zoals bedoeld in de Natuurbeschermingswet; bestaande activiteiten die stikstofemissie veroorzaken en vergund zijn; bestaande activiteiten waarvoor een vergunning op grond van de Natuurbeschermingswet is verleend; een vereveningseffect, zoals bedoeld in artikel 1. Het gebruik van bedrijfsgebouwen en bijgebouwen bij de bedrijfswoning als zelfstandige woning. Het gebruik van bedrijfsgebouwen en vrijstaande bijgebouwen bij de bedrijfswoning voor bewoning, al dan niet als afhankelijke woonruimte. Het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van kamperen, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - kleinschalig kamperen'; Ondersteunende horeca bij informatieve en/of educatieve activiteiten. Het gebruik van gebouwen ten behoeve van de huisvesting van seizoenarbeiders, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - huisvesting seizoenarbeiders'. Het gebruik van een paardenhouderij als manege ter plaatse van de aanduiding ‘manege uitgesloten’. Het gebruik van gronden en bouwwerken buiten het bouwvlak ten behoeve van opslag, uitgezonderd opslag ten dienste van het agrarisch bedrijf in een agrarisch hulpgebouw ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - agrarisch hulpgebouw'. Het gebruik van gronden binnen het bouwvlak voor agrarische bedrijfsactiviteiten, anders dan agrarisch grondgebruik, indien binnen het bouwvlak sprake is van wonen als bedoeld in 3.4.3. Het aanleggen van verhardingen buiten het bouwvlak anders dan ten behoeve van: veepaden; toegangspaden tot gebouwen; in- en uitritten; voeder- en watervoorzieningen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - voeder- en watervoorzieningen' en permanente teeltondersteunende voorzieningen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - permanente teeltondersteunende voorzieningen'. 3.4.2 Gebruiksregels veehouderijen Voor veehouderijen gelden de volgende regels: Binnen gebouwen mogen dieren - al dan niet in hokken - alleen op de grond gehouden worden, ongeacht voorzieningen voor dierenwelzijn, met uitzondering van volière- en scharrelstallen voor legkippen waar ten hoogste twee bouwlagen gebruikt mogen worden. Een gebruikswijziging van gebouwen die niet in gebruik zijn als dierenverblijf, gericht op het in gebruik nemen van deze gebouwen als dierenverblijf, is niet toegestaan. Een gebruikswijziging van gebouwen die niet in gebruik zijn als dierenverblijf voor het houden van geiten, gericht op het in gebruik nemen van deze gebouwen als dierenverblijf voor het houden van geiten, is niet toegestaan. De bruto bedrijfsvloeroppervlakte aan intensieve veehouderij ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - neventak intensieve veehouderij' mag niet meer bedragen dan 600 m². Mestbewerking van ter plaatse geproduceerde mest is toegestaan als onderdeel van de bedrijfsvoering van een veehouderij. Mestbewerking van elders geproduceerde mest is niet toegestaan. 3.4.3 Gebruik ten behoeve van wonen Behalve ten behoeve van agrarisch gebruik, is gebruik van de bedrijfswoning, de overige bouwwerken en de bijbehorende gronden ten behoeve van wonen toegestaan, waarbij de volgende regels gelden: Het gebruik ten behoeve van wonen mag uitsluitend plaatsvinden binnen het bouwvlak. Het gebruik ten behoeve van wonen mag uitsluitend plaatsvinden door de hoofdbewoner(s). Het gebruik ten behoeve van wonen mag uitsluitend plaatsvinden indien binnen het bouwvlak geen agrarische bedrijfsactiviteiten, anders dan agrarisch grondgebruik, plaatsvinden. Uitsluitend de bestaande bedrijfswoning mag gebruikt worden als woning, waarbij dit gebouw wordt aangemerkt als belangrijkste hoofdgebouw. Behalve ten behoeve van agrarisch gebruik, mogen de overige bouwwerken uitsluitend worden gebruikt ten behoeve van huishoudelijk gebruik verband houdend met wonen, waarbij de oppervlakte ten behoeve van dit gebruik niet meer mag bedragen dan 200 m2. 3.4.4 Aan-huis-gebonden-beroep Het gebruik van een bedrijfswoning en/of een bijgebouw bij de bedrijfswoning ten behoeve van een aan-huis-gebonden-beroep is toegestaan, waarbij de volgende regels gelden: Het gebruik heeft een kleinschalig karakter en zal dat behouden en is naar aard met het woonkarakter van de omgeving in overeenstemming. Uitsluitend toegestaan zijn aan-huis-gebonden-beroepen die zijn opgenomen op de Lijst van aan-huis-gebonden-beroepen zoals opgenomen in bijlage 12 bij deze regels. Indien in de lijst nadere voorwaarden zijn gesteld voor specifieke aan-huis-gebonden-beroepen, zijn deze aan-huis-gebonden-beroepen uitsluitend toegestaan indien wordt voldaan aan de nadere voorwaarden. De vloeroppervlakte die wordt gebruikt voor een aan-huis-gebonden-beroep bedraagt maximaal 50 m2. Het gebruik ondersteunt de woonfunctie, dat wil zeggen dat diegene die de activiteit uitvoert tevens hoofdbewoner van de woning is en dat er ter plaatse geen personeel werkzaam is. Het betreft niet zodanige verkeersaantrekkende activiteiten die kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer, dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte. Er vindt geen uitoefening van detailhandel plaats, met uitzondering van ter plaatse vervaardigde producten. Buitenopslag ten dienste van het aan-huis-gebonden-beroep is niet toegestaan. 3.4.5 Bed & breakfast Het gebruik van de bedrijfswoning ten behoeve van bed & breakfast is toegestaan, waarbij de volgende regels gelden: De exploitatie van de bed & breakfast wordt uitgeoefend door de hoofdbewoner van de woning. De woonfunctie van de woning blijft behouden. Per woning is sprake van maximaal 2 bed & breakfast kamers en maximaal 4 slaapplaatsen. De vloeroppervlakte aan logeereenheden en zelfstandige sanitaire voorzieningen mag niet meer bedragen dan 50 m². Parkeren geschiedt op eigen terrein. Een bed & breakfast is niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied glastuinbouw doorgroeigebied’, ‘zoekgebied glastuinbouw vestigingsgebied 1’ en ‘zoekgebied glastuinbouw vestigingsgebied 2’. 3.4.6 Huisvesting seizoenarbeiders in bedrijfsgebouwen Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - huisvesting seizoenarbeiders' is huisvesting van seizoenarbeiders in bedrijfsgebouwen uitsluitend toegestaan bij een volwaardig agrarisch bedrijf, waarbij de volgende regels gelden: De gebruiksoppervlakte bedraagt niet meer dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum oppervlakte (m2)'. De huisvesting betreft uitsluitend werknemers die alleen werkzaamheden verrichten voor het bedrijf waar ze zijn gehuisvest. Indien een bedrijf over meerdere bedrijfslocaties beschikt, mogen werknemers ook op deze andere bedrijfslocaties werkzaam zijn, mits die locaties zich binnen de gemeente Etten-Leur bevinden. De huisvesting per seizoenarbeider bedraagt niet meer dan 10 aaneengesloten maanden per periode van 12 maanden. Er is geen sprake van zelfstandige bewoning dan wel zelfstandige wooneenheden. 3.4.7 Bestaande nevenfuncties en/of vormen van verbrede landbouw De volgende bestaande nevenfuncties en/of vormen van verbrede landbouw zijn toegestaan binnen het bouwvlak van de betreffende agrarische bedrijven, waarbij de volgende regels gelden: Een kaasmakerij is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch - kaasmakerij’, waarbij maximaal 400 m² van de bedrijfsvloeroppervlakte van de bebouwing mag worden gebruikt ten behoeve van de productie. Kamerverhuur is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding ‘kamerverhuur’ waarbij het aantal kamers niet meer mag bedragen dan 7. Kleinschalig kamperen is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch - kleinschalig kamperen’, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden: het aantal toeristische standplaatsen mag niet meer bedragen dan 25; sanitaire en/of slechtweervoorzieningen zijn toegestaan in bestaande bebouwing tot een maximum van 250 m², waarvan maximaal 100 m² ondersteunende horeca; kleinschalig kamperen is enkel toegestaan in de periode 15 maart tot en met 31 oktober. Ondersteunende horeca is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch - ondersteunende horeca’, waarbij de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 100 m². Een paardenmelkerij met zorgfunctie is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch - paardenmelkerij met zorgfunctie’, waarbij in zijn totaliteit maximaal 120 m² gebruikt mag worden ten behoeve van de zorgfunctie en/of ondersteunende horeca. Een zorgfunctie is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch - zorgfunctie’, waarbij de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 50 m². Waarbij nevenfuncties en/of vormen van verbrede landbouw uitsluitend zijn toegestaan bij een agrarisch bedrijf. 3.4.8 Verbrede landbouw De volgende vormen van verbrede landbouw zijn als ondergeschikt, niet-zelfstandig onderdeel van de bedrijfsvoering toegestaan binnen het bouwvlak van agrarische bedrijven: Bewerken, afvoergereedmaken en verpakken van eigen agrarische producten geteeld op of in de directe omgeving van het bedrijf. Kleinschalige ambachtelijke verwerking van eigen agrarische producten, waarvan de totale oppervlakte niet meer mag bedragen dan 100 m². Huisverkoop, waarvan de totale verkoopvloeroppervlakte niet meer mag bedragen dan 50 m². Informatieve en/of educatieve activiteiten. 3.4.9 Tijdelijke en overige teeltondersteunende voorzieningen Het gebruik van de gronden voor tijdelijke en overige teeltondersteunende voorzieningen voor zover deze geen bouwwerken zijn, is toegestaan, waarbij de volgende regels gelden: De hoogte mag niet meer bedragen dan 4 m. De plaatsing van tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen vindt maximaal 6 maanden per kalenderjaar plaats. 3.4.10 Aanleggen van verhardingen Het aanleggen van verhardingen, met uitzondering van het aanleggen van verhardingen voor veepaden, toegangspaden tot gebouwen en in- en uitritten, is uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak en ter plaatse van de aanduidingen 'specifieke vorm van agrarisch - voeder- en watervoorzieningen' en ‘specifieke vorm van agrarisch - permanente teeltondersteunende voorzieningen’. 3.4.11 Aanleggen van aarden wallen ten behoeve van voeder- en watervoorzieningen Het aanleggen van aarden wallen ten behoeve van voeder- en watervoorzieningen is uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak en ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - voeder- en watervoorzieningen'. De hoogte van aarden wallen ten behoeve van voeder- en watervoorzieningen mag niet meer bedragen dan 3 m. 3.4.12 Landschappelijke inpassing De gronden en bouwwerken ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch - voorwaarde landschappelijke inpassing 6.1’ mogen uitsluitend worden gebruikt ten behoeve van een glastuinbouwbedrijf en/of waterbassin, indien de landschappelijke inpassing is gerealiseerd, wordt beheerd en in stand wordt gehouden conform het beplantingsplan zoals opgenomen in bijlage 6.1 bij deze regels. De gronden en bouwwerken ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch - voorwaarde landschappelijke inpassing 6.2’ mogen uitsluitend worden gebruikt ten behoeve van een waterbassin, indien de landschappelijke inpassing is gerealiseerd, wordt beheerd en in stand wordt gehouden conform het beplantingsplan zoals opgenomen in bijlage 6.2 bij deze regels. De gronden en bouwwerken ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch - voorwaarde landschappelijke inpassing 6.3’ mogen uitsluitend worden gebruikt ten behoeve van een glastuinbouwbedrijf en/of waterbassin, indien de landschappelijke inpassing is gerealiseerd, wordt beheerd en in stand wordt gehouden conform het beplantingsplan zoals opgenomen in bijlage 6.3 bij deze regels. De gronden en bouwwerken ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch - voorwaarde landschappelijke inpassing 6.5’ mogen uitsluitend worden gebruikt ten behoeve van een glastuinbouwbedrijf, indien de landschappelijke inpassing is gerealiseerd, wordt beheerd en in stand wordt gehouden conform het beplantingsplan zoals opgenomen in bijlage 6.5 bij deze regels. De gronden en bouwwerken ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch - voorwaarde landschappelijke inpassing 6.7’ mogen uitsluitend worden gebruikt ten behoeve van een waterbassin, indien de landschappelijke inpassing is gerealiseerd, wordt beheerd en in stand wordt gehouden conform het beplantingsplan zoals opgenomen in bijlage 6.7 bij deze regels. De gronden en bouwwerken ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch - voorwaarde landschappelijke inpassing 6.8’ mogen uitsluitend worden gebruikt ten behoeve van een waterbassin en/of watertanks, indien de landschappelijke inpassing is gerealiseerd, wordt beheerd en in stand wordt gehouden conform het beplantingsplan zoals opgenomen in bijlage 6.8 bij deze regels. De gronden en bouwwerken ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch - voorwaarde landschappelijke inpassing 6.9’ mogen uitsluitend worden gebruikt ten behoeve van een waterbassin, indien de landschappelijke inpassing is gerealiseerd, wordt beheerd en in stand wordt gehouden conform het beplantingsplan zoals opgenomen in bijlage 6.9 bij deze regels. De gronden en bouwwerken ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch - voorwaarde landschappelijke inpassing 6.10’ mogen uitsluitend worden gebruikt ten behoeve van een agrarisch bedrijf, indien de landschappelijke inpassing is gerealiseerd, wordt beheerd en in stand wordt gehouden conform het beplantingsplan zoals opgenomen in bijlage 6.10 bij deze regels. De gronden en bouwwerken ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch - voorwaarde landschappelijke inpassing 6.11’ mogen uitsluitend worden gebruikt ten behoeve van een glastuinbouwbedrijf en/of waterbassin, indien de landschappelijke inpassing is gerealiseerd, wordt beheerd en in stand wordt gehouden conform het beplantingsplan zoals opgenomen in bijlage 6.11 bij deze regels. De gronden en bouwwerken ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch - voorwaarde landschappelijke inpassing 6.12’ mogen uitsluitend worden gebruikt ten behoeve van permanente teeltondersteunende voorzieningen, indien de landschappelijke inpassing is gerealiseerd, wordt beheerd en in stand wordt gehouden conform het beplantingsplan zoals opgenomen in bijlage 6.12 bij deze regels. De gronden en bouwwerken ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch - voorwaarde landschappelijke inpassing 6.13’ mogen uitsluitend worden gebruikt ten behoeve van een glastuinbouwbedrijf/kwekerij en/of watervoorzieningen en/of permanente teeltondersteunende voorzieningen, indien de landschappelijke inpassing is gerealiseerd, wordt beheerd en in stand wordt gehouden conform het beplantingsplan zoals opgenomen in bijlage 6.13 bij deze regels, met dien verstande dat de landschappelijke inpassing ter plaatse van de bestaande, te slopen woning Bankenstraat 17 mag worden aangebracht na sloop van de woning, maar uiterlijk in het eerstvolgende plantseizoen na sloop. De gronden en bouwwerken ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch - voorwaarde landschappelijke inpassing 6.14’ mogen uitsluitend worden gebruikt ten behoeve van permanente teeltondersteunende voorzieningen, indien de landschappelijke inpassing is gerealiseerd, wordt beheerd en in stand wordt gehouden conform het beplantingsplan zoals opgenomen in bijlage 6.14 bij deze regels. De gronden en bouwwerken ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch - voorwaarde landschappelijke inpassing 6.15’ mogen uitsluitend worden gebruikt ten behoeve van een glastuinbouwbedrijf, indien de landschappelijke inpassing is gerealiseerd, wordt beheerd en in stand wordt gehouden conform het beplantingsplan zoals opgenomen in bijlage 6.15 bij deze regels. De gronden en bouwwerken ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch - voorwaarde landschappelijke inpassing 6.16’ mogen uitsluitend worden gebruikt ten behoeve van een agrarisch bedrijf, indien de landschappelijke inpassing is gerealiseerd, wordt beheerd en in stand wordt gehouden conform het beplantingsplan zoals opgenomen in bijlage 6.16 bij deze regels. De gronden en bouwwerken ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch - voorwaarde landschappelijke inpassing 6.17’ mogen uitsluitend worden gebruikt ten behoeve van een paardenhouderij, indien de landschappelijke inpassing is gerealiseerd, wordt beheerd en in stand wordt gehouden conform het beplantingsplan zoals opgenomen in bijlage 6.17 bij deze regels. De gronden en bouwwerken ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch - voorwaarde landschappelijke inpassing 6.18’ mogen uitsluitend worden gebruikt ten behoeve van een glastuinbouwbedrijf en een grondgebonden agrarisch bedrijf, indien de landschappelijke inpassing is gerealiseerd, wordt beheerd en in stand wordt gehouden conform het beplantingsplan zoals opgenomen in bijlage 6.18 bij deze regels. De gronden en bouwwerken ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch - voorwaarde landschappelijke inpassing 6.19’ mogen uitsluitend worden gebruikt ten behoeve van een glastuinbouwbedrijf, indien de landschappelijke inpassing is gerealiseerd, wordt beheerd en in stand wordt gehouden conform het beplantingsplan zoals opgenomen in bijlage 6.19 bij deze regels. 3.5 Afwijken van de gebruiksregels 3.5.1 Afwijken ten behoeve van ingebruikname gebouwen als dierenverblijf Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.4.2 onder b ten behoeve van het in gebruik nemen van gebouwen als dierenverblijf, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden: De ingebruikname van gebouwen als dierenverblijf is niet toegestaan indien dit leidt tot een toename van de stikstofemissie vanuit de betreffende inrichting, tenzij sprake is van een vereveningseffect, zoals bedoeld in artikel 1. De ingebruikname van gebouwen als dierenverblijf dient noodzakelijk te zijn voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering en/of -ontwikkeling van het agrarisch bedrijf. Om te bepalen of hieraan wordt voldaan, kan het bevoegd gezag een advies van een ter zake deskundige verlangen. De ingebruikname van gebouwen als dierenverblijf voor het houden van geiten is niet toegestaan. De ingebruikname van gebouwen als dierenverblijf is uitsluitend toegestaan indien: maatregelen worden getroffen en in stand worden gehouden die invulling geven aan een zorgvuldige veehouderij; er is sprake van een zorgvuldige veehouderij indien wordt voldaan aan de nadere regels zorgvuldige veehouderij, zoals die regels luiden op het tijdstip van ontvangst van de ontvankelijke omgevingsvergunningaanvraag; de ontwikkeling vanuit een goede omgevingskwaliteit met een veilige, gezonde leefomgeving inpasbaar is in de omgeving; is aangetoond dat de kans op cumulatieve geurhinder (achtergrondbelasting) op geurgevoelige objecten, in de bebouwde kom niet hoger is dan 12% en in het buitengebied niet hoger is dan 20%, tenzij er - indien blijkt dat de achtergrondbelasting hoger is dan voornoemde percentages - maatregelen worden getroffen door de veehouderij die tot een daling leiden van de achtergrondbelasting, welke ten minste de eigen bijdrage aan de overschrijding van de achtergrondbelasting compenseert; een zorgvuldige dialoog is gevoerd, gericht op het betrekken van de belangen van de omgeving bij het initiatief. Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - beperkingen veehouderij' is de ingebruikname van gebouwen als dierenverblijf uitsluitend toegestaan indien de veehouderij voldoet aan de criteria voor grondgebondenheid, zoals die criteria luiden op het tijdstip van ontvangst van de ontvankelijke omgevingsvergunningaanvraag. 3.5.2 Afwijken ten behoeve van het bewerken, afvoergereedmaken en verpakken van niet eigen dan wel elders geteelde agrarische producten Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.1 voor het als ondergeschikte functie bij een volwaardig agrarisch bedrijf bewerken, afvoergereedmaken en verpakken van niet eigen dan wel elders geteelde agrarische producten, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden: Het bewerken, afvoergereedmaken en verpakken van niet eigen dan wel elders geteelde agrarische producten dient plaats te vinden binnen de toegestane totale oppervlakte aan bedrijfsgebouwen niet zijnde kassen. Hierbij wordt de oppervlakte van de (gezamenlijke) ruimte(n) voor het bewerken, afvoergereedmaken en verpakken van de eigen agrarische producten geteeld op of in de directe omgeving van het bedrijf en niet eigen dan wel elders geteelde agrarische producten afgestemd op de bedrijfsvoering. De niet eigen dan wel elders geteelde agrarische producten moeten dezelfde teelt betreffen als de eigen agrarische producten geteeld op of in de directe omgeving van het bedrijf en mogen het aandeel daarvan niet overtreffen. Voor het bewerken, afvoergereedmaken en verpakken van niet eigen dan wel elders geteelde agrarische producten dient gebruik te worden gemaakt van dezelfde machines als voor het bewerken, afvoergereedmaken en verpakken van de eigen agrarische producten geteeld op of in de directe omgeving van het bedrijf. De agrarische functie op het perceel dient als hoofdfunctie aanwezig en herkenbaar te blijven. De activiteit mag niet leiden tot een zelfstandige bedrijfsactiviteit. Om te bepalen of wordt voldaan aan het voorgaande, kan het bevoegd gezag een advies van een ter zake deskundige verlangen. Zodra de agrarische hoofdfunctie ter plaatse wordt gestaakt, dient ook het bewerken, afvoergereedmaken en verpakken van niet eigen dan wel elders geteelde agrarische producten te worden beëindigd. De afwijking mag geen onevenredige verkeersaantrekkende werking tot gevolg hebben en de infrastructuur van en naar het bedrijf moet geschikt zijn om de extra verkeersbewegingen te verwerken. De afwijking dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn. De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast. 3.5.3 Afwijken ten behoeve van nevenfuncties en/of verbrede landbouw Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.1 en 3.4.8 voor het gebruik van gronden en/of bebouwing ten behoeve van nevenfuncties en/of verbrede landbouw bij een agrarisch bedrijf, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden: Nevenfuncties en/of vormen van verbrede landbouw bij agrarische bedrijven zijn enkel toegestaan binnen het bouwvlak, tenzij het vormen van verbrede landbouw betreft die buiten het bouwvlak kunnen worden uitgeoefend en daar passend zijn, zoals boerengolf. Nevenfuncties dienen binnen de bestaande bebouwing te worden gesitueerd, tenzij in de tabel in bijlage 1 is aangegeven dat nieuwbouw is toegestaan. In dat geval mag nieuw worden gebouwd ten dienste van de nevenfunctie. De agrarische functie op het perceel dient als hoofdfunctie aanwezig en herkenbaar te blijven en de nevenfunctie/vorm van verbrede landbouw moet in relatie tot het agrarisch bedrijf staan als een ondergeschikt, niet-zelfstandig onderdeel van de bedrijfsactiviteiten. In geval van statische binnenopslag dient er sprake te zijn van een volwaardig agrarisch bedrijf. De nevenfuncties en/of vormen van verbrede landbouw die kunnen worden toegestaan en de gebieden waar deze wel of niet zijn toegestaan, zijn opgenomen in de tabel in bijlage 1. De oppervlakte aan nevenfuncties en/of verbrede landbouw mag niet meer bedragen dan is aangegeven in de tabel in bijlage 1. Bij cumulatie van meerdere vormen van nevenfuncties mag de totale omvang aan nevenfuncties niet meer bedragen dan 400 m², waarbij alleen ten behoeve van statische binnenopslag maximaal 600 m² statische binnenopslag aan de toegestane 400 m² mag worden toegevoegd. Buitenopslag ten behoeve van nevenfuncties en/of verbrede landbouw is niet toegestaan. De nevenfunctie en/of verbrede landbouw dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn. De nevenfunctie en/of verbrede landbouw mag geen onevenredige publieks- en/of verkeersaantrekkende werking tot gevolg hebben. De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast. 3.5.4 Afwijken ten behoeve van kleinschalig kamperen Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.4.1 onder d ten behoeve van kleinschalig kamperen bij een agrarisch bedrijf, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden: Kleinschalig kamperen is niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding ‘kernrandzone’, ‘zoekgebied glastuinbouw doorgroeigebied’, ‘zoekgebied glastuinbouw vestigingsgebied 1' en ‘zoekgebied glastuinbouw vestigingsgebied 2’. De omvang mag maximaal 25 toeristische standplaatsen bedragen. In beginsel dienen de standplaatsen binnen het bouwvlak te worden gesitueerd, dan wel in een zone van maximaal 50 m aansluitend aan het bouwvlak. Indien de standplaatsen buiten het bouwvlak worden gesitueerd, dient te worden voorzien in een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een door het bevoegd gezag goedgekeurd beplantingsplan tot realisatie, beheer en instandhouding van de landschappelijke inpassing. Sanitaire en/of slechtweervoorzieningen zijn toegestaan in bestaande bebouwing tot een maximum van 250 m², waarvan maximaal 100 m² ondersteunende horeca. Kleinschalig kamperen is enkel toegestaan in de periode 15 maart tot en met 31 oktober. De agrarische functie op het perceel dient als hoofdfunctie aanwezig en herkenbaar te blijven. 3.5.5 Afwijken ten behoeve van ondersteunende horeca bij informatieve en/of educatieve activiteiten Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.4.1 onder e voor het gebruik van gronden en/of bebouwing ten behoeve van ondersteunende horeca bij informatieve en/of educatieve activiteiten bij een agrarisch bedrijf, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden: De oppervlakte mag niet meer bedragen dan 100 m². De agrarische functie op het perceel dient als hoofdfunctie aanwezig en herkenbaar te blijven. 3.5.6 Afwijken ten behoeve van mantelzorg Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.4.1 onder c en toestaan dat een vrijstaand bijgebouw gebruikt wordt als afhankelijke woonruimte, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden: De afwijking is noodzakelijk ten behoeve van huisvesting in het kader van mantelzorg. Er is sprake van een zorgbehoefte welke tijdelijk van aard is. De zorgbehoefte is aangetoond door een door het bevoegd gezag aangewezen deskundige. De oppervlakte voor afhankelijke woonruimte mag niet meer bedragen dan 100 m2. Zodra de zorgbehoefte niet meer aanwezig is dient het gebruik te worden beëindigd. Het gebruik als afhankelijke woonruimte mag geen onevenredige beperking opleveren voor de bedrijfsvoering en/of bedrijfsontwikkeling van omliggende agrarische en andere bedrijven. De afwijking dient aanvaardbaar te zijn uit een oogpunt van een milieuhygiënisch verantwoord woon- en leefklimaat. 3.5.7 Afwijken ten behoeve van bed & breakfast in een vrijstaand bijgebouw Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.4.5 en toestaan dat een vrijstaand bijgebouw bij de bedrijfswoning gebruikt wordt als bed & breakfast, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden: De exploitatie van de bed & breakfast wordt uitgeoefend door de hoofdbewoner van de woning. De woonfunctie van de woning blijft behouden. Per woning is in totaal sprake van maximaal 2 bed & breakfast kamers en maximaal 4 slaapplaatsen, inclusief kamers/slaapplaatsen in het hoofdgebouw en aangebouwde bijgebouwen. De totale vloeroppervlakte aan logeereenheden en zelfstandige sanitaire voorzieningen in het hoofdgebouw, aangebouwde bijgebouwen en vrijstaande bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 50 m². Parkeren geschiedt op eigen terrein. Het gebruik als bed & breakfast mag geen onevenredige beperking opleveren voor de bedrijfsvoering en/of bedrijfsontwikkeling van omliggende agrarische en andere bedrijven. De afwijking dient aanvaardbaar te zijn uit een oogpunt van een milieuhygiënisch verantwoord woon- en leefklimaat. Bed & breakfast is niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied glastuinbouw doorgroeigebied’, ‘zoekgebied glastuinbouw vestigingsgebied 1’ en ‘zoekgebied glastuinbouw vestigingsgebied 2’. 3.5.8 Afwijken ten behoeve van huisvesting seizoenarbeiders in bestaande woning Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.4.1 onder f ten behoeve van de huisvesting van seizoenarbeiders in een bestaande woning, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden: De huisvesting vindt plaats in een bestaande woning, waarbij de gebruiksoppervlakte niet minder bedraagt dan 12 m² per seizoenarbeider. Er mogen niet meer dan 6 seizoenarbeiders per woning gehuisvest worden. Er mag geen sprake zijn van zelfstandige wooneenheden. De huisvesting voldoet aan de normenset van de Stichting Normering Flexwonen of aan de normenset van het Agrarisch Keurmerk Flexwonen, zoals die normensets luiden op het tijdstip van ontvangst van de ontvankelijke omgevingsvergunningaanvraag, of heeft ten minste een daarmee vergelijkbare kwaliteit. 3.5.9 Afwijken ten behoeve van huisvesting seizoenarbeiders in bedrijfsgebouwen, woonunits of stacaravans Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.4.1 onder f ten behoeve van: De huisvesting van seizoenarbeiders in bedrijfsgebouwen, waarbij moet worden voldaan aan het bepaalde in 3.3.9. De huisvesting van seizoenarbeiders in woonunits of stacaravans, waarbij moet worden voldaan aan het bepaalde in 3.3.10. 3.5.10 Afwijken ten behoeve van vestiging hondenschool bij manege Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.1 ten behoeve van de vestiging van een hondenschool bij een manege, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden: Afwijken is uitsluitend toegestaan in een zone van maximaal 50 m aansluitend aan de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - manege 1' en 'specifieke vorm van recreatie manege - 2'. De afwijking dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn. 3.5.11 Afwijken ten behoeve van verharding buiten bouwvlak Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.2.1 onder a, 3.4.1 onder j en 3.4.10 ten behoeve van de aanleg van verharding buiten het bouwvlak in de vorm van (rij)paden ten behoeve van de afvoer van kwetsbare producten van grondgebonden teeltbedrijven of paden ten behoeve van extensief recreatief medegebruik, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden: Afwijken voor de aanleg van (rij)paden ten behoeve van een grondgebonden teeltbedrijf is uitsluitend toegestaan indien de (rij)paden noodzakelijk zijn voor een zorgvuldige afvoer van kwetsbare producten, zoals zacht fruit of bloemen. Deze afwijkingsbevoegdheid mag niet worden gebruikt voor het aanleggen van verhardingen in de vorm van teeltondersteunende voorzieningen, waaronder containervelden. De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast. 3.6 Wijzigingsbevoegdheid 3.6.1 Wijzigen ten behoeve van vormverandering bouwvlak Burgemeester en wethouders zijn bevoegd dit bestemmingsplan te wijzigen ten behoeve van de vormverandering van het bouwvlak, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden: De vormverandering dient noodzakelijk te zijn voor een doelmatige bedrijfsvoering en/of -ontwikkeling van het agrarisch bedrijf dan wel de paardenhouderij. Om te bepalen of hieraan wordt voldaan, kan het bevoegd gezag een advies van een ter zake deskundige verlangen. Vormverandering kan tevens worden toegestaan voor nevenfuncties en vormen van verbrede landbouw waarvoor in de tabel in bijlage 1 is aangegeven dat vormverandering en vergroting van het bouwvlak is toegestaan. De totale oppervlakte van het bouwvlak mag niet worden vergroot. De wijziging dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn. Vormverandering is niet toegestaan indien dit leidt tot een toename van de stikstofemissie vanuit de betreffende inrichting, tenzij sprake is van: een bestaand gebruik zoals bedoeld in de Natuurbeschermingswet; bestaande activiteiten die stikstofemissie veroorzaken en vergund zijn; bestaande activiteiten waarvoor een vergunning op grond van de Natuurbeschermingswet is verleend; een vereveningseffect, zoals bedoeld in artikel 1. Vormverandering van het bouwvlak van een veehouderij, die tot doel heeft om de bouw van dierenverblijven mogelijk te maken, is uitsluitend toegestaan indien: maatregelen worden getroffen en in stand worden gehouden die invulling geven aan een zorgvuldige veehouderij; er is sprake van een zorgvuldige veehouderij indien wordt voldaan aan de nadere regels zorgvuldige veehouderij, zoals die regels luiden op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van het wijzigingsplan; de ontwikkeling vanuit een goede omgevingskwaliteit met een veilige, gezonde leefomgeving inpasbaar is in de omgeving; is aangetoond dat de kans op cumulatieve geurhinder (achtergrondbelasting) op geurgevoelige objecten, in de bebouwde kom niet hoger is dan 12% en in het buitengebied niet hoger is dan 20%, tenzij er - indien blijkt dat de achtergrondbelasting hoger is dan voornoemde percentages - maatregelen worden getroffen door de veehouderij die tot een daling leiden van de achtergrondbelasting, welke ten minste de eigen bijdrage aan de overschrijding van de achtergrondbelasting compenseert; een zorgvuldige dialoog is gevoerd, gericht op het betrekken van de belangen van de omgeving bij het initiatief. Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - beperkingen veehouderij' is vormverandering van het bouwvlak van een veehouderij, die tot doel heeft om de bouw van dierenverblijven mogelijk te maken, uitsluitend toegestaan indien de veehouderij voldoet aan de criteria voor grondgebondenheid, zoals die criteria luiden op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van het wijzigingsplan. Indien de vormverandering leidt tot een verslechtering van de kwaliteit van het landschap, dient te worden voorzien in een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een door het bevoegd gezag goedgekeurd beplantingsplan tot realisatie, beheer en instandhouding van de landschappelijke inpassing. Deze inspanning telt mee voor de invulling van het bepaalde onder h. Indien de vormverandering leidt tot een verslechtering van de kwaliteit van het landschap, gaat de wijziging gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van de extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied van dit bestemmingsplan. Indien een fysieke verbetering ter plaatse niet mogelijk of niet wenselijk is, kan kwaliteitsverbetering plaatsvinden door een passende financiële bijdrage in het gemeentelijk landschapsfonds. De verwezenlijking, het behoud en het beheer van (het zoekgebied voor) een ecologische verbindingszone, ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied ecologische verbindingszone’ en/of een zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied behoud en herstel watersystemen’, worden niet belemmerd of aangetast. 3.6.2 Wijzigen ten behoeve van vergroting bouwvlak van een grondgebonden teeltbedrijf of een niet-grondgebonden agrarisch bedrijf, niet zijnde een veehouderij of glastuinbouwbedrijf, of van een paardenhouderij Burgemeester en wethouders zijn bevoegd dit bestemmingsplan te wijzigen ten behoeve van de vergroting van het bouwvlak van een grondgebonden teeltbedrijf of een niet-grondgebonden agrarisch bedrijf, niet zijnde een veehouderij of glastuinbouwbedrijf, of van een paardenhouderij, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden: Vergroting van het bouwvlak is toegestaan tot een maximum van 2 ha voor een grondgebonden teeltbedrijf en tot een maximum van 1,5 ha voor een niet-grondgebonden agrarisch bedrijf, niet zijnde een intensieve veehouderij of glastuinbouwbedrijf. Voor een paardenhouderij ter plaatse van de aanduiding ‘paardenhouderij’ geldt dat vergroting van het bouwvlak is toegestaan tot een maximum van 1,5 ha. De vergroting dient noodzakelijk te zijn voor een doelmatige bedrijfsvoering en/of -ontwikkeling van het agrarisch bedrijf dan wel de paardenhouderij. Om te bepalen of hieraan wordt voldaan, kan het bevoegd gezag een advies van een ter zake deskundige verlangen. Vergroting kan tevens worden toegestaan voor nevenfuncties en vormen van verbrede landbouw waarvoor in de tabel in bijlage 1 is aangegeven dat vormverandering en vergroting van het bouwvlak is toegestaan. De vergroting dient plaats te vinden aansluitend aan het bestaande bouwvlak. De wijziging dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn. Vergroting van het bouwvlak van een paardenhouderij is niet toegestaan indien dit leidt tot een toename van de stikstofemissie vanuit de betreffende inrichting, tenzij sprake is van: een bestaand gebruik zoals bedoeld in de Natuurbeschermingswet; bestaande activiteiten die stikstofemissie veroorzaken en vergund zijn; bestaande activiteiten waarvoor een vergunning op grond van de Natuurbeschermingswet is verleend; een vereveningseffect, zoals bedoeld in artikel 1. Er dient te worden voorzien in een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een door het bevoegd gezag goedgekeurd beplantingsplan tot realisatie, beheer en instandhouding van de landschappelijke inpassing. Deze inspanning telt mee voor de invulling van het bepaalde onder h. De wijziging gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van de extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied van dit bestemmingsplan. Indien een fysieke verbetering ter plaatse niet mogelijk of niet wenselijk is, kan kwaliteitsverbetering plaatsvinden door een passende financiële bijdrage in het gemeentelijk landschapsfonds. De verwezenlijking, het behoud en het beheer van (het zoekgebied voor) een ecologische verbindingszone, ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied ecologische verbindingszone’ en/of een zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied behoud en herstel watersystemen’, worden niet belemmerd of aangetast. 3.6.3 Wijzigen ten behoeve van vergroting bouwvlak grondgebonden veehouderij Burgemeester en wethouders zijn bevoegd dit bestemmingsplan te wijzigen ten behoeve van de vergroting van het bouwvlak van een grondgebonden veehouderij ter plaatse van de aanduiding ‘grondgebonden veehouderij’, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden: Vergroting van het bouwvlak is toegestaan tot een maximum van 1,5 ha. De vergroting dient noodzakelijk te zijn voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering en/of -ontwikkeling van het agrarisch bedrijf. Om te bepalen of hieraan wordt voldaan, kan het bevoegd gezag een advies van een ter zake deskundige verlangen. Vergroting kan tevens worden toegestaan voor nevenfuncties en vormen van verbrede landbouw waarvoor in de tabel in bijlage 1 is aangegeven dat vormverandering en vergroting van het bouwvlak is toegestaan. De vergroting dient plaats te vinden aansluitend aan het bestaande bouwvlak. De wijziging dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn. Vergroting van het bouwvlak is niet toegestaan indien dit leidt tot een toename van de stikstofemissie vanuit de betreffende inrichting, tenzij sprake is van: een bestaand gebruik zoals bedoeld in de Natuurbeschermingswet; bestaande activiteiten die stikstofemissie veroorzaken en vergund zijn; bestaande activiteiten waarvoor een vergunning op grond van de Natuurbeschermingswet is verleend; een vereveningseffect, zoals bedoeld in artikel 1. Vergroting van het bouwvlak van een geitenhouderij is niet toegestaan. Vergroting van het bouwvlak is uitsluitend toegestaan indien: maatregelen worden getroffen en in stand worden gehouden die invulling geven aan een zorgvuldige veehouderij; er is sprake van een zorgvuldige veehouderij indien wordt voldaan aan de nadere regels zorgvuldige veehouderij, zoals die regels luiden op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van het wijzigingsplan; de ontwikkeling vanuit een goede omgevingskwaliteit met een veilige, gezonde leefomgeving inpasbaar is in de omgeving; is aangetoond dat de kans op cumulatieve geurhinder (achtergrondbelasting) op geurgevoelige objecten, in de bebouwde kom niet hoger is dan 12% en in het buitengebied niet hoger is dan 20%, tenzij er - indien blijkt dat de achtergrondbelasting hoger is dan voornoemde percentages - maatregelen worden getroffen door de veehouderij die tot een daling leiden van de achtergrondbelasting, welke ten minste de eigen bijdrage aan de overschrijding van de achtergrondbelasting compenseert; een zorgvuldige dialoog is gevoerd, gericht op het betrekken van de belangen van de omgeving bij het initiatief. Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - beperkingen veehouderij' is vergroting van het bouwvlak van een veehouderij, die tot doel heeft om de bouw van dierenverblijven mogelijk te maken, uitsluitend toegestaan indien de veehouderij voldoet aan de criteria voor grondgebondenheid, zoals die criteria luiden op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van het wijzigingsplan. Er dient te worden voorzien in een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een door het bevoegd gezag goedgekeurd beplantingsplan tot realisatie, beheer en instandhouding van de landschappelijke inpassing, waarbij de landschappelijke inpassing ten minste 10% van de omvang van het bouwvlak omvat. Deze inspanning telt mee voor de invulling van het bepaalde onder j. De wijziging gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van de extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied van dit bestemmingsplan. Indien een fysieke verbetering ter plaatse niet mogelijk of niet wenselijk is, kan kwaliteitsverbetering plaatsvinden door een passende financiële bijdrage in het gemeentelijk landschapsfonds. De verwezenlijking, het behoud en het beheer van (het zoekgebied voor) een ecologische verbindingszone, ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied ecologische verbindingszone’ en/of een zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied behoud en herstel watersystemen’, worden niet belemmerd of aangetast. 3.6.4 Wijzigen ten behoeve van vergroting bouwvlak intensieve veehouderij Burgemeester en wethouders zijn bevoegd dit bestemmingsplan te wijzigen ten behoeve van de vergroting van het bouwvlak van een intensieve veehouderij ter plaatse van de aanduiding ‘intensieve veehouderij’, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden: Vergroting van het bouwvlak is toegestaan tot een maximum van 1,5 ha, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden: aanwezig zijn aantoonbare ruimtelijk-economische belangen voor de lange termijn die noodzaken tot uitbreiding ter plaatse; zuinig ruimtegebruik wordt toegepast door aan te sluiten bij bestaande bebouwing of, al dan niet door herschikking, optimaal gebruik te maken van de beschikbare ruimte; de beoogde ontwikkeling is zowel vanuit milieuoogpunt, in het bijzonder wat betreft gezondheid voor mensen, als vanuit ruimtelijk oogpunt, in bijzonder wat betreft natuur, landschap en cultuurhistorie, aanvaardbaar; voor wat betreft ammoniak, geur en fijnstof mag er geen sprake zijn van een toename van de emissie vanuit de betreffende inrichting. Binnen het bouwvlak van maximaal 1,5 ha is maximaal 8.000 m² aan bedrijfsgebouwen en overkappingen toegestaan ten behoeve van de intensieve veehouderij. De vergroting dient noodzakelijk te zijn voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering en/of -ontwikkeling van het agrarisch bedrijf. Om te bepalen of hieraan wordt voldaan, kan het bevoegd gezag een advies van een ter zake deskundige verlangen. Vergroting kan tevens worden toegestaan voor nevenfuncties en vormen van verbrede landbouw waarvoor in de tabel in bijlage 1 is aangegeven dat vormverandering en vergroting van het bouwvlak is toegestaan. De vergroting dient plaats te vinden aansluitend aan het bestaande bouwvlak. De wijziging dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn. Vergroting van het bouwvlak is niet toegestaan indien dit leidt tot een toename van de stikstofemissie vanuit de betreffende inrichting, tenzij sprake is van een vereveningseffect, zoals bedoeld in artikel 1. Vergroting van het bouwvlak van een geitenhouderij is niet toegestaan. Vergroting van het bouwvlak is uitsluitend toegestaan indien: maatregelen worden getroffen en in stand worden gehouden die invulling geven aan een zorgvuldige veehouderij; er is sprake van een zorgvuldige veehouderij indien wordt voldaan aan de nadere regels zorgvuldige veehouderij, zoals die regels luiden op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van het wijzigingsplan; de ontwikkeling vanuit een goede omgevingskwaliteit met een veilige, gezonde leefomgeving inpasbaar is in de omgeving; is aangetoond dat de kans op cumulatieve geurhinder (achtergrondbelasting) op geurgevoelige objecten, in de bebouwde kom niet hoger is dan 12% en in het buitengebied niet hoger is dan 20%, tenzij er - indien blijkt dat de achtergrondbelasting hoger is dan voornoemde percentages - maatregelen worden getroffen door de veehouderij die tot een daling leiden van de achtergrondbelasting, welke ten minste de eigen bijdrage aan de overschrijding van de achtergrondbelasting compenseert; een zorgvuldige dialoog is gevoerd, gericht op het betrekken van de belangen van de omgeving bij het initiatief. Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - beperkingen veehouderij' is vergroting van het bouwvlak van een veehouderij, die tot doel heeft om de bouw van dierenverblijven mogelijk te maken, niet toegestaan. Er dient te worden voorzien in een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een door het bevoegd gezag goedgekeurd beplantingsplan tot realisatie, beheer en instandhouding van de landschappelijke inpassing, waarbij de landschappelijke inpassing ten minste 10% van de omvang van het bouwvlak omvat. Deze inspanning telt mee voor de invulling van het bepaalde onder k. De wijziging gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van de extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied van dit bestemmingsplan. Indien een fysieke verbetering ter plaatse niet mogelijk of niet wenselijk is, kan kwaliteitsverbetering plaatsvinden door een passende financiële bijdrage in het gemeentelijk landschapsfonds. De verwezenlijking, het behoud en het beheer van (het zoekgebied voor) een ecologische verbindingszone, ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied ecologische verbindingszone’ en/of een zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied behoud en herstel watersystemen’, worden niet belemmerd of aangetast. 3.6.5 Wijzigen ten behoeve van vergroting bouwvlak glastuinbouwbedrijf Burgemeester en wethouders zijn bevoegd dit bestemmingsplan te wijzigen ten behoeve van de vergroting van het bouwvlak van een glastuinbouwbedrijf ter plaatse van de aanduiding ‘glastuinbouw’, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden: Vergroting van het bouwvlak ten behoeve van kassen is niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'maximum oppervlakte (m2)'. Vergroting van het bouwvlak is toegestaan tot een maximum van 3,5 ha, waarvan maximaal 3 ha kassen. In uitzondering op het bepaalde onder b geldt dat ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied glastuinbouw doorgroeigebied’, ‘zoekgebied glastuinbouw vestigingsgebied 1’ en ‘zoekgebied glastuinbouw vestigingsgebied 2’ vergroting van het bouwvlak is toegestaan tot een maximum van 9 ha, waarvan maximaal 8 ha kassen. De vergroting dient noodzakelijk te zijn voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering en/of -ontwikkeling van het agrarisch bedrijf. Om te bepalen of hieraan wordt voldaan, kan het bevoegd gezag een advies van een ter zake deskundige verlangen. Vergroting kan tevens worden toegestaan voor nevenfuncties en vormen van verbrede landbouw waarvoor in de tabel in bijlage 1 is aangegeven dat vormverandering en vergroting van het bouwvlak is toegestaan. De vergroting dient plaats te vinden aansluitend aan het bestaande bouwvlak. De wijziging dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn. Vergroting van het bouwvlak is niet toegestaan indien dit leidt tot een toename van de stikstofemissie vanuit de betreffende inrichting, tenzij sprake is van: een bestaand gebruik zoals bedoeld in de Natuurbeschermingswet; bestaande activiteiten die stikstofemissie veroorzaken en vergund zijn; bestaande activiteiten waarvoor een vergunning op grond van de Natuurbeschermingswet is verleend; een vereveningseffect, zoals bedoeld in artikel 1. Er dient te worden voorzien in een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een door burgemeester en wethouders goedgekeurd beplantingsplan tot realisatie, beheer en instandhouding van de landschappelijke inpassing. Deze inspanning telt mee voor de invulling van het bepaalde onder i. Indien door de vergroting een bouwvlak ontstaat met een oppervlakte van meer dan 5 ha, dient bovendien anderszins te worden voldaan aan het gestelde onder i. De wijziging gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van de extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied van dit bestemmingsplan. Indien een fysieke verbetering ter plaatse niet mogelijk of niet wenselijk is, kan kwaliteitsverbetering plaatsvinden door een passende financiële bijdrage in het gemeentelijk landschapsfonds. De verwezenlijking, het behoud en het beheer van (het zoekgebied voor) een ecologische verbindingszone, ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied ecologische verbindingszone’ en/of een zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied behoud en herstel watersystemen’, worden niet belemmerd of aangetast. 3.6.6 Wijzigen ten behoeve van vormverandering/vergroting bouwvlak voor het bewerken, afvoergereedmaken en verpakken van niet eigen dan wel elders geteelde agrarische producten Burgemeester en wethouders zijn bevoegd dit bestemmingsplan te wijzigen ten behoeve van de vormverandering van het bouwvlak dan wel ten behoeve van de vergroting van het bouwvlak, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden: De wijziging dient noodzakelijk te zijn voor en is uitsluitend toegestaan ten behoeve van het bewerken, afvoergereedmaken en verpakken van niet eigen dan wel elders geteelde agrarische producten. De wijziging is niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'grondgebonden veehouderij', 'intensieve veehouderij' of 'paardenhouderij'. In geval van vormverandering van het bouwvlak mag de totale oppervlakte van het bouwvlak niet worden vergroot. In geval van vergroting van het bouwvlak, mag vergroting uitsluitend plaatsvinden aansluitend aan het bestaande bouwvlak, tot een maximum van: 2 ha voor een grondgebonden teeltbedrijf; 1,5 ha voor een niet-grondgebonden agrarisch bedrijf, niet zijnde een intensieve veehouderij of glastuinbouwbedrijf; 3,5 ha, waarvan maximaal 3 ha kassen voor een glastuinbouwbedrijf, met uitzondering van glastuinbouwbedrijven ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied glastuinbouw doorgroeigebied’, ‘zoekgebied glastuinbouw vestigingsgebied 1’ en ‘zoekgebied glastuinbouw vestigingsgebied 2’ waar vergroting van het bouwvlak is toegestaan tot een maximum van 9 ha, waarvan maximaal 8 ha kassen. In uitzondering op het bepaalde in lid d onder 3 geldt dat ter plaatse van de aanduiding 'maximum oppervlakte (m2)' geen vergroting van het bouwvlak is toegestaan. De oppervlakte van de (gezamenlijke) ruimte(n) voor het bewerken, afvoergereedmaken en verpakken van de eigen agrarische producten geteeld op of in de directe omgeving van het bedrijf en niet eigen dan wel elders geteelde agrarische producten wordt afgestemd op de bedrijfsvoering. De niet eigen dan wel elders geteelde agrarische producten moeten dezelfde teelt betreffen als de eigen agrarische producten geteeld op of in de directe omgeving van het bedrijf en mogen het aandeel daarvan niet overtreffen. Voor het bewerken, afvoergereedmaken en verpakken van niet eigen dan wel elders geteelde agrarische producten dient gebruik te worden gemaakt van dezelfde machines als voor het bewerken, afvoergereedmaken en verpakken van de eigen agrarische producten geteeld op of in de directe omgeving van het bedrijf. De agrarische functie op het perceel dient als hoofdfunctie aanwezig en herkenbaar te blijven. De activiteit mag niet leiden tot een zelfstandige bedrijfsactiviteit. Om te bepalen of aan het vorenstaande wordt voldaan, kan het bevoegd gezag een advies van een ter zake deskundige verlangen. Zodra de agrarische hoofdfunctie ter plaatse wordt gestaakt, dient ook het bewerken, afvoergereedmaken en verpakken van niet eigen dan wel elders geteelde agrarische producten te worden beëindigd. De wijziging mag geen onevenredige verkeersaantrekkende werking tot gevolg hebben en de infrastructuur van en naar het bedrijf moet geschikt zijn om de extra verkeersbewegingen te verwerken. De wijziging dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn. Behalve in geval van vormverandering van het bouwvlak die niet leidt tot een verslechtering van de kwaliteit van het landschap, dient te worden voorzien in een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een door het bevoegd gezag goedgekeurd beplantingsplan tot realisatie, beheer en instandhouding van de landschappelijke inpassing. Deze inspanning telt mee voor de invulling van het bepaalde onder p. Behalve in geval van vormverandering van het bouwvlak die niet leidt tot een verslechtering van de kwaliteit van het landschap, gaat de wijziging gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van de extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied van dit bestemmingsplan. Indien een fysieke verbetering ter plaatse niet mogelijk of niet wenselijk is, kan kwaliteitsverbetering plaatsvinden door een passende financiële bijdrage in het gemeentelijk landschapsfonds. De verwezenlijking, het behoud en het beheer van (het zoekgebied voor) een ecologische verbindingszone, ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied ecologische verbindingszone’ en/of een zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied behoud en herstel watersystemen’, worden niet belemmerd of aangetast. 3.6.7 Wijzigen ten behoeve van omschakeling naar of nieuwvestiging van een glastuinbouwbedrijf Burgemeester en wethouders zijn bevoegd dit bestemmingsplan te wijzigen ten behoeve van de omschakeling naar of nieuwvestiging van een glastuinbouwbedrijf, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden: De wijziging is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied glastuinbouw vestigingsgebied 1’. Aangetoond dient te zijn dat in geval van nieuwvestiging deze niet mogelijk is op een te beëindigen of reeds beëindigd agrarisch bedrijf en er geen sprake is van bestaande (voormalige/agrarische bedrijfs)bebouwing welke voor hergebruik in aanmerking komt. Bij omschakeling naar of nieuwvestiging van een glastuinbouwbedrijf wordt de oppervlakte van het bouwvlak afgestemd op de voorgenomen agrarische bedrijfsvoering en mag maximaal 9 ha bedragen waarvan maximaal 8 ha kassen. Er dient sprake te zijn van een volwaardig glastuinbouwbedrijf. Om te bepalen of hieraan wordt voldaan, kan het bevoegd gezag een advies van een ter zake deskundige verlangen. De afstand van het nieuwe bouwvlak ten behoeve van het glastuinbouwbedrijf tot woningen/bedrijfswoningen van derden mag niet minder bedragen dan 30 m. De wijziging dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn. Omschakeling naar of nieuwvestiging van een glastuinbouwbedrijf is niet toegestaan indien dit leidt tot een toename van de stikstofemissie vanuit de betreffende inrichting, tenzij sprake is van: een bestaand gebruik zoals bedoeld in de Natuurbeschermingswet; bestaande activiteiten die stikstofemissie veroorzaken en vergund zijn; bestaande activiteiten waarvoor een vergunning op grond van de Natuurbeschermingswet is verleend; een vereveningseffect, zoals bedoeld in artikel 1. Er dient te worden voorzien in een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een door burgemeester en wethouders goedgekeurd beplantingsplan tot realisatie, beheer en instandhouding van de landschappelijke inpassing. Deze inspanning telt mee voor de invulling van het bepaalde onder h. Indien door de omschakeling of nieuwvestiging een bouwvlak ontstaat met een oppervlakte van meer dan 5 ha, dient bovendien anderszins te worden voldaan aan het gestelde onder h. De wijziging gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van de extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied van dit bestemmingsplan. Indien een fysieke verbetering ter plaatse niet mogelijk of niet wenselijk is, kan kwaliteitsverbetering plaatsvinden door een passende financiële bijdrage in het gemeentelijk landschapsfonds. De verwezenlijking, het behoud en het beheer van (het zoekgebied voor) een ecologische verbindingszone, ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied ecologische verbindingszone’ en/of een zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied behoud en herstel watersystemen’, worden niet belemmerd of aangetast. 3.6.8 Wijzigen ten behoeve van omschakeling naar een niet-grondgebonden agrarisch bedrijf, niet zijnde een veehouderij of glastuinbouwbedrijf Burgemeester en wethouders zijn bevoegd dit bestemmingsplan te wijzigen ten behoeve van de omschakeling naar een niet-grondgebonden agrarisch bedrijf, niet zijnde een veehouderij of glastuinbouwbedrijf, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden: De oppervlakte van het bouwvlak wordt afgestemd op de voorgenomen agrarische bedrijfsvoering en mag maximaal 1,5 ha bedragen. Er dient sprake te zijn van een volwaardig agrarisch bedrijf. Om te bepalen of hieraan wordt voldaan, kan het bevoegd gezag een advies van een ter zake deskundige verlangen. De wijziging dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn. Er dient te worden voorzien in een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een door het bevoegd gezag goedgekeurd beplantingsplan tot realisatie, beheer en instandhouding van de landschappelijke inpassing. Deze inspanning telt mee voor de invulling van het bepaalde onder e. De wijziging gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van de extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied van dit bestemmingsplan. Indien een fysieke verbetering ter plaatse niet mogelijk of niet wenselijk is, kan kwaliteitsverbetering plaatsvinden door een passende financiële bijdrage in het gemeentelijk landschapsfonds. De verwezenlijking, het behoud en het beheer van (het zoekgebied voor) een ecologische verbindingszone, ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied ecologische verbindingszone’ en/of een zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied behoud en herstel watersystemen’, worden niet belemmerd of aangetast. 3.6.9 Wijzigen ten behoeve van omschakeling naar paardenhouderij Burgemeester en wethouders zijn bevoegd dit bestemmingsplan te wijzigen ten behoeve van de omschakeling naar een paardenhouderij, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden: De wijziging is niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'zoekgebied glastuinbouw doorgroeigebied', 'zoekgebied glastuinbouw vestigingsgebied 1' en 'zoekgebied glastuinbouw vestigingsgebied 2'. Er dient sprake te zijn van een volwaardige paardenhouderij. Om te bepalen of hieraan wordt voldaan, kan het bevoegd gezag een advies van een ter zake deskundige verlangen. Het bouwvlak dient te worden afgestemd op de voorgenomen bedrijfsvoering en mag maximaal 1,5 ha bedragen. De oppervlakte aan bedrijfsgebouwen en overkappingen binnen het bouwvlak mag niet meer bedragen dan 5.000 m², met dien verstande dat binnen deze oppervlakte de oppervlakte van een rijhal niet meer mag bedragen dan 1.000 m² en ter plaatse van de aanduiding ‘zone langs doorgaande weg’ niet meer dan 1.200 m². De wijziging dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn. Omschakeling naar een paardenhouderij is niet toegestaan indien dit leidt tot een toename van de stikstofemissie vanuit de betreffende inrichting, tenzij sprake is van: een bestaand gebruik zoals bedoeld in de Natuurbeschermingswet; bestaande activiteiten die stikstofemissie veroorzaken en vergund zijn; bestaande activiteiten waarvoor een vergunning op grond van de Natuurbeschermingswet is verleend; een vereveningseffect, zoals bedoeld in artikel 1. Er dient te worden voorzien in een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een door het bevoegd gezag goedgekeurd beplantingsplan tot realisatie, beheer en instandhouding van de landschappelijke inpassing. Deze inspanning telt mee voor de invulling van het bepaalde onder h. De wijziging gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van de extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied van dit bestemmingsplan. Indien een fysieke verbetering ter plaatse niet mogelijk of niet wenselijk is, kan kwaliteitsverbetering plaatsvinden door een passende financiële bijdrage in het gemeentelijk landschapsfonds. De verwezenlijking, het behoud en het beheer van (het zoekgebied voor) een ecologische verbindingszone, ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied ecologische verbindingszone’ en/of een zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied behoud en herstel watersystemen’, worden niet belemmerd of aangetast. 3.6.10 Wijzigen ten behoeve van permanente teeltondersteunende voorzieningen, niet zijnde teeltondersteunende kassen Burgemeester en wethouders zijn bevoegd dit bestemmingsplan te wijzigen door de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch - permanente teeltondersteunende voorzieningen’ te wijzigen en/of toe te voegen, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden: Het is niet mogelijk de permanente teeltondersteunende voorzieningen, niet zijnde teeltondersteunende kassen, binnen het bestaande bouwvlak en/of de bestaande aanduiding te realiseren. De situering dient plaats te vinden aansluitend aan het bouwvlak en/of de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - permanente teeltondersteunende voorzieningen'. Indien tussen het nieuwe aanduidingsvlak en het bouwvlak of het reeds aanwezige aanduidingsvlak een sloot, een onverharde weg en/of een houtsingel ligt, wordt dit ook als aansluitend beschouwd. De oppervlakte van de aanduiding of aanduidingen mag per bouwvlak niet meer bedragen dan 8 ha. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 4 m. De wijziging dient noodzakelijk te zijn voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering en/of -ontwikkeling van het agrarisch bedrijf. Om te bepalen of hieraan wordt voldaan, kan het bevoegd gezag een advies van een ter zake deskundige verlangen. Er dient te worden voorzien in een passende landschappelijke inpassing op basis van een door burgemeester en wethouders goedgekeurd beplantingsplan tot realisatie, beheer en instandhouding van de landschappelijke inpassing. Deze inspanning telt mee voor de invulling van het bepaalde onder g. De wijziging gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van de extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied van dit bestemmingsplan. Indien een fysieke verbetering ter plaatse niet mogelijk of niet wenselijk is, kan kwaliteitsverbetering plaatsvinden door een passende financiële bijdrage in het gemeentelijk landschapsfonds. De verwezenlijking, het behoud en het beheer van (het zoekgebied voor) een ecologische verbindingszone, ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied ecologische verbindingszone’ en/of een zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied behoud en herstel watersystemen’, worden niet belemmerd of aangetast. 3.6.11 Wijzigen ten behoeve van voeder- en watervoorzieningen Burgemeester en wethouders zijn bevoegd dit bestemmingsplan te wijzigen door de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch - voeder- en watervoorzieningen’ te wijzigen en/of toe te voegen, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden: Het is niet mogelijk de voeder- en watervoorzieningen binnen het bestaande bouwvlak en/of de bestaande aanduiding te realiseren. Een wijziging ten behoeve van de toevoeging van voedervoorzieningen mag uitsluitend worden aangewend voor grondgebonden veehouderijen ter plaatse van de aanduiding 'grondgebonden veehouderij'. Een wijziging ten behoeve van de toevoeging van watervoorzieningen mag uitsluitend worden aangewend voor fruitteeltbedrijven, vollegrondstuinbouwbedrijven, boomteeltbedrijven en glastuinbouwbedrijven. De situering dient plaats te vinden aansluitend aan het bouwvlak en/of de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - voeder- en watervoorzieningen'. De oppervlakte van de aanduiding of aanduidingen mag per bouwvlak niet meer bedragen dan 5.000 m². De (bouw)hoogte mag niet meer bedragen dan 3 m. Er dient te worden voorzien in een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een door het bevoegd gezag goedgekeurd beplantingsplan tot realisatie, beheer en instandhouding van de landschappelijke inpassing. Deze inspanning telt mee voor de invulling van het bepaalde onder h. De wijziging gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van de extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied van dit bestemmingsplan. Indien een fysieke verbetering ter plaatse niet mogelijk of niet wenselijk is, kan kwaliteitsverbetering plaatsvinden door een passende financiële bijdrage in het gemeentelijk landschapsfonds. De verwezenlijking, het behoud en het beheer van (het zoekgebied voor) een ecologische verbindingszone, ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied ecologische verbindingszone’ en/of een zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied behoud en herstelwatersystemen’, worden niet belemmerd of aangetast. 3.6.12 Wijzigen naar 'Wonen' en 'Tuin' Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in de bestemming ‘Wonen’ of ‘Wonen’ en ‘Tuin’, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden: Het agrarisch bedrijf ter plaatse is beëindigd en agrarisch hergebruik is redelijkerwijs niet te verwachten. Er mag geen sprake zijn van een verslechtering van het woon- en leefklimaat. De bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van nabijgelegen agrarische en andere bedrijven mogen niet worden beperkt. Het bouwvlak wordt verwijderd en de nieuwe bestemming ‘Wonen’ of ‘Wonen’ en ‘Tuin’ bevat de voormalige agrarische bedrijfswoning met bijhorende tuin, erf en verhardingen. Het bestemmingsvlak 'Wonen' wordt afgestemd op de nieuwe situatie, met dien verstande dat: indien het bestemmingsvlak 'Wonen' groter is dan 1.500 m2, er dient te worden voorzien in een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een door het bevoegd gezag goedgekeurd beplantingsplan tot realisatie, beheer en instandhouding van de landschappelijke inpassing; indien het bestemmingsvlak 'Wonen' groter is dan 5.000 m2, er tevens dient te worden voorzien in een aantoonbare en uitvoerbare verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van de extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied van dit bestemmingsplan; indien een fysieke verbetering ter plaatse niet mogelijk of niet wenselijk is, kan kwaliteitsverbetering plaatsvinden door een passende financiële bijdrage in het gemeentelijk landschapsfonds. Overtollige (voormalige) bedrijfsgebouwen, bijgebouwen en overkappingen moeten worden gesloopt, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden: De sloop van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing is niet toegestaan. De oppervlakte aan bijgebouwen en overkappingen mag niet meer bedragen dan 200 m2. Indien meer dan 200 m2 aan (voormalige) bedrijfsgebouwen, bijgebouwen en overkappingen aanwezig is, kan de sloop van deze bebouwing worden ingezet voor het vergroten van de oppervlakte van bijgebouwen en overkappingen als genoemd onder 2 en/of voor het vergroten van de inhoud van het hoofdgebouw. Indien de sloop wordt ingezet voor het vergroten van de oppervlakte van bijgebouwen en overkappingen gelden de volgende regels: als op het perceel in de bestaande situatie minder dan 400 m2 aan bestaande, legaal opgerichte, (voormalige) bedrijfsgebouwen, bijgebouwen en overkappingen aanwezig is, geldt de bestaande oppervlakte van deze gebouwen en overkappingen als maximale oppervlakte die kan worden toegestaan; als op het perceel 400 m2 of meer aan bestaande, legaal opgerichte (voormalige) bedrijfsgebouwen, bijgebouwen en overkappingen aanwezig is, bedraagt de maximale oppervlakte die kan worden toegestaan 400 m2; indien bij toepassing van het bepaalde onder II sprake zou zijn van een situatie waarbij in redelijkheid niet kan worden verlangd dat een bestaand gebouw gedeeltelijk wordt gesloopt, of de gedeeltelijke sloop van dat gebouw zou tot een onaanvaardbare ruimtelijke situatie leiden, bedraagt de maximale oppervlakte die kan worden toegestaan 500 m2; de maximaal toegestane oppervlakte aan bijgebouwen en overkappingen mag ofwel behouden blijven ofwel nieuw gebouwd worden. Indien de sloop (tevens) wordt ingezet voor het vergroten van de inhoud van het hoofdgebouw gelden de volgende regels: voor iedere 100 m2 te slopen bebouwing mag de inhoud van het hoofdgebouw worden vergroot met 50 m3 tot een maximale inhoud van 850 m3; indien (een deel van de) te slopen bebouwing wordt ingezet voor vergroting van het hoofdgebouw, wordt de maximale oppervlakte voor bijgebouwen en overkappingen die kan worden toegestaan op grond van het bepaalde onder 4, teruggebracht met 5 m2 voor iedere 10 m3 waarmee het hoofdgebouw wordt vergroot. Indien de bestaande oppervlakte aan cultuurhistorisch waardevolle (voormalige) bedrijfsgebouwen, bijgebouwen en overkappingen meer bedraagt dan kan worden toegestaan op grond van het bepaalde onder 4, geldt deze bestaande oppervlakte als maximum. Alle overtollige bebouwing moet worden gesloopt, zodat de totale hoeveelheid bebouwing wordt teruggebracht tot hetgeen op grond van het bepaalde onder 4, 5 en/of 6 is toegelaten. Indien meer dan 200 m2 aan bijgebouwen en overkappingen wordt toegestaan, dient te worden voorzien in een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een door het bevoegd gezag goedgekeurd beplantingsplan tot realisatie, beheer en instandhouding van de landschappelijke inpassing. Indien meer dan 400 m2 aan bijgebouwen en overkappingen wordt toegestaan, dient tevens te worden voorzien in een aantoonbare en uitvoerbare verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van de extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied van dit bestemmingsplan; indien een fysieke verbetering ter plaatse niet mogelijk of niet wenselijk is, kan kwaliteitsverbetering plaatsvinden door een passende financiële bijdrage in het gemeentelijk landschapsfonds. In de bestemming ‘Wonen’ kan statische binnenopslag worden toegestaan, mits de opslag geen onevenredige publieks- en/of verkeersaantrekkende werking tot gevolg heeft en met dien verstande dat detailhandel en opslag ten behoeve van een bedrijf niet zijn toegestaan. De verwezenlijking, het behoud en het beheer van (het zoekgebied voor) een ecologische verbindingszone, ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied ecologische verbindingszone’ en/of een zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied behoud en herstel watersystemen’, worden niet belemmerd of aangetast. 3.6.13 Wijzigen ten behoeve van het verwijderen van de aanduiding 'grondgebonden veehouderij', 'glastuinbouw', 'intensieve veehouderij', 'paardenhouderij' en/of 'specifieke vorm van agrarisch - geiten- en of schapenhouderij' Burgemeester en wethouders zijn bevoegd dit bestemmingsplan te wijzigen in die zin dat de aangegeven aanduiding ‘grondgebonden veehouderij’, ‘glastuinbouw’, ‘intensieve veehouderij’, ‘paardenhouderij’ en/of 'specifieke vorm van agrarisch - geiten- en of schapenhouderij' wordt verwijderd, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden: De betreffende bedrijfsvoering is beëindigd en is omgeschakeld naar een grondgebonden teeltbedrijf. Kassen dienen te worden gesloopt, met uitzondering van maximaal 5.000 m² aan teeltondersteunende kassen indien deze noodzakelijk zijn in relatie tot het grondgebonden teeltbedrijf. Het bouwvlak dient te worden afgestemd op de voorgenomen agrarische bedrijfsvoering, waarbij de resterende omvang maximaal 1,5 ha mag bedragen. Artikel 4 Agrarisch met waarden 4.1 Bestemmingsomschrijving De voor ‘Agrarisch met waarden’ aangewezen gronden zijn bestemd voor: grondgebonden teeltbedrijven, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding: ‘glastuinbouw’ tevens een glastuinbouwbedrijf is toegestaan; ‘grondgebonden veehouderij’ tevens een grondgebonden veehouderij, niet zijnde een geitenhouderij, is toegestaan; ‘intensieve veehouderij’ tevens een intensieve veehouderij, niet zijnde een geitenhouderij, is toegestaan; ‘paardenhouderij’ tevens een paardenhouderij is toegestaan; ‘specifieke vorm van agrarisch met waarden - geiten- en of schapenhouderij' tevens een geiten- en/of schapenhouderij is toegestaan; waarbij niet meer dan één agrarisch bedrijf aanwezig mag zijn per bouwvlak; verbrede landbouw in de vorm van: bewerken, afvoergereedmaken en verpakken van eigen agrarische producten geteeld op of in de directe omgeving van het bedrijf; kleinschalige ambachtelijke verwerking van eigen agrarische producten; huisverkoop; informatieve en/of educatieve activiteiten; tevens een agrarisch hulpgebouw ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - agrarisch hulpgebouw'; wonen in een bedrijfswoning met bijbehorende tuin en erf ten behoeve van het agrarisch bedrijf, met dien verstande dat: per bouwvlak maximaal één bedrijfswoning is toegestaan; ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten' geen bedrijfswoning is toegestaan; tevens huisvesting van seizoenarbeiders in bedrijfsgebouwen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - huisvesting seizoenarbeiders'; agrarisch natuur- en/of landschapsbeheer; extensief recreatief medegebruik; aan-huis-gebonden-beroepen; bed & breakfast; behoud, versterking en/of ontwikkeling van de natuurwaarden en landschapswaarden in het algemeen en in het bijzonder voor: aardkundig waardevolle gebieden, ter plaatse van de aanduiding ‘aardkundig waardevol’; beekdal ter plaatse van de aanduiding ’beekdal’; cultuurhistorisch waardevolle gebieden ter plaatse van de aanduiding ‘cultuurhistorisch vlak’; het watersysteem en de ecologische en landschappelijke waarden en kenmerken van de onderscheiden gebieden ter plaatse van de aanduiding ‘groenblauwe mantel’; landschappelijke afwisseling ter plaatse van de aanduiding ‘landschappelijk afwisselend gebied’; landschappelijke openheid ter plaatse van de aanduiding ‘landschappelijk open gebied’; kwetsbare soorten ter plaatse van de aanduiding ‘leefgebied kwetsbare soorten’; struweelvogels ter plaatse van de aanduiding ‘leefgebied struweelvogels’; een zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied behoud en herstel watersystemen’; een zoekgebied voor een ecologische verbindingszone ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied ecologische verbindingszone’; waarbij voor het bepaalde onder 1 tot en met 10 het bepaalde in 36.7 van toepassing is; alsmede voor bijbehorende: veepaden; toegangspaden tot gebouwen en in- en uitritten; groenvoorzieningen en/of kleinschalige landschapselementen; duikers, dammen en overkluizingen; water en waterhuishoudkundige voorzieningen. 4.2 Bouwregels Op en in deze gronden mag uitsluitend ten dienste van en noodzakelijk voor de in 4.1 bedoelde bestemmingsomschrijving worden gebouwd, waarbij uitsluitend gebouwd mag worden ten behoeve van een volwaardig agrarisch bedrijf of ter plaatse van de aanduiding 'paardenhouderij' ten behoeve van een volwaardige paardenhouderij en voorts voldaan moet worden aan de volgende regels: 4.2.1 Algemeen Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende regels: Bouwwerken en verhardingen zijn uitsluitend binnen een bouwvlak toegestaan, met uitzondering van bouwwerken en verhardingen als bedoeld in 4.2.8, 4.2.9, 4.2.10 en 4.2.11. Per bouwvlak is bebouwing ten behoeve van niet meer dan één agrarisch bedrijf toegestaan. Indien tussen bouwvlakken de aanduiding ‘relatie’ is aangegeven worden deze bouwvlakken aangemerkt als één bouwvlak. De afstand van gebouwen en overkappingen tot de perceelsgrenzen met derden mag niet minder bedragen dan 5 m. De afstand van kassen tot de perceelsgrenzen met derden mag niet minder bedragen dan 2 m. Uitbreiding en/of wijziging van de bebouwing is niet toegestaan indien dit leidt tot een toename van de stikstofemissie vanuit de betreffende inrichting, tenzij sprake is van: een bestaand gebruik zoals bedoeld in de Natuurbeschermingswet; bestaande activiteiten die stikstofemissie veroorzaken en vergund zijn; bestaande activiteiten waarvoor een vergunning op grond van de Natuurbeschermingswet is verleend; een vereveningseffect, zoals bedoeld in artikel 1. Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - beperkingen veehouderij' geldt voor een veehouderij die niet voldoet aan de criteria voor grondgebondenheid, dat een toename van de bestaande oppervlakte van bouwwerken niet is toegestaan, met uitzondering van een toename van de oppervlakte van de bedrijfswoning en bijgebouwen en overkappingen bij de bedrijfswoning. 4.2.2 Bedrijfsgebouwen en overkappingen, niet zijnde kassen Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen en overkappingen, niet zijnde kassen, gelden de volgende regels: De oppervlakte van bedrijfsgebouwen en overkappingen, niet zijnde kassen, mag per bouwvlak niet meer bedragen dan 5.000 m², met dien verstande dat: de oppervlakte van dierenverblijven binnen deze oppervlakte van 5.000 m2 niet meer mag bedragen dan de gezamenlijke oppervlakte van de bestaande dierenverblijven; de oppervlakte van dierenverblijven voor het houden van geiten binnen deze oppervlakte van 5.000 m2 niet meer mag bedragen dan de gezamenlijke oppervlakte van de bestaande dierenverblijven voor het houden van geiten; ter plaatse van de aanduiding ‘paardenhouderij’ binnen deze oppervlakte van 5.000 m² de oppervlakte van een rijhal niet meer mag bedragen dan: 1.000 m²; 1.200 m² ter plaatse van de aanduiding ‘zone langs doorgaande weg’. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 5 m. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 10 m. De dakhelling van bedrijfsgebouwen mag niet minder bedragen dan 12° en niet meer dan 50°. 4.2.3 Kassen Voor het bouwen van kassen, niet zijnde teeltondersteunende kassen, gelden de volgende regels: Kassen mogen uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding ‘glastuinbouw’. De oppervlakte aan kassen mag niet meer bedragen dan 3 ha, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding ‘maximum oppervlakte (m2)’ waar de oppervlakte aan kassen niet meer mag bedragen dan is aangegeven ter plaatse van deze aanduiding. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 8 m. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 9 m. De afstand tot woningen/bedrijfswoningen van derden mag niet minder bedragen dan 30 m. 4.2.4 Teeltondersteunende kassen Voor het bouwen van teeltondersteunende kassen gelden de volgende regels: Teeltondersteunende kassen zijn niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'beekdal', 'groenblauwe mantel’, ‘landschappelijk afwisselend gebied’, ‘landschappelijk open gebied’, 'leefgebied kwetsbare soorten’, 'leefgebied struweelvogels’. De oppervlakte mag niet meer bedragen dan 5.000 m². De goothoogte mag niet meer bedragen dan 6,5 m. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 7,5 m. De afstand tot woningen/bedrijfswoningen van derden mag niet minder bedragen dan 30 m. 4.2.5 Bedrijfswoningen Voor het bouwen van agrarische bedrijfswoningen gelden de volgende regels: Het aantal bedrijfswoningen per bouwvlak mag niet meer bedragen dan één, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning uitgesloten’ geen bedrijfswoning is toegestaan. Vervangende nieuwbouw, met uitzondering van herbouw, van bedrijfswoningen is niet toegestaan. De inhoud van het hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 750 m3. De ondergrondse bebouwing wordt niet meegerekend voor het bepalen van de inhoud. De goothoogte van het hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 6 m. De bouwhoogte van het hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 10 m. De dakhelling van het hoofdgebouw mag niet minder bedragen dan 12° en niet meer dan 50°. 4.2.6 Bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen Voor het bouwen van bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen gelden de volgende regels: De gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen en overkappingen mag niet meer bedragen dan 200 m2. Bijgebouwen en overkappingen mogen uitsluitend worden gebouwd op een afstand van ten minste 1 meter achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw, met dien verstande dat, indien deze afstand in de bestaande situatie minder dan 1 meter bedraagt, de bestaande afstand als minimale afstand geldt. De goothoogte van bijgebouwen en overkappingen mag niet meer bedragen dan 3,25 m. De bouwhoogte van bijgebouwen en overkappingen mag niet meer bedragen dan 5,5 m. De dakhelling van bijgebouwen en overkappingen mag niet meer bedragen dan 50°. 4.2.7 Bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, binnen het bouwvlak Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, gelden de volgende regels: De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m, met dien verstande dat de bouwhoogte vóór (het verlengde van) de voorgevel van de bedrijfswoning niet meer mag bedragen dan 1 m. De bouwhoogte van hekwerken ten behoeve van paardenbakken mag niet meer bedragen dan 1,5 m. De bouwhoogte van voeder- en watervoorzieningen mag niet meer bedragen dan 3 m. De bouwhoogte van mestsilo’s mag niet meer bedragen dan 5 m. De bouwhoogte van torensilo’s mag niet meer bedragen dan 12 m. De bouwhoogte van energievoorzieningen, niet zijnde windturbines, ten behoeve van agrarische bedrijven mag niet meer bedragen dan 12 m. Voor windturbines ten behoeve van agrarische bedrijven gelden de volgende regels: per bouwvlak is één windturbine toegestaan; de ashoogte mag niet meer bedragen dan 12 m; de afstand van de windturbine tot bovengrondse hoogspanningsinfrastructuur mag niet minder bedragen dan de maximale werpafstand van een rotorblad bij twee maal nominaal toerental van de windturbine. De bouwhoogte van teeltondersteunende voorzieningen, niet zijnde teeltondersteunende kassen, mag niet meer bedragen dan 4 m. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m. 4.2.8 Agrarisch hulpgebouw buiten het bouwvlak Voor het bouwen van agrarische hulpgebouwen gelden de volgende regels: Agrarische hulpgebouwen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch met waarden - agrarisch hulpgebouw’. De oppervlakte mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding ‘maximum oppervlakte (m2)’. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 4,5 m. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 6 m. De dakhelling mag niet minder bedragen dan 12° en niet meer dan 50°. 4.2.9 Teeltondersteunende voorzieningen buiten het bouwvlak Voor het bouwen van teeltondersteunende voorzieningen buiten het bouwvlak gelden de volgende regels: Permanente teeltondersteunende voorzieningen, niet zijnde teeltondersteunende kassen, mogen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch met waarden - permanente teeltondersteunende voorzieningen’ worden gerealiseerd, met dien verstande dat de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 4 m. Tijdelijke en overige teeltondersteunende voorzieningen voor zover deze bouwwerken zijn, zijn niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'beekdal', ‘landschappelijk afwisselend gebied’, ‘landschappelijk open gebied’, 'leefgebied kwetsbare soorten’ en 'leefgebied struweelvogels'. De bouwhoogte van tijdelijke en overige teeltondersteunende voorzieningen mag niet meer bedragen dan 4 m. 4.2.10 Voeder- en watervoorzieningen buiten het bouwvlak Voor het bouwen van voeder- en watervoorzieningen buiten het bouwvlak gelden de volgende regels: Voeder- en watervoorzieningen mogen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch met waarden - voeder- en watervoorzieningen’ worden gerealiseerd, met dien verstande dat de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 3 m. Het is toegestaan om in watervoorzieningen drijvende zonnepanelen als energievoorziening ten behoeve van het agrarische bedrijf te bouwen, mits de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 3 m. 4.2.11 Overige bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, buiten het bouwvlak Voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, buiten het bouwvlak geldt de volgende regel: Er mogen uitsluitend erf- en terreinafscheidingen met een open constructie worden gebouwd, waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 1,5 m. 4.3 Afwijken van de bouwregels 4.3.1 Afwijken algemene bouwregels Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde: In 4.2 aanhef voor het uitbreiden, wijzigen en/of bouwen van bedrijfswoningen bij een niet volwaardig agrarisch bedrijf of een niet volwaardige paardenhouderij, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden: er dient sprake te zijn van een bedrijfsomvang van minimaal 60% van de omvang van een volwaardig agrarisch bedrijf of volwaardige paardenhouderij; om te bepalen of wordt voldaan aan het bepaalde onder 1 kan het bevoegd gezag een advies van een ter zake deskundige verlangen. In 4.2 aanhef voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van het bewerken, afvoergereedmaken en verpakken van niet eigen dan wel elders geteelde agrarische producten, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden: er dient te worden voldaan aan het bepaalde in 4.2.1 en 4.2.2, met dien verstande dat de oppervlakte van de (gezamenlijke) ruimte(n) voor het bewerken, afvoergereedmaken en verpakken van de eigen agrarische producten geteeld op of in de directe omgeving van het bedrijf en niet eigen dan wel elders geteelde agrarische producten wordt afgestemd op de bedrijfsvoering; het bepaalde in 4.5.2 is van overeenkomstige toepassing. In 4.2.1 onder c voor het bouwen op een afstand minder dan 5 m van dan wel op de perceelsgrenzen met derden, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden: het bouwen dient stedenbouwkundig en landschappelijk aanvaardbaar te zijn; de belangen van derden mogen niet onevenredig worden geschaad. In 4.2.1 onder d voor het bouwen van kassen op een kortere afstand tot de perceelsgrenzen met derden in geval van vervangende nieuwbouw, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden: de bestaande afstand mag niet worden verkleind; het bouwen dient stedenbouwkundig en landschappelijk aanvaardbaar te zijn; de belangen van derden mogen niet onevenredig worden geschaad. 4.3.2 Afwijken vergroten oppervlakte bedrijfsgebouwen en overkappingen, niet zijnde kassen, ten behoeve van een grondgebonden teeltbedrijf of een niet-grondgebonden agrarisch bedrijf, niet zijnde een veehouderij of glastuinbouwbedrijf Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 4.2.2 onder a voor het binnen het bouwvlak bouwen van meer dan de toegestane 5.000 m² bedrijfsgebouwen en overkappingen, niet zijnde kassen, voor een grondgebonden teeltbedrijf of een niet-grondgebonden agrarisch bedrijf, niet zijnde een veehouderij of glastuinbouwbedrijf, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden: De vergroting dient noodzakelijk te zijn voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering en/of -ontwikkeling van het agrarisch bedrijf. Om te bepalen of hieraan wordt voldaan, kan het bevoegd gezag een advies van een ter zake deskundige verlangen. Er dient te worden voorzien in een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een door het bevoegd gezag goedgekeurd beplantingsplan tot realisatie, beheer en instandhouding van de landschappelijke inpassing. 4.3.3 Afwijken vergroten oppervlakte bedrijfsgebouwen en overkappingen, niet zijnde kassen, ten behoeve van een grondgebonden veehouderij Het bevoegd gezag kan voor een grondgebonden veehouderij ter plaatse van de aanduiding ‘grondgebonden veehouderij’ bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 4.2.2 onder a voor: het binnen het bouwvlak bouwen van meer dan de toegestane 5.000 m² bedrijfsgebouwen en overkappingen, niet zijnde kassen; en/of het binnen het bouwvlak vergroten van de oppervlakte van dierenverblijven tot meer dan de gezamenlijke oppervlakte van de bestaande dierenverblijven; waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden: Uitbreiding en/of wijziging van de bebouwing is niet toegestaan indien dit leidt tot een toename van de stikstofemissie vanuit de betreffende inrichting, tenzij sprake is van: een bestaand gebruik zoals bedoeld in de Natuurbeschermingswet; bestaande activiteiten die stikstofemissie veroorzaken en vergund zijn; bestaande activiteiten waarvoor een vergunning op grond van de Natuurbeschermingswet is verleend; een vereveningseffect, zoals bedoeld in artikel 1. De vergroting dient noodzakelijk te zijn voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering en/of -ontwikkeling van het agrarisch bedrijf. Om te bepalen of hieraan wordt voldaan, kan het bevoegd gezag een advies van een ter zake deskundige verlangen. Het vergroten van de oppervlakte van dierenverblijven voor het houden van geiten is niet toegestaan. Het vergroten van de oppervlakte van dierenverblijven is uitsluitend toegestaan indien: maatregelen worden getroffen en in stand worden gehouden die invulling geven aan een zorgvuldige veehouderij; er is sprake van een zorgvuldige veehouderij indien wordt voldaan aan de nadere regels zorgvuldige veehouderij, zoals die regels luiden op het tijdstip van ontvangst van de ontvankelijke omgevingsvergunningaanvraag; de ontwikkeling vanuit een goede omgevingskwaliteit met een veilige, gezonde leefomgeving inpasbaar is in de omgeving; is aangetoond dat de kans op cumulatieve geurhinder (achtergrondbelasting) op geurgevoelige objecten, in de bebouwde kom niet hoger is dan 12% en in het buitengebied niet hoger is dan 20%, tenzij er - indien blijkt dat de achtergrondbelasting hoger is dan voornoemde percentages - maatregelen worden getroffen door de veehouderij die tot een daling leiden van de achtergrondbelasting, welke ten minste de eigen bijdrage aan de overschrijding van de achtergrondbelasting compenseert; een zorgvuldige dialoog is gevoerd, gericht op het betrekken van de belangen van de omgeving bij het initiatief. Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - beperkingen veehouderij' is het vergroten van de oppervlakte van dierenverblijven uitsluitend toegestaan indien de veehouderij voldoet aan de criteria voor grondgebondenheid, zoals die criteria luiden op het tijdstip van ontvangst van de ontvankelijke omgevingsvergunningaanvraag. Er dient te worden voorzien in een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een door het bevoegd gezag goedgekeurd beplantingsplan tot realisatie, beheer en instandhouding van de landschappelijke inpassing. 4.3.4 Afwijken vergroten oppervlakte bedrijfsgebouwen en overkappingen, niet zijnde kassen, ten behoeve van een intensieve veehouderij Het bevoegd gezag kan voor een intensieve veehouderij ter plaatse van de aanduiding ‘intensieve veehouderij’ bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 4.2.2 onder a voor: het binnen het bouwvlak bouwen van meer dan de toegestane 5.000 m² bedrijfsgebouwen en overkappingen, niet zijnde kassen; en/of het binnen het bouwvlak vergroten van de oppervlakte van dierenverblijven tot meer dan de gezamenlijke oppervlakte van de bestaande dierenverblijven; waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden: Uitbreiding en/of wijziging van de bebouwing is niet toegestaan indien dit leidt tot een toename van de stikstofemissie vanuit de betreffende inrichting, tenzij sprake is van: een bestaand gebruik zoals bedoeld in de Natuurbeschermingswet; bestaande activiteiten die stikstofemissie veroorzaken en vergund zijn; bestaande activiteiten waarvoor een vergunning op grond van de Natuurbeschermingswet is verleend; een vereveningseffect, zoals bedoeld in artikel 1. Na uitbreiding mag de oppervlakte aan bedrijfsgebouwen en overkappingen niet meer bedragen dan 8.000 m². De vergroting dient noodzakelijk te zijn voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering en/of -ontwikkeling van het agrarisch bedrijf. Om te bepalen of hieraan wordt voldaan, kan het bevoegd gezag een advies van een ter zake deskundige verlangen. Het vergroten van de oppervlakte van dierenverblijven voor het houden van geiten is niet toegestaan. Het vergroten van de oppervlakte van dierenverblijven is uitsluitend toegestaan indien: maatregelen worden getroffen en in stand worden gehouden die invulling geven aan een zorgvuldige veehouderij; er is sprake van een zorgvuldige veehouderij indien wordt voldaan aan de nadere regels zorgvuldige veehouderij, zoals die regels luiden op het tijdstip van ontvangst van de ontvankelijke omgevingsvergunningaanvraag; de ontwikkeling vanuit een goede omgevingskwaliteit met een veilige, gezonde leefomgeving inpasbaar is in de omgeving; is aangetoond dat de kans op cumulatieve geurhinder (achtergrondbelasting) op geurgevoelige objecten, in de bebouwde kom niet hoger is dan 12% en in het buitengebied niet hoger is dan 20%, tenzij er - indien blijkt dat de achtergrondbelasting hoger is dan voornoemde percentages - maatregelen worden getroffen door de veehouderij die tot een daling leiden van de achtergrondbelasting, welke ten minste de eigen bijdrage aan de overschrijding van de achtergrondbelasting compenseert; een zorgvuldige dialoog is gevoerd, gericht op het betrekken van de belangen van de omgeving bij het initiatief. Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - beperkingen veehouderij' is het vergroten van de oppervlakte van dierenverblijven niet toegestaan. Er dient te worden voorzien in een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een door het bevoegd gezag goedgekeurd beplantingsplan tot realisatie, beheer en instandhouding van de landschappelijke inpassing. Aanwezig zijn aantoonbare ruimtelijk-economische belangen voor de lange termijn die noodzaken tot uitbreiding ter plaatse. Zuinig ruimtegebruik wordt toegepast door aan te sluiten bij bestaande bebouwing of, al dan niet door herschikking, optimaal gebruik te maken van de beschikbare ruimte. De beoogde ontwikkeling is zowel vanuit milieuoogpunt, in het bijzonder wat betreft gezondheid voor mensen, als vanuit ruimtelijk oogpunt, in bijzonder wat betreft natuur, landschap en cultuurhistorie, aanvaardbaar. Voor wat betreft ammoniak, geur en fijnstof mag er geen sprake zijn van een toename van de emissie vanuit de betreffende inrichting. 4.3.5 Afwijken bouwregels bedrijfsgebouwen en overkappingen, niet zijnde kassen Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde: In 4.2.2 onder b voor het bouwen van bedrijfsgebouwen en overkappingen, niet zijnde kassen, met een hogere goothoogte tot maximaal 9 m, mits dit stedenbouwkundig en landschappelijk aanvaardbaar is en dit noodzakelijk is voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering. In 4.2.2 onder c voor het bouwen van bedrijfsgebouwen en overkappingen, niet zijnde kassen, met een hogere bouwhoogte tot maximaal 12 m, mits dit stedenbouwkundig en landschappelijk aanvaardbaar is en dit noodzakelijk is voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering. 4.3.6 Afwijken bouwregels kassen Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 4.2.3 onder e en 4.2.4 onder e voor het bouwen van vervangende kassen op minder dan 30 m afstand tot woningen/bedrijfswoningen van derden, maar niet minder dan de bestaande afstand, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden: De situering is milieuhygiënisch inpasbaar. De situering is stedenbouwkundig en landschappelijk aanvaardbaar. De belangen van derden worden niet onevenredig geschaad. 4.3.7 Afwijken vervangende nieuwbouw bedrijfswoning Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 4.2 aanhef en 4.2.5 onder b voor vervangende nieuwbouw van een bedrijfswoning, al dan niet op dezelfde locatie, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden: Vervangende nieuwbouw dient plaats te vinden binnen het bouwvlak. Er dient sprake te zijn van een bedrijfsomvang van minimaal 60% van de omvang van een volwaardig agrarisch bedrijf of volwaardige paardenhouderij. Om te bepalen of hieraan wordt voldaan, kan het bevoegd gezag een advies van een ter zake deskundige verlangen. De afstand van het hoofdgebouw tot de as van de openbare weg dient minimaal 15 m te bedragen. Deze afstand mag minder bedragen, mits: de verkeersveiligheid niet onevenredig wordt geschaad; er geen sprake is van een verslechtering van het woon- en leefklimaat. De bouw van de bedrijfswoning mag geen onevenredige beperking opleveren voor de bedrijfsvoering en/of bedrijfsontwikkeling van omliggende agrarische en andere bedrijven. De afwijking dient aanvaardbaar te zijn uit een oogpunt van een milieuhygiënisch verantwoord woon- en leefklimaat. De afwijking dient stedenbouwkundig en landschappelijk aanvaardbaar te zijn. 4.3.8 Afwijken ten behoeve van een tijdelijke woonunit voor mantelzorg Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 4.2.6 onder a voor de plaatsing van een tijdelijke woonunit, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden: De woonunit is noodzakelijk ten behoeve van huisvesting in het kader van mantelzorg. Er is sprake van een zorgbehoefte welke tijdelijk van aard is. De zorgbehoefte is aangetoond door een door het bevoegd gezag aangewezen deskundige. De oppervlakte van de woonunit mag niet meer bedragen dan 100 m2. De goothoogte van de woonunit mag niet meer bedragen dan 3,25 m. De bouwhoogte van de woonunit mag niet meer bedragen dan 5,5 m. De dakhelling van de woonunit mag niet meer bedragen dan 50°. Een verblijfsgebied als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van het Bouwbesluit 2012 is uitsluitend toegestaan op de begane grond. De woonunit dient minimaal 1 m achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw te worden geplaatst. Zodra de zorgbehoefte niet meer aanwezig is dient de woonunit te worden verwijderd. De plaatsing van de woonunit mag geen onevenredige beperking opleveren voor de bedrijfsvoering en/of bedrijfsontwikkeling van omliggende agrarische en andere bedrijven. De afwijking dient aanvaardbaar te zijn uit een oogpunt van een milieuhygiënisch verantwoord woon- en leefklimaat. 4.3.9 Afwijken bouwen ten behoeve van de huisvesting van seizoenarbeiders in bedrijfsgebouwen Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 4.2 aanhef voor het (ver)bouwen van bedrijfsgebouwen ten behoeve van de huisvesting van seizoenarbeiders waarbij slaapgelegenheid, een gemeenschappelijke verblijfsruimte (kantine), sanitair (douches en toiletten) en kook- en wasgelegenheid gerealiseerd kunnen worden, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden: Een dergelijke huisvesting is noodzakelijk voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering vanuit het oogpunt van de opvang van de tijdelijk grote arbeidsbehoefte binnen het betreffende agrarische bedrijf. Om te bepalen of hieraan wordt voldaan, kan het bevoegd gezag een advies van een ter zake deskundige verlangen. De bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van nabijgelegen agrarische en andere bedrijven mogen niet worden beperkt. De huisvesting heeft geen onevenredige gevolgen voor het woon- en leefklimaat van nabijgelegen woningen. De huisvesting betreft uitsluitend werknemers die alleen werkzaamheden verrichten voor het bedrijf waar ze zijn gehuisvest. Indien een bedrijf over meerdere bedrijfslocaties beschikt, mogen werknemers ook op deze andere bedrijfslocaties werkzaam zijn, mits die locaties zich binnen de gemeente Etten-Leur bevinden. De huisvesting per seizoenarbeider bedraagt niet meer dan 10 aaneengesloten maanden per periode van 12 maanden. De totale gebruiksoppervlakte per seizoenarbeider mag niet meer bedragen dan 15 m². Er mag geen sprake zijn van zelfstandige bewoning dan wel zelfstandige wooneenheden. De huisvesting voldoet aan de normenset van de Stichting Normering Flexwonen of aan de normenset van het Agrarisch Keurmerk Flexwonen, zoals die normensets luiden op het tijdstip van ontvangst van de ontvankelijke omgevingsvergunningaanvraag, of heeft ten minste een daarmee vergelijkbare kwaliteit. 4.3.10 Afwijken ten behoeve van de huisvesting van seizoenarbeiders in woonunits of stacaravans Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 4.2 aanhef voor het binnen het bouwvlak bouwen van woonunits of stacaravans ten behoeve van de huisvesting van seizoenarbeiders waarbij slaapgelegenheid, een gemeenschappelijke verblijfsruimte (kantine), sanitair (douches en toiletten) en kook- en wasgelegenheid gerealiseerd kunnen worden, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden: Een dergelijke huisvesting is noodzakelijk voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering vanuit het oogpunt van de opvang van de tijdelijk grote arbeidsbehoefte binnen het betreffende agrarische bedrijf. Om te bepalen of hieraan wordt voldaan, kan het bevoegd gezag een advies van een ter zake deskundige verlangen. De bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van nabijgelegen agrarische en andere bedrijven mogen niet worden beperkt. De huisvesting heeft geen onevenredige gevolgen voor het woon- en leefklimaat van nabijgelegen woningen. De huisvesting betreft uitsluitend werknemers die alleen werkzaamheden verrichten voor het bedrijf waar ze zijn gehuisvest. Indien een bedrijf over meerdere bedrijfslocaties beschikt, mogen werknemers ook op deze andere bedrijfslocaties werkzaam zijn, mits die locaties zich binnen de gemeente Etten-Leur bevinden. De huisvesting per seizoenarbeider bedraagt niet meer dan 10 aaneengesloten maanden per periode van 12 maanden. De totale gebruiksoppervlakte per seizoenarbeider mag niet meer bedragen dan 15 m². Er mag geen sprake zijn van zelfstandige bewoning dan wel zelfstandige wooneenheden. De bouwhoogte van een woonunit of stacaravan bedraagt niet meer dan 3,5 m. De woonunits en stacaravans worden geplaatst binnen het bouwvlak doch niet in een bedrijfsgebouw. Voor wat betreft de woonunits en stacaravans dient te worden voorzien in een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een door het bevoegd gezag goedgekeurd beplantingsplan tot realisatie, beheer en instandhouding van de landschappelijke inpassing. De huisvesting voldoet aan de normenset van de Stichting Normering Flexwonen of aan de normenset van het Agrarisch Keurmerk Flexwonen, zoals die normensets luiden op het tijdstip van ontvangst van de ontvankelijke omgevingsvergunningaanvraag, of heeft ten minste een daarmee vergelijkbare kwaliteit. De woonunits/stacaravans zijn toegestaan zolang er binnen het agrarisch bedrijf sprake is van een tijdelijke grote arbeidsbehoefte en hoeven niet te worden verwijderd tussen twee periodes van grote arbeidsbehoefte. Zodra de tijdelijke grote arbeidsbehoefte op het agrarisch bedrijf definitief niet meer aanwezig is, dienen de woonunits/stacaravans te worden verwijderd. 4.3.11 Afwijken ten behoeve van bouwwerken voor mestbewerking Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 4.2.7 voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, ten behoeve van mestbewerking van ter plaatse geproduceerde mest, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden: Het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, voor mestbewerking is uitsluitend toegestaan ten behoeve van een volwaardige intensieve veehouderij ter plaatse van de aanduiding ‘intensieve veehouderij’ of een volwaardige grondgebonden veehouderij ter plaatse van de aanduiding ‘grondgebonden veehouderij’. De bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak. De afwijking dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 8 m. De oppervlakte mag niet meer bedragen dan 120 m². Deze afwijking is niet toegestaan indien dit leidt tot een toename van de stikstofemissie vanuit de betreffende inrichting, tenzij sprake is van: een bestaand gebruik zoals bedoeld in de Natuurbeschermingswet; bestaande activiteiten die stikstofemissie veroorzaken en vergund zijn; bestaande activiteiten waarvoor een vergunning op grond van de Natuurbeschermingswet is verleend; een vereveningseffect, zoals bedoeld in artikel 1. De afwijking dient stedenbouwkundig en landschappelijk aanvaardbaar te zijn. 4.3.12 Afwijken bouwregels bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, binnen het bouwvlak Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde: In 4.2.7 onder a voor het bouwen van erf- en terreinafscheidingen met een bouwhoogte van maximaal 2 m vóór (het verlengde van) de voorgevel van de bedrijfswoning, mits dit stedenbouwkundig en landschappelijk aanvaardbaar is en de verkeersveiligheid niet wordt aangetast. In 4.2.7 onder d voor het bouwen van mestsilo’s met een hogere bouwhoogte tot maximaal 8 m, mits dit stedenbouwkundig en landschappelijk aanvaardbaar is. In 4.2.7 onder e voor het bouwen van torensilo’s met een hogere bouwhoogte tot maximaal 15 m, mits dit stedenbouwkundig en landschappelijk aanvaardbaar is. In 4.2.7 onder f voor het bouwen van energievoorzieningen, niet zijnde windturbines, ten behoeve van agrarische bedrijven met een hogere bouwhoogte tot maximaal 15 m, mits dit stedenbouwkundig en landschappelijk aanvaardbaar is. In 4.2.7 onder g voor het bouwen van een windturbine ten behoeve van een agrarisch bedrijf met een hogere ashoogte tot maximaal 15 m, mits: de tiphoogte niet meer bedraagt dan 25 m; dit stedenbouwkundig en landschappelijk aanvaardbaar is. In 4.2.7 onder g voor het bouwen van een windturbine ten behoeve van een agrarisch bedrijf op een kleinere afstand van de bovengrondse hoogspanningsinfrastructuur, mits: geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het belang van de hoogspanningsverbinding in de zin van het veilig en ongestoord functioneren van de hoogspanningsverbinding; vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de betreffende leidingbeheerder. In 4.2.7 onder i voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, met een hogere bouwhoogte tot maximaal 5 m, mits dit stedenbouwkundig en landschappelijk aanvaardbaar is. 4.3.13 Afwijken teeltondersteunende voorzieningen buiten het bouwvlak Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 4.2.9 voor het bouwen van tijdelijke en overige teeltondersteunende voorzieningen, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden: De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 4 m. De plaatsing van tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen bedraagt maximaal 6 maanden per kalenderjaar. De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast. 4.3.14 Afwijken bouwregels bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, buiten het bouwvlak Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 4.2.11 onder a : Voor het bouwen van erf- en terreinafscheidingen met een open constructie met een bouwhoogte van maximaal 2 m, mits dit stedenbouwkundig en landschappelijk aanvaardbaar is en de verkeersveiligheid niet wordt aangetast. 4.3.15 Afwijken situering bijgebouwen en overkappingen bij de bedrijfswoning Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 4.2.6 onder b voor het bouwen van een bijgebouw of overkapping op een afstand van minder dan 1 m achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw, of voor het bouwen van een bijgebouw of overkapping vóór (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden: Het bouwen dient stedenbouwkundig en landschappelijk aanvaardbaar te zijn. De belangen van derden mogen niet onevenredig worden geschaad. 4.4 Specifieke gebruiksregels 4.4.1 Strijdig gebruik Naast het bepaalde in artikel 35 wordt onder strijdig gebruik in ieder geval verstaan: Uitbreiding en/of wijziging van een agrarisch bedrijf indien dit leidt tot een toename van de stikstofemissie vanuit de betreffende inrichting, tenzij sprake is van: een bestaand gebruik zoals bedoeld in de Natuurbeschermingswet; bestaande activiteiten die stikstofemissie veroorzaken en vergund zijn; bestaande activiteiten waarvoor een vergunning op grond van de Natuurbeschermingswet is verleend; een vereveningseffect, zoals bedoeld in artikel 1. Het gebruik van bedrijfsgebouwen en bijgebouwen bij de bedrijfswoning als zelfstandige woning. Het gebruik van bedrijfsgebouwen en vrijstaande bijgebouwen bij de bedrijfswoning voor bewoning, al dan niet als afhankelijke woonruimte. Het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van kamperen. Ondersteunende horeca bij informatieve en/of educatieve activiteiten. Het gebruik van gebouwen ten behoeve van de huisvesting van seizoenarbeiders, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - huisvesting seizoenarbeiders'. Het gebruik van een paardenhouderij als manege ter plaatse van de aanduiding ‘manege uitgesloten’. Het gebruik van gronden en bouwwerken buiten het bouwvlak ten behoeve van opslag, uitgezonderd opslag ten dienste van het agrarisch bedrijf in een agrarisch hulpgebouw ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - agrarisch hulpgebouw'. Het gebruik van gronden binnen het bouwvlak voor agrarische bedrijfsactiviteiten, anders dan agrarisch grondgebruik, indien binnen het bouwvlak sprake is van wonen als bedoeld in 4.4.3. Het aanleggen van verhardingen buiten het bouwvlak anders dan ten behoeve van: veepaden; toegangspaden tot gebouwen; in- en uitritten; voeder- en watervoorzieningen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - voeder- en watervoorzieningen'; permanente teeltondersteunende voorzieningen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - permanente teeltondersteunende voorzieningen'. 4.4.2 Gebruiksregels veehouderijen Voor veehouderijen gelden de volgende regels: Binnen gebouwen mogen dieren - al dan niet in hokken - alleen op de grond gehouden worden, ongeacht voorzieningen voor dierenwelzijn, met uitzondering van volière- en scharrelstallen voor legkippen waar ten hoogste twee bouwlagen gebruikt mogen worden. Een gebruikswijziging van gebouwen die niet in gebruik zijn als dierenverblijf, gericht op het in gebruik nemen van deze gebouwen als dierenverblijf, is niet toegestaan. Een gebruikswijziging van gebouwen die niet in gebruik zijn als dierenverblijf voor het houden van geiten, gericht op het in gebruik nemen van deze gebouwen als dierenverblijf voor het houden van geiten, is niet toegestaan. Mestbewerking van ter plaatse geproduceerde mest is toegestaan als onderdeel van de bedrijfsvoering van een veehouderij. Mestbewerking van elders geproduceerde mest is niet toegestaan. 4.4.3 Gebruik ten behoeve van wonen Behalve ten behoeve van agrarisch gebruik, is gebruik van de bedrijfswoning, de overige bouwwerken en de bijbehorende gronden ten behoeve van wonen toegestaan, waarbij de volgende regels gelden: Het gebruik ten behoeve van wonen mag uitsluitend plaatsvinden binnen het bouwvlak. Het gebruik ten behoeve van wonen mag uitsluitend plaatsvinden door de hoofdbewoner(s). Het gebruik ten behoeve van wonen mag uitsluitend plaatsvinden indien binnen het bouwvlak geen agrarische bedrijfsactiviteiten, anders dan agrarisch grondgebruik, plaatsvinden. Uitsluitend de bestaande bedrijfswoning mag gebruikt worden als woning, waarbij dit gebouw wordt aangemerkt als belangrijkste hoofdgebouw. Behalve ten behoeve van agrarisch gebruik, mogen de overige bouwwerken uitsluitend worden gebruikt ten behoeve van huishoudelijk gebruik verband houdend met wonen, waarbij de oppervlakte ten behoeve van dit gebruik niet meer mag bedragen dan 200 m2. 4.4.4 Aan-huis-gebonden-beroep Het gebruik van een bedrijfswoning en/of een bijgebouw bij de bedrijfswoning ten behoeve van een aan-huis-gebonden-beroep is toegestaan, waarbij de volgende regels gelden: Het gebruik heeft een kleinschalig karakter en zal dat behouden en is naar aard met het woonkarakter van de omgeving in overeenstemming. Uitsluitend toegestaan zijn aan-huis-gebonden-beroepen die zijn opgenomen op de Lijst van aan-huis-gebonden-beroepen zoals opgenomen in bijlage 12 bij deze regels. Indien in de lijst nadere voorwaarden zijn gesteld voor specifieke aan-huis-gebonden-beroepen, zijn deze aan-huis-gebonden-beroepen uitsluitend toegestaan indien wordt voldaan aan de nadere voorwaarden. De vloeroppervlakte die wordt gebruikt voor een aan-huis-gebonden-beroep bedraagt maximaal 50 m2. Het gebruik ondersteunt de woonfunctie, dat wil zeggen dat diegene die de activiteit uitvoert tevens hoofdbewoner van de woning is en dat er ter plaatse geen personeel werkzaam is. Het betreft niet zodanige verkeersaantrekkende activiteiten die kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer, dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte. Er vindt geen uitoefening van detailhandel plaats, met uitzondering van ter plaatse vervaardigde producten. Buitenopslag ten dienste van het aan-huis-gebonden-beroep is niet toegestaan. 4.4.5 Bed & breakfast Het gebruik van de bedrijfswoning ten behoeve van bed & breakfast is toegestaan, waarbij de volgende regels gelden: De exploitatie van de bed & breakfast wordt uitgeoefend door de hoofdbewoner van de woning. De woonfunctie van de woning blijft behouden. Per woning is sprake van maximaal 2 bed & breakfast kamers en maximaal 4 slaapplaatsen. De vloeroppervlakte aan logeereenheden en zelfstandige sanitaire voorzieningen mag niet meer bedragen dan 50 m². Parkeren geschiedt op eigen terrein. 4.4.6 Huisvesting seizoenarbeiders in bedrijfsgebouwen Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - huisvesting seizoenarbeiders' is huisvesting van seizoenarbeiders in bedrijfsgebouwen uitsluitend toegestaan bij een volwaardig agrarisch bedrijf, waarbij de volgende regels gelden: De gebruiksoppervlakte bedraagt niet meer dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum oppervlakte (m2)'. De huisvesting betreft uitsluitend werknemers die alleen werkzaamheden verrichten voor het bedrijf waar ze zijn gehuisvest. Indien een bedrijf over meerdere bedrijfslocaties beschikt, mogen werknemers ook op deze andere bedrijfslocaties werkzaam zijn, mits die locaties zich binnen de gemeente Etten-Leur bevinden. De huisvesting per seizoenarbeider bedraagt niet meer dan 10 aaneengesloten maanden per periode van 12 maanden. Er is geen sprake van zelfstandige bewoning dan wel zelfstandige wooneenheden. 4.4.7 Verbrede landbouw De volgende vormen van verbrede landbouw zijn als ondergeschikt, niet-zelfstandig onderdeel van de bedrijfsvoering toegestaan binnen het bouwvlak van agrarische bedrijven: Bewerken, afvoergereedmaken en verpakken van eigen agrarische producten geteeld op of in de directe omgeving van het bedrijf. Kleinschalige ambachtelijke verwerking van eigen agrarische producten, waarvan de totale oppervlakte niet meer mag bedragen dan 100 m². Huisverkoop, waarvan de totale verkoopvloeroppervlakte niet meer mag bedragen dan 50 m². Informatieve en/of educatieve activiteiten. 4.4.8 Tijdelijke en overige teeltondersteunende voorzieningen Het gebruik van de gronden voor tijdelijke en overige teeltondersteunende voorzieningen voor zover deze geen bouwwerken zijn, is toegestaan, waarbij de volgende regels gelden: Tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen voor zover deze geen bouwwerken zijn, zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduidingen ‘aardkundig waardevol’, ‘beekdal’, ‘cultuurhistorisch vlak’, ‘groenblauwe mantel’, ‘landschappelijk afwisselend gebied’, ‘landschappelijk open gebied’ en/of ‘leefgebied struweelvogels’, waarbij de volgende regels gelden: tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen voor zover deze geen bouwwerken zijn, zijn niet toegestaan in combinatie met de aanduiding 'leefgebied kwetsbare soorten'; de hoogte mag niet meer bedragen dan 4 m; de plaatsing van tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen vindt maximaal 6 maanden per kalenderjaar plaats. Overige teeltondersteunende voorzieningen voor zover deze geen bouwwerken zijn, zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduidingen ‘aardkundig waardevol’, ‘cultuurhistorisch vlak’ en/of ‘groenblauwe mantel’, waarbij de volgende regels gelden: overige teeltondersteunende voorzieningen voor zover deze geen bouwwerken zijn, zijn niet toegestaan in combinatie met de aanduidingen ‘beekdal’, ‘landschappelijk afwisselend gebied’, ‘landschappelijk open gebied’, 'leefgebied kwetsbare soorten' en/of ‘leefgebied struweelvogels’; de hoogte mag niet meer bedragen dan 4 m. 4.4.9 Aanleggen van verhardingen Het aanleggen van verhardingen, met uitzondering van het aanleggen van verhardingen voor veepaden, toegangspaden tot gebouwen en in- en uitritten, is uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak en ter plaatse van de aanduidingen 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - voeder- en watervoorzieningen' en ‘specifieke vorm van agrarisch met waarden - permanente teeltondersteunende voorzieningen’. 4.4.10 Aanleggen van aarden wallen ten behoeve van voeder- en watervoorzieningen Het aanleggen van aarden wallen ten behoeve van voeder- en watervoorzieningen is uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak en ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - voeder- en watervoorzieningen'. De hoogte van aarden wallen ten behoeve van voeder- en watervoorzieningen mag niet meer bedragen dan 3 m. 4.4.11 Landschappelijke inpassing De gronden en bouwwerken ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch met waarden - voorwaarde landschappelijke inpassing 7.1’ mogen uitsluitend worden gebruikt ten behoeve van een intensieve veehouderij, indien de landschappelijke inpassing is gerealiseerd, wordt beheerd en in stand wordt gehouden conform het beplantingsplan zoals opgenomen in bijlage 7.1 bij deze regels. 4.5 Afwijken van de gebruiksregels 4.5.1 Afwijken ten behoeve van ingebruikname gebouwen als dierenverblijf Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 4.4.2 onder b ten behoeve van het in gebruik nemen van gebouwen als dierenverblijf, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden: De ingebruikname van gebouwen als dierenverblijf is niet toegestaan indien dit leidt tot een toename van de stikstofemissie vanuit de betreffende inrichting, tenzij sprake is van een vereveningseffect, zoals bedoeld in artikel 1. De ingebruikname van gebouwen als dierenverblijf dient noodzakelijk te zijn voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering en/of -ontwikkeling van het agrarisch bedrijf. Om te bepalen of hieraan wordt voldaan, kan het bevoegd gezag een advies van een ter zake deskundige verlangen. De ingebruikname van gebouwen als dierenverblijf voor het houden van geiten is niet toegestaan. De ingebruikname van gebouwen als dierenverblijf is uitsluitend toegestaan indien: maatregelen worden getroffen en in stand worden gehouden die invulling geven aan een zorgvuldige veehouderij; er is sprake van een zorgvuldige veehouderij indien wordt voldaan aan de nadere regels zorgvuldige veehouderij, zoals die regels luiden op het tijdstip van ontvangst van de ontvankelijke omgevingsvergunningaanvraag; de ontwikkeling vanuit een goede omgevingskwaliteit met een veilige, gezonde leefomgeving inpasbaar is in de omgeving; is aangetoond dat de kans op cumulatieve geurhinder (achtergrondbelasting) op geurgevoelige objecten, in de bebouwde kom niet hoger is dan 12% en in het buitengebied niet hoger is dan 20%, tenzij er - indien blijkt dat de achtergrondbelasting hoger is dan voornoemde percentages - maatregelen worden getroffen door de veehouderij die tot een daling leiden van de achtergrondbelasting, welke ten minste de eigen bijdrage aan de overschrijding van de achtergrondbelasting compenseert; een zorgvuldige dialoog is gevoerd, gericht op het betrekken van de belangen van de omgeving bij het initiatief. Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - beperkingen veehouderij' is de ingebruikname van gebouwen als dierenverblijf uitsluitend toegestaan indien de veehouderij voldoet aan de criteria voor grondgebondenheid, zoals die criteria luiden op het tijdstip van ontvangst van de ontvankelijke omgevingsvergunningaanvraag. 4.5.2 Afwijken ten behoeve van het bewerken, afvoergereedmaken en verpakken van niet eigen dan wel elders geteelde agrarische producten Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 4.1 voor het als ondergeschikte functie bij een volwaardig agrarisch bedrijf bewerken, afvoergereedmaken en verpakken van niet eigen dan wel elders geteelde agrarische producten, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden: Het bewerken, afvoergereedmaken en verpakken van niet eigen dan wel elders geteelde agrarische producten dient plaats te vinden binnen de toegestane totale oppervlakte aan bedrijfsgebouwen niet zijnde kassen. Hierbij wordt de oppervlakte van de (gezamenlijke) ruimte(n) voor het bewerken, afvoergereedmaken en verpakken van de eigen agrarische producten geteeld op of in de directe omgeving van het bedrijf en niet eigen dan wel elders geteelde agrarische producten afgestemd op de bedrijfsvoering. De niet eigen dan wel elders geteelde agrarische producten moeten dezelfde teelt betreffen als de eigen agrarische producten geteeld op of in de directe omgeving van het bedrijf en mogen het aandeel daarvan niet overtreffen. Voor het bewerken, afvoergereedmaken en verpakken van niet eigen dan wel elders geteelde agrarische producten dient gebruik te worden gemaakt van dezelfde machines als voor het bewerken, afvoergereedmaken en verpakken van de eigen agrarische producten geteeld op of in de directe omgeving van het bedrijf. De agrarische functie op het perceel dient als hoofdfunctie aanwezig en herkenbaar te blijven. De activiteit mag niet leiden tot een zelfstandige bedrijfsactiviteit. Om te bepalen of wordt voldaan aan het voorgaande, kan het bevoegd gezag een advies van een ter zake deskundige verlangen. Zodra de agrarische hoofdfunctie ter plaatse wordt gestaakt, dient ook het bewerken, afvoergereedmaken en verpakken van niet eigen dan wel elders geteelde agrarische producten te worden beëindigd. De afwijking mag geen onevenredige verkeersaantrekkende werking tot gevolg hebben en de infrastructuur van en naar het bedrijf moet geschikt zijn om de extra verkeersbewegingen te verwerken. De afwijking dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn. De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast. 4.5.3 Afwijken ten behoeve van nevenfuncties en/of verbrede landbouw Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 4.1 en 4.4.7 voor het gebruik van gronden en/of bebouwing ten behoeve van nevenfuncties en/of verbrede landbouw bij een agrarisch bedrijf, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden: Nevenfuncties en/of vormen van verbrede landbouw bij agrarische bedrijven zijn enkel toegestaan binnen het bouwvlak, tenzij het vormen van verbrede landbouw betreft die buiten het bouwvlak kunnen worden uitgeoefend en daar passend zijn, zoals boerengolf. Nevenfuncties dienen binnen de bestaande bebouwing te worden gesitueerd, tenzij in de tabel in bijlage 1 is aangegeven dat nieuwbouw is toegestaan. In dat geval mag nieuw worden gebouwd ten dienste van de nevenfunctie. De agrarische functie op het perceel dient als hoofdfunctie aanwezig en herkenbaar te blijven en de nevenfunctie/vorm van verbrede landbouw moet in relatie tot het agrarisch bedrijf staan als een ondergeschikt, niet-zelfstandig onderdeel van de bedrijfsactiviteiten. In geval van statische binnenopslag dient er sprake te zijn van een volwaardig agrarisch bedrijf. De nevenfuncties en/of vormen van verbrede landbouw die kunnen worden toegestaan en de gebieden waar deze wel of niet zijn toegestaan, zijn opgenomen in de tabel in bijlage 1. De oppervlakte aan nevenfuncties en/of verbrede landbouw mag niet meer bedragen dan is aangegeven in de tabel in bijlage 1. Bij cumulatie van meerdere vormen van nevenfuncties mag de totale omvang aan nevenfuncties niet meer bedragen dan 400 m², waarbij alleen ten behoeve van statische binnenopslag maximaal 600 m² statische binnenopslag aan de toegestane 400 m² mag worden toegevoegd. Buitenopslag ten behoeve van nevenfuncties en/of verbrede landbouw is niet toegestaan. De nevenfunctie en/of verbrede landbouw dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn. De nevenfunctie en/of verbrede landbouw mag geen onevenredige publieks- en/of verkeersaantrekkende werking tot gevolg hebben. De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast. 4.5.4 Afwijken ten behoeve van kleinschalig kamperen Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 4.4.1 onder d ten behoeve van kleinschalig kamperen bij een agrarisch bedrijf, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden: Kleinschalig kamperen is niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding ‘kernrandzone’. De omvang mag maximaal 25 toeristische standplaatsen bedragen. In beginsel dienen de standplaatsen binnen het bouwvlak te worden gesitueerd, dan wel in een zone van maximaal 50 m aansluitend aan het bouwvlak. Indien de standplaatsen buiten het bouwvlak worden gesitueerd, dient te worden voorzien in een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een door het bevoegd gezag goedgekeurd beplantingsplan tot realisatie, beheer en instandhouding van de landschappelijke inpassing. Sanitaire en/of slechtweervoorzieningen zijn toegestaan in bestaande bebouwing tot een maximum van 250 m², waarvan maximaal 100 m² ondersteunende horeca. Kleinschalig kamperen is enkel toegestaan in de periode 15 maart tot en met 31 oktober. De agrarische functie op het perceel dient als hoofdfunctie aanwezig en herkenbaar te blijven. 4.5.5 Afwijken ten behoeve van ondersteunende horeca bij informatieve en/of educatieve activiteiten Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 4.4.1 onder e voor het gebruik van gronden en/of bebouwing ten behoeve van ondersteunende horeca bij informatieve en/of educatieve activiteiten bij een agrarisch bedrijf, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden: De oppervlakte mag niet meer bedragen dan 100 m². De agrarische functie op het perceel dient als hoofdfunctie aanwezig en herkenbaar te blijven. 4.5.6 Afwijken ten behoeve van mantelzorg Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 4.4.1 onder c en toestaan dat een vrijstaand bijgebouw gebruikt wordt als afhankelijke woonruimte, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden: De afwijking is noodzakelijk ten behoeve van huisvesting in het kader van mantelzorg. Er is sprake van een zorgbehoefte welke tijdelijk van aard is. De zorgbehoefte is aangetoond door een door het bevoegd gezag aangewezen deskundige. De oppervlakte voor afhankelijke woonruimte mag niet meer bedragen dan 100 m2. Zodra de zorgbehoefte niet meer aanwezig is dient het gebruik te worden beëindigd. Het gebruik als afhankelijke woonruimte mag geen onevenredige beperking opleveren voor de bedrijfsvoering en/of bedrijfsontwikkeling van omliggende agrarische en andere bedrijven. De afwijking dient aanvaardbaar te zijn uit een oogpunt van een milieuhygiënisch verantwoord woon- en leefklimaat. 4.5.7 Afwijken ten behoeve van bed & breakfast in een vrijstaand bijgebouw Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 4.4.5 en toestaan dat een vrijstaand bijgebouw bij de bedrijfswoning gebruikt wordt als bed & breakfast, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden: De exploitatie van de bed & breakfast wordt uitgeoefend door de hoofdbewoner van de woning. De woonfunctie van de woning blijft behouden. Per woning is in totaal sprake van maximaal 2 bed & breakfast kamers en maximaal 4 slaapplaatsen, inclusief kamers/slaapplaatsen in het hoofdgebouw en aangebouwde bijgebouwen. De totale vloeroppervlakte aan logeereenheden en zelfstandige sanitaire voorzieningen in het hoofdgebouw, aangebouwde bijgebouwen en vrijstaande bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 50 m². Parkeren geschiedt op eigen terrein. Het gebruik als bed & breakfast mag geen onevenredige beperking opleveren voor de bedrijfsvoering en/of bedrijfsontwikkeling van omliggende agrarische en andere bedrijven. De afwijking dient aanvaardbaar te zijn uit een oogpunt van een milieuhygiënisch verantwoord woon- en leefklimaat. 4.5.8 Afwijken ten behoeve van huisvesting seizoenarbeiders in bestaande woning Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 4.4.1 onder f ten behoeve van de huisvesting van seizoenarbeiders in een bestaande woning, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden: De huisvesting vindt plaats in een bestaande woning, waarbij de gebruiksoppervlakte niet minder bedraagt dan 12 m² per seizoenarbeider. Er mogen niet meer dan 6 seizoenarbeiders per woning gehuisvest worden. Er mag geen sprake zijn van zelfstandige wooneenheden. De huisvesting voldoet aan de normenset van de Stichting Normering Flexwonen of aan de normenset van het Agrarisch Keurmerk Flexwonen, zoals die normensets luiden op het tijdstip van ontvangst van de ontvankelijke omgevingsvergunningaanvraag, of heeft ten minste een daarmee vergelijkbare kwaliteit. 4.5.9 Afwijken ten behoeve van huisvesting seizoenarbeiders in bedrijfsgebouwen, woonunits of stacaravans Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 4.4.1 onder f ten behoeve van: De huisvesting van seizoenarbeiders in bedrijfsgebouwen, waarbij moet worden voldaan aan het bepaalde in 4.3.9. De huisvesting van seizoenarbeiders in woonunits of stacaravans waarbij moet worden voldaan aan het bepaalde in 4.3.10. 4.5.10 Afwijken ten behoeve van tijdelijke en overige teeltondersteunende voorzieningen Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 4.4.8 ten behoeve van het gebruik van de gronden voor tijdelijke en overige teeltondersteunende voorzieningen voor zover deze geen bouwwerken zijn, waarbij voldaan moet worden aan de volgende voorwaarden: De hoogte mag niet meer bedragen dan 4 m. De plaatsing van tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen bedraagt maximaal 6 maanden per kalenderjaar. De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast. 4.5.11 Afwijken ten behoeve van verharding buiten bouwvlak Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 4.2.1 onder a, 4.4.1 onder j en 4.4.9 ten behoeve van de aanleg van verharding buiten het bouwvlak in de vorm van (rij)paden ten behoeve van de afvoer van kwetsbare producten van grondgebonden teeltbedrijven of paden ten behoeve van extensief recreatief medegebruik, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden: Afwijken voor de aanleg van (rij)paden ten behoeve van een grondgebonden teeltbedrijf is uitsluitend toegestaan indien de (rij)paden noodzakelijk zijn voor een zorgvuldige afvoer van kwetsbare producten, zoals zacht fruit of bloemen. Deze afwijkingsbevoegdheid mag niet worden gebruikt voor het aanleggen van verhardingen in de vorm van teeltondersteunende voorzieningen, waaronder containervelden. De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast. 4.6 Wijzigingsbevoegdheid 4.6.1 Wijzigen ten behoeve van vormverandering bouwvlak Burgemeester en wethouders zijn bevoegd dit bestemmingsplan te wijzigen ten behoeve van de vormverandering van het bouwvlak, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden: De vormverandering dient noodzakelijk te zijn voor een doelmatige bedrijfsvoering en/of -ontwikkeling van het agrarisch bedrijf dan wel de paardenhouderij. Om te bepalen of hieraan wordt voldaan, kan het bevoegd gezag een advies van een ter zake deskundige verlangen. Vormverandering kan tevens worden toegestaan voor nevenfuncties en vormen van verbrede landbouw waarvoor in de tabel in bijlage 1 is aangegeven dat vormverandering en vergroting van het bouwvlak is toegestaan. De totale oppervlakte van het bouwvlak mag niet worden vergroot. De wijziging dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn. Vormverandering is niet toegestaan indien dit leidt tot een toename van de stikstofemissie vanuit de betreffende inrichting, tenzij sprake is van: een bestaand gebruik zoals bedoeld in de Natuurbeschermingswet; bestaande activiteiten die stikstofemissie veroorzaken en vergund zijn; bestaande activiteiten waarvoor een vergunning op grond van de Natuurbeschermingswet is verleend; een vereveningseffect, zoals bedoeld in artikel 1. De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast. Vormverandering van het bouwvlak van een veehouderij, die tot doel heeft om de bouw van dierenverblijven mogelijk te maken, is uitsluitend toegestaan indien: maatregelen worden getroffen en in stand worden gehouden die invulling geven aan een zorgvuldige veehouderij; er is sprake van een zorgvuldige veehouderij indien wordt voldaan aan de nadere regels zorgvuldige veehouderij, zoals die regels luiden op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van het wijzigingsplan; de ontwikkeling vanuit een goede omgevingskwaliteit met een veilige, gezonde leefomgeving inpasbaar is in de omgeving; is aangetoond dat de kans op cumulatieve geurhinder (achtergrondbelasting) op geurgevoelige objecten, in de bebouwde kom niet hoger is dan 12% en in het buitengebied niet hoger is dan 20%, tenzij er - indien blijkt dat de achtergrondbelasting hoger is dan voornoemde percentages - maatregelen worden getroffen door de veehouderij die tot een daling leiden van de achtergrondbelasting, welke ten minste de eigen bijdrage aan de overschrijding van de achtergrondbelasting compenseert; een zorgvuldige dialoog is gevoerd, gericht op het betrekken van de belangen van de omgeving bij het initiatief. Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - beperkingen veehouderij' is vormverandering van het bouwvlak van een veehouderij, die tot doel heeft om de bouw van dierenverblijven mogelijk te maken, uitsluitend toegestaan indien de veehouderij voldoet aan de criteria voor grondgebondenheid, zoals die criteria luiden op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van het wijzigingsplan. Indien de vormverandering leidt tot een verslechtering van de kwaliteit van het landschap, dient te worden voorzien in een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een door het bevoegd gezag goedgekeurd beplantingsplan tot realisatie, beheer en instandhouding van de landschappelijke inpassing. Deze inspanning telt mee voor de invulling van het bepaalde onder i. Indien de vormverandering leidt tot een verslechtering van de kwaliteit van het landschap, gaat de wijziging gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van de extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied van dit bestemmingsplan. Indien een fysieke verbetering ter plaatse niet mogelijk of niet wenselijk is, kan kwaliteitsverbetering plaatsvinden door een passende financiële bijdrage in het gemeentelijk landschapsfonds. De verwezenlijking, het behoud en het beheer van (het zoekgebied voor) een ecologische verbindingszone, ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied ecologische verbindingszone’ en/of een zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied behoud en herstel watersystemen’, worden niet belemmerd of aangetast. 4.6.2 Wijzigen ten behoeve van vergroting bouwvlak van een grondgebonden teeltbedrijf of een niet-grondgebonden agrarisch bedrijf, niet zijnde een veehouderij of glastuinbouwbedrijf, of van een paardenhouderij Burgemeester en wethouders zijn bevoegd dit bestemmingsplan te wijzigen ten behoeve van de vergroting van het bouwvlak van een grondgebonden teeltbedrijf of een niet-grondgebonden agrarisch bedrijf, niet zijnde een veehouderij of glastuinbouwbedrijf, of van een paardenhouderij, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden: Vergroting van het bouwvlak is toegestaan tot een maximum van 2 ha voor een grondgebonden teeltbedrijf en tot een maximum van 1,5 ha voor een niet-grondgebonden agrarisch bedrijf, niet zijnde een intensieve veehouderij of glastuinbouwbedrijf. In afwijking van het bepaalde onder a is vergroting van het bouwvlak van een niet-grondgebonden agrarisch bedrijf, niet zijnde een intensieve veehouderij of glastuinbouwbedrijf, ter plaatse van de aanduiding 'leefgebied kwetsbare soorten' en 'leefgebied struweelvogels' toegestaan tot een maximum van 1 ha. Voor een paardenhouderij ter plaatse van de aanduiding ‘paardenhouderij’ geldt dat vergroting van het bouwvlak is toegestaan tot een maximum van 1,5 ha. De vergroting dient noodzakelijk te zijn voor een doelmatige bedrijfsvoering en/of -ontwikkeling van het agrarisch bedrijf dan wel de paardenhouderij. Om te bepalen of hieraan wordt voldaan, kan het bevoegd gezag een advies van een ter zake deskundige verlangen. Vergroting kan tevens worden toegestaan voor nevenfuncties en vormen van verbrede landbouw waarvoor in de tabel in bijlage 1 is aangegeven dat vormverandering en vergroting van het bouwvlak is toegestaan. De vergroting dient plaats te vinden aansluitend aan het bestaande bouwvlak. De wijziging dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn. Vergroting van het bouwvlak van een paardenhouderij is niet toegestaan indien dit leidt tot een toename van de stikstofemissie vanuit de betreffende inrichting, tenzij sprake is van: een bestaand gebruik zoals bedoeld in de Natuurbeschermingswet; bestaande activiteiten die stikstofemissie veroorzaken en vergund zijn; bestaande activiteiten waarvoor een vergunning op grond van de Natuurbeschermingswet is verleend; een vereveningseffect, zoals bedoeld in artikel 1. De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast. Er dient te worden voorzien in een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een door het bevoegd gezag goedgekeurd beplantingsplan tot realisatie, beheer en instandhouding van de landschappelijke inpassing. Deze inspanning telt mee voor de invulling van het bepaalde onder j. De wijziging gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van de extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied van dit bestemmingsplan. Indien een fysieke verbetering ter plaatse niet mogelijk of niet wenselijk is, kan kwaliteitsverbetering plaatsvinden door een passende financiële bijdrage in het gemeentelijk landschapsfonds. De verwezenlijking, het behoud en het beheer van (het zoekgebied voor) een ecologische verbindingszone, ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied ecologische verbindingszone’ en/of een zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied behoud en herstel watersystemen’, worden niet belemmerd of aangetast. Indien de wijziging plaatsvindt binnen de aanduiding ‘groenblauwe mantel’ mag geen aantasting plaatsvinden van, dan wel dient een positieve bijdrage geleverd te worden aan de bescherming en ontwikkeling van de onderkende ecologische, hydrologische en landschappelijke waarden en kenmerken. 4.6.3 Wijzigen ten behoeve van vergroting bouwvlak grondgebonden veehouderij Burgemeester en wethouders zijn bevoegd dit bestemmingsplan te wijzigen ten behoeve van de vergroting van het bouwvlak van een grondgebonden veehouderij ter plaatse van de aanduiding ‘grondgebonden veehouderij’, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden: Vergroting van het bouwvlak is toegestaan tot een maximum van 1,5 ha. De vergroting dient noodzakelijk te zijn voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering en/of -ontwikkeling van het agrarisch bedrijf. Om te bepalen of hieraan wordt voldaan, kan het bevoegd gezag een advies van een ter zake deskundige verlangen. Vergroting kan tevens worden toegestaan voor nevenfuncties en vormen van verbrede landbouw waarvoor in de tabel in bijlage 1 is aangegeven dat vormverandering en vergroting van het bouwvlak is toegestaan. De vergroting dient plaats te vinden aansluitend aan het bestaande bouwvlak. De wijziging dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn. Vergroting van het bouwvlak is niet toegestaan indien dit leidt tot een toename van de stikstofemissie vanuit de betreffende inrichting, tenzij sprake is van: een bestaand gebruik zoals bedoeld in de Natuurbeschermingswet; bestaande activiteiten die stikstofemissie veroorzaken en vergund zijn; bestaande activiteiten waarvoor een vergunning op grond van de Natuurbeschermingswet is verleend; een vereveningseffect, zoals bedoeld in artikel 1. De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast. Vergroting van het bouwvlak van een geitenhouderij is niet toegestaan. Vergroting van het bouwvlak is uitsluitend toegestaan indien: maatregelen worden getroffen en in stand worden gehouden die invulling geven aan een zorgvuldige veehouderij; er is sprake van een zorgvuldige veehouderij indien wordt voldaan aan de nadere regels zorgvuldige veehouderij, zoals die regels luiden op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van het wijzigingsplan; de ontwikkeling vanuit een goede omgevingskwaliteit met een veilige, gezonde leefomgeving inpasbaar is in de omgeving; is aangetoond dat de kans op cumulatieve geurhinder (achtergrondbelasting) op geurgevoelige objecten, in de bebouwde kom niet hoger is dan 12% en in het buitengebied niet hoger is dan 20%, tenzij er - indien blijkt dat de achtergrondbelasting hoger is dan voornoemde percentages - maatregelen worden getroffen door de veehouderij die tot een daling leiden van de achtergrondbelasting, welke ten minste de eigen bijdrage aan de overschrijding van de achtergrondbelasting compenseert; een zorgvuldige dialoog is gevoerd, gericht op het betrekken van de belangen van de omgeving bij het initiatief. Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - beperkingen veehouderij' is vergroting van het bouwvlak van een veehouderij, die tot doel heeft om de bouw van dierenverblijven mogelijk te maken, uitsluitend toegestaan indien de veehouderij voldoet aan de criteria voor grondgebondenheid, zoals die criteria luiden op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van het wijzigingsplan. Er dient te worden voorzien in een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een door het bevoegd gezag goedgekeurd beplantingsplan tot realisatie, beheer en instandhouding van de landschappelijke inpassing, waarbij de landschappelijke inpassing ten minste 10% van de omvang van het bouwvlak omvat. Deze inspanning telt mee voor de invulling van het bepaalde onder k. De wijziging gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van de extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied van dit bestemmingsplan. Indien een fysieke verbetering ter plaatse niet mogelijk of niet wenselijk is, kan kwaliteitsverbetering plaatsvinden door een passende financiële bijdrage in het gemeentelijk landschapsfonds. De verwezenlijking, het behoud en het beheer van (het zoekgebied voor) een ecologische verbindingszone, ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied ecologische verbindingszone’ en/of een zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied behoud en herstel watersystemen’, worden niet belemmerd of aangetast. Indien de wijziging plaatsvindt binnen de aanduiding ‘groenblauwe mantel’ mag geen aantasting plaatsvinden van, dan wel dient een positieve bijdrage geleverd te worden aan de bescherming en ontwikkeling van de onderkende ecologische, hydrologische en landschappelijke waarden en kenmerken. 4.6.4 Wijzigen ten behoeve van vergroting bouwvlak intensieve veehouderij Burgemeester en wethouders zijn bevoegd dit bestemmingsplan te wijzigen ten behoeve van de vergroting van het bouwvlak van een intensieve veehouderij ter plaatse van de aanduiding ‘intensieve veehouderij’, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden: Vergroting van het bouwvlak is toegestaan tot een maximum van 1,5 ha, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden: aanwezig zijn aantoonbare ruimtelijk-economische belangen voor de lange termijn die noodzaken tot uitbreiding ter plaatse; zuinig ruimtegebruik wordt toegepast door aan te sluiten bij bestaande bebouwing of, al dan niet door herschikking, optimaal gebruik te maken van de beschikbare ruimte; de beoogde ontwikkeling is zowel vanuit milieuoogpunt, in het bijzonder wat betreft gezondheid voor mensen, als vanuit ruimtelijk oogpunt, in bijzonder wat betreft natuur, landschap en cultuurhistorie, aanvaardbaar; voor wat betreft ammoniak, geur en fijnstof mag er geen sprake zijn van een toename van de emissie vanuit de betreffende inrichting. Binnen het bouwvlak van maximaal 1,5 ha is maximaal 8.000 m² aan bedrijfsgebouwen en overkappingen toegestaan ten behoeve van de intensieve veehouderij. De vergroting dient noodzakelijk te zijn voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering en/of -ontwikkeling van het agrarisch bedrijf. Om te bepalen of hieraan wordt voldaan, kan het bevoegd gezag een advies van een ter zake deskundige verlangen. Vergroting kan tevens worden toegestaan voor nevenfuncties en vormen van verbrede landbouw waarvoor in de tabel in bijlage 1 is aangegeven dat vormverandering en vergroting van het bouwvlak is toegestaan. De vergroting dient plaats te vinden aansluitend aan het bestaande bouwvlak. De wijziging dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn. Vergroting van het bouwvlak is niet toegestaan indien dit leidt tot een toename van de stikstofemissie vanuit de betreffende inrichting, tenzij sprake is van: een bestaand gebruik zoals bedoeld in de Natuurbeschermingswet; bestaande activiteiten die stikstofemissie veroorzaken en vergund zijn; bestaande activiteiten waarvoor een vergunning op grond van de Natuurbeschermingswet is verleend; een vereveningseffect, zoals bedoeld in artikel 1. De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast. Vergroting van het bouwvlak van een geitenhouderij is niet toegestaan. Vergroting van het bouwvlak is uitsluitend toegestaan indien: maatregelen worden getroffen en in stand worden gehouden die invulling geven aan een zorgvuldige veehouderij; er is sprake van een zorgvuldige veehouderij indien wordt voldaan aan de nadere regels zorgvuldige veehouderij, zoals die regels luiden op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van het wijzigingsplan; de ontwikkeling vanuit een goede omgevingskwaliteit met een veilige, gezonde leefomgeving inpasbaar is in de omgeving; is aangetoond dat de kans op cumulatieve geurhinder (achtergrondbelasting) op geurgevoelige objecten, in de bebouwde kom niet hoger is dan 12% en in het buitengebied niet hoger is dan 20%, tenzij er - indien blijkt dat de achtergrondbelasting hoger is dan voornoemde percentages - maatregelen worden getroffen door de veehouderij die tot een daling leiden van de achtergrondbelasting, welke ten minste de eigen bijdrage aan de overschrijding van de achtergrondbelasting compenseert; een zorgvuldige dialoog is gevoerd, gericht op het betrekken van de belangen van de omgeving bij het initiatief. Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - beperkingen veehouderij' is vergroting van het bouwvlak van een veehouderij, die tot doel heeft om de bouw van dierenverblijven mogelijk te maken, niet toegestaan. Er dient te worden voorzien in een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een door het bevoegd gezag goedgekeurd beplantingsplan tot realisatie, beheer en instandhouding van de landschappelijke inpassing, waarbij de landschappelijke inpassing ten minste 10% van de omvang van het bouwvlak omvat. Deze inspanning telt mee voor de invulling van het bepaalde onder l. De wijziging gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van de extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied van dit bestemmingsplan. Indien een fysieke verbetering ter plaatse niet mogelijk of niet wenselijk is, kan kwaliteitsverbetering plaatsvinden door een passende financiële bijdrage in het gemeentelijk landschapsfonds. De verwezenlijking, het behoud en het beheer van (het zoekgebied voor) een ecologische verbindingszone, ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied ecologische verbindingszone’ en/of een zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied behoud en herstel watersystemen’, worden niet belemmerd of aangetast. 4.6.5 Wijzigen ten behoeve van vergroting bouwvlak glastuinbouwbedrijf Burgemeester en wethouders zijn bevoegd dit bestemmingsplan te wijzigen ten behoeve van de vergroting van het bouwvlak van een glastuinbouwbedrijf ter plaatse van de aanduiding ‘glastuinbouw’, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden: Vergroting van het bouwvlak ten behoeve van kassen is niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'maximum oppervlakte (m2)'. Vergroting van het bouwvlak is toegestaan tot een maximum van 3,5 ha, waarvan maximaal 3 ha kassen. De vergroting dient noodzakelijk te zijn voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering en/of -ontwikkeling van het agrarisch bedrijf. Om te bepalen of hieraan wordt voldaan, kan het bevoegd gezag een advies van een ter zake deskundige verlangen. Vergroting kan tevens worden toegestaan voor nevenfuncties en vormen van verbrede landbouw waarvoor in de tabel in bijlage 1 is aangegeven dat vormverandering en vergroting van het bouwvlak is toegestaan. De vergroting dient plaats te vinden aansluitend aan het bestaande bouwvlak. De wijziging dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn. Vergroting van het bouwvlak is niet toegestaan indien dit leidt tot een toename van de stikstofemissie vanuit de betreffende inrichting, tenzij sprake is van: een bestaand gebruik zoals bedoeld in de Natuurbeschermingswet; bestaande activiteiten die stikstofemissie veroorzaken en vergund zijn; bestaande activiteiten waarvoor een vergunning op grond van de Natuurbeschermingswet is verleend; een vereveningseffect, zoals bedoeld in artikel 1. De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast. Er dient te worden voorzien in een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een door burgemeester en wethouders goedgekeurd beplantingsplan tot realisatie, beheer en instandhouding van de landschappelijke inpassing. Deze inspanning telt mee voor de invulling van het bepaalde onder i. De wijziging gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van de extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied van dit bestemmingsplan. Indien een fysieke verbetering ter plaatse niet mogelijk of niet wenselijk is, kan kwaliteitsverbetering plaatsvinden door een passende financiële bijdrage in het gemeentelijk landschapsfonds. De verwezenlijking, het behoud en het beheer van (het zoekgebied voor) een ecologische verbindingszone, ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied ecologische verbindingszone’ en/of een zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied behoud en herstel watersystemen’, worden niet belemmerd of aangetast. 4.6.6 Wijzigen ten behoeve van vormverandering/vergroting bouwvlak voor het bewerken, afvoergereedmaken en verpakken van niet eigen dan wel elders geteelde agrarische producten Burgemeester en wethouders zijn bevoegd dit bestemmingsplan te wijzigen ten behoeve van de vormverandering van het bouwvlak dan wel ten behoeve van de vergroting van het bouwvlak, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden: De wijziging dient noodzakelijk te zijn voor en is uitsluitend toegestaan ten behoeve van het bewerken, afvoergereedmaken en verpakken van niet eigen dan wel elders geteelde agrarische producten. De wijziging is niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'grondgebonden veehouderij', 'intensieve veehouderij' of 'paardenhouderij'. In geval van vormverandering van het bouwvlak mag de totale oppervlakte van het bouwvlak niet worden vergroot. In geval van vergroting van het bouwvlak, mag vergroting uitsluitend plaatsvinden aansluitend aan het bestaande bouwvlak, tot een maximum van: 2 ha voor een grondgebonden teeltbedrijf; 1,5 ha voor een niet-grondgebonden agrarisch bedrijf, niet zijnde een intensieve veehouderij of glastuinbouwbedrijf; 3,5 ha, waarvan maximaal 3 ha kassen voor een glastuinbouwbedrijf. In uitzondering op het bepaalde in lid d: onder 2 geldt dat ter plaatse van de aanduiding 'leefgebied kwetsbare soorten' en 'leefgebied struweelvogels' vergroting van het bouwvlak is toegestaan tot een maximum van 1 ha. onder 3 geldt dat ter plaatse van de aanduiding 'maximum oppervlakte (m2)' geen vergroting van het bouwvlak is toegestaan. De oppervlakte van de (gezamenlijke) ruimte(n) voor het bewerken, afvoergereedmaken en verpakken van de eigen agrarische producten geteeld op of in de directe omgeving van het bedrijf en niet eigen dan wel elders geteelde agrarische producten wordt afgestemd op de bedrijfsvoering. De niet eigen dan wel elders geteelde agrarische producten moeten dezelfde teelt betreffen als de eigen agrarische producten geteeld op of in de directe omgeving van het bedrijf en mogen het aandeel daarvan niet overtreffen. Voor het bewerken, afvoergereedmaken en verpakken van niet eigen dan wel elders geteelde agrarische producten dient gebruik te worden gemaakt van dezelfde machines als voor het bewerken, afvoergereedmaken en verpakken van de eigen agrarische producten geteeld op of in de directe omgeving van het bedrijf. De agrarische functie op het perceel dient als hoofdfunctie aanwezig en herkenbaar te blijven. De activiteit mag niet leiden tot een zelfstandige bedrijfsactiviteit. Om te bepalen of aan het vorenstaande wordt voldaan, kan het bevoegd gezag een advies van een ter zake deskundige verlangen. Zodra de agrarische hoofdfunctie ter plaatse wordt gestaakt, dient ook het bewerken, afvoergereedmaken en verpakken van niet eigen dan wel elders geteelde agrarische producten te worden beëindigd. De wijziging mag geen onevenredige verkeersaantrekkende werking tot gevolg hebben en de infrastructuur van en naar het bedrijf moet geschikt zijn om de extra verkeersbewegingen te verwerken. De wijziging dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn. De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast. Behalve in geval van vormverandering van het bouwvlak die niet leidt tot een verslechtering van de kwaliteit van het landschap, dient te worden voorzien in een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een door het bevoegd gezag goedgekeurd beplantingsplan tot realisatie, beheer en instandhouding van de landschappelijke inpassing. Deze inspanning telt mee voor de invulling van het bepaalde onder q. Behalve in geval van vormverandering van het bouwvlak die niet leidt tot een verslechtering van de kwaliteit van het landschap, gaat de wijziging gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van de extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied van dit bestemmingsplan. Indien een fysieke verbetering ter plaatse niet mogelijk of niet wenselijk is, kan kwaliteitsverbetering plaatsvinden door een passende financiële bijdrage in het gemeentelijk landschapsfonds. De verwezenlijking, het behoud en het beheer van (het zoekgebied voor) een ecologische verbindingszone, ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied ecologische verbindingszone’ en/of een zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied behoud en herstel watersystemen’, worden niet belemmerd of aangetast. 4.6.7 Wijzigen ten behoeve van omschakeling naar een niet-grondgebonden agrarisch bedrijf, niet zijnde een veehouderij of glastuinbouwbedrijf Burgemeester en wethouders zijn bevoegd dit bestemmingsplan te wijzigen ten behoeve van de omschakeling naar een niet-grondgebonden agrarisch bedrijf, niet zijnde een veehouderij of glastuinbouwbedrijf, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden: De wijziging is niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'groenblauwe mantel'. De oppervlakte van het bouwvlak wordt afgestemd op de voorgenomen agrarische bedrijfsvoering en mag maximaal 1,5 ha bedragen. Er dient sprake te zijn van een volwaardig agrarisch bedrijf. Om te bepalen of hieraan wordt voldaan, kan het bevoegd gezag een advies van een ter zake deskundige verlangen. De wijziging dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn. De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast. Er dient te worden voorzien in een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een door het bevoegd gezag goedgekeurd beplantingsplan tot realisatie, beheer en instandhouding van de landschappelijke inpassing. Deze inspanning telt mee voor de invulling van het bepaalde onder g. De wijziging gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van de extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied van dit bestemmingsplan. Indien een fysieke verbetering ter plaatse niet mogelijk of niet wenselijk is, kan kwaliteitsverbetering plaatsvinden door een passende financiële bijdrage in het gemeentelijk landschapsfonds. De verwezenlijking, het behoud en het beheer van (het zoekgebied voor) een ecologische verbindingszone, ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied ecologische verbindingszone’ en/of een zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied behoud en herstel watersystemen’, worden niet belemmerd of aangetast. 4.6.8 Wijzigen ten behoeve van omschakeling naar paardenhouderij Burgemeester en wethouders zijn bevoegd dit bestemmingsplan te wijzigen ten behoeve van de omschakeling naar een paardenhouderij, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden: Er dient sprake te zijn van een volwaardige paardenhouderij. Om te bepalen of hieraan wordt voldaan, kan het bevoegd gezag een advies van een ter zake deskundige verlangen. Het bouwvlak dient te worden afgestemd op de voorgenomen bedrijfsvoering en mag maximaal 1,5 ha bedragen. De oppervlakte aan bedrijfsgebouwen en overkappingen binnen het bouwvlak mag niet meer bedragen dan 5.000 m², met dien verstande dat binnen deze oppervlakte de oppervlakte van een rijhal niet meer mag bedragen dan 1.000 m² en ter plaatse van de aanduiding ‘zone langs doorgaande weg’ niet meer dan 1.200 m². De wijziging dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn. Omschakeling naar een paardenhouderij is niet toegestaan indien dit leidt tot een toename van de stikstofemissie vanuit de betreffende inrichting, tenzij sprake is van: een bestaand gebruik zoals bedoeld in de Natuurbeschermingswet; bestaande activiteiten die stikstofemissie veroorzaken en vergund zijn; bestaande activiteiten waarvoor een vergunning op grond van de Natuurbeschermingswet is verleend; een vereveningseffect, zoals bedoeld in artikel 1. De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast. Er dient te worden voorzien in een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een door het bevoegd gezag goedgekeurd beplantingsplan tot realisatie, beheer en instandhouding van de landschappelijke inpassing. Deze inspanning telt mee voor de invulling van het bepaalde onder h. De wijziging gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van de extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied van dit bestemmingsplan. Indien een fysieke verbetering ter plaatse niet mogelijk of niet wenselijk is, kan kwaliteitsverbetering plaatsvinden door een passende financiële bijdrage in het gemeentelijk landschapsfonds. De verwezenlijking, het behoud en het beheer van (het zoekgebied voor) een ecologische verbindingszone, ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied ecologische verbindingszone’ en/of een zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied behoud en herstel watersystemen’, worden niet belemmerd of aangetast. 4.6.9 Wijzigen ten behoeve van permanente teeltondersteunende voorzieningen, niet zijnde teeltondersteunende kassen Burgemeester en wethouders zijn bevoegd dit bestemmingsplan te wijzigen door de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch met waarden - permanente teeltondersteunende voorzieningen’ te wijzigen en/of toe te voegen, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden: Permanente teeltondersteunende voorzieningen zijn niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'beekdal', ‘landschappelijk afwisselend gebied’, ‘landschappelijk open gebied’, 'leefgebied kwetsbare soorten’ en 'leefgebied struweelvogels’. Het is niet mogelijk de permanente teeltondersteunende voorzieningen, niet zijnde teeltondersteunende kassen, binnen het bestaande bouwvlak en/of de bestaande aanduiding te realiseren. De situering dient plaats te vinden aansluitend aan het bouwvlak en/of de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - permanente teeltondersteunende voorzieningen'. Indien tussen het nieuwe aanduidingsvlak en het bouwvlak of het reeds aanwezige aanduidingsvlak een sloot, een onverharde weg en/of een houtsingel ligt, wordt dit ook als aansluitend beschouwd. De oppervlakte van de aanduiding of aanduidingen mag per bouwvlak niet meer bedragen dan 4 ha. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 4 m. De wijziging dient noodzakelijk te zijn voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering en/of -ontwikkeling van het agrarisch bedrijf. Om te bepalen of hieraan wordt voldaan, kan het bevoegd gezag een advies van een ter zake deskundige verlangen. Er dient te worden voorzien in een passende landschappelijke inpassing op basis van een door burgemeester en wethouders goedgekeurd beplantingsplan tot realisatie, beheer en instandhouding van de landschappelijke inpassing. Deze inspanning telt mee voor de invulling van het bepaalde onder h. De wijziging gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van de extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied van dit bestemmingsplan. Indien een fysieke verbetering ter plaatse niet mogelijk of niet wenselijk is, kan kwaliteitsverbetering plaatsvinden door een passende financiële bijdrage in het gemeentelijk landschapsfonds. De verwezenlijking, het behoud en het beheer van (het zoekgebied voor) een ecologische verbindingszone, ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied ecologische verbindingszone’ en/of een zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied behoud en herstel watersystemen’, worden niet belemmerd of aangetast. 4.6.10 Wijzigen ten behoeve van voeder- en watervoorzieningen Burgemeester en wethouders zijn bevoegd dit bestemmingsplan te wijzigen door de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch met waarden - voeder- en watervoorzieningen’ te wijzigen en/of toe te voegen, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden: Het is niet mogelijk de voeder- en watervoorzieningen binnen het bestaande bouwvlak en/of de bestaande aanduiding te realiseren. Een wijziging ten behoeve van de toevoeging van voedervoorzieningen mag uitsluitend worden aangewend voor grondgebonden veehouderijen ter plaatse van de aanduiding 'grondgebonden veehouderij'. Een wijziging ten behoeve van de toevoeging van watervoorzieningen mag uitsluitend worden aangewend voor fruitteeltbedrijven, vollegrondstuinbouwbedrijven, boomteeltbedrijven en glastuinbouwbedrijven. De situering dient plaats te vinden aansluitend aan het bouwvlak en/of de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - voeder- en watervoorzieningen'. De oppervlakte van de aanduiding of aanduidingen mag per bouwvlak niet meer bedragen dan 5.000 m². De (bouw)hoogte mag niet meer bedragen dan 3 m. De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast. Er dient te worden voorzien in een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een door het bevoegd gezag goedgekeurd beplantingsplan tot realisatie, beheer en instandhouding van de landschappelijke inpassing.Deze inspanning telt mee voor de invulling van het bepaalde onder i. De wijziging gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van de extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied van dit bestemmingsplan. Indien een fysieke verbetering ter plaatse niet mogelijk of niet wenselijk is, kan kwaliteitsverbetering plaatsvinden door een passende financiële bijdrage in het gemeentelijk landschapsfonds. De verwezenlijking, het behoud en het beheer van (het zoekgebied voor) een ecologische verbindingszone, ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied ecologische verbindingszone’ en/of een zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied behoud en herstel watersystemen’, worden niet belemmerd of aangetast. 4.6.11 Wijzigen naar 'Wonen' en 'Tuin' Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in de bestemming ‘Wonen’ of 'Wonen' en ‘Tuin’, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden: Het agrarisch bedrijf ter plaatse is beëindigd en agrarisch hergebruik is redelijkerwijs niet te verwachten. Er mag geen sprake zijn van een verslechtering van het woon- en leefklimaat. De bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van nabijgelegen agrarische en andere bedrijven mogen niet worden beperkt. Het bouwvlak wordt verwijderd en de nieuwe bestemming ‘Wonen’ of ‘Wonen’ en ‘Tuin’ bevat de voormalige agrarische bedrijfswoning met bijhorende tuin, erf en verhardingen. Het bestemmingsvlak 'Wonen' wordt afgestemd op de nieuwe situatie, met dien verstande dat: indien het bestemmingsvlak 'Wonen' groter is dan 1.500 m2, er dient te worden voorzien in een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een door het bevoegd gezag goedgekeurd beplantingsplan tot realisatie, beheer en instandhouding van de landschappelijke inpassing; indien het bestemmingsvlak 'Wonen' groter is dan 5.000 m2, er tevens dient te worden voorzien in een aantoonbare en uitvoerbare verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van de extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied van dit bestemmingsplan; indien een fysieke verbetering ter plaatse niet mogelijk of niet wenselijk is, kan kwaliteitsverbetering plaatsvinden door een passende financiële bijdrage in het gemeentelijk landschapsfonds. Overtollige (voormalige) bedrijfsgebouwen, bijgebouwen en overkappingen moeten worden gesloopt, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden: De sloop van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing is niet toegestaan. De oppervlakte aan bijgebouwen en overkappingen mag niet meer bedragen dan 200 m2. Indien meer dan 200 m2 aan (voormalige) bedrijfsgebouwen, bijgebouwen en overkappingen aanwezig is, kan de sloop van deze bebouwing worden ingezet voor het vergroten van de oppervlakte van bijgebouwen en overkappingen als genoemd onder 2 en/of voor het vergroten van de inhoud van het hoofdgebouw. Indien de sloop wordt ingezet voor het vergroten van de oppervlakte van bijgebouwen en overkappingen gelden de volgende regels: als op het perceel in de bestaande situatie minder dan 400 m2 aan bestaande, legaal opgerichte, (voormalige) bedrijfsgebouwen, bijgebouwen en overkappingen aanwezig is, geldt de bestaande oppervlakte van deze gebouwen en overkappingen als maximale oppervlakte die kan worden toegestaan; als op het perceel 400 m2 of meer aan bestaande, legaal opgerichte (voormalige) bedrijfsgebouwen, bijgebouwen en overkappingen aanwezig is, bedraagt de maximale oppervlakte die kan worden toegestaan 400 m2; indien bij toepassing van het bepaalde onder II sprake zou zijn van een situatie waarbij in redelijkheid niet kan worden verlangd dat een bestaand gebouw gedeeltelijk wordt gesloopt, of de gedeeltelijke sloop van dat gebouw zou tot een onaanvaardbare ruimtelijke situatie leiden, bedraagt de maximale oppervlakte die kan worden toegestaan 500 m2; de maximaal toegestane oppervlakte aan bijgebouwen en overkappingen mag ofwel behouden blijven ofwel nieuw gebouwd worden. Indien de sloop (tevens) wordt ingezet voor het vergroten van de inhoud van het hoofdgebouw gelden de volgende regels: voor iedere 100 m2 te slopen bebouwing mag de inhoud van het hoofdgebouw worden vergroot met 50 m3 tot een maximale inhoud van 850 m3; indien (een deel van de) te slopen bebouwing wordt ingezet voor vergroting van het hoofdgebouw, wordt de maximale oppervlakte voor bijgebouwen en overkappingen die kan worden toegestaan op grond van het bepaalde onder 4, teruggebracht met 5 m2 voor iedere 10 m3 waarmee het hoofdgebouw wordt vergroot. Indien de bestaande oppervlakte aan cultuurhistorisch waardevolle (voormalige) bedrijfsgebouwen, bijgebouwen en overkappingen meer bedraagt dan kan worden toegestaan op grond van het bepaalde onder 4, geldt deze bestaande oppervlakte als maximum. Alle overtollige bebouwing moet worden gesloopt, zodat de totale hoeveelheid bebouwing wordt teruggebracht tot hetgeen op grond van het bepaalde onder 4, 5 en/of 6 is toegelaten. Indien meer dan 200 m2 aan bijgebouwen en overkappingen wordt toegestaan, dient te worden voorzien in een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een door het bevoegd gezag goedgekeurd beplantingsplan tot realisatie, beheer en instandhouding van de landschappelijke inpassing. Indien meer dan 400 m2 aan bijgebouwen en overkappingen wordt toegestaan, dient tevens te worden voorzien in een aantoonbare en uitvoerbare verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van de extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied van dit bestemmingsplan; indien een fysieke verbetering ter plaatse niet mogelijk of niet wenselijk is, kan kwaliteitsverbetering plaatsvinden door een passende financiële bijdrage in het gemeentelijk landschapsfonds. In de bestemming ‘Wonen’ kan statische binnenopslag worden toegestaan, mits de opslag geen onevenredige publieks- en/of verkeersaantrekkende werking tot gevolg heeft en met dien verstande dat detailhandel en opslag ten behoeve van een bedrijf niet zijn toegestaan. De verwezenlijking, het behoud en het beheer van (het zoekgebied voor) een ecologische verbindingszone, ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied ecologische verbindingszone’ en/of een zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied behoud en herstel watersystemen’, worden niet belemmerd of aangetast. 4.6.12 Wijzigen ten behoeve van het verwijderen van de aanduiding 'grondgebonden veehouderij', 'glastuinbouw', 'intensieve veehouderij', 'paardenhouderij' en/of 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - geiten- en of schapenhouderij' Burgemeester en wethouders zijn bevoegd dit bestemmingsplan te wijzigen in die zin dat de aangegeven aanduiding ‘grondgebonden veehouderij’, ‘glastuinbouw’, ‘intensieve veehouderij’, ‘paardenhouderij’ en/of 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - geiten- en of schapenhouderij' wordt verwijderd, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden: De betreffende bedrijfsvoering is beëindigd en is omgeschakeld naar een grondgebonden teeltbedrijf. Kassen dienen te worden gesloopt. Het bouwvlak dient te worden afgestemd op de voorgenomen agrarische bedrijfsvoering, waarbij de resterende omvang maximaal 1,5 ha mag bedragen. Artikel 5 Bedrijf 5.1 Bestemmingsomschrijving De voor ‘Bedrijf’ aangewezen gronden zijn bestemd voor: bedrijven, uitsluitend zoals hierna genoemd: een gemaal ter plaatse van de aanduiding ‘gemaal’; een groothandelsbedrijf ter plaatse van de aanduiding ‘groothandel’; een hoveniersbedrijf ter plaatse van de aanduiding ‘hovenier’; een opslagbedrijf ter plaatse van de aanduiding ‘opslag’; een aannemersbedrijf, zowel bouwkundig als civiel, ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van bedrijf - aannemersbedrijf’; een garagebedrijf inclusief autohandel ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van bedrijf - garagebedrijf’; een hondenkennel inclusief hondenpension ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van bedrijf - hondenkennel’; een hoveniersbedrijf met zorgfunctie ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van bedrijf - hovenier met zorgfunctie’; een industrieel, bouwkundig en civiel aannemersbedrijf, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - industrieel aannemersbedrijf'; een kassen- en serrebouwbedrijf ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van bedrijf - kassen- en serrebouwbedrijf’; een loon- en grondwerkbedrijf’ ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van bedrijf - loon- en grondwerkbedrijf’; een rietdekkersbedrijf ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van bedrijf - rietdekkersbedrijf’; een rioolgemaal ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van bedrijf - rioolgemaal’; een stratenmakersbedrijf ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van bedrijf - stratenmakersbedrijf’; een timmer- en meubelmakersbedrijf ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van bedrijf - timmer- en meubelmakersbedrijf’; een tuincentrum ter plaatse van de aanduiding ‘tuincentrum’; een verkooppunt van motorbrandstoffen, inclusief lpg, ter plaatse van de aanduiding ‘verkooppunt motorbrandstoffen met lpg’; een transportbedrijf, zonder op- en overslag, ter plaatse van de aanduiding 'transportbedrijf'; wonen in een bedrijfswoning ten behoeve van het bedrijf, met dien verstande dat: per bouwvlak maximaal één bedrijfswoning is toegestaan; ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten' geen bedrijfswoning is toegestaan; aan-huis-gebonden-beroepen; bed & breakfast; alsmede voor bijbehorende: paden, parkeervoorzieningen en overige verhardingen; erf, tuin en andere groenvoorzieningen; duikers, dammen en overkluizingen; water en waterhuishoudkundige voorzieningen. 5.2 Bouwregels Op en in deze gronden mag uitsluitend ten dienste van en noodzakelijk voor de in 5.1 bedoelde bestemmingsomschrijving worden gebouwd, waarbij de volgende regels gelden: 5.2.1 Algemeen Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels: Gebouwen en overkappingen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd. Per bestemmingsvlak is bebouwing ten behoeve van niet meer dan één bedrijf toegestaan. Het bouwvlak mag volledig worden bebouwd, met dien verstande dat de afstand van gebouwen en overkappingen tot de perceelsgrenzen met derden niet minder mag bedragen dan 5 m. 5.2.2 Bedrijfsgebouwen en overkappingen Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen en overkappingen gelden de volgende regels: Ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding - bedrijfsbebouwing uitgesloten' is geen bedrijfsbebouwing toegestaan. Ter plaatse van de aanduiding 'opslag' mag de goothoogte niet meer bedragen dan 5 m. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 10 m. De dakhelling van bedrijfsgebouwen mag niet minder bedragen dan 12° en niet meer dan 50°. 5.2.3 Bedrijfswoningen Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende regels: Het aantal bedrijfswoningen per bouwvlak mag niet meer bedragen dan één, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning uitgesloten’ geen bedrijfswoning is toegestaan. Vervangende nieuwbouw, met uitzondering van herbouw, van bedrijfswoningen is niet toegestaan. De inhoud van het hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 750 m3. De ondergrondse bebouwing wordt niet meegerekend voor het bepalen van de inhoud. De goothoogte van het hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 6 m. De bouwhoogte van het hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 10 m. De dakhelling van het hoofdgebouw mag niet minder bedragen dan 12° en niet meer dan 50°. 5.2.4 Bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen Voor het bouwen van bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen gelden de volgende regels: De gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen en overkappingen mag niet meer bedragen dan 200 m2. Bijgebouwen en overkappingen mogen uitsluitend worden gebouwd op een afstand van ten minste 1 meter achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw, met dien verstande dat, indien deze afstand in de bestaande situatie minder dan 1 meter bedraagt, de bestaande afstand als minimale afstand geldt. De goothoogte van bijgebouwen en overkappingen mag niet meer bedragen dan 3,25 m. De bouwhoogte van bijgebouwen en overkappingen mag niet meer bedragen dan 5,5 m. De dakhelling van bijgebouwen en overkappingen mag niet meer bedragen dan 50°. 5.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, gelden de volgende regels: Bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m, met dien verstande dat de bouwhoogte vóór (het verlengde van) de voorgevel van de bedrijfswoning niet meer mag bedragen dan 1 m. De bouwhoogte van hekwerken ten behoeve van paardenbakken mag niet meer bedragen dan 1,5 m. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m. 5.3 Afwijken van de bouwregels 5.3.1 Afwijken algemene bouwregels Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde: In 5.2.1 onder a voor de bouw van tijdelijke menstoegankelijke kweektunnels buiten het bouwvlak ter plaatse van de aanduidingen 'hovenier', 'specifieke vorm van bedrijf - hovenier met zorgfunctie' en 'tuincentrum' tot een hoogte van maximaal 3 m. In 5.2.1 onder c voor het bouwen op een afstand minder dan 5 m van dan wel op de perceelsgrenzen met derden, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden: het bouwen dient stedenbouwkundig en landschappelijk aanvaardbaar te zijn; de belangen van derden mogen niet onevenredig worden geschaad. 5.3.2 Afwijken bouwregels bedrijfsgebouwen en overkappingen Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde: In 5.2.2 onder c voor het bouwen van gebouwen en overkappingen tot een bouwhoogte van maximaal 15 m ter plaatse van de aanduiding 'groothandel'. In 5.2.2 onder d ten behoeve van de afdekking van gebouwen met een geringere dakhelling en/of een platte afdekking van gebouwen, indien zulks voor een doelmatige bedrijfsuitoefening noodzakelijk en/of gewenst is. 5.3.3 Afwijken vervangende nieuwbouw bedrijfswoning Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 5.2.3 onder b voor vervangende nieuwbouw van een bedrijfswoning, al dan niet op dezelfde locatie, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden: Vervangende nieuwbouw dient plaats te vinden binnen het bouwvlak. De afstand van het hoofdgebouw tot de as van de openbare weg dient minimaal 15 m te bedragen. Deze afstand mag minder bedragen, mits: de verkeersveiligheid niet onevenredig wordt geschaad; er geen sprake is van een verslechtering van het woon- en leefklimaat. De bouw van de bedrijfswoning mag geen onevenredige beperking opleveren voor de bedrijfsvoering en/of bedrijfsontwikkeling van omliggende agrarische en andere bedrijven. De afwijking dient aanvaardbaar te zijn uit een oogpunt van een milieuhygiënisch verantwoord woon- en leefklimaat. De afwijking dient stedenbouwkundig en landschappelijk aanvaardbaar te zijn. 5.3.4 Afwijken ten behoeve van een tijdelijke woonunit voor mantelzorg Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 5.2.4 onder a voor de plaatsing van een tijdelijke woonunit, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden: De woonunit is noodzakelijk ten behoeve van huisvesting in het kader van mantelzorg. Er is sprake van een zorgbehoefte welke tijdelijk van aard is. De zorgbehoefte is aangetoond door een door het bevoegd gezag aangewezen deskundige. De oppervlakte van de woonunit mag niet meer bedragen dan 100 m2. De goothoogte van de woonunit mag niet meer bedragen dan 3,25 m. De bouwhoogte van de woonunit mag niet meer bedragen dan 5,5 m. De dakhelling van de woonunit mag niet meer bedragen dan 50°. Een verblijfsgebied als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van het Bouwbesluit 2012 is uitsluitend toegestaan op de begane grond. De woonunit dient minimaal 1 m achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw te worden geplaatst. Zodra de zorgbehoefte niet meer aanwezig is dient de woonunit te worden verwijderd. De plaatsing van de woonunit mag geen onevenredige beperking opleveren voor de bedrijfsvoering en/of bedrijfsontwikkeling van omliggende agrarische en andere bedrijven. De afwijking dient aanvaardbaar te zijn uit een oogpunt van een milieuhygiënisch verantwoord woon- en leefklimaat. 5.3.5 Afwijken situering bijgebouwen en overkappingen bij de bedrijfswoning Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 5.2.4 onder b voor het bouwen van een bijgebouw of overkapping op een afstand van minder dan 1 m achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw, of voor het bouwen van een bijgebouw of overkapping vóór (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden: Het bouwen dient stedenbouwkundig en landschappelijk aanvaardbaar te zijn. De belangen van derden mogen niet onevenredig worden geschaad. 5.3.6 Afwijken bouwregels bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde: In 5.2.5 onder b voor het bouwen van erf- en terreinafscheidingen met een bouwhoogte van maximaal 2 m vóór (het verlengde van) de voorgevel van de bedrijfswoning, mits dit stedenbouwkundig en landschappelijk aanvaardbaar is en de verkeersveiligheid niet wordt aangetast. In 5.2.5 onder d voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, met een hogere bouwhoogte tot maximaal 5 m, mits dit stedenbouwkundig en landschappelijk aanvaardbaar is. 5.4 Specifieke gebruiksregels 5.4.1 Strijdig gebruik Naast het bepaalde in artikel 35 wordt onder strijdig gebruik in ieder geval verstaan: Het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel, uitgezonderd detailhandel die rechtstreeks voortvloeit uit de aard van de bedrijven ter plaatse van de aanduiding ‘verkooppunt motorbrandstoffen met lpg’, ‘tuincentrum’ en ‘specifieke vorm van bedrijf - garagebedrijf’. Het gebruik van onbebouwde gronden ten behoeve van buitenopslag ter plaatse van de aanduiding 'opslag' en ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van bedrijf - rietdekkersbedrijf'. Het gebruik van bebouwing ten behoeve van opslag van hinderlijke of (brand)gevaarlijke stoffen ter plaatse van de aanduiding 'opslag'. Het gebruik van bedrijfsgebouwen en bijgebouwen bij de bedrijfswoning als zelfstandige woning. Het gebruik van bedrijfsgebouwen en vrijstaande bijgebouwen bij de bedrijfswoning voor bewoning, al dan niet als afhankelijke woonruimte. Het gebruik van onbebouwde gronden ten behoeve van opslag van gerede of ongerede goederen, zoals vaten, kisten, bouwmaterialen, werktuigen, machines of onderdelen hiervan, tenzij behorend bij dan wel onderdeel van de betreffende toegestane bedrijfsvoering. Het gebruik van onbebouwde gronden ten behoeve van opslag van gebruiksklare of onklare voer- of vaartuigen of onderdelen hiervan, tenzij behorend bij dan wel onderdeel van de betreffende toegestane bedrijfsvoering. Het gebruik van gronden en bouwwerken als Bevi-inrichting, uitgezonderd het gebruik als verkooppunt voor motorbrandstoffen, inclusief lpg, ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen met lpg'. Het gebruik van gronden en gebouwen als geluidzoneringsplichtige inrichting. Het gebruik van gronden en bebouwing ter plaatse van de aanduiding ‘transportbedrijf’ ten behoeve van: de stalling van vrachtwagens, behalve ter plaatse van de aanduiding ‘parkeerterrein’ alwaar stalling van maximaal 2 vrachtwagens (trekkers/trucks al dan niet met oplegger/trailer) mag plaatsvinden; het in werking hebben van koelinstallaties/koelmotoren in, op of bij vrachtwagens, bedoeld voor de koeling van goederen, inclusief eventuele voorkoeling van de laadruimte; op- en overslag van goederen; buitenopslag van pallets; het schoonspuiten en/of wassen van vrachtwagens; reparatie van vrachtwagens, met uitzondering van op dat moment noodzakelijke, zeer ondergeschikte, kleinschalige reparatiehandelingen. 5.4.2 Hovenier met zorgfunctie Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - hovenier met zorgfunctie' mag de zorgfunctie niet meer bedragen dan 50 m². 5.4.3 Tuincentrum Ter plaatse van de aanduiding ‘tuincentrum’ mogen de volgende categorieën artikelen te koop worden aangeboden met inachtneming van de genoemde percentages per categorie: Voor niet minder dan 70% van het verkoopvloeroppervlakte: boomkwekerijproducten, buitenplanten, bloembollen, binnenplanten en bloemen, potten en vazen, alsmede artikelen voor de inrichting, het onderhoud en de verfraaiing van particuliere tuinen en daarbij noodzakelijke hulpmiddelen dan wel daarmee rechtstreeks samenhangende artikelen; Voor niet meer dan 15% van het verkoopvloeroppervlak: tuinmeubelen en barbecues; Voor niet meer dan 5% van het verkoopvloeroppervlak: diervoer en kleine huisdieren geschikt voor verblijf buitenshuis; Voor niet meer dan 5% van het verkoopvloeroppervlak: de detailhandel ondersteunende horeca; Voor niet meer dan 20% van het verkoopvloeroppervlak: branchevreemde artikelen, te weten: artikelen voor decoratie binnenshuis; seizoensgebonden artikelen; kleine huisdieren die in het algemeen binnenshuis verblijven en dierbenodigdheden; kookartikelen, zoals keukengerei, kookboeken, luxe eetproducten (zoals olie, azijn, tapas) en serviezen; algemene schoonmaakproducten voor in het huis; kleding anders dan voor werken in de tuin; en daarmee gelijk te stellen artikelen. Bij het bepalen van de in lid a tot en met e genoemde percentages aan verkoopvloeroppervlak wordt de helft van de oppervlakte van het gangpad dat grenst aan een verkoopvak waar een categorie artikelen wordt aangeboden, meegerekend bij de oppervlakte van dat betreffende verkoopvak. De oppervlakte van eventuele verdiepingen en/of verhogingen en eventueel ondergronds vloeroppervlak wordt, elk afzonderlijk voor het totaal, meegerekend. 5.4.4 Aan-huis-gebonden-beroep Het gebruik van een bedrijfswoning en/of een bijgebouw bij de bedrijfswoning ten behoeve van een aan-huis-gebonden-beroep is toegestaan, waarbij de volgende regels gelden: Het gebruik heeft een kleinschalig karakter en zal dat behouden en is naar aard met het woonkarakter van de omgeving in overeenstemming. Uitsluitend toegestaan zijn aan-huis-gebonden-beroepen die zijn opgenomen op de Lijst met aan-huis-gebonden-beroepen zoals opgenomen in bijlage 12 bij deze regels. Indien in de lijst nadere voorwaarden zijn gesteld voor specifieke aan-huis-gebonden-beroepen, zijn deze aan-huis-gebonden-beroepen uitsluitend toegestaan indien wordt voldaan aan de nadere voorwaarden. De vloeroppervlakte die wordt gebruikt voor een aan-huis-gebonden-beroep bedraagt maximaal 50 m2. Het gebruik ondersteunt de woonfunctie, dat wil zeggen dat diegene die de activiteit uitvoert tevens hoofdbewoner van de woning is en dat er ter plaatse geen personeel werkzaam is. Het betreft niet zodanige verkeersaantrekkende activiteiten die kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer, dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte. Er vindt geen uitoefening van detailhandel plaats, met uitzondering van ter plaatse vervaardigde producten. Buitenopslag ten dienste van het aan-huis-gebonden-beroep is niet toegestaan. 5.4.5 Bed & breakfast Het gebruik van de bedrijfswoning ten behoeve van bed & breakfast is toegestaan, waarbij de volgende regels gelden: De exploitatie van de bed & breakfast wordt uitgeoefend door de hoofdbewoner van de woning. De woonfunctie van de woning blijft behouden. Per woning is sprake van maximaal 2 bed & breakfast kamers en maximaal 4 slaapplaatsen. De vloeroppervlakte aan logeereenheden en zelfstandige sanitaire voorzieningen mag niet meer bedragen dan 50 m². Parkeren geschiedt op eigen terrein. 5.4.6 Landschappelijke inpassing De gronden en bouwwerken ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - voorwaarde landschappelijke inpassing 8.1’ mogen uitsluitend worden gebruikt ten behoeve van een loon- en grondwerkbedrijf, indien de landschappelijke inpassing is gerealiseerd, wordt beheerd en in stand wordt gehouden conform het beplantingsplan zoals opgenomen in bijlage 8.1 bij deze regels. 5.5 Afwijken van de gebruiksregels 5.5.1 Afwijken ten behoeve van ander bedrijf Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 5.1 onder a en een ander bedrijf toestaan dan is toegestaan ter plaatse van de betreffende aanduiding, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden: Het betreft een bedrijf dat is opgenomen in categorie 1 of 2 van de Lijst van bedrijfsactiviteiten, zoals opgenomen in bijlage 13 bij deze regels, dan wel een bedrijf dat naar aard en invloed op de omgeving gelijk is te stellen met deze bedrijven. Er is geen sprake van zodanige verkeersaantrekkende activiteiten dat die kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer, dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte. 5.5.2 Afwijken tuincentrum Ter plaatse van de aanduiding ‘tuincentrum’ kan het bevoegd gezag bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 5.4.3 voor het opslaan en te koop aanbieden van vuurwerkartikelen voor niet meer dan 5% van het verkoopvloeroppervlak. 5.5.3 Afwijken ten behoeve van mantelzorg Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 5.4.1 onder e en toestaan dat een vrijstaand bijgebouw gebruikt wordt als afhankelijke woonruimte, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden: De afwijking is noodzakelijk ten behoeve van huisvesting in het kader van mantelzorg. Er is sprake van een zorgbehoefte welke tijdelijk van aard is. De zorgbehoefte is aangetoond door een door het bevoegd gezag aangewezen deskundige. De oppervlakte voor afhankelijke woonruimte mag niet meer bedragen dan 100 m2. Zodra de zorgbehoefte niet meer aanwezig is dient het gebruik te worden beëindigd. Het gebruik als afhankelijke woonruimte mag geen onevenredige beperking opleveren voor de bedrijfsvoering en/of bedrijfsontwikkeling van omliggende agrarische en andere bedrijven. De afwijking dient aanvaardbaar te zijn uit een oogpunt van een milieuhygiënisch verantwoord woon- en leefklimaat. 5.5.4 Afwijken ten behoeve van bed & breakfast in een vrijstaand bijgebouw Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 5.4.5 en toestaan dat een vrijstaand bijgebouw bij de bedrijfswoning gebruikt wordt als bed & breakfast, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden: De exploitatie van de bed & breakfast wordt uitgeoefend door de hoofdbewoner van de woning. De woonfunctie van de woning blijft behouden. Per woning is in totaal sprake van maximaal 2 bed & breakfast kamers en maximaal 4 slaapplaatsen, inclusief kamers/slaapplaatsen in het hoofdgebouw en aangebouwde bijgebouwen. De totale vloeroppervlakte aan logeereenheden en zelfstandige sanitaire voorzieningen in het hoofdgebouw, aangebouwde bijgebouwen en vrijstaande bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 50 m². Parkeren geschiedt op eigen terrein. Het gebruik als bed & breakfast mag geen onevenredige beperking opleveren voor de bedrijfsvoering en/of bedrijfsontwikkeling van omliggende agrarische en andere bedrijven. De afwijking dient aanvaardbaar te zijn uit een oogpunt van een milieuhygiënisch verantwoord woon- en leefklimaat. 5.6 Wijzigingsbevoegdheid 5.6.1 Wijzigen ten behoeve van vormverandering bouwvlak Burgemeester en wethouders zijn bevoegd dit bestemmingsplan te wijzigen ten behoeve van de vormverandering van het bouwvlak, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden: Wijziging is noodzakelijk in het kader van de bedrijfsvoering. De totale oppervlakte van het bouwvlak mag niet worden vergroot. Er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen en de wijziging dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn. Indien de vormverandering leidt tot een verslechtering van de kwaliteit van het landschap, dient te worden voorzien in een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een door het bevoegd gezag goedgekeurd beplantingsplan tot realisatie, beheer en instandhouding van de landschappelijke inpassing. Deze inspanning telt mee voor de invulling van het bepaalde onder e. Indien de vormverandering leidt tot een verslechtering van de kwaliteit van het landschap, gaat de wijziging gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van de extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied van dit bestemmingsplan. Indien een fysieke verbetering ter plaatse niet mogelijk of niet wenselijk is, kan kwaliteitsverbetering plaatsvinden door een passende financiële bijdrage in het gemeentelijk landschapsfonds. 5.6.2 Wijzigen naar 'Wonen' en 'Tuin' Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in de bestemming ‘Wonen’ of ‘Wonen’ en ‘Tuin’, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden: De wijziging is niet toegestaan indien binnen het bestemmingsvlak de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten' is opgenomen en er binnen het bestemmingsvlak nog geen legaal opgerichte bedrijfswoning aanwezig is. Er mag geen sprake zijn van een verslechtering van het woon- en leefklimaat. De bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van nabijgelegen agrarische en andere bedrijven mogen niet worden beperkt. Het bestemmingsvlak en het bouwvlak worden verwijderd en de nieuwe bestemming 'Wonen' of 'Wonen' en 'Tuin' bevat de voormalige bedrijfswoning met bijhorende tuin, erf en verhardingen. Het bestemmingsvlak 'Wonen' wordt afgestemd op de nieuwe situatie, met dien verstande dat: indien het bestemmingsvlak 'Wonen' groter is dan 1.500 m2, er dient te worden voorzien in een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een door het bevoegd gezag goedgekeurd beplantingsplan tot realisatie, beheer en instandhouding van de landschappelijke inpassing; indien het bestemmingsvlak 'Wonen' groter is dan 5.000 m2, er tevens dient te worden voorzien in een aantoonbare en uitvoerbare verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van de extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied van dit bestemmingsplan; indien een fysieke verbetering ter plaatse niet mogelijk of niet wenselijk is, kan kwaliteitsverbetering plaatsvinden door een passende financiële bijdrage in het gemeentelijk landschapsfonds. Overtollige (voormalige) bedrijfsgebouwen, bijgebouwen en overkappingen moeten worden gesloopt, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden: De sloop van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing is niet toegestaan. De oppervlakte aan bijgebouwen en overkappingen mag niet meer bedragen dan 200 m2. Indien meer dan 200 m2 aan (voormalige) bedrijfsgebouwen, bijgebouwen en overkappingen aanwezig is, kan de sloop van deze bebouwing worden ingezet voor het vergroten van de oppervlakte van bijgebouwen en overkappingen als genoemd onder 2 en/of voor het vergroten van de inhoud van het hoofdgebouw. Indien de sloop wordt ingezet voor het vergroten van de oppervlakte van bijgebouwen en overkappingen gelden de volgende regels: als op het perceel in de bestaande situatie minder dan 400 m2 aan bestaande, legaal opgerichte, (voormalige) bedrijfsgebouwen, bijgebouwen en overkappingen aanwezig is, geldt de bestaande oppervlakte van deze gebouwen en overkappingen als maximale oppervlakte die kan worden toegestaan; als op het perceel 400 m2 of meer aan bestaande, legaal opgerichte (voormalige) bedrijfsgebouwen, bijgebouwen en overkappingen aanwezig is, bedraagt de maximale oppervlakte die kan worden toegestaan 400 m2; indien bij toepassing van het bepaalde onder II sprake zou zijn van een situatie waarbij in redelijkheid niet kan worden verlangd dat een bestaand gebouw gedeeltelijk wordt gesloopt, of de gedeeltelijke sloop van dat gebouw zou tot een onaanvaardbare ruimtelijke situatie leiden, bedraagt de maximale oppervlakte die kan worden toegestaan 500 m2; de maximaal toegestane oppervlakte aan bijgebouwen en overkappingen mag ofwel behouden blijven ofwel nieuw gebouwd worden. Indien de sloop (tevens) wordt ingezet voor het vergroten van de inhoud van het hoofdgebouw gelden de volgende regels: voor iedere 100 m2 te slopen bebouwing mag de inhoud van het hoofdgebouw worden vergroot met 50 m3 tot een maximale inhoud van 850 m3; indien (een deel van de) te slopen bebouwing wordt ingezet voor vergroting van het hoofdgebouw, wordt de maximale oppervlakte voor bijgebouwen en overkappingen die kan worden toegestaan op grond van het bepaalde onder 4, teruggebracht met 5 m2 voor iedere 10 m3 waarmee het hoofdgebouw wordt vergroot. Indien de bestaande oppervlakte aan cultuurhistorisch waardevolle (voormalige) bedrijfsgebouwen, bijgebouwen en overkappingen meer bedraagt dan kan worden toegestaan op grond van het bepaalde onder 4, geldt deze bestaande oppervlakte als maximum. Alle overtollige bebouwing moet worden gesloopt, zodat de totale hoeveelheid bebouwing wordt teruggebracht tot hetgeen op grond van het bepaalde onder 4, 5 en/of 6 is toegelaten. Indien meer dan 200 m2 aan bijgebouwen en overkappingen wordt toegestaan, dient te worden voorzien in een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een door het bevoegd gezag goedgekeurd beplantingsplan tot realisatie, beheer en instandhouding van de landschappelijke inpassing. Indien meer dan 400 m2 aan bijgebouwen en overkappingen wordt toegestaan, dient tevens te worden voorzien in een aantoonbare en uitvoerbare verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van de extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied van dit bestemmingsplan; indien een fysieke verbetering ter plaatse niet mogelijk of niet wenselijk is, kan kwaliteitsverbetering plaatsvinden door een passende financiële bijdrage in het gemeentelijk landschapsfonds. In de bestemming ‘Wonen’ kan statische binnenopslag worden toegestaan, mits de opslag geen onevenredige publieks- en/of verkeersaantrekkende werking tot gevolg heeft en met dien verstande dat detailhandel en opslag ten behoeve van een bedrijf niet zijn toegestaan. De verwezenlijking, het behoud en het beheer van (het zoekgebied voor) een ecologische verbindingszone, ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied ecologische verbindingszone’ en/of een zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied behoud en herstel watersystemen’, worden niet belemmerd of aangetast. Artikel 6 Bedrijf - Nuts 6.1 Bestemmingsomschrijving De voor ‘Bedrijf - Nuts’ aangewezen gronden zijn bestemd voor: voorzieningen voor het openbaar nut, zoals de energie-, warmte- en telecommunicatievoorziening; alsmede voor bijbehorende: paden, parkeervoorzieningen en overige verhardingen; groenvoorzieningen; duikers, dammen en overkluizingen; water en waterhuishoudkundige voorzieningen. 6.2 Bouwregels Op en in deze gronden mag uitsluitend ten dienste van en noodzakelijk voor de in lid 6.1 bedoelde bestemmingsomschrijving worden gebouwd, waarbij de volgende regels gelden: 6.2.1 Bedrijfsgebouwen en overkappingen Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen en overkappingen gelden de volgende regels: De goothoogte mag niet meer bedragen dan 4 m. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 6 m. 6.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, gelden de volgende regels: Er mogen uitsluitend erf- en terreinafscheidingen met een open constructie worden gebouwd, waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 2 m. Artikel 7 Bedrijf - Windturbine 7.1 Bestemmingsomschrijving De voor ‘Bedrijf - Windturbine’ aangewezen gronden zijn bestemd voor: een windturbine met bijbehorende voorzieningen; alsmede voor bijbehorende: paden en toegangswegen, parkeervoorzieningen en overige verhardingen; groenvoorzieningen; duikers, dammen en overkluizingen; water en waterhuishoudkundige voorzieningen. 7.2 Bouwregels Op en in deze gronden mag uitsluitend ten dienste van en noodzakelijk voor de in lid 7.1 bedoelde bestemmingsomschrijving worden gebouwd, waarbij de volgende regels gelden: 7.2.1 Algemeen Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels: Het bestemmingsvlak mag volledig worden bebouwd. De oppervlakte van trafo's of inkoopstations mag per bestemmingsvlak niet meer bedragen dan 50 m². De goothoogte mag niet meer bedragen dan 3,5 m. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 6 m. 7.2.2 Windturbines Voor het bouwen van windturbines gelden de volgende regels: Per bestemmingsvlak mag niet meer dan één windturbine worden gebouwd. De ashoogte van een windturbine mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)'. De tiphoogte van een windturbine mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'tiphoogte (m)'. 7.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, gelden de volgende regels: Er mogen uitsluitend erf- en terreinafscheidingen met een open constructie worden gebouwd, waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 2 m. 7.3 Afwijken van de bouwregels 7.3.1 Afwijken bouwregels bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 7.2.3 onder a voor het bouwen van erf- en terreinafscheidingen met een open constructie met een bouwhoogte van maximaal 3 m. Artikel 8 Bos 8.1 Bestemmingsomschrijving De voor ‘Bos’ aangewezen gronden zijn bestemd voor: duurzame instandhouding van bosgebieden; behoud, versterking en/of ontwikkeling van de aan de bosgebieden eigen zijnde natuurwaarden en landschapswaarden in het algemeen en in het bijzonder voor: aardkundig waardevolle gebieden, ter plaatse van de aanduiding ‘aardkundig waardevol’; beekdal ter plaatse van de aanduiding ’beekdal’; cultuurhistorisch waardevolle gebieden ter plaatse van de aanduiding ‘cultuurhistorisch vlak’; het watersysteem en de ecologische en landschappelijke waarden en kenmerken van de onderscheiden gebieden ter plaatse van de aanduiding ‘groenblauwe mantel’; landschappelijke afwisseling ter plaatse van de aanduiding ‘landschappelijk afwisselend gebied’; landschappelijke openheid ter plaatse van de aanduiding ‘landschappelijk open gebied’; kwetsbare soorten ter plaatse van de aanduiding ‘leefgebied kwetsbare soorten’; struweelvogels ter plaatse van de aanduiding ‘leefgebied struweelvogels’; een zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied behoud en herstel watersystemen’; een zoekgebied voor een ecologische verbindingszone ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied ecologische verbindingszone’; waarbij voor het bepaalde onder 1 tot en met 10 het bepaalde in 36.7 van toepassing is; bosbouw; behoud en herstel van watersystemen; een materiaalberging uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van bos - materiaalberging'; alsmede voor bijbehorende: extensief recreatief medegebruik; onverharde paden en bruggetjes ten behoeve van extensief recreatief medegebruik; duikers, dammen en overkluizingen; water en waterhuishoudkundige voorzieningen. 8.2 Bouwregels Op en in deze gronden mag uitsluitend ten dienste van de in lid 8.1 bedoelde bestemmingsomschrijving worden gebouwd, waarbij de volgende regels gelden: 8.2.1 Gebouwen en overkappingen Op en in deze gronden mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd, met uitzondering van een materiaalberging ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bos - materiaalberging', waarbij de volgende regels gelden: De goothoogte mag niet meer bedragen dan 2,5 m. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 4 m. 8.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde Op en in deze gronden mogen geen bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, worden gebouwd, met uitzondering van bruggetjes, waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 2 m. 8.3 Afwijken van de bouwregels Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 8.2.2 voor het bouwen van erf- en terreinafscheidingen met een open constructie, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarde: De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 1,5 m. 8.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden 8.4.1 Verbod Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren: Het verwijderen van houtgewas en het vellen of rooien van houtopstanden alsmede het verwijderen van kleine natuurelementen zoals poelen, moerasjes en verwilderde terreintjes. Het verlagen, vergraven, ophogen en/of egaliseren van de bodem waarbij het gaat om ingrepen die grond verzetten met hoogteverschillen van meer dan 0,40 m. 8.4.2 Uitzonderingen Het in 8.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden welke: Het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn. Reeds in uitvoering zijn krachtens een verleende omgevingsvergunning, dan wel krachtens een verleende omgevingsvergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit bestemmingsplan. 8.4.3 Toelaatbaarheid De in 8.4.1 genoemde omgevingsvergunning kan worden verleend voor werken, geen bouwwerken zijnde, en/of werkzaamheden die de natuur- en landschapswaarden niet in onevenredige mate aantasten, dan wel de mogelijkheden voor behoud, versterking en/of herstel van die waarden niet in onevenredige mate verkleinen. Alvorens te beslissen wint het bevoegd gezag advies in bij een deskundige op het gebied van natuur- en landschapswaarden. Artikel 9 Groen 9.1 Bestemmingsomschrijving De voor ‘Groen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor: bermen, plantsoenen en andere groenvoorzieningen; waterkeringen, kades en dijken; een voorziening ten behoeve van waterberging ter plaatse van de aanduiding ‘waterberging’; alsmede voor bijbehorende: onverharde paden; extensief recreatief medegebruik; straatmeubilair; kunstobjecten, gedenktekens en religieuze objecten; nutsvoorzieningen; duikers, dammen en overkluizingen; water en waterhuishoudkundige voorzieningen. 9.2 Bouwregels Op en in deze gronden mag uitsluitend ten dienste van de in 9.1 bedoelde bestemmingsomschrijving worden gebouwd, waarbij de volgende regels gelden: 9.2.1 Gebouwen en overkappingen Op en in deze gronden mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd. 9.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, gelden de volgende regels: De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m. De erf- en terreinafscheidingen dienen een open constructie te hebben. Overige bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, mogen uitsluitend betreffen eenvoudige, kleinschalige voorzieningen in de vorm van bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, ten behoeve van het beheer en/of extensief recreatief medegebruik, waarbij de volgende regels gelden: de oppervlakte mag niet meer bedragen dan 5 m²; de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 2 m. Artikel 10 Groen - Houtsingel 10.1 Bestemmingsomschrijving De voor ‘Groen - Houtsingel’ aangewezen gronden zijn bestemd voor: houtwallen, houtopstanden en bosschages; behoud, versterking en/of ontwikkeling van de in lid a genoemde natuur- en landschapswaarden; alsmede voor bijbehorende: duikers, dammen en overkluizingen; water en waterhuishoudkundige voorzieningen. 10.2 Bouwregels Op en in deze gronden mag niet worden gebouwd. 10.3 Afwijken van de bouwregels Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 10.2 voor het bouwen van erf- en terreinafscheidingen met een open constructie, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarde: De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 1,5 m. 10.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden 10.4.1 Verbod Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren: Het verwijderen van houtgewas en het vellen of rooien van houtopstanden alsmede het verwijderen van kleine natuurelementen zoals poelen, moerasjes en verwilderde terreintjes. Het verlagen, vergraven, ophogen en/of egaliseren van de bodem waarbij het gaat om ingrepen die grond verzetten met hoogteverschillen van meer dan 0,40 m. Het aanbrengen of verbreden van onverharde paden. 10.4.2 Uitzonderingen Het in 10.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden welke: Het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn. Reeds in uitvoering zijn krachtens een verleende omgevingsvergunning, dan wel krachtens een verleende omgevingsvergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit bestemmingsplan. 10.4.3 Toelaatbaarheid De in 10.4.1 genoemde omgevingsvergunning kan worden verleend voor werken, geen bouwwerken zijnde, en/of werkzaamheden die de natuur- en landschapswaarden niet in onevenredige mate aantasten, dan wel de mogelijkheden voor behoud, versterking en/of herstel van die waarden niet in onevenredige mate verkleinen. Alvorens te beslissen wint het bevoegd gezag advies in bij een deskundige op het gebied van natuur- en landschapswaarden. Artikel 11 Horeca 11.1 Bestemmingsomschrijving De voor ‘Horeca’ aangewezen gronden zijn bestemd voor: horecabedrijven; tevens kamerverhuur ter plaatse van de aanduiding 'kamerverhuur'; wonen in een bedrijfswoning ten behoeve van het bedrijf, met dien verstande dat per bouwvlak maximaal één bedrijfswoning is toegestaan; terras, tuin, erf en terrein; extensief recreatief medegebruik; aan-huis-gebonden-beroepen; bed & breakfast; alsmede voor bijbehorende: paden, parkeervoorzieningen en overige verhardingen; groenvoorzieningen; duikers, dammen en overkluizingen; water en waterhuishoudkundige voorzieningen. 11.2 Bouwregels Op en in deze gronden mag uitsluitend ten dienste van en noodzakelijk voor de in 11.1 bedoelde bestemmingsomschrijving worden gebouwd, waarbij de volgende regels gelden: 11.2.1 Algemeen Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels: Gebouwen en overkappingen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd. Per bestemmingsvlak is bebouwing ten behoeve van niet meer dan één bedrijf toegestaan. Het bouwvlak mag volledig worden bebouwd, met dien verstande dat de afstand van gebouwen en overkappingen tot de perceelsgrenzen met derden niet minder mag bedragen dan 5 m. 11.2.2 Bedrijfsgebouwen en overkappingen Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen en overkappingen gelden de volgende regels: De goothoogte mag niet meer bedragen dan 6 m. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 10 m. De dakhelling van bedrijfsgebouwen mag niet minder bedragen dan 12° en niet meer dan 50°. 11.2.3 Bedrijfswoningen Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende regels: Het aantal bedrijfswoningen per bouwvlak mag niet meer bedragen dan één. Vervangende nieuwbouw, met uitzondering van herbouw, van bedrijfswoningen is niet toegestaan. De inhoud van het hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 750 m3. De ondergrondse bebouwing wordt niet meegerekend voor het bepalen van de inhoud. De goothoogte van het hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 6 m. De bouwhoogte van het hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 10 m. De dakhelling van het hoofdgebouw mag niet minder bedragen dan 12° en niet meer dan 50°. 11.2.4 Bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen Voor het bouwen van bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen gelden de volgende regels: De gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen en overkappingen mag niet meer bedragen dan 200 m2. Bijgebouwen en overkappingen mogen uitsluitend worden gebouwd op een afstand van ten minste 1 meter achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw, met dien verstande dat, indien deze afstand in de bestaande situatie minder dan 1 meter bedraagt, de bestaande afstand als minimale afstand geldt. De goothoogte van bijgebouwen en overkappingen mag niet meer bedragen dan 3,25 m. De bouwhoogte van bijgebouwen en overkappingen mag niet meer bedragen dan 5,5 m. De dakhelling van bijgebouwen en overkappingen mag niet meer bedragen dan 50°. 11.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, gelden de volgende regels: Bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd. De bouwhoogte van erf-, terras- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m, met dien verstande dat de bouwhoogte vóór (het verlengde van) de voorgevel van de gebouwen niet meer mag bedragen dan 1 m. De bouwhoogte van hekwerken ten behoeve van paardenbakken mag niet meer bedragen dan 1,5 m. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m. 11.3 Afwijken van de bouwregels 11.3.1 Afwijken algemene bouwregels Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 11.2.1 onder c: Voor het bouwen op een afstand minder dan 5 m van dan wel op de perceelsgrenzen met derden, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden: het bouwen dient stedenbouwkundig en landschappelijk aanvaardbaar te zijn; de belangen van derden mogen niet onevenredig worden geschaad. 11.3.2 Afwijken vervangende nieuwbouw bedrijfswoning Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 11.2.3 onder b voor vervangende nieuwbouw van een bedrijfswoning, al dan niet op dezelfde locatie, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden: Vervangende nieuwbouw dient plaats te vinden binnen het bouwvlak. De afstand van het hoofdgebouw tot de as van de openbare weg dient minimaal 15 m te bedragen. Deze afstand mag minder bedragen, mits: de verkeersveiligheid niet onevenredig wordt geschaad; er geen sprake is van een verslechtering van het woon- en leefklimaat. De bouw van de bedrijfswoning mag geen onevenredige beperking opleveren voor de bedrijfsvoering en/of bedrijfsontwikkeling van omliggende agrarische en andere bedrijven. De afwijking dient aanvaardbaar te zijn uit een oogpunt van een milieuhygiënisch verantwoord woon- en leefklimaat. De afwijking dient stedenbouwkundig en landschappelijk aanvaardbaar te zijn. 11.3.3 Afwijken ten behoeve van een tijdelijke woonunit voor mantelzorg Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 11.2.4 onder a voor de plaatsing van een tijdelijke woonunit, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden: De woonunit is noodzakelijk ten behoeve van huisvesting in het kader van mantelzorg. Er is sprake van een zorgbehoefte welke tijdelijk van aard is. De zorgbehoefte is aangetoond door een door het bevoegd gezag aangewezen deskundige. De oppervlakte van de woonunit mag niet meer bedragen dan 100 m2. De goothoogte van de woonunit mag niet meer bedragen dan 3,25 m. De bouwhoogte van de woonunit mag niet meer bedragen dan 5,5 m. De dakhelling van de woonunit mag niet meer bedragen dan 50°. Een verblijfsgebied als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van het Bouwbesluit 2012 is uitsluitend toegestaan op de begane grond. De woonunit dient minimaal 1 m achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw te worden geplaatst. Zodra de zorgbehoefte niet meer aanwezig is dient de woonunit te worden verwijderd. De plaatsing van de woonunit mag geen onevenredige beperking opleveren voor de bedrijfsvoering en/of bedrijfsontwikkeling van omliggende agrarische en andere bedrijven. De afwijking dient aanvaardbaar te zijn uit een oogpunt van een milieuhygiënisch verantwoord woon- en leefklimaat. 11.3.4 Afwijken situering bijgebouwen en overkappingen bij de bedrijfswoning Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 11.2.4 onder b voor het bouwen van een bijgebouw of overkapping op een afstand van minder dan 1 m achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw, of voor het bouwen van een bijgebouw of overkapping vóór (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden: Het bouwen dient stedenbouwkundig en landschappelijk aanvaardbaar te zijn. De belangen van derden mogen niet onevenredig worden geschaad. 11.3.5 Afwijken bouwregels bouwwerken geen gebouwen en overkappingen zijnde Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde: In 11.2.5 onder b voor het bouwen van erf-, terras- en terreinafscheidingen met een bouwhoogte van maximaal 2 m vóór (het verlengde van) de voorgevel van de gebouwen, mits dit stedenbouwkundig en landschappelijk aanvaardbaar is en de verkeersveiligheid niet wordt aangetast. In 11.2.5 onder d voor het bouwen van kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen zoals speeltuinen en midgetgolfbanen waarbij de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 6 m. 11.4 Specifieke gebruiksregels 11.4.1 Strijdig gebruik Naast het bepaalde in artikel 35 wordt onder strijdig gebruik in ieder geval verstaan: Het gebruik van bedrijfsgebouwen en bijgebouwen bij de bedrijfswoning als zelfstandige woning. Het gebruik van bedrijfsgebouwen en vrijstaande bijgebouwen bij de bedrijfswoning voor bewoning, al dan niet als afhankelijke woonruimte. 11.4.2 Kamerverhuur Ter plaatse van de aanduiding 'kamerverhuur' is verhuur van maximaal 6 kamers toegestaan. 11.4.3 Aan-huis-gebonden-beroep Het gebruik van een bedrijfswoning en/of een bijgebouw bij de bedrijfswoning ten behoeve van een aan-huis-gebonden-beroep is toegestaan, waarbij de volgende regels gelden: Het gebruik heeft een kleinschalig karakter en zal dat behouden en is naar aard met het woonkarakter van de omgeving in overeenstemming. Uitsluitend toegestaan zijn aan-huis-gebonden-beroepen die zijn opgenomen op de Lijst met aan-huis-gebonden-beroepen zoals opgenomen in bijlage 12 bij deze regels. Indien in de lijst nadere voorwaarden zijn gesteld voor specifieke aan-huis-gebonden-beroepen, zijn deze aan-huis-gebonden-beroepen uitsluitend toegestaan indien wordt voldaan aan de nadere voorwaarden. De vloeroppervlakte die wordt gebruikt voor een aan-huis-gebonden-beroep bedraagt maximaal 50 m2. Het gebruik ondersteunt de woonfunctie, dat wil zeggen dat diegene die de activiteit uitvoert tevens hoofdbewoner van de woning is en dat er ter plaatse geen personeel werkzaam is. Het betreft niet zodanige verkeersaantrekkende activiteiten die kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer, dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte. Er vindt geen uitoefening van detailhandel plaats, met uitzondering van ter plaatse vervaardigde producten. Buitenopslag ten dienste van het aan-huis-gebonden-beroep is niet toegestaan. 11.4.4 Bed & breakfast Het gebruik van de bedrijfswoning ten behoeve van bed & breakfast is toegestaan, waarbij de volgende regels gelden: De exploitatie van de bed & breakfast wordt uitgeoefend door de hoofdbewoner van de woning. De woonfunctie van de woning blijft behouden. Per woning is sprake van maximaal 2 bed & breakfast kamers en maximaal 4 slaapplaatsen. De vloeroppervlakte aan logeereenheden en zelfstandige sanitaire voorzieningen mag niet meer bedragen dan 50 m². Parkeren geschiedt op eigen terrein. 11.5 Afwijken van de gebruiksregels 11.5.1 Afwijken ten behoeve van mantelzorg Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 11.4.1 onder b en toestaan dat een vrijstaand bijgebouw gebruikt wordt als afhankelijke woonruimte, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden: De afwijking is noodzakelijk ten behoeve van huisvesting in het kader van mantelzorg. Er is sprake van een zorgbehoefte welke tijdelijk van aard is. De zorgbehoefte is aangetoond door een door het bevoegd gezag aangewezen deskundige. De oppervlakte voor afhankelijke woonruimte mag niet meer bedragen dan 100 m2. Zodra de zorgbehoefte niet meer aanwezig is dient het gebruik te worden beëindigd. Het gebruik als afhankelijke woonruimte mag geen onevenredige beperking opleveren voor de bedrijfsvoering en/of bedrijfsontwikkeling van omliggende agrarische en andere bedrijven. De afwijking dient aanvaardbaar te zijn uit een oogpunt van een milieuhygiënisch verantwoord woon- en leefklimaat. 11.5.2 Afwijken ten behoeve van bed & breakfast in een vrijstaand bijgebouw Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 11.4.4 en toestaan dat een vrijstaand bijgebouw bij de bedrijfswoning gebruikt wordt als bed & breakfast, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden: De exploitatie van de bed & breakfast wordt uitgeoefend door de hoofdbewoner van de woning. De woonfunctie van de woning blijft behouden. Per woning is in totaal sprake van maximaal 2 bed & breakfast kamers en maximaal 4 slaapplaatsen, inclusief kamers/slaapplaatsen in het hoofdgebouw en aangebouwde bijgebouwen. De totale vloeroppervlakte aan logeereenheden en zelfstandige sanitaire voorzieningen in het hoofdgebouw, aangebouwde bijgebouwen en vrijstaande bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 50 m². Parkeren geschiedt op eigen terrein. Het gebruik als bed & breakfast mag geen onevenredige beperking opleveren voor de bedrijfsvoering en/of bedrijfsontwikkeling van omliggende agrarische en andere bedrijven. De afwijking dient aanvaardbaar te zijn uit een oogpunt van een milieuhygiënisch verantwoord woon- en leefklimaat. 11.6 Wijzigingsbevoegdheid 11.6.1 Wijzigen ten behoeve van vormverandering bouwvlak Burgemeester en wethouders zijn bevoegd dit bestemmingsplan te wijzigen ten behoeve van de vormverandering van het bouwvlak, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden: Wijziging is noodzakelijk in het kader van de bedrijfsvoering. De totale oppervlakte van het bouwvlak mag niet worden vergroot. Er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen en de wijziging dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn. Indien de vormverandering leidt tot een verslechtering van de kwaliteit van het landschap, dient te worden voorzien in een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een door het bevoegd gezag goedgekeurd beplantingsplan tot realisatie, beheer en instandhouding van de landschappelijke inpassing. Deze inspanning telt mee voor de invulling van het bepaalde onder e. Indien de vormverandering leidt tot een verslechtering van de kwaliteit van het landschap, gaat de wijziging gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van de extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied van dit bestemmingsplan. Indien een fysieke verbetering ter plaatse niet mogelijk of niet wenselijk is, kan kwaliteitsverbetering plaatsvinden door een passende financiële bijdrage in het gemeentelijk landschapsfonds. 11.6.2 Wijzigen naar 'Wonen' en 'Tuin' Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in de bestemming ‘Wonen’ of 'Wonen' en ‘Tuin’, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden: Er mag geen sprake zijn van een verslechtering van het woon- en leefklimaat. De bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van nabijgelegen agrarische en andere bedrijven mogen niet worden beperkt. Het bestemmingsvlak en het bouwvlak worden verwijderd en de nieuwe bestemming 'Wonen' of 'Wonen' en 'Tuin' bevat de voormalige bedrijfswoning met bijhorende tuin, erf en verhardingen. Het bestemmingsvlak 'Wonen' wordt afgestemd op de nieuwe situatie, met dien verstande dat: indien het bestemmingsvlak 'Wonen' groter is dan 1.500 m2, er dient te worden voorzien in een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een door het bevoegd gezag goedgekeurd beplantingsplan tot realisatie, beheer en instandhouding van de landschappelijke inpassing; indien het bestemmingsvlak 'Wonen' groter is dan 5.000 m2, er tevens dient te worden voorzien in een aantoonbare en uitvoerbare verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van de extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied van dit bestemmingsplan; indien een fysieke verbetering ter plaatse niet mogelijk of niet wenselijk is, kan kwaliteitsverbetering plaatsvinden door een passende financiële bijdrage in het gemeentelijk landschapsfonds. Overtollige (voormalige) bedrijfsgebouwen, bijgebouwen en overkappingen moeten worden gesloopt, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden: De sloop van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing is niet toegestaan. De oppervlakte aan bijgebouwen en overkappingen mag niet meer bedragen dan 200 m2. Indien meer dan 200 m2 aan (voormalige) bedrijfsgebouwen, bijgebouwen en overkappingen aanwezig is, kan de sloop van deze bebouwing worden ingezet voor het vergroten van de oppervlakte van bijgebouwen en overkappingen als genoemd onder 2 en/of voor het vergroten van de inhoud van het hoofdgebouw. Indien de sloop wordt ingezet voor het vergroten van de oppervlakte van bijgebouwen en overkappingen gelden de volgende regels: als op het perceel in de bestaande situatie minder dan 400 m2 aan bestaande, legaal opgerichte, (voormalige) bedrijfsgebouwen, bijgebouwen en overkappingen aanwezig is, geldt de bestaande oppervlakte van deze gebouwen en overkappingen als maximale oppervlakte die kan worden toegestaan; als op het perceel 400 m2 of meer aan bestaande, legaal opgerichte (voormalige) bedrijfsgebouwen, bijgebouwen en overkappingen aanwezig is, bedraagt de maximale oppervlakte die kan worden toegestaan 400 m2; indien bij toepassing van het bepaalde onder II sprake zou zijn van een situatie waarbij in redelijkheid niet kan worden verlangd dat een bestaand gebouw gedeeltelijk wordt gesloopt, of de gedeeltelijke sloop van dat gebouw zou tot een onaanvaardbare ruimtelijke situatie leiden, bedraagt de maximale oppervlakte die kan worden toegestaan 500 m2; de maximaal toegestane oppervlakte aan bijgebouwen en overkappingen mag ofwel behouden blijven ofwel nieuw gebouwd worden. Indien de sloop (tevens) wordt ingezet voor het vergroten van de inhoud van het hoofdgebouw gelden de volgende regels: voor iedere 100 m2 te slopen bebouwing mag de inhoud van het hoofdgebouw worden vergroot met 50 m3 tot een maximale inhoud van 850 m3; indien (een deel van de) te slopen bebouwing wordt ingezet voor vergroting van het hoofdgebouw, wordt de maximale oppervlakte voor bijgebouwen en overkappingen die kan worden toegestaan op grond van het bepaalde onder 4, teruggebracht met 5 m2 voor iedere 10 m3 waarmee het hoofdgebouw wordt vergroot. Indien de bestaande oppervlakte aan cultuurhistorisch waardevolle (voormalige) bedrijfsgebouwen, bijgebouwen en overkappingen meer bedraagt dan kan worden toegestaan op grond van het bepaalde onder 4, geldt deze bestaande oppervlakte als maximum. Alle overtollige bebouwing moet worden gesloopt, zodat de totale hoeveelheid bebouwing wordt teruggebracht tot hetgeen op grond van het bepaalde onder 4, 5 en/of 6 is toegelaten. Indien meer dan 200 m2 aan bijgebouwen en overkappingen wordt toegestaan, dient te worden voorzien in een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een door het bevoegd gezag goedgekeurd beplantingsplan tot realisatie, beheer en instandhouding van de landschappelijke inpassing. Indien meer dan 400 m2 aan bijgebouwen en overkappingen wordt toegestaan, dient tevens te worden voorzien in een aantoonbare en uitvoerbare verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van de extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied van dit bestemmingsplan; indien een fysieke verbetering ter plaatse niet mogelijk of niet wenselijk is, kan kwaliteitsverbetering plaatsvinden door een passende financiële bijdrage in het gemeentelijk landschapsfonds. In de bestemming ‘Wonen’ kan statische binnenopslag worden toegestaan, mits de opslag geen onevenredige publieks- en/of verkeersaantrekkende werking tot gevolg heeft en met dien verstande dat detailhandel en opslag ten behoeve van een bedrijf niet zijn toegestaan. De verwezenlijking, het behoud en het beheer van (het zoekgebied voor) een ecologische verbindingszone, ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied ecologische verbindingszone’ en/of een zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied behoud en herstel watersystemen’, worden niet belemmerd of aangetast. Artikel 12 Maatschappelijk 12.1 Bestemmingsomschrijving De voor ‘Maatschappelijk’ aangewezen gronden zijn bestemd voor: terreinen bij en groenvoorzieningen op een voormalige stortplaats ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van maatschappelijk - voormalige stortplaats’; alsmede voor bijbehorende: duikers, dammen en overkluizingen; water en waterhuishoudkundige voorzieningen. 12.2 Bouwregels Op en in deze gronden mag uitsluitend ten dienste van en noodzakelijk voor de in 12.1 bedoelde bestemmingsomschrijving worden gebouwd, waarbij de volgende regels gelden: 12.2.1 Gebouwen en overkappingen Op en in deze gronden mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd. 12.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, gelden de volgende regels: Er mogen uitsluitend erf- en terreinafscheidingen met een open constructie worden gebouwd, waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 2 m. Artikel 13 Maatschappelijk - Molen 13.1 Bestemmingsomschrijving De voor ‘Maatschappelijk - Molen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor: een molen; erven en terreinen; alsmede voor bijbehorende: paden, parkeervoorzieningen en overige verhardingen; groenvoorzieningen; duikers, dammen en overkluizingen; water en waterhuishoudkundige voorzieningen. 13.2 Bouwregels Op en in deze gronden mag uitsluitend ten dienste van en noodzakelijk voor de in lid 13.1 bedoelde bestemmingsomschrijving worden gebouwd, waarbij de volgende regels gelden: 13.2.1 Algemeen Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels: Het bouwvlak mag volledig worden bebouwd. De uitwendige hoofdvorm van het bouwwerk, zoals deze was ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerp van dit bestemmingsplan, dient gehandhaafd te blijven. 13.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, gelden de volgende regels: Er mogen uitsluitend erf- en terreinafscheidingen met een open constructie worden gebouwd, waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 2 m. Artikel 14 Natuur 14.1 Bestemmingsomschrijving De voor ‘Natuur’ aangewezen gronden zijn bestemd voor: de duurzame instandhouding van natuurgebieden; behoud, versterking en/of ontwikkeling van de aan de natuurgebieden eigen zijnde natuurwaarden en landschapswaarden, waaronder houtopstanden, rietoevers en poelen, in samenhang met de waterhuishouding en de ecologische verbindingszones, in het algemeen en in het bijzonder voor: aardkundig waardevolle gebieden, ter plaatse van de aanduiding ‘aardkundig waardevol’; beekdal ter plaatse van de aanduiding ’beekdal’; cultuurhistorisch waardevolle gebieden ter plaatse van de aanduiding ‘cultuurhistorisch vlak’; het watersysteem en de ecologische en landschappelijke waarden en kenmerken van de onderscheiden gebieden ter plaatse van de aanduiding ‘groenblauwe mantel’; landschappelijke afwisseling ter plaatse van de aanduiding ‘landschappelijk afwisselend gebied’; landschappelijke openheid ter plaatse van de aanduiding ‘landschappelijk open gebied’; kwetsbare soorten ter plaatse van de aanduiding ‘leefgebied kwetsbare soorten’; struweelvogels ter plaatse van de aanduiding ‘leefgebied struweelvogels’; een zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied behoud en herstel watersystemen’; een zoekgebied voor een ecologische verbindingszone ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied ecologische verbindingszone’; waarbij voor het bepaalde onder 1 tot en met 10 het bepaalde in 36.7 van toepassing is; behoud en herstel van watersystemen; alsmede voor bijbehorende: extensief recreatief medegebruik; onverharde paden en bruggetjes ten behoeve van extensief recreatief medegebruik; duikers, dammen en overkluizingen; water, waterberging en waterhuishoudkundige voorzieningen. 14.2 Bouwregels 14.2.1 Gebouwen en overkappingen Op en in deze gronden mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd. 14.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde Op en in deze gronden mogen geen bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, worden gebouwd, met uitzondering van bruggetjes, waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 2 m. 14.3 Afwijken van de bouwregels Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 14.2.2 voor het bouwen van erf- en terreinafscheidingen met een open constructie, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarde: De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 1,5 m. 14.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden 14.4.1 Verbod Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren: Het verwijderen van houtgewas en het vellen of rooien van houtopstanden alsmede het verwijderen van kleine natuurelementen zoals poelen, moerasjes en verwilderde terreintjes. Het verlagen, vergraven, ophogen en/of egaliseren van de bodem waarbij het gaat om ingrepen die grond verzetten met hoogteverschillen van meer dan 0,40 m. 14.4.2 Uitzonderingen Het in 14.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden welke: Het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn. Reeds in uitvoering zijn krachtens een verleende omgevingsvergunning, dan wel krachtens een verleende omgevingsvergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit bestemmingsplan. 14.4.3 Toelaatbaarheid De in 14.4.1 genoemde omgevingsvergunning kan worden verleend voor werken, geen bouwwerken zijnde, en/of werkzaamheden die de natuur- en landschapswaarden niet in onevenredige mate aantasten, dan wel de mogelijkheden voor behoud, de versterking en/of herstel van die waarden niet in onevenredige mate verkleinen. Alvorens te beslissen wint het bevoegd gezag advies in bij een deskundige op het gebied van natuur- en landschapswaarden. Artikel 15 Recreatie 15.1 Bestemmingsomschrijving De voor ‘Recreatie’ aangewezen gronden zijn bestemd voor: recreatieve voorzieningen, uitsluitend zoals hierna genoemd: sportvelden ter plaatse van de aanduiding ‘sportveld’; een manege ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van recreatie - manege 1’ en 'specifieke vorm van recreatie - manege 2'; paardensport ter plaatse van de aanduiding ’specifieke vorm van recreatie - paardensport’; tennisbanen ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van recreatie - tennisbaan 1’ en 'specifieke vorm van recreatie - tennisbaan 2'; volkstuinen ter plaatse van de aanduiding ‘volkstuin’; ondersteunende horeca uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van recreatie - manege 1’, 'specifieke vorm van recreatie - manege 2' en ‘specifieke vorm van recreatie - tennisbaan 1'; wonen in een bedrijfswoning ten behoeve van het bedrijf ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van recreatie - manege 1’ en 'specifieke vorm van recreatie - manege 2', met dien verstande dat per bouwvlak maximaal één bedrijfswoning is toegestaan; erf en terrein; aan-huis-gebonden-beroepen; bed & breakfast; alsmede voor bijbehorende: paden, parkeervoorzieningen en overige verhardingen; groenvoorzieningen; duikers, dammen en overkluizingen; water en waterhuishoudkundige voorzieningen. 15.2 Bouwregels Op en in deze gronden mag uitsluitend ten dienste van en noodzakelijk voor de in lid 15.1 bedoelde bestemmingsomschrijving worden gebouwd, waarbij de volgende regels gelden: 15.2.1 Algemeen Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels: Ter plaatse van de aanduidingen 'specifieke vorm van recreatie - tennisbaan 1', 'specifieke vorm van recreatie - tennisbaan 2', 'specifieke vorm van recreatie - manege 1', 'specifieke vorm van recreatie - manege 2' en 'specifieke vorm van recreatie - paardensport' mogen gebouwen en overkappingen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd. Het bouwvlak mag volledig worden bebouwd, met dien verstande dat de afstand van gebouwen en overkappingen tot de perceelsgrenzen met derden niet minder mag bedragen dan 5 m. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - manege 1' en 'specifieke vorm van recreatie - manege 2' is per bestemmingsvlak bebouwing ten behoeve van niet meer dan één bedrijf toegestaan. 15.2.2 Sportveld Voor het bouwen ter plaatse van de aanduiding 'sportveld' gelden de volgende regels: Het bouwen van gebouwen en overkappingen is niet toegestaan. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m. De bouwhoogte van lichtmasten mag niet meer bedragen dan 12 m. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, mag niet meer mag bedragen dan 5 m. 15.2.3 Tennisbaan Voor het bouwen ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van recreatie - tennisbaan 1’ en 'specifieke vorm van recreatie - tennisbaan 2' gelden de volgende regels: De bouwhoogte van gebouwen en overkappingen mag niet meer bedragen dan 5 m. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m. De bouwhoogte van lichtmasten mag niet meer bedragen dan 18 m. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, mag niet meer bedragen dan 5 m. 15.2.4 Manege Voor het bouwen ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van recreatie - manege 1’ en 'specifieke vorm van recreatie - manege 2' gelden de volgende regels: De bouwhoogte van bedrijfsgebouwen en overkappingen mag niet meer bedragen dan 10 m. De dakhelling van bedrijfsgebouwen mag niet minder bedragen dan 12° en niet meer dan 50°. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m. De bouwhoogte van hekwerken ten behoeve van paardenbakken mag niet meer bedragen dan 1,5 m. De bouwhoogte van lichtmasten mag niet meer bedragen dan 12 m. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m. 15.2.5 Volkstuinen Voor het bouwen ter plaatse van de aanduiding ‘volkstuin’ gelden de volgende regels: Per volkstuin met een oppervlakte van minimaal 100 m² mag worden gebouwd: een plantenkas met een oppervlakte van maximaal 16 m² en een bouwhoogte van maximaal 2,25 m; een berging met een oppervlakte van maximaal 6 m² en een bouwhoogte van maximaal 2,5 m. Ten behoeve van een centrale berging voor tuingereedschap voor een volkstuincomplex mag één gebouw worden gebouwd, met dien verstande dat: de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 50 m²; de goothoogte niet meer mag bedragen dan 3 m; de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 5 m. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2,25 m. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, mag niet meer bedragen dan 1 m. 15.2.6 Paardensport Voor het bouwen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - paardensport' gelden de volgende regels: De bouwhoogte van gebouwen en overkappingen mag niet meer bedragen dan 5 m. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m. De bouwhoogte van hekwerken ten behoeve van paardenbakken mag niet meer bedragen dan 1,5 m. De bouwhoogte van lichtmasten mag niet meer bedragen dan 12 m. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m. 15.2.7 Bedrijfswoningen Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende regels: Bedrijfswoningen mogen uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - manege 1’ en 'specifieke vorm van recreatie - manege 2' waarbij per aanduiding het aantal bedrijfswoningen niet meer mag bedragen dan één. Vervangende nieuwbouw, met uitzondering van herbouw, van bedrijfswoningen is niet toegestaan. De inhoud van het hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 750 m3. De ondergrondse bebouwing wordt niet meegerekend voor het bepalen van de inhoud. De goothoogte van het hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 6 m. De bouwhoogte van het hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 10 m. De dakhelling van het hoofdgebouw mag niet minder bedragen dan 12° en niet meer dan 50°. 15.2.8 Bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen Voor het bouwen van bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen gelden de volgende regels: De gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen en overkappingen mag niet meer bedragen dan 200 m2. Bijgebouwen en overkappingen mogen uitsluitend worden gebouwd op een afstand van ten minste 1 meter achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw, met dien verstande dat, indien deze afstand in de bestaande situatie minder dan 1 meter bedraagt, de bestaande afstand als minimale afstand geldt. De goothoogte van bijgebouwen en overkappingen mag niet meer bedragen dan 3,25 m. De bouwhoogte van bijgebouwen en overkappingen mag niet meer bedragen dan 5,5 m. De dakhelling van bijgebouwen en overkappingen mag niet meer bedragen dan 50°. 15.3 Afwijken van de bouwregels 15.3.1 Afwijken algemene bouwregels Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 15.2.1 onder b: Voor het bouwen op een afstand minder dan 5 m van dan wel op de perceelsgrenzen met derden, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden: het bouwen dient stedenbouwkundig en landschappelijk aanvaardbaar te zijn; de belangen van derden mogen niet onevenredig worden geschaad. 15.3.2 Afwijken vervangende nieuwbouw bedrijfswoning Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 15.2.7 onder b voor vervangende nieuwbouw van een bedrijfswoning ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - manege 1’ en 'specifieke vorm van recreatie - manege 2', al dan niet op dezelfde locatie, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden: Vervangende nieuwbouw dient plaats te vinden binnen het bouwvlak. De afstand van het hoofdgebouw tot de as van de openbare weg dient minimaal 15 m te bedragen. Deze afstand mag minder bedragen, mits: de verkeersveiligheid niet onevenredig wordt geschaad; er geen sprake is van een verslechtering van het woon- en leefklimaat. De bouw van de bedrijfswoning mag geen onevenredige beperking opleveren voor de bedrijfsvoering en/of bedrijfsontwikkeling van omliggende agrarische en andere bedrijven. De afwijking dient aanvaardbaar te zijn uit een oogpunt van een milieuhygiënisch verantwoord woon- en leefklimaat. De afwijking dient stedenbouwkundig en landschappelijk aanvaardbaar te zijn. 15.3.3 Afwijken bouwregels volkstuinen Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde: In 15.2.5 onder a.1 voor het bouwen van plantenkassen tot een maximale bouwhoogte van 2,5 m. In 15.2.5 onder b.1 voor het bouwen van een centrale berging voor tuingereedschap tot een maximale oppervlakte van 75 m². 15.3.4 Afwijken bouwregels bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde: In 15.2.2, 15.2.4 en 15.2.6 voor het bouwen van lichtmasten met een bouwhoogte tot maximaal 15 m, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden: het bouwen dient stedenbouwkundig en landschappelijk aanvaardbaar te zijn; de belangen van derden mogen niet onevenredig worden geschaad. In 15.2.2, 15.2.3, 15.2.4 en 15.2.6 voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, tot maximaal 6 m, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden: het bouwen dient stedenbouwkundig en landschappelijk aanvaardbaar te zijn; de belangen van derden mogen niet onevenredig worden geschaad. 15.3.5 Afwijken ten behoeve van een tijdelijke woonunit voor mantelzorg Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 15.2.8 onder a voor de plaatsing van een tijdelijke woonunit, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden: De woonunit is noodzakelijk ten behoeve van huisvesting in het kader van mantelzorg. Er is sprake van een zorgbehoefte welke tijdelijk van aard is. De zorgbehoefte is aangetoond door een door het bevoegd gezag aangewezen deskundige. De oppervlakte van de woonunit mag niet meer bedragen dan 100 m2. De goothoogte van de woonunit mag niet meer bedragen dan 3,25 m. De bouwhoogte van de woonunit mag niet meer bedragen dan 5,5 m. De dakhelling van de woonunit mag niet meer bedragen dan 50°. Een verblijfsgebied als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van het Bouwbesluit 2012 is uitsluitend toegestaan op de begane grond. De woonunit dient minimaal 1 m achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw te worden geplaatst. Zodra de zorgbehoefte niet meer aanwezig is dient de woonunit te worden verwijderd. De plaatsing van de woonunit mag geen onevenredige beperking opleveren voor de bedrijfsvoering en/of bedrijfsontwikkeling van omliggende agrarische en andere bedrijven. De afwijking dient aanvaardbaar te zijn uit een oogpunt van een milieuhygiënisch verantwoord woon- en leefklimaat. 15.3.6 Afwijken situering bijgebouwen en overkappingen bij de bedrijfswoning Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 15.2.8 onder b voor het bouwen van een bijgebouw of overkapping op een afstand van minder dan 1 m achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw, of voor het bouwen van een bijgebouw of overkapping vóór (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden: Het bouwen dient stedenbouwkundig en landschappelijk aanvaardbaar te zijn. De belangen van derden mogen niet onevenredig worden geschaad. 15.4 Specifieke gebruiksregels 15.4.1 Strijdig gebruik Naast het bepaalde in artikel 35 wordt onder strijdig gebruik in ieder geval verstaan: Het gebruik van bedrijfsgebouwen en bijgebouwen bij de bedrijfswoning als zelfstandige woning. Het gebruik van bedrijfsgebouwen en vrijstaande bijgebouwen bij de bedrijfswoning voor bewoning, al dan niet als afhankelijke woonruimte. Het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van evenementen, met uitzondering van paardensport/ -handel gerelateerde evenementen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - manege 2'. 15.4.2 Aan-huis-gebonden-beroep Het gebruik van een bedrijfswoning en/of een bijgebouw bij de bedrijfswoning ten behoeve van een aan-huis-gebonden-beroep is toegestaan, waarbij de volgende regels gelden: Het gebruik heeft een kleinschalig karakter en zal dat behouden en is naar aard met het woonkarakter van de omgeving in overeenstemming. Uitsluitend toegestaan zijn aan-huis-gebonden-beroepen die zijn opgenomen op de Lijst met aan-huis-gebonden-beroepen zoals opgenomen in bijlage 12 bij deze regels. Indien in de lijst nadere voorwaarden zijn gesteld voor specifieke aan-huis-gebonden-beroepen, zijn deze aan-huis-gebonden-beroepen uitsluitend toegestaan indien wordt voldaan aan de nadere voorwaarden. De vloeroppervlakte die wordt gebruikt voor een aan-huis-gebonden-beroep bedraagt maximaal 50 m2. Het gebruik ondersteunt de woonfunctie, dat wil zeggen dat diegene die de activiteit uitvoert tevens hoofdbewoner van de woning is en dat er ter plaatse geen personeel werkzaam is. Het betreft niet zodanige verkeersaantrekkende activiteiten die kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer, dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte. Er vindt geen uitoefening van detailhandel plaats, met uitzondering van ter plaatse vervaardigde producten. Buitenopslag ten dienste van het aan-huis-gebonden-beroep is niet toegestaan. 15.4.3 Bed & breakfast Het gebruik van de bedrijfswoning ten behoeve van bed & breakfast is toegestaan, waarbij de volgende regels gelden: De exploitatie van de bed & breakfast wordt uitgeoefend door de hoofdbewoner van de woning. De woonfunctie van de woning blijft behouden. Per woning is sprake van maximaal 2 bed & breakfast kamers en maximaal 4 slaapplaatsen. De vloeroppervlakte aan logeereenheden en zelfstandige sanitaire voorzieningen mag niet meer bedragen dan 50 m². Parkeren geschiedt op eigen terrein. 15.4.4 Ondersteunende horeca Ondersteunende horeca is toegestaan ter plaatse van de aanduiding: ‘specifieke vorm van recreatie - manege 1’ waarbij de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 100 m². 'specifieke vorm van recreatie - manege 2' waarbij de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 200 m². ‘specifieke vorm van recreatie - tennisbaan 1' waarbij de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 240 m². 15.4.5 Evenementen Paardensport/-handel gerelateerde evenementen zijn toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - manege 2', waarbij de volgende regels gelden: Het aantal paardensport/-handel gerelateerde evenementen mag niet meer bedragen dan 10 per kalenderjaar. Ondersteunende horeca tijdens de evenementen is toegestaan conform het bepaalde in lid 15.4.4, onder b. 15.4.6 Landschappelijke inpassing De gronden en gebouwen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - voorwaarde landschappelijke inpassing 9.1’ mogen uitsluitend worden gebruikt ten behoeve van een manege, indien de landschappelijke inpassing is gerealiseerd, wordt beheerd en in stand wordt gehouden conform het beplantingsplan zoals opgenomen in bijlage 9.1 bij deze regels. 15.5 Afwijken van de gebruiksregels 15.5.1 Afwijken ten behoeve van mantelzorg Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 15.4.1 onder b en toestaan dat een vrijstaand bijgebouw gebruikt wordt als afhankelijke woonruimte, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden: De afwijking is noodzakelijk ten behoeve van huisvesting in het kader van mantelzorg. Er is sprake van een zorgbehoefte welke tijdelijk van aard is. De zorgbehoefte is aangetoond door een door het bevoegd gezag aangewezen deskundige. De oppervlakte van de afhankelijke woonruimte mag niet meer bedragen dan 100 m2. Zodra de zorgbehoefte niet meer aanwezig is dient het gebruik te worden beëindigd. Het gebruik als afhankelijke woonruimte mag geen onevenredige beperking opleveren voor de bedrijfsvoering en/of bedrijfsontwikkeling van omliggende agrarische en andere bedrijven. De afwijking dient aanvaardbaar te zijn uit een oogpunt van een milieuhygiënisch verantwoord woon- en leefklimaat. 15.5.2 Afwijken ten behoeve van bed & breakfast in een vrijstaand bijgebouw Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 15.4.3 en toestaan dat een vrijstaand bijgebouw bij de bedrijfswoning gebruikt wordt als bed & breakfast, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden: De exploitatie van de bed & breakfast wordt uitgeoefend door de hoofdbewoner van de woning. De woonfunctie van de woning blijft behouden. Per woning is in totaal sprake van maximaal 2 bed & breakfast kamers en maximaal 4 slaapplaatsen, inclusief kamers/slaapplaatsen in het hoofdgebouw en aangebouwde bijgebouwen. De totale vloeroppervlakte aan logeereenheden en zelfstandige sanitaire voorzieningen in het hoofdgebouw, aangebouwde bijgebouwen en vrijstaande bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 50 m². Parkeren geschiedt op eigen terrein. Het gebruik als bed & breakfast mag geen onevenredige beperking opleveren voor de bedrijfsvoering en/of bedrijfsontwikkeling van omliggende agrarische en andere bedrijven. De afwijking dient aanvaardbaar te zijn uit een oogpunt van een milieuhygiënisch verantwoord woon- en leefklimaat. 15.5.3 Afwijken ten behoeve van een hondenschool Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 15.1 en ter plaatse van de aanduidingen 'specifieke vorm van recreatie - manege 1' en 'specifieke vorm van recreatie - manege 2' en/of aansluitend aan deze aanduidingen, waarbij het bepaalde in 3.5.10 van toepassing is, een hondenschool toestaan, mits dit milieuhygiënisch inpasbaar is. 15.6 Wijzigingsbevoegdheid 15.6.1 Wijzigen ten behoeve van vormverandering bouwvlak Burgemeester en wethouders zijn bevoegd dit bestemmingsplan te wijzigen ten behoeve van de vormverandering van het bouwvlak, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden: Wijziging is noodzakelijk in het kader van de bedrijfsvoering. De totale oppervlakte van het bouwvlak mag niet worden vergroot. Er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen en de wijziging dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn. Indien de vormverandering leidt tot een verslechtering van de kwaliteit van het landschap, dient te worden voorzien in een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een door het bevoegd gezag goedgekeurd beplantingsplan tot realisatie, beheer en instandhouding van de landschappelijke inpassing. Deze inspanning telt mee voor de invulling van het bepaalde onder e. Indien de vormverandering leidt tot een verslechtering van de kwaliteit van het landschap, gaat de wijziging gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van de extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied van dit bestemmingsplan. Indien een fysieke verbetering ter plaatse niet mogelijk of niet wenselijk is, kan kwaliteitsverbetering plaatsvinden door een passende financiële bijdrage in het gemeentelijk landschapsfonds. Artikel 16 Recreatie - Recreatief agrarisch natuurbedrijf [Vervallen] Artikel 17 Recreatie - Recreatiewoning 17.1 Bestemmingsomschrijving De voor ‘Recreatie - Recreatiewoning’ aangewezen gronden zijn bestemd voor: wonen in een recreatiewoning ten behoeve van recreatief verblijf; alsmede voor bijbehorende: tuinen, erven en verhardingen; duikers, dammen en overkluizingen; water en waterhuishoudkundige voorzieningen. 17.2 Bouwregels Op en in deze gronden mag uitsluitend ten dienste van en noodzakelijk voor de in 17.1 bedoelde bestemmingsomschrijving worden gebouwd, waarbij de volgende regels gelden: 17.2.1 Recreatiewoningen Voor het bouwen van recreatiewoningen gelden de volgende regels: Per bestemmingsvlak mag maximaal één recreatiewoning worden gebouwd. De oppervlakte van het hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum oppervlakte (m2)'. De goothoogte van het hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)'. De bouwhoogte van het hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)'. 17.2.2 Bijgebouwen en overkappingen bij recreatiewoningen Voor het bouwen van bijgebouwen en overkappingen bij een recreatiewoning, gelden de volgende regels: De gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen en overkappingen bij een recreatiewoning mag niet meer bedragen dan 10 m², tenzij anders is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum oppervlakte bijgebouwen en of overkappingen (m2)'. De goothoogte van bijgebouwen en overkappingen bij een recreatiewoning mag niet meer bedragen dan 2,50 m. De bouwhoogte van bijgebouwen en overkappingen bij een recreatiewoning mag niet meer bedragen dan 3 m. 17.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, gelden de volgende regels: De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m, met dien verstande dat de bouwhoogte voor (het verlengde van) de voorgevel van de recreatiewoning niet meer mag bedragen dan 1 m. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, mag niet meer bedragen dan 2,50 m. 17.3 Specifieke gebruiksregels 17.3.1 Strijdig gebruik Naast het bepaalde in artikel 35 wordt onder strijdig gebruik in ieder geval verstaan: Het gebruik van een recreatiewoning voor bewoning. Het gebruik van bijgebouwen als zelfstandige woning. Het gebruik van bijgebouwen als afhankelijke woonruimte. Het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor bewoning ten behoeve van recreatief verblijf. Het gebruik van een recreatiewoning ten behoeve van de huisvesting van seizoenarbeiders. Artikel 18 Tuin 18.1 Bestemmingsomschrijving De voor ‘Tuin’ aangewezen gronden zijn bestemd voor: tuinen en erven met bijbehorende voorzieningen; ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van tuin - bloemendrogerij’ tevens een bloemendrogerij; groenvoorzieningen; tuinpaden, terrassen, rechtstreekse toegangspaden tot gebouwen en overkappingen en in- en uitritten; duikers, dammen en overkluizingen; water en waterhuishoudkundige voorzieningen. 18.2 Bouwregels Op en in deze gronden mag uitsluitend ten dienste van de in 18.1 bedoelde bestemmingsomschrijving worden gebouwd, waarbij de volgende regels gelden: 18.2.1 Gebouwen en overkappingen Op en in deze gronden mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd. 18.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, gelden de volgende regels: De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m, met dien verstande dat de bouwhoogte vóór (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw niet meer mag bedragen dan 1 m. De bouwhoogte van hekwerken ten behoeve van paardenbakken mag niet meer bedragen dan 1,5 m. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, mag niet meer bedragen dan 1 m. 18.3 Afwijken van de bouwregels Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde: In 18.2.2 onder a voor het bouwen van erf- en terreinafscheidingen met een bouwhoogte van maximaal 2 m vóór (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw, mits dit stedenbouwkundig en landschappelijk aanvaardbaar is en de verkeersveiligheid niet wordt aangetast. In 18.2.2 onder c voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, met een hogere bouwhoogte tot maximaal 2 m, mits dit stedenbouwkundig en landschappelijk aanvaardbaar is. 18.4 Specifieke gebruiksregels 18.4.1 Aanleggen van verhardingen Het aanleggen van verhardingen is niet toegestaan, met uitzondering van het aanleggen van verhardingen voor tuinpaden, terrassen, rechtstreekse toegangspaden tot gebouwen en overkappingen en in- en uitritten. 18.5 Wijzigingsbevoegdheid Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in de bestemming ‘Agrarisch’ en/of ‘Agrarisch met waarden’ met bijbehorende aanduidingen, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden: De gronden worden niet langer als tuin ten behoeve van de bijbehorende woning gebruikt. De aanwezige waarden worden niet onevenredig aangetast. Artikel 19 Verkeer 19.1 Bestemmingsomschrijving De voor ‘Verkeer’ aangewezen gronden zijn bestemd voor: wegen, straten, paden en fietspaden; parkeervoorzieningen; geluidwerende voorzieningen; alsmede voor bijbehorende: bruggen en viaducten; taluds en oevers; straatmeubilair; kunstobjecten, gedenktekens en religieuze objecten; nutsvoorzieningen; bermen, plantsoenen en andere groenvoorzieningen; duikers, dammen en overkluizingen; water en waterhuishoudkundige voorzieningen. 19.2 Bouwregels Op en in deze gronden mag uitsluitend ten dienste van en noodzakelijk voor de in lid 19.1 bedoelde bestemmingsomschrijving worden gebouwd, waarbij de volgende regels gelden: 19.2.1 Gebouwen en overkappingen Op en in deze gronden mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd, met uitzondering van nutsgebouwen, waarvan de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 30 m² en de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 3,5 m. 19.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, gelden de volgende regels: De bouwhoogte van specifieke bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, mag niet meer bedragen dan: openbare nuts- en/of geluidwerende voorzieningen: 3 m; kunstobjecten: 15 m; bruggen en viaducten: niet meer dan bestaand. De oppervlakte van overige bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, mag niet meer bedragen dan 30 m². De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3,5 m. 19.3 Specifieke gebruiksregels 19.3.1 Landschappelijke inpassing De gronden ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van verkeer - landschappelijke inpassing 10.1' mogen uitsluitend worden gebruikt ten behoeve van verkeer, indien de landschappelijke inpassing is gerealiseerd, wordt beheerd en in stand wordt gehouden conform het beplantingsplan zoals opgenomen in bijlage 10.1 bij deze regels. Artikel 20 Verkeer - Onverhard 20.1 Bestemmingsomschrijving De voor ‘Verkeer - Onverhard’ aangewezen gronden zijn bestemd voor: halfverharde en onverharde wegen en paden; behoud, versterking en/of herstel van de natuur- en landschappelijke waarden van bermbeplanting en behoud, versterking en/of herstel van andere aanwezige natuur- en landschappelijke en/of cultuurhistorische waarden; alsmede voor bijbehorende: bruggen; taluds en oevers; straatmeubilair; kunstobjecten, gedenktekens en religieuze objecten; nutsvoorzieningen; bermen, plantsoenen en andere groenvoorzieningen; duikers, dammen en overkluizingen; water en waterhuishoudkundige voorzieningen. 20.2 Bouwregels Op en in deze gronden mag uitsluitend ten dienste van en noodzakelijk voor de in lid 20.1 bedoelde bestemmingsomschrijving worden gebouwd, waarbij de volgende regels gelden: 20.2.1 Gebouwen en overkappingen Op en in deze gronden mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd, met uitzondering van nutsgebouwen, waarvan de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 30 m² en de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 3,5 m. 20.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, gelden de volgende regels: De bouwhoogte van specifieke bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, mag niet meer bedragen dan: openbare nutsvoorzieningen: 3 m; kunstobjecten: 15 m. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, mag niet meer bedragen dan 2 m. 20.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden 20.3.1 Verbod Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren: Het aanbrengen van oppervlakteverhardingen. 20.3.2 Uitzonderingen Het in 20.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden welke: Het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn. Reeds in uitvoering zijn krachtens een verleende omgevingsvergunning, dan wel krachtens een verleende omgevingsvergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit bestemmingsplan. 20.3.3 Toelaatbaarheid De in 20.3.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van natuur- en landschappelijke waarden van bermbeplanting. Alvorens te beslissen wint het bevoegd gezag advies in bij een deskundige op het gebied van natuur- en landschapswaarden. Artikel 21 Verkeer - Spoorverkeer 21.1 Bestemmingsomschrijving De voor ‘Verkeer - Spoorverkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor: vervoer per spoor; spoorwegvoorzieningen; alsmede voor bijbehorende: geluidwerende voorzieningen; gelijkvloerse en ongelijkvloerse kruisingen met wegen, paden en water; nutsvoorzieningen; bermen, plantsoenen en andere groenvoorzieningen; duikers, dammen en overkluizingen; water en waterhuishoudkundige voorzieningen. 21.2 Bouwregels Op en in deze gronden mag uitsluitend ten dienste van en noodzakelijk voor de in lid 21.1 bedoelde bestemmingsomschrijving worden gebouwd, waarbij de volgende regels gelden: 21.2.1 Gebouwen en overkappingen Op en in deze gronden mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd, met uitzondering van nutsgebouwen en tot de spoorwerken behorende gebouwen en overkappingen, waarvan de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 30 m² en de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 3,5 m. 21.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, geldt de volgende regel: De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3,5 m. 21.3 Afwijken van de bouwregels 21.3.1 Afwijken bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 21.2.2 onder a voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, met een hogere bouwhoogte tot 10 m. Artikel 22 Water 22.1 Bestemmingsomschrijving De voor ’Water’ aangewezen gronden zijn bestemd voor: waterpartijen; (primaire) waterlopen zoals sloten, watergangen en singels; vaarwegen met bijbehorende voorzieningen voor de scheepvaart; behoud, herstel en ontwikkeling van aanwezige natuurwaarden; behoud, herstel en ontwikkeling van aanwezige cultuurhistorische waarden; schouwstroken; taluds en oevers; bruggen; nutsvoorzieningen; duikers, dammen en overkluizingen; overige waterhuishoudkundige voorzieningen. 22.2 Bouwregels Op en in deze gronden mag uitsluitend ten dienste van en noodzakelijk voor de in 22.1 bedoelde bestemmingsomschrijving worden gebouwd, waarbij de volgende regels gelden: 22.2.1 Gebouwen en overkappingen Op en in deze gronden mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd. 22.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, geldt de volgende regel: De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, mag niet meer bedragen dan 2 m. 22.3 Afwijken van de bouwregels 22.3.1 Afwijken bouwwerken geen gebouwen en overkappingen zijnde Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 22.2.2 onder a: Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, tot een bouwhoogte van maximaal 4 m. 22.4 Wijzigingsbevoegdheid 22.4.1 Wijzigen naar 'Agrarisch' en / of 'Agrarisch met waarden' Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in de bestemming ‘Agrarisch’ en/of ‘Agrarisch met waarden’ met bijbehorende aanduidingen, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden: De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast. De wijziging leidt niet tot negatieve gevolgen voor de waterhuishouding. Het betrokken waterschapsbestuur is hieromtrent gehoord. Artikel 23 Wonen 23.1 Bestemmingsomschrijving De voor ‘Wonen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor: wonen in woningen, met dien verstande dat: per bestemmingsvlak maximaal één woning is toegestaan; ter plaatse van de aanduiding 'wonen uitgesloten' geen woning is toegestaan; tevens een bloemendrogerij ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van wonen - bloemendrogerij’; tevens een kattenpension ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van wonen - kattenpension’; uitsluitend een paardenkliniek ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - paardenkliniek'; uitsluitend statische binnenopslag ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van wonen - statische opslag’; tevens een visteeltbedrijf ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - visteeltbedrijf’; uitsluitend huishoudelijke opslag ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - huishoudelijke opslag'; aan-huis-gebonden-beroepen; bed & breakfast; alsmede voor bijbehorende: tuinen, erven en verhardingen; duikers, dammen en overkluizingen; water en waterhuishoudkundige voorzieningen. 23.2 Bouwregels Op en in deze gronden mag uitsluitend ten dienste van de in 23.1 bedoelde bestemmingsomschrijving worden gebouwd, waarbij de volgende regels gelden: 23.2.1 Algemeen Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels: De afstand van gebouwen en overkappingen tot de perceelsgrenzen met derden mag niet minder bedragen dan 5 m. Het aantal woningen per bestemmingsvlak mag niet meer bedragen dan één, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'wonen uitgesloten' geen woning is toegestaan. Vervangende nieuwbouw, met uitzondering van herbouw, van woningen is niet toegestaan. 23.2.2 Hoofdgebouwen Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels: De inhoud van het hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 750 m³, met uitzondering van hoofdgebouwen ter plaatse van de aanduiding 'maximum inhoud (m3)' waarvan de inhoud niet meer mag bedragen dan is aangegeven ter plaatse van deze aanduiding. De ondergrondse bebouwing wordt niet meegerekend voor het bepalen van de inhoud. De goothoogte van het hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 6 m. De bouwhoogte van het hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 10 m. De dakhelling van het hoofdgebouw mag niet minder bedragen dan 12° en niet meer dan 50°. De afstand van het hoofdgebouw tot de as van de openbare weg mag niet minder bedragen dan 15 m, met dien verstande dat, indien de afstand van het bestaande hoofdgebouw tot de as van de weg minder bedraagt dan 15 m, deze kleinere afstand als minimale afstand geldt. 23.2.3 Bijgebouwen en overkappingen Voor het bouwen van bijgebouwen en overkappingen gelden de volgende regels: De gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen en overkappingen mag niet meer bedragen dan 200 m2 met uitzondering van: bijgebouwen en overkappingen ter plaatse van de aanduiding 'sloop-en bonusregeling (m2)' waar de oppervlakte niet meer mag bedragen dan is aangegeven ter plaatse van deze aanduiding; bijgebouwen en overkappingen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - paardenkliniek' waar tevens het aanduidingsvlak volledig mag worden bebouwd; bijgebouwen en overkappingen ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van wonen - statische opslag’ waar tevens het aanduidingsvlak volledig mag worden bebouwd. De gronden die zijn gelegen achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw, uitgezonderd de gronden onder het hoofdgebouw, mogen voor maximaal 50% worden bebouwd. Bijgebouwen en overkappingen mogen uitsluitend worden gebouwd op een afstand van ten minste 1 meter achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw, met dien verstande dat, indien deze afstand in de bestaande situatie minder dan 1 meter bedraagt, de bestaande afstand als minimale afstand geldt. De goothoogte van bijgebouwen en overkappingen mag niet meer bedragen dan 3,25 m. De bouwhoogte van bijgebouwen en overkappingen mag niet meer bedragen dan 5,5 m. In uitzondering op het bepaalde onder e mag de bouwhoogte ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - paardenkliniek' niet meer bedragen dan 6,25 m. De dakhelling mag niet meer bedragen dan 50°. 23.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, gelden de volgende regels: De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m, met dien verstande dat de bouwhoogte vóór (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw niet meer mag bedragen dan 1 m. De bouwhoogte van hekwerken ten behoeve van paardenbakken mag niet meer bedragen dan 1,5 m. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m. 23.3 Afwijken van de bouwregels 23.3.1 Afwijken algemene bouwregels Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 23.2.1 onder a: Voor het bouwen op een afstand minder dan 5 m van dan wel op de perceelsgrenzen met derden, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden: het bouwen dient stedenbouwkundig en landschappelijk aanvaardbaar te zijn; de belangen van derden mogen niet onevenredig worden geschaad. 23.3.2 Afwijken vervangende nieuwbouw woning Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 23.2.1 onder c voor vervangende nieuwbouw van een woning, al dan niet op dezelfde locatie, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden: Vervangende nieuwbouw dient plaats te vinden binnen het bestemmingsvlak. De afstand van het hoofdgebouw tot de as van de openbare weg dient minimaal 15 m te bedragen. Deze afstand mag minder bedragen, mits: de verkeersveiligheid niet onevenredig wordt geschaad; er geen sprake is van een verslechtering van het woon- en leefklimaat. De bouw van de woning mag geen onevenredige beperking opleveren voor de bedrijfsvoering en/of bedrijfsontwikkeling van omliggende agrarische en andere bedrijven. De afwijking dient aanvaardbaar te zijn uit een oogpunt van een milieuhygiënisch verantwoord woon- en leefklimaat. De afwijking dient stedenbouwkundig en landschappelijk aanvaardbaar te zijn. 23.3.3 Afwijken bouwregels bijgebouwen en overkappingen en/of inhoud hoofdgebouw Bij sloop van overtollige (voormalige) bedrijfsgebouwen, bijgebouwen en overkappingen kan het bevoegd gezag bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 23.2.2 onder a en/of 23.2.3 onder a, voor het vergroten van de oppervlakte aan bijgebouwen en overkappingen en/of voor het vergroten van de inhoud van het hoofdgebouw, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden: De sloop van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing is niet toegestaan. Indien de sloop wordt ingezet voor het vergroten van de oppervlakte van bijgebouwen en overkappingen gelden de volgende regels: Als op het perceel in de bestaande situatie minder dan 400 m2 aan bestaande, legaal opgerichte, (voormalige) bedrijfsgebouwen, bijgebouwen en overkappingen aanwezig is, geldt de bestaande oppervlakte van deze gebouwen en overkappingen als maximale oppervlakte die kan worden toegestaan. Als op het perceel 400 m2 of meer aan bestaande, legaal opgerichte (voormalige) bedrijfsgebouwen, bijgebouwen en overkappingen aanwezig is, bedraagt de maximale oppervlakte die kan worden toegestaan 400 m2. Indien bij toepassing van het bepaalde onder 2 sprake zou zijn van een situatie waarbij in redelijkheid niet kan worden verlangd dat een bestaand gebouw gedeeltelijk wordt gesloopt, of de gedeeltelijke sloop van dat gebouw zou tot een onaanvaardbare ruimtelijke situatie leiden, bedraagt de maximale oppervlakte die kan worden toegestaan 500 m2. De maximaal toegestane oppervlakte aan bijgebouwen en overkappingen mag ofwel behouden blijven ofwel nieuw gebouwd worden. Indien de sloop (tevens) wordt ingezet voor het vergroten van de inhoud van het hoofdgebouw gelden de volgende regels: Voor iedere 100 m2 te slopen bebouwing mag de inhoud van het hoofdgebouw worden vergroot met 50 m3 tot een maximale inhoud van 850 m3. Indien (een deel van de) te slopen bebouwing wordt ingezet voor vergroting van het hoofdgebouw, wordt de maximale oppervlakte voor bijgebouwen en overkappingen die kan worden toegestaan op grond van het bepaalde onder b, teruggebracht met 5 m2 voor iedere 10 m3 waarmee het hoofdgebouw wordt vergroot. Indien de bestaande oppervlakte aan cultuurhistorisch waardevolle (voormalige) bedrijfsgebouwen, bijgebouwen en overkappingen meer bedraagt dan kan worden toegestaan op grond van het bepaalde onder b, geldt deze bestaande oppervlakte als maximum. Alle overtollige bebouwing moet worden gesloopt, zodat de totale hoeveelheid bebouwing wordt teruggebracht tot hetgeen op grond van het bepaalde onder b, c en/of d is toegelaten. Er dient te worden voorzien in een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een door het bevoegd gezag goedgekeurd beplantingsplan tot realisatie, beheer en instandhouding van de landschappelijke inpassing. Indien op grond van het bepaalde onder b.3 meer dan 400 m2 aan bijgebouwen en overkappingen wordt toegestaan, dient tevens te worden voorzien in een aantoonbare en uitvoerbare verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van de extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied van dit bestemmingsplan. Indien een fysieke verbetering ter plaatse niet mogelijk of niet wenselijk is, kan kwaliteitsverbetering plaatsvinden door een passende financiële bijdrage in het gemeentelijk landschapsfonds. 23.3.4 Afwijken situering bijgebouwen en overkappingen Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 23.2.3 onder c voor het bouwen van een bijgebouw of overkapping op een afstand van minder dan 1 m achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw, of voor het bouwen van een bijgebouw of overkapping vóór (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden: Het bouwen dient stedenbouwkundig en landschappelijk aanvaardbaar te zijn. De belangen van derden mogen niet onevenredig worden geschaad. 23.3.5 Afwijken ten behoeve van een tijdelijke woonunit voor mantelzorg Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 23.2.3 onder a voor de plaatsing van een tijdelijke woonunit, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden: De woonunit is noodzakelijk ten behoeve van huisvesting in het kader van mantelzorg. Er is sprake van een zorgbehoefte welke tijdelijk van aard is. De zorgbehoefte is aangetoond door een door het bevoegd gezag aangewezen deskundige. De oppervlakte van de woonunit mag niet meer bedragen dan 100 m2. De goothoogte van de woonunit mag niet meer bedragen dan 3,25 m. De bouwhoogte van de woonunit mag niet meer bedragen dan 5,5 m. De dakhelling van de woonunit mag niet meer bedragen dan 50°. Een verblijfsgebied als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van het Bouwbesluit 2012 is uitsluitend toegestaan op de begane grond. De woonunit dient minimaal 1m achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw te worden geplaatst. Zodra de zorgbehoefte niet meer aanwezig is dient de woonunit te worden verwijderd. De plaatsing van de woonunit mag geen onevenredige beperking opleveren voor de bedrijfsvoering en/of bedrijfsontwikkeling van omliggende agrarische en andere bedrijven. De afwijking dient aanvaardbaar te zijn uit een oogpunt van een milieuhygiënisch verantwoord woon- en leefklimaat. 23.3.6 Afwijken bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde: In 23.2.4 onder a voor het bouwen van erf- en terreinafscheidingen met een bouwhoogte van maximaal 2 m vóór (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw, mits dit stedenbouwkundig en landschappelijk aanvaardbaar is en de verkeersveiligheid niet wordt aangetast. In 23.2.4 onder c voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, met een hogere bouwhoogte tot maximaal 5 m, mits dit stedenbouwkundig en landschappelijk aanvaardbaar is. 23.4 Specifieke gebruiksregels 23.4.1 Strijdig gebruik Naast het bepaalde in artikel 35 wordt onder strijdig gebruik in ieder geval verstaan: Het gebruik van bijgebouwen als zelfstandige woning. Het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor bewoning, al dan niet als afhankelijke woonruimte. Het gebruik van gebouwen ten behoeve van de huisvesting van seizoenarbeiders. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen uitgesloten - geurgevoelig object': het gebruik van bijgebouwen als niet-zelfstandige woonruimte of als werkruimte waardoor het bijgebouw moet worden aangemerkt als geurgevoelig object op basis van de milieuwetgeving. 23.4.2 Aan-huis-gebonden-beroep Het gebruik van het hoofdgebouw en/of een bijgebouw ten behoeve van een aan-huis-gebonden-beroep is toegestaan, waarbij de volgende regels gelden: Het gebruik heeft een kleinschalig karakter en zal dat behouden en is naar aard met het woonkarakter van de omgeving in overeenstemming. Uitsluitend toegestaan zijn aan-huis-gebonden-beroepen die zijn opgenomen op de Lijst van aan-huis-gebonden-beroepen zoals opgenomen in bijlage 12 bij deze regels. Indien in de lijst nadere voorwaarden zijn gesteld voor specifieke aan-huis-gebonden-beroepen, zijn deze aan-huis-gebonden-beroepen uitsluitend toegestaan indien wordt voldaan aan de nadere voorwaarden. De vloeroppervlakte die wordt gebruikt voor een aan-huis-gebonden-beroep bedraagt maximaal 50 m2. Het gebruik ondersteunt de woonfunctie, dat wil zeggen dat diegene die de activiteit uitvoert tevens hoofdbewoner van de woning is en dat er ter plaatse geen personeel werkzaam is. Het betreft niet zodanige verkeersaantrekkende activiteiten die kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer, dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte. Er vindt geen uitoefening van detailhandel plaats, met uitzondering van ter plaatse vervaardigde producten. Buitenopslag ten dienste van het aan-huis-gebonden-beroep is niet toegestaan. 23.4.3 Paardenkliniek Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - paardenkliniek' is uitsluitend een paardenkliniek toegestaan. 23.4.4 Statische binnenopslag Ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van wonen - statische opslag’ is uitsluitend statische binnenopslag toegestaan. 23.4.5 Bed & breakfast Het gebruik van de woning ten behoeve van bed & breakfast is toegestaan, waarbij de volgende regels gelden: De exploitatie van de bed & breakfast wordt uitgeoefend door de hoofdbewoner van de woning. De woonfunctie van de woning blijft behouden. Per woning is sprake van maximaal 2 bed & breakfast kamers en maximaal 4 slaapplaatsen. De vloeroppervlakte aan logeereenheden en zelfstandige sanitaire voorzieningen mag niet meer bedragen dan 50 m². Parkeren geschiedt op eigen terrein. 23.4.6 Landschappelijke inpassing en sloopverplichting De gronden en bouwwerken ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van wonen - voorwaarde landschappelijke inpassing 11.1' mogen uitsluitend worden gebruikt ten behoeve van wonen, indien de landschappelijke inpassing is gerealiseerd, wordt beheerd en in stand wordt gehouden conform het beplantingsplan zoals opgenomen in bijlage 11.1 bij deze regels. De gronden en bouwwerken ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van wonen - voorwaarde sloopverplichting 11.2' mogen uitsluitend worden gebruikt ten behoeve van wonen, indien is voldaan aan de sloopverplichting zoals opgenomen in de anterieure overeenkomst Haansberg 29 met initiatiefnemer. De gronden en bouwwerken ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van wonen - voorwaarde landschappelijke inpassing 11.3' mogen uitsluitend worden gebruikt ten behoeve van wonen, indien de landschappelijke inpassing is gerealiseerd, wordt beheerd en in stand wordt gehouden conform het beplantingsplan zoals opgenomen in bijlage 11.3 bij deze regels. Ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van wonen - voorwaarde sloopverplichting 11.4' mag het gebouw ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - statische opslag' uitsluitend worden gebruikt voor statische binnenopslag. Na beëindiging van het gebruik van dit gebouw voor statische binnenopslag mogen de gronden en overige bouwwerken ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van wonen - voorwaarde sloopverplichting 11.4' uitsluitend worden gebruikt ten behoeve van wonen, indien het gebouw ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - statische opslag' is gesloopt binnen één jaar na beëindiging van het gebruik voor statische binnenopslag. De gronden en bouwwerken ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van wonen - voorwaarde landschappelijke inpassing en sloopverplichting 11.5' mogen uitsluitend worden gebruikt ten behoeve van wonen, indien: de landschappelijke inpassing is gerealiseerd, wordt beheerd en in stand wordt gehouden conform het beplantingsplan zoals opgenomen in bijlage 11.5 bij deze regels. is voldaan aan de sloopverplichting zoals opgenomen in bijlage 11.5 bij deze regels. De gronden en bouwwerken ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - voorwaarde landschappelijke inpassing 11.6' mogen uitsluitend worden gebruikt ten behoeve van wonen, indien de landschappelijke inpassing is gerealiseerd, wordt beheerd en in stand wordt gehouden conform het beplantingsplan zoals opgenomen in bijlage 11.6 bij deze regels. De gronden en bouwwerken ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van wonen - voorwaarde landschappelijke inpassing 11.7' mogen uitsluitend worden gebruikt ten behoeve van wonen, indien de landschappelijke inpassing is gerealiseerd, wordt beheerd en in stand wordt gehouden conform het beplantingsplan zoals opgenomen in bijlage 11.7 bij deze regels. De gronden en bouwwerken ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van wonen - voorwaarde landschappelijke inpassing 11.8' mogen uitsluitend worden gebruikt ten behoeve van wonen, indien de landschappelijke inpassing is gerealiseerd, wordt beheerd en in stand wordt gehouden conform het beplantingsplan zoals opgenomen in bijlage 11.8 bij deze regels. De gronden en bouwwerken ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van wonen - voorwaarde sloopverplichting 11.9' mogen uitsluitend worden gebruikt ten behoeve van wonen, indien is voldaan aan de sloopverplichting zoals opgenomen in bijlage 11.9 bij deze regels. 23.5 Afwijken van de gebruiksregels 23.5.1 Afwijken ten behoeve van mantelzorg Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 23.4.1 onder b en toestaan dat een vrijstaand bijgebouw gebruikt wordt als afhankelijke woonruimte, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden: De afwijking is noodzakelijk ten behoeve van huisvesting in het kader van mantelzorg. Er is sprake van een zorgbehoefte welke tijdelijk van aard is. De zorgbehoefte is aangetoond door een door het bevoegd gezag aangewezen deskundige. De oppervlakte voor afhankelijke woonruimte mag niet meer bedragen dan 100 m2. Zodra de zorgbehoefte niet meer aanwezig is dient het gebruik te worden beëindigd. Het gebruik als afhankelijke woonruimte mag geen onevenredige beperking opleveren voor de bedrijfsvoering en/of bedrijfsontwikkeling van omliggende agrarische en andere bedrijven. De afwijking dient aanvaardbaar te zijn uit een oogpunt van een milieuhygiënisch verantwoord woon- en leefklimaat. 23.5.2 Afwijken ten behoeve van bed & breakfast in een vrijstaand bijgebouw Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 23.4.5 en toestaan dat een vrijstaand bijgebouw gebruikt wordt als bed & breakfast, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden: De exploitatie van de bed & breakfast wordt uitgeoefend door de hoofdbewoner van de woning. De woonfunctie van de woning blijft behouden. Per woning is in totaal sprake van maximaal 2 bed & breakfast kamers en maximaal 4 slaapplaatsen, inclusief kamers/slaapplaatsen in het hoofdgebouw en aangebouwde bijgebouwen. De totale vloeroppervlakte aan logeereenheden en zelfstandige sanitaire voorzieningen in het hoofdgebouw, aangebouwde bijgebouwen en vrijstaande bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 50 m². Parkeren geschiedt op eigen terrein. Het gebruik als bed & breakfast mag geen onevenredige beperking opleveren voor de bedrijfsvoering en/of bedrijfsontwikkeling van omliggende agrarische en andere bedrijven. De afwijking dient aanvaardbaar te zijn uit een oogpunt van een milieuhygiënisch verantwoord woon- en leefklimaat. 23.5.3 Afwijken ten behoeve van huisvesting van seizoenarbeiders in bestaande woning Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 23.4.1 onder c ten behoeve van de huisvesting van seizoenarbeiders in een bestaande woning, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden: De huisvesting vindt plaats in een bestaande woning, waarbij de gebruiksoppervlakte niet minder bedraagt dan 12 m² per seizoenarbeider. er mogen niet meer dan 6 seizoenarbeiders per woning gehuisvest worden. Er mag geen sprake zijn van zelfstandige wooneenheden. De huisvesting voldoet aan de normenset van de Stichting Normering Flexwonen of aan de normenset van het Agrarisch Keurmerk Flexwonen, zoals die normensets luiden op het tijdstip van ontvangst van de ontvankelijke omgevingsvergunningaanvraag, of heeft ten minste een daarmee vergelijkbare kwaliteit. 23.5.4 Afwijken ten behoeve van statische binnenopslag Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 23.1 ten behoeve van statische binnenopslag, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden: Statische binnenopslag is uitsluitend toegestaan indien de gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen en overkappingen niet meer bedraagt dan de oppervlakte die is toegestaan ingevolge artikel 23.2.3 sub a, dan wel de oppervlakte die is toegestaan met gebruikmaking van artikel 23.3.3. Opslag ten behoeve van een bedrijf is niet toegestaan. De opslag mag geen onevenredige publieks- en/of verkeersaantrekkende werking tot gevolg hebben. Detailhandel is niet toegestaan. Artikel 24 Leiding 24.1 Bestemmingsomschrijving De voor ‘Leiding’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de aanleg, instandhouding en bescherming van: een ondergrondse gastransportleiding inclusief de beschermingszone ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van leiding - gas’; een ondergrondse hoogspanningsleiding inclusief de beschermingszone ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van leiding - hoogspanning'. een ondergrondse afvalwatertransportleiding inclusief de beschermingszone ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van leiding - riool’; een ondergrondse watertransportleiding inclusief de beschermingszone ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van leiding - water’; met de daarbij behorende bouwwerken en voorzieningen. 24.2 Bouwregels Op en in deze gronden mag uitsluitend ten dienste van en noodzakelijk voor de in 24.1 bedoelde bestemmingsomschrijving worden gebouwd, waarbij de volgende regels gelden: 24.2.1 Gebouwen en overkappingen Op en in deze gronden mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd. 24.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, geldt de volgende regel: Er mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, ten dienste van de betreffende leidingen worden gebouwd, waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 2 m. 24.3 Afwijken van de bouwregels 24.3.1 Afwijken algemene bouwregels Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 24.2 voor het bouwen ten behoeve van de andere voor deze gronden geldende bestemmingen, indien: Geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het veilig en ongestoord functioneren van de leiding; en Vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de betreffende leidingbeheerder. 24.3.2 Afwijken gebouwen en overkappingen Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 24.2.1 voor het bouwen van gebouwen en overkappingen ten behoeve van de betreffende leiding, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden: De bouwhoogte bedraagt maximaal 3 m. De oppervlakte bedraagt maximaal 25 m². 24.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden 24.4.1 Verbod Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren: Het aanbrengen of rooien van diepwortelende beplanting. Het wijzigen van het maaiveldniveau door ontgronding of ophoging. Het verrichten van grondroeractiviteiten (waaronder het aanbrengen van rioleringen, kabels, leidingen en drainage) anders dan normaal spit- en ploegwerk. Diepploegen. Het indrijven van voorwerpen in de bodem. Het aanbrengen van gesloten verhardingen. Het permanent opslaan van goederen waaronder ook begrepen het opslaan van Het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van waterlopen, vijvers en andere wateren. 24.4.2 Uitzonderingen Het in 24.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden welke: Verband houden met de aanleg of vervanging van de betrokken leiding. Het normale onderhoud en/of gebruik betreffen in verband met deze bestemming of de overige bestemmingen van deze gronden, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn. Reeds in uitvoering zijn krachtens een verleende omgevingsvergunning, dan wel krachtens een verleende omgevingsvergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit bestemmingsplan. 24.4.3 Toelaatbaarheid De in 24.4.1 genoemde omgevingsvergunning kan worden verleend indien: Geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het veilig en ongestoord functioneren van de leiding; en Vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de betreffende leidingbeheerder. 24.5 Wijzigingsbevoegdheid 24.5.1 Wijzigingsregels Burgemeester en wethouders zijn bevoegd dit bestemmingsplan te wijzigen door de dubbelbestemming ‘Leiding’ en bijbehorende aanduiding geheel of gedeeltelijk te verwijderen, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden: De betreffende leiding is niet meer aanwezig of is buiten gebruik gesteld. Het wordt niet meer noodzakelijk geacht dat het bestemmingsplan voorziet in bescherming van deze leiding. Artikel 25 Leiding - Hoogspanningsverbinding 25.1 Bestemmingsomschrijving De voor ‘Leiding - Hoogspanningsverbinding’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de aanleg, instandhouding en bescherming van een bovengrondse hoogspanningsverbinding inclusief de beschermingszone, met de daarbij behorende bouwwerken en voorzieningen. 25.2 Bouwregels Op en in deze gronden mag uitsluitend ten dienste van en noodzakelijk voor de in 25.1 bedoelde bestemmingsomschrijving worden gebouwd, waarbij de volgende regels gelden: 25.2.1 Gebouwen en overkappingen Op en in deze gronden mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd. 25.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, gelden de volgende regels: De bouwhoogte van hoogspanningsmasten mag niet meer bedragen dan 45 m. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m. 25.3 Afwijken van de bouwregels Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 25.2 voor het bouwen ten behoeve van de andere voor deze gronden geldende bestemmingen, indien: Geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het veilig en ongestoord functioneren van de leiding; en Vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de betreffende leidingbeheerder. 25.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden 25.4.1 Verbod Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren: Het aanbrengen of rooien van opgaande beplantingen, bomen of ander houtgewas. Het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen. Het indrijven van voorwerpen in de bodem. Het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, ontginnen en ophogen, anders dan normaal spit- en ploegwerk. Het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van waterlopen, vijvers en andere wateren. Het permanent opslaan van goederen, waaronder ook begrepen het opslaan van afvalstoffen. 25.4.2 Uitzondering Het in 25.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden welke: Verband houden met de aanleg of vervanging van de betrokken hoogspanningsverbinding; Het normale onderhoud en/of gebruik betreffen in verband met deze bestemming of de overige bestemmingen van deze gronden, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn; Reeds in uitvoering zijn krachtens een verleende omgevingsvergunning, dan wel krachtens een verleende omgevingsvergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit bestemmingsplan. 25.4.3 Toelaatbaarheid De in 25.4.1 genoemde omgevingsvergunning kan worden verleend indien: Geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het veilig en ongestoord functioneren van de leiding; en Vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de betreffende leidingbeheerder. Artikel 26 Waarde - Archeologie 1 26.1 Bestemmingsomschrijving De voor ‘Waarde - Archeologie 1’ aangewezen gronden zijn, naast de daarvoor aangewezen andere bestemming(en) mede bestemd voor doeleinden ter bescherming en veiligstelling van de te verwachten archeologische waarden. Indien strijd ontstaat tussen het belang van de bescherming van de te verwachten archeologische waarden als benoemd in dit artikel en het bepaalde in de overige artikelen, prevaleert de bestemming ‘Waarde - Archeologie 1’. 26.2 Bouwregels Bij het aanvragen van een omgevingsvergunning voor het bouwen overeenkomstig de regels voor de andere op deze gronden voorkomende bestemmingen waarbij het daadwerkelijk te verstoren gebied groter is dan 100 m² en de bodemingreep dieper is dan 0,40 meter dient de aanvrager een rapport te overleggen waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen of kunnen worden verstoord, naar oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld. De verplichting zoals genoemd onder a is eveneens van toepassing bij een kleinere oppervlakte van het te verstoren gebied indien daarmede kennelijk de bedoeling is om bouwwerkzaamheden te splitsen om onder de gestelde ondergrens van 100 m² te blijven. Het overleggen van een rapport is niet noodzakelijk indien naar oordeel van het bevoegd gezag: op basis van andere informatie in voldoende mate is aangetoond dat ter plaatse reeds in relevante mate verstoring heeft plaatsgevonden; of op basis van andere informatie in voldoende mate is aangetoond dat als gevolg van de ingreep geen verstoring plaatsvindt. Indien uit het onder a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen of kunnen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorschriften verbinden aan de omgevingsvergunning: het doen van nader archeologisch onderzoek; de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden; de verplichting tot het doen van opgravingen; de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties. 26.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden 26.3.1 Verbod Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op en in de gronden als bedoeld in 26.1 werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren of uit te laten voeren waarbij het daadwerkelijk te verstoren gebied groter is dan 100 m² en de bodemingreep dieper is dan 0,40 meter. Het verbod zoals genoemd onder a is eveneens van toepassing bij een kleinere oppervlakte van het te verstoren gebied indien daarmede kennelijk de bedoeling is om werken, geen bouwwerken zijnde, en/of werkzaamheden te splitsen om onder de gestelde ondergrens van 100 m² te blijven. 26.3.2 Uitzonderingen Het in 26.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden welke: Het normale onderhoud en beheer betreffen. Reeds in uitvoering zijn krachtens een verleende omgevingsvergunning op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit bestemmingsplan. Mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning. In het kader van archeologisch onderzoek en het doen van opgravingen worden uitgevoerd mits verricht door een daartoe bevoegde deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg. 26.3.3 Toelaatbaarheid De in 26.3.1 genoemde omgevingsvergunning kan worden verleend nadat door aanvrager een rapport is overgelegd waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen of kunnen worden verstoord, naar oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld, danwel indien naar oordeel van het bevoegd gezag: op basis van andere informatie in voldoende mate is aangetoond dat ter plaatse reeds in relevante mate verstoring heeft plaatsgevonden; of op basis van andere informatie in voldoende mate is aangetoond dat als gevolg van de ingreep geen verstoring plaatsvindt. Indien uit het onder a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen of kunnen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorschriften verbinden aan de omgevingsvergunning: het doen van nader archeologisch onderzoek; de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden; de verplichting tot het doen van opgravingen; de verplichting de werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties. 26.4 Wijzigingsbevoegdheid 26.4.1 Wijzigingsregels Burgemeester en wethouders zijn bevoegd dit bestemmingsplan te wijzigen door de dubbelbestemming ‘Waarde - Archeologie 1’ geheel of gedeeltelijk te verwijderen, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden: uit nader onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn; het wordt niet meer noodzakelijk geacht dat het bestemmingsplan voorziet in bescherming van deze waarden. Artikel 27 Waarde - Archeologie 2 27.1 Bestemmingsomschrijving De voor ‘Waarde - Archeologie 2’ aangewezen gronden zijn, naast de daarvoor aangewezen andere bestemming(en) mede bestemd voor doeleinden ter bescherming en veiligstelling van de te verwachten archeologische waarden. Indien strijd ontstaat tussen het belang van de bescherming van de te verwachten archeologische waarden als benoemd in dit artikel en het bepaalde in de overige artikelen, prevaleert de bestemming ‘Waarde - Archeologie 2’. 27.2 Bouwregels Bij het aanvragen van een omgevingsvergunning voor het bouwen overeenkomstig de regels voor de andere op deze gronden voorkomende bestemmingen waarbij het daadwerkelijk te verstoren gebied groter is dan 1.000 m² en de bodemingreep dieper is dan 0,40 meter dient de aanvrager een rapport te overleggen waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen of kunnen worden verstoord, naar oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld. De verplichting zoals genoemd onder a is eveneens van toepassing bij een kleinere oppervlakte van het te verstoren gebied indien daarmede kennelijk de bedoeling is om bouwwerkzaamheden te splitsen om onder de gestelde ondergrens van 1.000 m² te blijven. In afwijking van het bepaalde onder a over de diepte van de bodemingreep geldt ter plaatse van de aanduiding ‘archeologie - opgehoogd’ de verplichting tot het overleggen van bedoeld rapport voor bodemingrepen dieper dan 1,40 meter. Het overleggen van een rapport is niet noodzakelijk indien naar oordeel van het bevoegd gezag: op basis van andere informatie in voldoende mate is aangetoond dat ter plaatse reeds in relevante mate verstoring heeft plaatsgevonden; of op basis van andere informatie in voldoende mate is aangetoond dat als gevolg van de ingreep geen verstoring plaatsvindt. Indien uit het onder a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen of kunnen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorschriften verbinden aan de omgevingsvergunning: het doen van nader archeologisch onderzoek; de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden; de verplichting tot het doen van opgravingen; de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties. 27.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden 27.3.1 Verbod Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op en in de gronden als bedoeld in 27.1 werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren of uit te laten voeren waarbij het daadwerkelijk te verstoren gebied groter is dan 1.000 m² en de bodemingreep dieper is dan 0,40 meter. Het verbod zoals genoemd onder a is eveneens van toepassing bij een kleinere oppervlakte van het te verstoren gebied indien daarmede kennelijk de bedoeling is om werken, geen bouwwerken zijnde, en/of werkzaamheden te splitsen om onder de gestelde ondergrens van 1.000 m² te blijven. In afwijking van het bepaalde onder a over de diepte van de bodemingreep geldt ter plaatse van de aanduiding ‘archeologie - opgehoogd’ het verbod voor bodemingrepen dieper dan 1,40 meter. 27.3.2 Uitzonderingen Het in 27.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden welke: Het normale onderhoud en beheer betreffen. Reeds in uitvoering zijn krachtens een verleende omgevingsvergunning op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit bestemmingsplan. Mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning. In het kader van archeologisch onderzoek en het doen van opgravingen worden uitgevoerd mits verricht door een daartoe bevoegde deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg. 27.3.3 Toelaatbaarheid De in 27.3.1 genoemde omgevingsvergunning kan worden verleend nadat door aanvrager een rapport is overgelegd waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen of kunnen worden verstoord, naar oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld, danwel indien naar oordeel van het bevoegd gezag: op basis van andere informatie in voldoende mate is aangetoond dat ter plaatse reeds in relevante mate verstoring heeft plaatsgevonden; of op basis van andere informatie in voldoende mate is aangetoond dat als gevolg van de ingreep geen verstoring plaatsvindt. Indien uit het onder a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen of kunnen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorschriften verbinden aan de omgevingsvergunning: het doen van nader archeologisch onderzoek; de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden; de verplichting tot het doen van opgravingen; de verplichting de werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties. 27.4 Wijzigingsbevoegdheid 27.4.1 Wijzigingsregels Burgemeester en wethouders zijn bevoegd dit bestemmingsplan te wijzigen door de dubbelbestemming ‘Waarde - Archeologie 2’ geheel of gedeeltelijk te verwijderen, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden: uit nader onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn; het wordt niet meer noodzakelijk geacht dat het bestemmingsplan voorziet in bescherming van deze waarden. Artikel 28 Waarde - Archeologie 3 28.1 Bestemmingsomschrijving De voor ‘Waarde - Archeologie 3’ aangewezen gronden zijn, naast de daarvoor aangewezen andere bestemming(en) mede bestemd voor doeleinden ter bescherming en veiligstelling van de te verwachten archeologische waarden. Indien strijd ontstaat tussen het belang van de bescherming van de te verwachten archeologische waarden als benoemd in dit artikel en het bepaalde in de overige artikelen, prevaleert de bestemming ‘Waarde - Archeologie 3’. 28.2 Bouwregels Bij het aanvragen van een omgevingsvergunning voor het bouwen overeenkomstig de regels voor de andere op deze gronden voorkomende bestemmingen waarbij het daadwerkelijk te verstoren gebied groter is dan 2.500 m² en de bodemingreep dieper is dan 0,40 meter dient de aanvrager een rapport te overleggen waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen of kunnen worden verstoord, naar oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld. De verplichting zoals genoemd onder a is eveneens van toepassing bij een kleinere oppervlakte van het te verstoren gebied indien daarmede kennelijk de bedoeling is om bouwwerkzaamheden te splitsen om onder de gestelde ondergrens van 2.500 m² te blijven. In afwijking van het bepaalde onder a over de diepte van de bodemingreep geldt ter plaatse van de aanduiding ‘archeologie - opgehoogd’ de verplichting tot het overleggen van bedoeld rapport voor bodemingrepen dieper dan 1,40 meter. Het overleggen van een rapport is niet noodzakelijk indien naar oordeel van het bevoegd gezag: op basis van andere informatie in voldoende mate is aangetoond dat ter plaatse reeds in relevante mate verstoring heeft plaatsgevonden; of op basis van andere informatie in voldoende mate is aangetoond dat als gevolg van de ingreep geen verstoring plaatsvindt. Indien uit het onder a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen of kunnen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorschriften verbinden aan de omgevingsvergunning: het doen van nader archeologisch onderzoek; de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden; de verplichting tot het doen van opgravingen; de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties. 28.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden 28.3.1 Verbod Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op en in de gronden als bedoeld in 28.1 werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren of uit te laten voeren waarbij het daadwerkelijk te verstoren gebied groter is dan 2.500 m² en de bodemingreep dieper is dan 0,40 meter. Het verbod zoals genoemd onder a is eveneens van toepassing bij een kleinere oppervlakte van het te verstoren gebied indien daarmede kennelijk de bedoeling is om werken, geen bouwwerken zijnde, en/of werkzaamheden te splitsen om onder de gestelde ondergrens van 2.500 m² te blijven. In afwijking van het bepaalde onder a over de diepte van de bodemingreep geldt ter plaatse van de aanduiding ‘archeologie - opgehoogd’ het verbod voor bodemingrepen dieper dan 1,40 meter. 28.3.2 Uitzonderingen Het in 28.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden welke: Het normale onderhoud en beheer betreffen. Reeds in uitvoering zijn krachtens een verleende omgevingsvergunning op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit bestemmingsplan. Mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning. In het kader van archeologisch onderzoek en het doen van opgravingen worden uitgevoerd mits verricht door een daartoe bevoegde deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg. 28.3.3 Toelaatbaarheid De in 28.3.1 genoemde omgevingsvergunning kan worden verleend nadat door aanvrager een rapport is overgelegd waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen of kunnen worden verstoord, naar oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld, danwel indien naar oordeel van het bevoegd gezag: op basis van andere informatie in voldoende mate is aangetoond dat ter plaatse reeds in relevante mate verstoring heeft plaatsgevonden; of op basis van andere informatie in voldoende mate is aangetoond dat als gevolg van de ingreep geen verstoring plaatsvindt. Indien uit het onder a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen of kunnen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorschriften verbinden aan de omgevingsvergunning: het doen van nader archeologisch onderzoek; de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden; de verplichting tot het doen van opgravingen; de verplichting de werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties. 28.4 Wijzigingsbevoegdheid 28.4.1 Wijzigingsregels Burgemeester en wethouders zijn bevoegd dit bestemmingsplan te wijzigen door de dubbelbestemming ‘Waarde - Archeologie 3’ geheel of gedeeltelijk te verwijderen, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden: uit nader onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn; het wordt niet meer noodzakelijk geacht dat het bestemmingsplan voorziet in bescherming van deze waarden. Artikel 29 Waarde - Archeologie 4 29.1 Bestemmingsomschrijving De voor ‘Waarde - Archeologie 4’ aangewezen gronden zijn, naast de daarvoor aangewezen andere bestemming(en) mede bestemd voor doeleinden ter bescherming en veiligstelling van de te verwachten archeologische waarden. Indien strijd ontstaat tussen het belang van de bescherming van de te verwachten archeologische waarden als benoemd in dit artikel en het bepaalde in de overige artikelen, prevaleert de bestemming ‘Waarde - Archeologie 4’. 29.2 Bouwregels Bij het aanvragen van een omgevingsvergunning voor het bouwen overeenkomstig de regels voor de andere op deze gronden voorkomende bestemmingen waarbij het daadwerkelijk te verstoren gebied groter is dan 50.000 m² en de bodemingreep dieper is dan 0,40 meter dient de aanvrager een rapport te overleggen waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen of kunnen worden verstoord, naar oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld. De verplichting zoals genoemd onder a is eveneens van toepassing bij een kleinere oppervlakte van het te verstoren gebied indien daarmede kennelijk de bedoeling is om bouwwerkzaamheden te splitsen om onder de gestelde ondergrens van 50.000 m² te blijven. In afwijking van het bepaalde onder a over de diepte van de bodemingreep geldt ter plaatse van de aanduiding ‘archeologie - opgehoogd’ de verplichting tot het overleggen van bedoeld rapport voor bodemingrepen dieper dan 1,40 meter. Het overleggen van een rapport is niet noodzakelijk indien naar oordeel van het bevoegd gezag: op basis van andere informatie in voldoende mate is aangetoond dat ter plaatse reeds in relevante mate verstoring heeft plaatsgevonden; of op basis van andere informatie in voldoende mate is aangetoond dat als gevolg van de ingreep geen verstoring plaatsvindt. Indien uit het onder a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen of kunnen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorschriften verbinden aan de omgevingsvergunning: het doen van nader archeologisch onderzoek; de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden; de verplichting tot het doen van opgravingen; de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties. 29.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden 29.3.1 Verbod Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op en in de gronden als bedoeld in 29.1 werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren of uit te laten voeren waarbij het daadwerkelijk te verstoren gebied groter is dan 50.000 m² en de bodemingreep dieper is dan 0,40 meter. Het verbod zoals genoemd onder a is eveneens van toepassing bij een kleinere oppervlakte van het te verstoren gebied indien daarmede kennelijk de bedoeling is om werken, geen bouwwerken zijnde, en/of werkzaamheden te splitsen om onder de gestelde ondergrens van 50.000 m² te blijven. In afwijking van het bepaalde onder a over de diepte van de bodemingreep geldt ter plaatse van de aanduiding ‘archeologie - opgehoogd’ het verbod voor bodemingrepen dieper dan 1,40 meter. 29.3.2 Uitzonderingen Het in 29.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden welke: Het normale onderhoud en beheer betreffen. Reeds in uitvoering zijn krachtens een verleende omgevingsvergunning op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit bestemmingsplan. Mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning. In het kader van archeologisch onderzoek en het doen van opgravingen worden uitgevoerd mits verricht door een daartoe bevoegde deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg. 29.3.3 Toelaatbaarheid De in 29.3.1 genoemde omgevingsvergunning kan worden verleend nadat door aanvrager een rapport is overgelegd waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen of kunnen worden verstoord, naar oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld, danwel indien naar oordeel van het bevoegd gezag: op basis van andere informatie in voldoende mate is aangetoond dat ter plaatse reeds in relevante mate verstoring heeft plaatsgevonden; of op basis van andere informatie in voldoende mate is aangetoond dat als gevolg van de ingreep geen verstoring plaatsvindt. Indien uit het onder a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen of kunnen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorschriften verbinden aan de omgevingsvergunning: het doen van nader archeologisch onderzoek; de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden; de verplichting tot het doen van opgravingen; de verplichting de werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties. 29.4 Wijzigingsbevoegdheid 29.4.1 Wijzigingsregels Burgemeester en wethouders zijn bevoegd dit bestemmingsplan te wijzigen door de dubbelbestemming ‘Waarde - Archeologie 4’ geheel of gedeeltelijk te verwijderen, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden: uit nader onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn; het wordt niet meer noodzakelijk geacht dat het bestemmingsplan voorziet in bescherming van deze waarden. Artikel 30 Waterstaat - Attentiegebied EHS 30.1 Bestemmingsomschrijving De voor ‘Waterstaat - Attentiegebied EHS’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor behoud, herstel en/of ontwikkeling van de hydrologische waarden. 30.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden 30.2.1 Verbod Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren: Het verzetten van grond van meer dan 100 m³ of op een diepte van meer dan 0,6 m beneden maaiveld, voor zover geen vergunning is vereist in het kader van de Ontgrondingenwet, dan wel de wet- en/of regelgeving die daarvoor in de plaats treedt. De aanleg van drainage ongeacht de diepte, tenzij het gaat om vervanging van een al bestaande drainage. Het verlagen van de grondwaterstand anders dan door middel van het graven van sloten of het toepassen van drainagemiddelen, met uitzondering van grondwateronttrekkingen. Het aanbrengen van verhardingen. 30.2.2 Uitzonderingen Het in 30.2.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden welke: Het normale onderhoud en/of gebruik betreffen overeenkomstig de overige bestemmingen van deze gronden, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn en/of voortvloeien uit het normale gebruik overeenkomstig de bestemming. Reeds in uitvoering zijn krachtens een verleende omgevingsvergunning, dan wel krachtens een verleende omgevingsvergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit bestemmingsplan. 30.2.3 Toelaatbaarheid De in 30.2.1 genoemde omgevingsvergunning kan worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de hydrologische waarden. Alvorens te beslissen omtrent een omgevingsvergunning als bedoeld in 30.2.1 wint het bevoegd gezag advies in bij het betrokken waterschapsbestuur. 30.3 Wijzigingsbevoegdheid 30.3.1 Wijzigingsregels Burgemeester en wethouders zijn bevoegd dit bestemmingsplan te wijzigen door de dubbelbestemming 'Waterstaat - Attentiegebied EHS’ geheel of gedeeltelijk te verwijderen, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden: Op basis van gewijzigd beleid dan wel anderszins is aangetoond dat de bescherming van het attentiegebied EHS ter plaatse niet meer noodzakelijk is. Het provinciaal bestuur heeft positief tot de gehele of gedeeltelijke verwijdering besloten. Alvorens te beslissen winnen burgemeester en wethouders advies in bij het betrokken waterschapsbestuur. Artikel 31 Waterstaat - Regionaal waterbergingsgebied 31.1 Bestemmingsomschrijving De voor ‘Waterstaat - Regionaal waterbergingsgebied’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor tijdelijke opvang van water. 31.2 Bouwregels Op en in deze gronden mag uitsluitend ten dienste van en noodzakelijk voor de in 31.1 bedoelde bestemmingsomschrijving worden gebouwd, waarbij de volgende regels gelden: 31.2.1 Gebouwen en overkappingen Op en in deze gronden mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd. 31.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, geldt de volgende regel: Er mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, ten dienste van en noodzakelijk voor de bestemming worden gebouwd, waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 2 m. 31.3 Afwijken van de bouwregels Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 31.2 voor het bouwen ten behoeve van de overige bestemmingen van deze gronden, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden: De bebouwing mag niet leiden tot een vermindering of verslechtering van het waterbergend vermogen van de gronden. Het bevoegd gezag dient schriftelijk advies in te winnen bij het betrokken waterschapsbestuur. 31.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden 31.4.1 Verbod Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren: Het aanbrengen van verhardingen. Het aanleggen, dempen of wijzigen van (oevers, profiel, doorstroom- of bergingscapaciteit van) oppervlaktewateren. Het ophogen van gronden, aanleggen en/of wijzigen van kaden. 31.4.2 Uitzonderingen Het in 31.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden welke: Het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn. Reeds in uitvoering zijn krachtens een verleende omgevingsvergunning, dan wel krachtens een verleende omgevingsvergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit bestemmingsplan. 31.4.3 Toelaatbaarheid De in 31.4.1 genoemde omgevingsvergunning kan worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van het waterbergend vermogen van de gronden. Alvorens te beslissen omtrent een omgevingsvergunning als bedoeld in 31.4.1 wint het bevoegd gezag advies in bij het betrokken waterschapsbestuur. 31.5 Wijzigingsbevoegdheid 31.5.1 Wijzigingsregels Burgemeester en wethouders zijn bevoegd dit bestemmingsplan te wijzigen door de dubbelbestemming ‘Waterstaat - Regionaal waterbergingsgebied’ geheel of gedeeltelijk te verwijderen, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden: Op basis van gewijzigd beleid dan wel anderszins is aangetoond dat de bescherming dan wel de inrichting en het beheer van de waterbergende functie ter plaatse niet meer noodzakelijk is. Het provinciaal bestuur heeft positief tot gehele of gedeeltelijke verwijdering besloten. Alvorens te beslissen winnen burgemeester en wethouders advies in bij het betrokken waterschapsbestuur. Artikel 32 Waterstaat - Waterkering 32.1 Bestemmingsomschrijving De voor ‘Waterstaat - Waterkering’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de aanleg, onbelemmerde werking, instandhouding, bescherming en het onderhoud van de waterkering. 32.2 Bouwregels Op en in deze gronden mag uitsluitend ten dienste van en noodzakelijk voor de in 32.1 bedoelde bestemmingsomschrijving worden gebouwd, waarbij de volgende regels gelden: 32.2.1 Gebouwen en overkappingen Op en in deze gronden mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd. 32.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, geldt de volgende regel: Er mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, ten dienste van en noodzakelijk voor de bestemming worden gebouwd, waarbij de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 2,5 m. 32.3 Afwijken van de bouwregels Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 32.2 voor het bouwen ten behoeve van de overige bestemmingen van deze gronden, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden: De bebouwing mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van het waterkerende vermogen van de waterkering. Het bevoegd gezag dient schriftelijk advies in te winnen bij de beheerder van de waterkering. 32.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden 32.4.1 Verbod Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren: Het verlagen, vergraven, ophogen of egaliseren van de bodem. Het diepploegen, diepwoelen of het uitvoeren van andere ingrepen in de bodem, waaronder ook begrepen de aanleg van leidingen, alle dieper dan 0,60 m onder maaiveld, alsmede de aanleg van drainage ongeacht de diepte tenzij het gaat om vervanging van bestaande drainage. Het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van waterlopen, watergangen en greppels alsmede het anderszins verlagen van de waterstand. Het uitvoeren van heiwerken of het anderszins indringen van voorwerpen in de bodem. Het aanleggen van landschapselementen. Het aanbrengen van veepaden, toegangspaden tot gebouwen, in- en uitritten, anders dan een bouwwerk. 32.4.2 Uitzonderingen Het in 32.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden welke: Het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn. Reeds in uitvoering zijn krachtens een verleende omgevingsvergunning, dan wel krachtens een verleende omgevingsvergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit bestemmingsplan. 32.4.3 Toelaatbaarheid De in 32.4.1 genoemde omgevingsvergunning kan worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de functie van de waterkering. Alvorens te beslissen omtrent een omgevingsvergunning als bedoeld in 32.4.1 wint het bevoegd gezag advies in bij de beheerder van de waterkering. 32.5 Wijzigingsbevoegdheid 32.5.1 Wijzigingsregels Burgemeester en wethouders zijn bevoegd dit bestemmingsplan te wijzigen door de dubbelbestemming ‘Waterstaat - Waterkering’ geheel of gedeeltelijk te verwijderen, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden: Op basis van gewijzigd beleid dan wel anderszins is aangetoond dat de bescherming van de waterkerende functie ter plaatse niet meer noodzakelijk is. Alvorens te beslissen winnen burgemeester en wethouders advies in bij de beheerder van de waterkering. Hoofdstuk 3 Algemene regels Artikel 33 Anti-dubbeltelregel Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing. Artikel 34 Algemene bouwregels 34.1 Ondergronds bouwen Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken gelden de volgende regels: Ondergrondse bouwwerken zijn uitsluitend toegestaan binnen de contouren van legaal opgerichte bovengrondse gebouwen, met dien verstande dat toegangen tot gebouwen, zoals laaddocks, hellingbanen en trappen, ook buiten deze contouren mogen worden gebouwd. De bouwdiepte van ondergrondse bouwwerken mag niet meer bedragen dan 4 meter onder peil. 34.2 Bestaande maten en andere maten 34.2.1 Maximaal toelaatbaar Voor: de inhoud van het hoofdgebouw van (bedrijfs)woningen; het aantal bedrijfswoningen; de goot- en bouwhoogte van bouwwerken; die gebouwd zijn krachtens een vergunning, geldt dat wanneer zij op het tijdstip van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan meer bedragen dan in deze planregels is voorgeschreven, deze maten en hoeveelheden - ook in geval van vervangende nieuwbouw - als maximaal toelaatbaar mogen worden aangehouden. 34.3 Onoverdekte zwembaden Voor het bouwen van onoverdekte zwembaden bij een woning/bedrijfswoning gelden de volgende regels: Onoverdekte zwembaden zijn uitsluitend toegestaan binnen het bestemmingsvlak waar de woning/bedrijfswoning is gelegen, het bestemmingsvlak van de bestemming 'Tuin' dan wel binnen het bouwvlak van agrarische bedrijven. Het zwembad dient te worden gebouwd op een afstand van ten minste 2,5 m achter (het verlengde van) de voorgevel van de (bedrijfs)woning en op een afstand van ten minste 1 m van de perceelsgrenzen met derden. Het zwembad mag uitsluitend voor hobbymatig gebruik worden benut. Per perceel mag maximaal 1 zwembad worden gebouwd. De oppervlakte van een zwembad mag niet meer bedragen dan 100 m². 34.4 Radarverstoringsgebied Al dan niet in afwijking van het bepaalde in de afzonderlijke bestemmingen, is het niet toegestaan om een nieuwe windturbine te bouwen dan wel een bestaande windturbine te wijzigen indien de tiphoogte van de windturbine hoger is dan 90 meter boven NAP. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder a voor het toestaan van nieuwbouw of wijziging van een windturbine met een tiphoogte die hoger is dan 90 meter boven NAP, mits: wordt voldaan aan de regels voor de ashoogte en tiphoogte van een windturbine zoals opgenomen in de afzonderlijke bestemmingen; geen sprake is van onaanvaardbare gevolgen voor het radarbeeld van de radarstations die in beheer zijn bij het Ministerie van Defensie; vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de radarstations. Artikel 35 Algemene gebruiksregels Het is verboden de in dit bestemmingsplan begrepen gronden, alsmede gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde, te gebruiken, te doen of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel strijdig met de in dit bestemmingsplan aan de grond gegeven bestemming. Tot een strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend het gebruik en/of laten gebruiken van gronden en/of bouwwerken voor: seksinrichtingen, escortbedrijf of prostitutie; evenementen; het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van puin, vuil of andere vaste of vloeibare afvalstoffen, tenzij behorend bij dan wel onderdeel van de betreffende toegestane bedrijfsvoering; detailhandel tenzij expliciet toegestaan; het plaatsen of het geplaatst houden van onderkomens, waaronder begrepen kampeermiddelen, tenzij expliciet toegestaan. Artikel 36 Algemene aanduidingsregels 36.1 Geluidzone - industrie Op de gronden ter plaatse van de aanduiding ‘geluidzone - industrie’, betreffende de gronden gelegen binnen de 50 dB(A)-contour, is het bouwen van geluidsgevoelige gebouwen uitsluitend toegestaan indien is gebleken dat de geluidsbelasting vanwege het industrielawaai op de gevels van deze geluidsgevoelige gebouwen niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde of een verkregen hogere grenswaarde. 36.2 Geluidzone - vliegveld seppe [Vervallen] 36.3 Luchtvaartverkeerzone Al dan niet in afwijking van het bepaalde in hoofdstuk 2 geldt ter plaatse van de aanduiding ‘luchtvaartverkeerzone’ dat in verband met het beschermingsgebied van de in- en uitvliegfunnel van vliegtuigen ten behoeve van het obstakelvrije (start- en landings)vlak met zijkanten, de bouwhoogte van een bouwwerk niet meer mag bedragen dan de hoogte in meters ten opzichte van de hoogte van de ligging van het vliegveld, zoals is aangegeven op bijlage 3. 36.4 Veiligheidszone - lpg 36.4.1 Bouwregels Op de gronden ter plaatse van de aanduiding ‘veiligheidszone - lpg’ is geen nieuwbouw van (beperkt) kwetsbare objecten, zoals bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen, toegestaan. 36.4.2 Afwijken van de bouwregels Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 36.4.1, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden: De omgevingsvergunning is niet strijdig met de belangen van het betreffende vulpunt voor lpg, de veiligheid van personen en goederen is afgewogen en het groepsrisico is verantwoord. Er wordt advies ingewonnen bij een onafhankelijk deskundige. 36.5 Veiligheidszone - windturbine Op de gronden ter plaatse van de aanduiding ‘veiligheidszone - windturbine’ mogen, ongeacht het bepaalde in de afzonderlijke bestemmingen, geen bouwwerken worden opgericht, anderszins dan ten behoeve van de windturbine. 36.6 Vrijwaringszone - molenbiotoop 36.6.1 Zoneomschrijving De gronden ter plaatse van de aanduiding ‘vrijwaringszone - molenbiotoop’ zijn naast de overige daaraan gegeven bestemmingen mede bestemd voor het beschermen van de functie van de in dit gebied voorkomende molen als werktuig en van zijn waarde als landschapsbepalend element. 36.6.2 Bouwregels In afwijking van hetgeen elders in deze regels is bepaald ten aanzien van het bouwen krachtens de overige bestemmingen van deze gronden, gelden voor het bouwen op en in de in deze bestemming begrepen gronden de volgende regels: Binnen de zone van 100 m gemeten vanaf de molen mogen geen bouwwerken worden gebouwd die hoger zijn dan de hoogte van het onderste punt van de verticaal staande wiek van de molen (het verschil tussen de askophoogte en de lengte van één wiek). Binnen de zone gemeten van 100 m vanaf de molen tot een afstand van 400 m gemeten vanaf de molen, mogen geen hogere bouwwerken worden gebouwd dan door middel van onderstaande formule wordt bepaald: H=X/75+0,2*Z waarin: H = de toelaatbare bouwhoogte in meters (gemeten vanaf het peil ter plaatse van de molen) X = de afstand in meters vanaf het bouwwerk tot de wieken van de molen Z = askophoogte (helft van de vlucht van de wieken + belthoogte). 36.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden 36.7.1 Verbod Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren: Ter plaatse van de aanduiding ‘aardkundig waardevol’: Het verlagen, vergraven, ophogen en/of egaliseren van de bodem waarbij het gaat om ingrepen die grond verzetten met hoogteverschillen van meer dan 0,40 m. Het aanleggen, dempen of wijzigen van (oevers, profiel, doorstroom- of bergingscapaciteit van) waterlopen, sloten en greppels. Het verwijderen van perceelsindelingen, zoals tot uiting komend in greppels, sloten en steilranden. Ter plaatse van de aanduiding ‘beekdal’: Het verlagen, vergraven en/of egaliseren van de bodem waarbij het gaat om ingrepen die grond verzetten met hoogteverschillen van meer dan 0,40 m, dan wel het ophogen van de bodem waardoor de waterbergingscapaciteit van het beekdal wordt verkleind. Het verwijderen van houtgewas en het vellen of rooien van houtopstanden. Het verwijderen van kleine natuurelementen zoals poelen, moerasjes en verwilderde terreintjes. Het beplanten van gronden met houtopstanden. Het aanleggen, dempen of wijzigen van (oevers, profiel, doorstroom- of bergingscapaciteit van) waterlopen, sloten en greppels. Het verwijderen van perceelsindelingen, zoals tot uiting komend in greppels, sloten en steilranden. Ter plaatse van de aanduiding ‘cultuurhistorisch vlak’: Het verlagen, vergraven, ophogen en/of egaliseren van de bodem waarbij het gaat om ingrepen die grond verzetten met hoogteverschillen van meer dan 0,40 m. Het verwijderen van houtgewas en het vellen of rooien van houtopstanden. Het verwijderen van kleine natuurelementen zoals poelen, moerasjes en verwilderde terreintjes. Het beplanten van gronden met houtopstanden. Het aanleggen, dempen of wijzigen van (oevers, profiel, doorstroom- of bergingscapaciteit van) waterlopen, sloten en greppels. Het verwijderen van perceelsindelingen, zoals tot uiting komend in greppels, sloten en steilranden. Ter plaatse van de aanduiding ‘groenblauwe mantel’: Het verwijderen van houtgewas en het vellen of rooien van houtopstanden. Het verwijderen van kleine natuurelementen zoals poelen, moerasjes en verwilderde terreintjes. Ter plaatse van de aanduiding ‘landschappelijk afwisselend gebied’: Het verlagen, vergraven, ophogen en/of egaliseren van de bodem waarbij het gaat om ingrepen die grond verzetten met hoogteverschillen van meer dan 0,40 m. Het verwijderen van houtgewas en het vellen of rooien van houtopstanden. Het verwijderen van kleine natuurelementen zoals poelen, moerasjes en verwilderde terreintjes. Het aanleggen, dempen of wijzigen van (oevers, profiel, doorstroom- of bergingscapaciteit van) waterlopen, sloten en greppels. Het verwijderen van perceelsindelingen, zoals tot uiting komend in greppels, sloten en steilranden. Ter plaatse van de aanduiding ‘landschappelijk open gebied’: Het verlagen, vergraven, ophogen en/of egaliseren van de bodem waarbij het gaat om ingrepen die grond verzetten met hoogteverschillen van meer dan 0,40 m. Het beplanten van gronden met houtopstanden. Ter plaatse van de aanduiding ‘leefgebied kwetsbare soorten’: Het verlagen, vergraven, ophogen en/of egaliseren van de bodem waarbij het gaat om ingrepen die grond verzetten met hoogteverschillen van meer dan 0,40 m. Het verwijderen van houtgewas en het vellen of rooien van houtopstanden. Het verwijderen van kleine natuurelementen zoals poelen, moerasjes en verwilderde terreintjes. Het beplanten van gronden met houtopstanden. Het aanleggen, dempen of wijzigen van (oevers, profiel, doorstroom- of bergingscapaciteit van) waterlopen, sloten en greppels. Het verwijderen van perceelsindelingen, zoals tot uiting komend in greppels, sloten en steilranden. Ter plaatse van de aanduiding ‘leefgebied struweelvogels’: Het verwijderen van houtgewas en het vellen of rooien van houtopstanden. Het verwijderen van kleine natuurelementen zoals poelen, moerasjes en verwilderde terreintjes. Ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied behoud en herstel watersystemen’: Het ophogen van de bodem. Het aanbrengen van verhardingen. Ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied ecologische verbindingszone’: Het aanbrengen van verhardingen. 36.7.2 Uitzonderingen Het in 36.7.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden welke: Het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn. Reeds in uitvoering zijn krachtens een verleende omgevingsvergunning, dan wel krachtens een verleende omgevingsvergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit bestemmingsplan. Binnen het bouwvlak dan wel bestemmingsvlak van de bestemming ‘Bedrijf’, ‘Bedrijf - Nuts’, ‘Bedrijf - Windturbine’, ‘Horeca’, ‘Maatschappelijk’, ‘Maatschappelijk - Molen’, ‘Recreatie’, 'Recreatie - Recreatiewoning', ‘Tuin’, ‘Verkeer’ 'Verkeer - Spoorverkeer' en/of ‘Wonen’ plaatsvinden dan wel binnen het agrarisch bouwvlak. Deze uitzondering geldt niet indien het werk of de werkzaamheden inbreuk maken op een verplichting in het kader van kwaliteitsverbetering van het landschap, dan wel op een verplichting op grond van een door het bevoegd gezag goedgekeurd beplantingsplan tot realisatie, beheer en instandhouding van landschappelijke inpassing. Betreffen het verwijderen van erfbeplantingen, welke uitzondering niet van toepassing is op erfbeplantingen welke op grond van een verplichting in het kader van kwaliteitsverbetering van het landschap dan wel als verplichting op grond van een door het bevoegd gezag goedgekeurd beplantingsplan tot realisatie, beheer en instandhouding van landschappelijke inpassing aanwezig zijn. Betreffen het verwijderen van landschapselementen die gerealiseerd zijn op grond van de gemeentelijke regeling ‘Particulier landschapsbeheer Etten - Leur’ en/of het provinciale ‘Groen Blauw stimuleringskader’, dan wel een regeling die daarvoor in de plaats treedt, en waarvoor op grond van genoemde regelingen geen vergoeding voor waardedaling van de onderliggende grond is ontvangen. Betreffen het aanbrengen van erfbeplanting. Betreffen het aanbrengen van landschapselementen op grond van de gemeentelijke regeling ‘Particulier landschapsbeheer Etten - Leur’ en/of het provinciale ‘Groen Blauw stimuleringskader’, dan wel een regeling die daarvoor in de plaats treedt. Betreffen het uitvoering geven aan een verplichting in het kader van kwaliteitsverbetering van het landschap, dan wel aan een door het bevoegd gezag goedgekeurd beplantingsplan tot realisatie, beheer en instandhouding van landschappelijke inpassing. 36.7.3 Toelaatbaarheid De in 36.7.1 genoemde omgevingsvergunning kan worden verleend voor werken, geen bouwwerken zijnde, en/of werkzaamheden die de betreffende natuur- en landschapswaarden niet in onevenredige mate aantasten, dan wel de mogelijkheden voor behoud, versterking en/of herstel van die waarden niet in onevenredige mate verkleinen. Alvorens te beslissen wint het bevoegd gezag advies in bij een deskundige op het gebied van natuur- en landschapswaarden. 36.8 Omgevingsvergunning voor slopen karakteristieke bebouwing 36.8.1 Verbod Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning over te gaan tot het geheel of gedeeltelijk slopen van karakteristieke bebouwing zoals aangegeven in bijlage 4. 36.8.2 Uitzonderingen Het in 36.8.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden welke: Het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn. Reeds in uitvoering zijn krachtens een verleende omgevingsvergunning, dan wel krachtens een verleende omgevingsvergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit bestemmingsplan. 36.8.3 Toelaatbaarheid De in 36.8.1 genoemde omgevingsvergunning kan worden verleend indien: Het delen van een gebouw of bijgebouwen betreft, die op zichzelf niet als karakteristiek vallen aan te merken en door sloop geen onevenredige aantasting van de karakteristieke hoofdvorm plaatsvindt. De karakteristieke hoofdvorm niet langer meer aanwezig is en niet zonder ingrijpende wijzigingen aan het pand kan worden hersteld. De karakteristieke hoofdvorm in redelijkheid niet te handhaven is. De economische levensduur ten gevolge van de bouwtechnische kwaliteit verstreken is. Alvorens te beslissen wint het bevoegd gezag advies in bij de monumentencommissie. 36.9 Overige gebiedsaanduidingen Voor de overige gebiedsaanduidingen gelden, voor zover in de genoemde artikelen bepaald, de volgende regels: ter plaatse van de aanduiding 'aardkundig waardevol’ is het bepaalde in artikel 4 en 36.7 van toepassing; ter plaatse van de aanduiding 'archeologie opgehoogd' is het bepaalde in artikel 27, 28 en 29 van toepassing; ter plaatse van de aanduiding ‘beekdal’ is het bepaalde in artikel 4 en 36.7 van toepassing; ter plaatse van de aanduiding ‘cultuurhistorisch vlak’ is het bepaalde in artikel 4 en 36.7 van toepassing; ter plaatse van de aanduiding ‘groenblauwe mantel’ is het bepaalde in artikel 4 en 36.7 van toepassing; ter plaatse van de aanduiding 'kernrandzone' is het bepaalde in artikel 3 en 4 van toepassing; ter plaatse van de aanduiding ‘landschappelijk afwisselend gebied’ is het bepaalde in artikel 4 en 36.7 van toepassing; ter plaatse van de aanduiding ‘landschappelijk open gebied’ is het bepaalde in artikel 4 en 36.7 van toepassing; ter plaatse van de aanduiding ‘leefgebied kwetsbare soorten’ is het bepaalde in artikel 4 en 36.7 van toepassing; ter plaatse van de aanduiding ‘leefgebied struweelvogels’ is het bepaalde in artikel 4 en 36.7 van toepassing; ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied behoud en herstel watersystemen’ is het bepaalde in artikel 3, 4 en 36.7 van van toepassing; ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied ecologische verbindingszone’ is het bepaalde in artikel artikel 3, 4 en 36.7 van toepassing; ter plaatse van de aanduiding 'zoekgebied glastuinbouwgebied doorgroeigebied' is het bepaalde in artikel 3 van toepassing; ter plaatse van de aanduiding 'zoekgebied glastuinbouwgebied vestigingsgebied 1' is het bepaalde in artikel 3 van toepassing; ter plaatse van de aanduiding 'zoekgebied glastuinbouwgebied vestigingsgebied 2' is het bepaalde in artikel 3 van toepassing; ter plaatse van de aanduiding 'zone langs doorgaande weg' is het bepaalde in artikel 3 en 4 van toepassing; ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - beperkingen veehouderij' is het bepaalde in artikel 3 en 4 van toepassing. Artikel 37 Algemene afwijkingsregels 37.1 Algemene afwijkingen Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels in dit bestemmingsplan en toestaan dat: Nutsvoorzieningengebouwtjes ten behoeve van agrarische bedrijven buiten het agrarische bouwvlak worden gebouwd, mits: De oppervlakte niet meer bedraagt dan 10 m². De bouwhoogte niet meer bedraagt dan 3 m. Geluidwerende voorzieningen worden gebouwd indien deze in het kader van de Wet geluidhinder noodzakelijk zijn, mits: De bouwhoogte niet meer bedraagt dan 6 m. Waterkerende voorzieningen en sluizen ter voorkoming van wateroverlast worden gebouwd, mits: De bouwhoogte niet meer bedraagt dan 3 m. Bestemmingsgrenzen en bouwvlakgrenzen worden overschreden indien dit nodig is in verband met afwijkingen en onnauwkeurigheden op de verbeelding ten opzichte van de feitelijke situatie, dan wel nodig is in verband met de juiste inpassing van de gebouwen, waarbij de grenzen met niet meer dan 2 m mogen worden overschreden. De voorgeschreven maatvoeringen met maximaal 10% worden overschreden, met dien verstande dat: Deze afwijkingsbevoegdheid niet mag worden toegepast voor het vergroten van de inhoud van het hoofdgebouw van (bedrijfs)woningen. 37.2 Afwijken ten behoeve van evenementen Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels in dit bestemmingsplan voor het toestaan van evenementen, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden: Het evenement duurt maximaal 15 dagen, inclusief opbouwen, inrichten, afbreken en opruimen. Er vindt geen horeca plaats, anders dan ondergeschikt en inherent aan het toegestane evenement. Er vindt geen detailhandel plaats, anders dan ondergeschikt en inherent aan het toegestane evenement. Er treden geen onomkeerbare gevolgen voor het landschap op. Er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden. Er vindt geen onevenredige aantasting plaats van in de omgeving aanwezige cultuurhistorische, landschappelijke of natuurwaarden. De belangen van in de nabijheid gelegen functies verzetten zich niet tegen het gebruik van de betreffende bestemming voor het evenement. 37.3 Afwijken ten behoeve van incidenteel groepskamperen Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels in dit bestemmingsplan ten behoeve van incidenteel groepskamperen, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden: Afwijken is uitsluitend toegestaan binnen de bestemmingen 'Bos' en 'Natuur', dan wel binnen het bouwvlak of in een zone van maximaal 50 m aansluitend aan het bouwvlak van een agrarisch bedrijf in de bestemmingen 'Agrarisch' en/of 'Agrarisch met waarden’. De aanwezige landschappelijke waarden worden niet aangetast. De belangen van derden mogen niet onevenredig worden geschaad. 37.4 Afwijken vergroten inhoud woongedeelte cultuurhistorisch waardevolle langgevelboerderij Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels in dit bestemmingsplan ten behoeve van de vergroting van de inhoud van het woongedeelte van een cultuurhistorisch waardevolle langgevelboerderij door de in het bouwlichaam geïntegreerde bedrijfsruimte(n) bij het woongedeelte te betrekken, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden: De langgevelboerderij dient opgenomen te zijn in bijlage 5. Het bestaande architectonische karakter en de daaraan te onderkennen cultuurhistorische dan wel beeldbepalende waarden mogen niet worden aangetast. De vergroting dient gericht te zijn op het behoud en/of herstel van de cultuurhistorisch waardevolle bebouwing. De inhoud van het bouwlichaam mag niet worden vergroot. De aanwezige landschappelijke waarden worden niet aangetast. Alvorens te beslissen wint het bevoegd gezag advies in bij de monumentencommissie. De bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van nabijgelegen agrarische en andere bedrijven mogen niet worden beperkt. 37.5 Afwijken herbouw of verbouw woning cultuurhistorisch waardevolle langgevelboerderij Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels in dit bestemmingsplan ten behoeve van de algehele of gedeeltelijke herbouw of verbouw van een cultuurhistorisch waardevolle langgevelboerderij, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden: De langgevelboerderij dient opgenomen te zijn in bijlage 5. Het bestaande architectonische karakter en de daaraan te onderkennen cultuurhistorische dan wel beeldbepalende waarden mogen niet worden aangetast. De algehele of gedeeltelijke herbouw of verbouw dient gericht te zijn op het behoud en/of herstel van de cultuurhistorische waardevolle bebouwing. De grondoppervlakte van de cultuurhistorisch waardevolle langgevelboerderij wordt niet uitgebreid. De aanwezige landschappelijke waarden worden niet aangetast. Alvorens te beslissen wint het bevoegd gezag advies in bij de monumentencommissie. De bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van nabijgelegen agrarische en andere bedrijven mogen niet worden beperkt. 37.6 Afwijken ten behoeve van paardenbakken Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels in dit bestemmingsplan voor het toestaan van paardenbakken, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden: Situering binnen het bouwvlak dan wel bestemmingsvlak van de bijbehorende woning is niet mogelijk. De paardenbak grenst direct aan een agrarisch bouwvlak of een bestemmingsvlak van de bestemming 'Bedrijf', 'Wonen' en/of 'Tuin' van de bijbehorende woning en is niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'leefgebied kwetsbare soorten'. De afstand tot de meest nabijgelegen woning/bedrijfswoning van derden mag niet minder bedragen dan 25 m. De totale oppervlakte van de paardenbak mag niet meer bedragen dan 800 m². De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 1,5 m. Lichtmasten zijn niet toegestaan. Paardenbakken zijn uitsluitend toegestaan ten behoeve van particulier gebruik. De afwijking mag niet leiden tot onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de naastgelegen percelen. Er dient sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een door het bevoegd gezag goedgekeurd beplantingsplan tot realisatie, beheer en instandhouding van de landschappelijke inpassing. 37.7 Afwijken bouwregels hoogte bijgebouwen Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in dit bestemmingsplan ten behoeve van een grotere bouwhoogte van vrijstaande bijgebouwen waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden: Afwijken is uitsluitend toegestaan voor bijgebouwen bij gebouwen zoals opgenomen in bijlage 4 en bijlage 5. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 8,25 m. De afwijking is stedenbouwkundig en landschappelijk aanvaardbaar. Artikel 38 Algemene wijzigingsregels 38.1 Wijzigen naar 'Bos', 'Groen', 'Groen - Houtsingel', 'Natuur' en 'Water' Burgemeester en wethouders zijn bevoegd dit bestemmingsplan te wijzigen in die zin dat de bestemming van gronden wordt gewijzigd in de bestemming ‘Bos’, ‘Groen‘, ‘Groen - Houtsingel’, ‘Natuur’ en/of ’Water’ ten behoeve van behoud en/of ontwikkeling van bos, ecologische verbindingszones, landschapselementen, landschappelijke inpassing, natuur en/of water, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden: De wijziging leidt niet tot onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de naastgelegen percelen. De wijziging vindt pas plaats nadat de aankoop/overdracht in voldoende mate verzekerd is of al heeft plaatsgevonden of de realisatie anderszins verzekerd is. 38.2 Wijzigen ten behoeve van verplaatsing houtsingel of watergang Burgemeester en wethouders zijn bevoegd dit bestemmingsplan te wijzigen indien een bestaande houtsingel of een bestaande watergang moet worden verplaatst ten gevolge van de vormverandering of vergroting van een bouwvlak van een agrarisch bedrijf of ten gevolge van het toekennen van een aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - permanente teeltondersteunende voorzieningen'/ 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - permanente teeltondersteunende voorzieningen' of 'specifieke vorm van agrarisch - voeder- en watervoorzieningen'/'specifieke vorm van agrarisch met waarden - voeder- en watervoorzieningen'. In het geval van verplaatsing van een houtsingel mag het plan worden gewijzigd door de bestemming ‘Agrarisch’ of 'Agrarisch met waarden' ter plaatse van de nieuwe locatie van de houtsingel te wijzigen in de bestemming ‘Groen - Houtsingel’ onder gelijktijdige wijziging van de bestemming ‘Groen - Houtsingel’ ter plaatse van de bestaande houtsingel in de bestemming ‘Agrarisch’ of 'Agrarisch met waarden', een en ander met bijbehorende aanduidingen, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden: De verplaatsing van de houtsingel vindt plaats op basis van een door burgemeester en wethouders goedgekeurd beplantingsplan tot realisatie, beheer en instandhouding van de houtsingel. De omvang van de houtsingel blijft minimaal gelijk. De wijziging is aanvaardbaar met het oog op de landschappelijke, cultuurhistorische, natuurlijke, aardkundige en archeologische waarden van de gronden. De wijziging leidt niet tot onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de naastgelegen percelen. In het geval van verplaatsing van een watergang mag het plan worden gewijzigd door de bestemming ‘Agrarisch’ of 'Agrarisch met waarden' ter plaatse van de nieuwe locatie van de watergang te wijzigen in de bestemming ‘Water' onder gelijktijdige wijziging van de bestemming ‘Water’ ter plaatse van de bestaande watergang in de bestemming ‘Agrarisch’ of 'Agrarisch met waarden', een en ander met bijbehorende aanduidingen, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden: De wijziging leidt niet tot negatieve gevolgen voor de waterhuishouding. Het betrokken waterschapsbestuur is hieromtrent gehoord. De wijziging is aanvaardbaar met het oog op de landschappelijke, cultuurhistorische, natuurlijke, aardkundige en archeologische waarden van de gronden. De wijziging leidt niet tot onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de naastgelegen percelen. De wijziging mag niet plaatsvinden voor de verplaatsing van een watergang die onderdeel is van het Natuur Netwerk Brabant of is aangeduid als 'zoekgebied ecologische verbindingszone'. 38.3 Wijzigen bestemmingen 'Wonen' en 'Tuin' Burgemeester en wethouders zijn bevoegd dit bestemmingsplan te wijzigen in die zin dat de begrenzing van de bestemmingen 'Wonen' en 'Tuin' voor een woonperceel wordt gewijzigd, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden: De gezamenlijke oppervlakte van de bestemmingen 'Wonen' en 'Tuin' die gelden voor het woonperceel wordt niet vergroot en de wijziging vindt niet plaats binnen andere bestemmingen dan 'Wonen' en 'Tuin'. Indien de wijziging een vergroting van het bestemmingsvlak 'Wonen' tot gevolg heeft en het bestemmingsvlak 'Wonen' is na vergroting groter dan 1.500 m2, gelden tevens de volgende voorwaarden: er dient te worden voorzien in een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een door het bevoegd gezag goedgekeurd beplantingsplan tot realisatie, beheer en instandhouding van de landschappelijke inpassing. Deze inpassing telt mee voor de invulling van het bepaalde onder 2; de wijziging gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van de extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied van dit bestemmingsplan. Indien een fysieke verbetering ter plaatse niet mogelijk of niet wenselijk is, kan kwaliteitsverbetering plaatsvinden door een passende financiële bijdrage in het gemeentelijk landschapsfonds. 38.4 Wijzigen aanduiding 'zoekgebied ecologische verbindingszone' en / of 'zoekgebied behoud en herstel watersystemen' Burgemeester en wethouders zijn bevoegd dit bestemmingsplan te wijzigen in die zin dat de begrenzing van de aanduiding ‘zoekgebied ecologische verbindingszone’ en/of 'zoekgebied behoud en herstel watersystemen' wijzigt, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden: Een (zoekgebied voor een) ecologische verbindingszone en/of een (zoekgebied voor behoud en herstel van een) watersysteem kan met de beoogde wijziging ten minste een vergelijkbare functie vervullen. Het provinciaal bestuur heeft positief tot de wijziging van de begrenzing besloten. 38.5 Wijzigen aanduiding 'groenblauwe mantel' Burgemeester en wethouders zijn bevoegd dit bestemmingsplan te wijzigen in die zin dat de begrenzing van de aanduiding ‘groenblauwe mantel’ wijzigt, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden: De wijziging leidt tot ten minste een vergelijkbaar of beter resultaat voor het behoud, herstel en de ontwikkeling van de ecologische en landschappelijke waarden en kenmerken of door een ruimtelijke ontwikkeling is het behoud, herstel of de duurzame ontwikkeling van de groenblauwe mantel niet langer zinvol. De wijziging mag niet leiden tot verlies van areaal, samenhang en kwaliteit van de aangeduide gebieden met het oog op behoud, herstel of duurzame ontwikkeling van de ecologische en landschappelijke waarden en kenmerken. Het provinciaal bestuur heeft positief tot de wijziging van de begrenzing besloten. 38.6 Wijzigen naar 'Waterstaat - Attentiegebied EHS' Burgemeester en wethouders zijn bevoegd dit bestemmingsplan te wijzigen door aan gronden de bestemming 'Waterstaat - Attentiegebied EHS' toe te kennen, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden: Op basis van gewijzigd beleid dan wel anderszins is aangetoond dat behoud, herstel en ontwikkeling van de hydrologische waarden ter plaatse noodzakelijk is. Het provinciaal bestuur heeft positief tot de wijziging besloten. Alvorens te beslissen winnen burgemeester en wethouders advies in bij het betrokken waterschapsbestuur. 38.7 Wijzigen naar 'Waterstaat - Regionaal waterbergingsgebied' Burgemeester en wethouders zijn bevoegd dit bestemmingsplan te wijzigen door aan gronden de bestemming 'Waterstaat - Regionaal waterbergingsgebied' toe te kennen, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden: Op basis van gewijzigd beleid dan wel anderszins is aangetoond dat de inrichting en het beheer van de waterbergende functie ter plaatse noodzakelijk is. Het provinciaal bestuur heeft positief tot de wijziging besloten. Alvorens te beslissen winnen burgemeester en wethouders advies in bij het betrokken waterschapsbestuur. 38.8 Wijzigen naar 'Waterstaat - Waterkering' Burgemeester en wethouders zijn bevoegd dit bestemmingsplan te wijzigen door aan gronden de bestemming 'Waterstaat - Waterkering' toe te kennen, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden: Wijziging van de ligging van de waterkering is enkel toegestaan ten behoeve van: behoud en/of ontwikkeling van ecologische verbindingszones en/of (water)natuur, en/of het verbreden, verhogen en/of verleggen van de waterkering, ten dienste van en noodzakelijk voor de waterkerende functie. De gewijzigde ligging van de waterkering leidt tot ten minste een vergelijkbaar of beter resultaat voor wat betreft de waterkerende functie. Alvorens te beslissen winnen burgemeester en wethouders advies in bij het betrokken waterschapsbestuur. 38.9 Wijzigen ten behoeve van vergroting bouwvlak glastuinbouwbedrijf, omschakeling naar glastuinbouwbedrijf of nieuwvestiging glastuinbouwbedrijf Burgemeester en wethouders zijn bevoegd dit bestemmingsplan te wijzigen ten behoeve van de vergroting van het bouwvlak van een glastuinbouwbedrijf, dan wel omschakeling naar een glastuinbouwbedrijf dan wel nieuwvestiging van een glastuinbouwbedrijf, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden: In geval van vergroting van het bouwvlak van een glastuinbouwbedrijf is wijziging uitsluitend toegestaan in combinatie met de wijzigingsbevoegdheid als bedoeld in artikel 3.6.5 en moet worden voldaan aan de voorwaarden zoals opgenomen in artikel 3.6.5. In geval van omschakeling naar of nieuwvestiging van een glastuinbouwbedrijf is wijziging uitsluitend toegestaan in combinatie met de wijzigingsbevoegdheid als bedoeld in artikel 3.6.7 en moet worden voldaan aan de voorwaarden zoals opgenomen in artikel 3.6.7. 38.10 Wijzigen splitsing cultuurhistorisch waardevolle langgevelboerderij Burgemeester en wethouders zijn bevoegd dit bestemmingsplan te wijzigen ten behoeve van de splitsing van een cultuurhistorisch waardevolle langgevelboerderij in twee woningen, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden: De langgevelboerderij dient opgenomen te zijn in bijlage 5. De inhoud van de te splitsen langgevelboerderij bedraagt minimaal 1.000 m3. De bedrijfsvoering dient ter plaatse beëindigd te zijn. Het bestaande architectonische karakter en de daaraan te onderkennen cultuurhistorische dan wel beeldbepalende waarden mogen niet worden aangetast. De splitsing dient gericht te zijn op het behoud en/of herstel van de cultuurhistorisch waardevolle bebouwing. De grondoppervlakte van de langgevelboerderij wordt niet uitgebreid. Overtollige (voormalige) bedrijfsgebouwen, bijgebouwen en overkappingen moeten worden gesloopt, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden: De sloop van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing is niet toegestaan. De oppervlakte aan bijgebouwen en overkappingen mag per woning niet meer bedragen dan 200 m2. Indien meer dan 400 m2 aan (voormalige) bedrijfsgebouwen, bijgebouwen en overkappingen aanwezig is, kan de sloop van deze bebouwing worden ingezet voor het vergroten van de oppervlakte van bijgebouwen en overkappingen als genoemd onder 2. Hiervoor gelden de volgende regels: als op het perceel in de bestaande situatie minder dan 500 m2 aan bestaande, legaal opgerichte, (voormalige) bedrijfsgebouwen, bijgebouwen en overkappingen aanwezig is, geldt de bestaande oppervlakte van deze gebouwen en overkappingen als maximale oppervlakte die in totaal, verdeeld over beide woonpercelen, kan worden toegestaan; als op het perceel 500 m2 of meer aan bestaande, legaal opgerichte (voormalige) bedrijfsgebouwen, bijgebouwen en overkappingen aanwezig is, bedraagt de maximale oppervlakte die in totaal, verdeeld over beide woonpercelen, kan worden toegestaan 500 m2; de maximaal toegestane oppervlakte aan bijgebouwen en overkappingen mag ofwel behouden blijven ofwel nieuw gebouwd worden. Indien de bestaande oppervlakte aan cultuurhistorisch waardevolle (voormalige) bedrijfsgebouwen, bijgebouwen en overkappingen meer bedraagt dan kan worden toegestaan op grond van het bepaalde onder 3, geldt deze bestaande oppervlakte als maximum. Alle overtollige bebouwing moet worden gesloopt, zodat de totale hoeveelheid bebouwing wordt teruggebracht tot hetgeen op grond van het bepaalde onder 3 en/of 4 is toegelaten. Indien per woning meer dan 200 m2 aan bijgebouwen en overkappingen wordt toegestaan, dient te worden voorzien in een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een door het bevoegd gezag goedgekeurd beplantingsplan tot realisatie, beheer en instandhouding van de landschappelijke inpassing. De wijziging dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn. De bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van nabijgelegen agrarische en andere bedrijven mogen niet worden beperkt. De aanwezige landschappelijke waarden worden niet aangetast. Alvorens te beslissen winnen burgemeester en wethouders advies in bij de monumentencommissie. 38.11 Wijzigen bijlage 4 en/of 5 Burgemeester en wethouders zijn bevoegd dit bestemmingsplan te wijzigen door de bijlage 'Karakteristieke bebouwing' (bijlage 4) en/of 'Cultuurhistorisch waardevolle langgevelboerderijen' (bijlage 5) te wijzigen door karakteristieke bebouwing en/of cultuurhistorisch waardevolle langgevelboerderijen toe te voegen dan wel te verwijderen, mits is aangetoond dat deze bebouwing deze waarden heeft dan wel deze waarden niet meer aanwezig zijn. Alvorens te beslissen winnen burgemeester en wethouders advies in bij de monumentencommissie. 38.12 Wijzigen aanduiding 'veiligheidszone - lpg' Burgemeester en wethouders zijn bevoegd dit bestemmingsplan te wijzigen door de aanduiding ‘veiligheidszone - lpg’ in omvang en/of vorm te wijzigen of geheel of gedeeltelijk te verwijderen, indien de hoeveelheid lpg is beperkt of het betreffende vulpunt is beëindigd. 38.13 Verwijderen aanduiding Burgemeester en wethouders zijn bevoegd dit bestemmingsplan te wijzigen door een aanduiding te verwijderen, indien het betreffende gebruik definitief is beëindigd, dan wel de betreffende bebouwing en/of waarden niet meer aanwezig zijn, dan wel het niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan voorziet in bescherming. Artikel 39 Overige regels 39.1 Nadere eisen Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan de situering van gebouwen en overkappingen en bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, ter voorkoming van onevenredige ruime situering van de bebouwing binnen het bouwvlak of bestemmingsvlak. De onder a genoemde nadere eisen mogen slechts worden gesteld indien zulks noodzakelijk is ten behoeve van zorgvuldig ruimtegebruik en/of ruimtelijke kwaliteit. Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels Artikel 40 Overgangsrecht 40.1 Overgangsrecht bouwwerken Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot: gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd; na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het bepaalde onder a met maximaal 10%. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan. 40.2 Overgangsrecht gebruik Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind. Indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan. Artikel 41 Slotregel Deze regels worden aangehaald als: Planregels van het bestemmingsplan ‘Buitengebied geconsolideerd’.
Bijlagen bij de regels:
NL.IMRO.0777.BUITENGEBIEDCONS-GC01 met de bijbehorende regels en bijlagen.
agrarisch hulpgebouw:
cultuurhistorisch waardevolle bebouwing:
geluidsgevoelige functies:
inrichting, Bevi-:
manege:
recreatiewoning:
teeltondersteunende voorzieningen, permanent:
verbrede landbouw:
voorkeursgrenswaarde:
afvalstoffen.