direct naar inhoud van Regels
Plan: Juvenaat, voormalig Edward Poppeterrein
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0777.0148JUVENAAT-3001

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

het bestemmingsplan Juvenaat, voormalig Edward Poppeterrein met identificatienummer NL.IMRO.0777.0148JUVENAAT-3001 van de gemeente Etten-Leur;

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels;

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 aan-huis-gebonden-beroep

het uitoefenen van een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten, op administratief, juridisch,

medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerp-technisch gebied of hiermee gelijk te stellen dienstverlenende beroepen en ambachtelijke en verzorgende bedrijven;

1.6 achtererfgebied

erf achter de lijn die het hoofdgebouw doorkruist op 1,00 m achter de voorgevel;

1.7 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.8 bestaand

legale bebouwing en/of gebruik bestaande ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan;

1.9 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;

1.10 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.11 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.12 bouwgrens

de grens van een bouwvlak;

1.13 bouwlaag

een gedeelte van een gebouw, dat door op gelijk of nagenoeg gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd zulks met uitzondering van de onderbouw (kelder);

1.14 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.15 bouwperceelsgrens

de grens van een bouwperceel;

1.16 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;

1.17 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct steun vindt in of op de grond, bedoeld om ter plaatse te functioneren;

1.18 dak

iedere bovenbeëindiging van een bouwwerk;

1.19 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, hieronder begrepen de uitstalling ten behoeve van verkoop, het

verkopen en/of leveren van goederen aan diegenen die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of

aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, waaronder tevens

afhaalpunten worden verstaan;

1.20 erf

al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw;

1.21 erfafscheiding

bouwwerk geen gebouw zijnde dat dient als afscheiding van een erf of terrein en is geplaatst in of rondom een erf of terrein;

1.22 functie

doeleinden ten behoeve waarvan gebruik van gebouwen en/of gronden of aangewezen delen daarvan is toegestaan;

1.23 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.24 geluidbelaste gevel

een gevel met een geluidbelasting van meer dan 48 dB vanuit het wegverkeerslawaai na correctie ex. artikel 110g Wet geluidhinder of 55 dB vanuit het spoorweglawaai;

1.25 geluidgevoelig object

gebouw, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder;

1.26 geluidzone

een zone van een weg als bedoeld in artikel 74 van de Wet geluidhinder;

1.27 gevelvlak

een (denkbeeldig) vlak, gesloten dan wel open, aan de buitenzijde van een bouwwerk dat de contouren van een bouwwerk aangeeft en waarbinnen de constructieve delen liggen;

1.28 gestapelde woning

een al dan niet uit meerdere bouwlagen bestaande woning, deel uitmakend van een gebouw waarin meerdere woningen zijn ondergebracht, zodanig dat deze boven dan wel beneden elkaar zijn gesitueerd, waarbij per woning een zelfstandige toegankelijkheid, al dan niet direct vanaf het afgewerkte maaiveld, gewaarborgd is zoals een appartementengebouw;

1.29 hoofdgebouw

gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een bouwperceel en, indien meer gebouwen op het bouwperceel aanwezig zijn, gelet op de bestemming het belangrijkst is;

1.30 huishouden

de samenlevingsvorm van één gezin, waaronder mede wordt begrepen:

  • a. de inwoning, al dan niet bij wijze van mantelzorg met eigen voorzieningen, van verwanten of andere personen;
  • b. een met een gezin gelijk te stellen samenlevingsverband;
  • c. een éénpersoonshuishouden;
1.31 mantelzorg

zorg, die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt gegeven aan een hulpbehoevende door één of meerdere leden uit diens directe omgeving, waarbij de zorgverlening voortvloeit uit de sociale relatie. Het gaat om zorg die meer is dan in een persoonlijke relatie gebruikelijk is;

1.32 middeldure huurwoning

een huurwoning als bedoeld in artikel 1.1.1, eerste lid, onder j van het Besluit ruimtelijke ordening;

1.33 normale onderhoudswerkzaamheden

werkzaamheden die regelmatig noodzakelijk zijn voor een goed beheer van gronden en bouwwerken;

1.34 nutsvoorziening

voorziening ten behoeve van het openbaar nut, zoals onder andere transformatorhuisjes, schakelgebouwen, gebouwen ten behoeve van de watervoorziening, gemaalgebouwen, koude warmteopslag e.d.;

1.35 ondergeschikt bouwdeel

bouwdeel van beperkte afmetingen, dat buiten de hoofdmassa van het gebouw uitsteekt zoals liftschachten, ventilatiekanalen, schoorstenen, overstekende daken en balkons. Voor balkons geldt dat deze ondergeschiktheid geldt tot een diepte van 2,5 m.

1.36 overkapping

een bouwwerk geen gebouw zijnde, voorzien van een dakconstructie;

1.37 praktijkruimte

een ruimte welke door aard en indeling kennelijk is bestemd voor de uitoefening van een (aan huis gebonden) beroep of bedrijf;

1.38 speelvoorziening

voorziening ter stimulering van het klim-, klauter- en balanceergedrag van kinderen, al dan niet functionerend met behulp van de zwaartekracht of de fysieke kracht van de mens, zoals hangnetten, schommels, glijbanen, speelforten en dergelijke;

1.39 verbeelding

de weergave van de inhoud van een bestemmingsplan conform het gestelde in de Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2012. Onder het begrip 'verbeelding' wordt zowel de analoge wijze als de digitale wijze verstaan;

1.40 voorgevel

de gevel van het hoofdgebouw die door zijn aard, functie, constructie of uitstraling als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt.

1.41 voorgevelrooilijn

de gevellijn waarin de voorgevel van het hoofdgebouw is gelegen, alsmede het verlengde daarvan.

1.42 waterhuishoudkundige voorziening

voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede waterkering, wateraanvoer, waterafvoer, waterretentie, waterberging, waterinfiltratie en waterkwaliteit;

1.43 weg

weg als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994, zoals die luidde op het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerpbestemmingsplan;

1.44 wet/wettelijke regelingen

indien en voor zover in deze planregels wordt verwezen naar wettelijke regelingen c.q. verordeningen e.d. dienen deze regelingen te worden gelezen zoals deze luiden op het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerp bestemmingsplan, tenzij anders bepaald;

1.45 woning

een hoofdgebouw, dat dient voor de huisvesting van één huishouden;

1.46 woonunit

een (tijdelijke) woonunit voor huisvesting ten behoeve van mantelzorg bestaande uit een demontabel en / of relatief eenvoudig verwijderbaar gebouw, onder welke benaming ook aangeduid, doch in het spraakgebruik als woonunit wordt aangemerkt, bestaande uit één bouwlaag, geschikt en ingericht ten dienste van woon-, dagen / of nachtverblijf.

Artikel 2 Wijze van meten

2.1 Meten

Bij de toepassing van deze regels wordt loodrecht gemeten, tenzij anders is aangegeven. Bij de toepassing van deze regels wordt verder als volgt gemeten:

2.1.1 de goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te

stellen constructiedeel, ondergeschikte bouwonderdelen als goten van dakkapellen niet meegerekend.

2.1.2 de inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de

scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.1.3 de bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk geen gebouw zijnde, met

uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.1.4 de dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.1.5 de breedte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse zijgevelvlakken en/of tot het hart van de scheidingsmuren, met dien verstande, dat wanneer de betreffende zijgevelvlakken niet evenwijdig lopen of verspringen, het gemiddelde wordt genomen van de kleinste en de grootste maat.

2.1.6 de (horizontale) diepte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken van de voor- en achtergevel en/of tot het hart van de scheidingsmuren.

2.1.7 de afstand van bouwwerken

afstanden van bouwwerken onderling alsmede afstanden van bouwwerken tot de bouwperceelsgrens alsmede afstanden van bouwwerken tot de openbare weg worden daar gemeten, waar deze afstanden het kleinst zijn.

2.1.8 de oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk, waarbij uitstekende delen van ondergeschikte aard tot maximaal 1,00 m buiten beschouwing blijven.

2.1.9 de ondergrondse bouwdiepte van een bouwwerk

vanaf het peil tot het diepste punt van het bouwwerk, de fundering niet meegerekend.

2.1.10 de gebruiksoppervlak

tussen de binnenwerkse gevelvlakken, op de vloer van de ruimten die ingevolge het bestemmingsplan worden of kunnen worden gebruikt voor de gegeven bestemmingen.

2.2 Overig

2.2.1 peil

de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld.

2.2.2 hoogte van de weg

de hoogte van de weg zoals die door of namens burgemeester en wethouders is vastgesteld.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Groen

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. plantsoen, bermen en overige openbare groenvoorzieningen;
  • b. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • c. voetpaden en perceelsontsluitingen;

alsmede voor bijbehorende:

  • d. geluidwerende voorzieningen;
  • e. taluds en oevers;
  • f. nutsvoorzieningen;
  • g. speelvoorzieningen;
  • h. straatmeubilair;
  • i. kunstobjecten;
  • j. andere voorzieningen ten dienste van de bestemming.
3.2 Bouwregels

Binnen deze bestemming mogen bouwwerken ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met

inachtneming van de volgende regels:

3.2.1 Gebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. er mogen uitsluitend gebouwen en overkappingen ten behoeve van voorzieningen voor het openbaar nut (nutsvoorzieningen) worden gebouwd;
  • b. de oppervlakte per nutsgebouw of overkapping bedraagt maximaal 30,00 m²;
  • c. de bouwhoogte bedraagt maximaal 4,00 m.

3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen en erf- en terreinafscheidingen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van kunstobjecten bedraagt maximaal 15,00 m;
  • b. de bouwhoogte van geluidwerende voorzieningen bedraagt maximaal 3,00 m;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen en erf- en terreinafscheidingen zijnde, bedraagt maximaal 6,00 m.
3.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder lid 3.2.1 voor de bouwhoogte van gebouwen en overkappingen tot een hoogte van maximaal 5,00 m.

3.4 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder lid 3.1 ten behoeve van de aanleg van wegen en woonstraten, fietspaden en in- en uitritten indien dit noodzakelijk dan wel gewenst is ten behoeve van een veilige verkeersontsluiting.

 

Artikel 4 Verkeer - Verblijf

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Verblijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen, woonstraten en erven;
  • b. fiets- en voetpaden;
  • c. openbare parkeervoorzieningen;
  • d. openbare groenvoorzieningen;
  • e. in- en uitritten;

alsmede voor bijbehorende:

  • f. geluidwerende voorzieningen;
  • g. taluds en oevers;
  • h. nutsvoorzieningen;
  • i. speelvoorzieningen;
  • j. straatmeubilair;
  • k. kunstobjecten;
  • l. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • m. andere voorzieningen ten dienste van de bestemming.
4.2 Bouwregels

Binnen deze bestemming mogen bouwwerken ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met

inachtneming van de volgende regels:

4.2.1 Gebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. er mogen uitsluitend gebouwen en overkappingen ten behoeve van voorzieningen voor het openbaar nut (nutsvoorzieningen) worden gebouwd;
  • b. de oppervlakte per nutsgebouw of overkapping bedraagt maximaal 30,00 m²;
  • c. de bouwhoogte bedraagt maximaal 4,00 m.

4.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van kunstobjecten bedraagt maximaal 15,00 m;
  • b. de bouwhoogte van geluidwerende voorzieningen bedraagt maximaal 3,00 m;
  • c. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt maximaal 1,00 m;
  • d. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, bedraagt maximaal 6,00 m.
4.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder:

  • a. lid 4.2.1, voor de bouwhoogte van gebouwen en overkappingen tot een hoogte van maximaal 5,00 m;
  • b. lid 4.2.2, voor de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen tot een hoogte van maximaal 2,00 m.

 

Artikel 5 Wonen

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangegeven gronden zijn bestemd voor:

  • a. woningen;

alsmede voor bijbehorende:

  • b. tuinen, erven en bijbehorende verhardingen;
  • c. aan-huis-gebonden beroep;
  • d. wegen en woonstraten;
  • e. fiets- en voetpaden;
  • f. (openbare) parkeervoorzieningen;
  • g. speelvoorzieningen;
  • h. (openbare) groenvoorzieningen;
  • i. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • j. andere voorzieningen ten dienste van de bestemming.
5.2 Bouwregels

Binnen deze bestemming mogen bouwwerken ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:

5.2.1 Woningen

Voor het bouwen van woningen gelden de volgende regels:

  • a. een woning mag uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de goot- en bouwhoogten ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' en 'maximum bouwhoogte (m)' mogen niet worden overschreden;
  • c. de bouw van een woning in het achtererfgebied van een andere woning is niet toegestaan;
  • d. de bouw van een woning gelegen binnen een geluidzone is uitsluitend toegestaan indien de geluidbelaste gevel van de woning wordt uitgevoerd in een constructie zonder te openen delen waarbij geldt dat in een dergelijke situatie een NEN 5077 bedoelde karakteristieke geluidwering die ten minste gelijk is aan het verschil tussen de geluidbelasting van de toegepaste constructie en 33 dB, dient te worden gegarandeerd;
  • e. in afwijking van het bepaalde onder d. is de bouw van een woning toegestaan indien voor wat betreft het wegverkeerslawaai en/of spoorweglawaai de door burgemeester en wethouders vastgestelde hogere waarden niet worden overschreden en aan de in dit besluit gestelde voorwaarden wordt voldaan.

5.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. bouwwerken geen gebouwen en overkappingen zijnde mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, bedraagt maximaal 3,00 m.
  • c. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevelrooilijn bedraagt maximaal 1.00 m;
  • d. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevelrooilijn bedraagt maximaal 2,00 m.

5.2.3 Specifieke bouwregels parkeren
  • a. het bouwen van een woning is uitsluitend toegestaan indien bij de aanvraag omgevingsvergunning wordt aangetoond dat binnen het totale plangebied van het bestemmingsplan ruimte beschikbaar is voor de realisatie van voldoende parkeergelegenheid aan de hand van de onderstaande normen:
    • 1. 1,9 parkeerplaatsen per woning in de middeldure of dure huur of middeldure koopsector;
    • 2. 2,1 parkeerplaatsen per woning in de dure koopsector;
  • b. indien 2 parkeerplaatsen achter elkaar worden aangelegd op eigen terrein wordt dit gerekend als 1 parkeerplaats;
  • c. indien 2 parkeerplaatsen naast elkaar worden aangelegd op eigen terrein wordt dit gerekend als 2 parkeerplaatsen.

5.2.4 Voorwaardelijke verplichting trillingshinder

Het bouwen van de woningen zoals bedoeld in artikel 5.1 is uitsluitend toegestaan wanneer uit een dynamische berekening van de trillingssterkte blijkt dat de streefwaarden voor 'Wonen bestaande situatie', zoals bedoeld in Richtlijn deel B van Stichting Bouwresearch, niet worden overschreden.

5.3 Afwijken van de bouwregels
5.3.1 Aan-huis-gebonden-beroep

Het bevoegd gezag kan via een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.2.1 van dit artikel voor de bouw van een praktijkruimte voor een aan-huis-gebonden-beroep waarbij de volgende regels gelden:

  • a. de oppervlakte van de praktijkruimte bedraagt maximaal 50,00 m²;
  • b. bij de toepassing van dit artikel dient lid 5.4.1 in acht te worden genomen.

5.3.2 Afwijken ten behoeve van mantelzorg

Het bevoegd gezag kan via een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.1 en 5.2.1 voor de plaatsing van een (tijdelijke) woonunit waarbij de volgende regels gelden:

  • a. de woonunit is noodzakelijk ten behoeve van huisvesting in het kader van mantelzorg;
  • b. er is sprake van een zorgbehoefte welke tijdelijk van aard is;
  • c. de zorgbehoefte is aangetoond door een deskundige adviesinstantie;
  • d. de oppervlakte van de woonunit bedraagt maximaal 80,00 m²;
  • e. de bouwhoogte van de woonunit bedraagt maximaal 3,40 m;
  • f. de woonunit dient minimaal 3,00 m achter de voorgevelrooilijn van de woning te worden geplaatst;
  • g. per bouwperceel mag niet meer dan 50% van de oppervlakte van de gronden buiten de toegestane bouwdiepte van de woning bebouwd worden;
  • h. de woonunit mag ook vrij van de woning geplaatst worden;
  • i. voor zover er een parkeerplaats op eigen terrein aanwezig is, moet deze worden gehandhaafd tenzij er op het perceel geen andere mogelijkheden zijn om de woonunit te plaatsen;
  • j. zodra de zorgbehoefte niet meer aanwezig is, dient de woonunit te worden verwijderd.
5.4 Specifieke gebruiksregels
5.4.1 Aan-huis-gebonden-beroep

Het gebruik van een woning ten behoeve van een aan-huis-gebonden-beroep is niet strijdig met lid 5.3.1., mits:

  • a. het gebruik een kleinschalig karakter heeft en naar aard met het woonkarakter in overeenstemming is;
  • b. de inpandige praktijkruimte maximaal 1/3 van het gebruiksoppervlak van de woning beslaat;
  • c. een aangebouwde of vrijstaande praktijkruimte een maximale oppervlakte heeft van 50,00 m²;
  • d. het gebruik de woonfunctie ondersteunt, dat wil zeggen dat diegene die de activiteit uitvoert tevens hoofdbewoner van de woning is;
  • e. het niet zodanig verkeersaantrekkende activiteiten betreft die kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer, dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte;
  • f. er geen uitoefening van detailhandel plaatsvindt, met uitzondering van ter plaatse vervaardigde producten.

5.4.2 Instandhouding parkeren eigen terrein

Het gebruik van de gronden en de daarop aanwezige bebouwing conform de bestemming is uitsluitend toegestaan indien de parkeerplaatsen op eigen terrein zoals bedoeld in lid 5.2.3 zijn aangelegd en in stand worden gehouden.

5.5 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

Voor het geheel of gedeeltelijk slopen van een bouwwerk gelden de volgende regels:

  • a. het is verboden op de onder lid 5.1 van dit artikel benoemde gronden, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag over te gaan tot het geheel of gedeeltelijk slopen van een bouwwerk ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding-sloopvergunning';
  • b. het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning slechts verlenen, indien één van de volgende situaties zich voordoen:
    • 1. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de karakteristieke hoofdvorm van de bebouwing;
    • 2. de karakteristieke hoofdvorm niet langer aanwezig is en niet zonder ingrijpende wijzigingen aan het gebouw kan worden hersteld;
    • 3. de karakteristieke hoofdvorm in redelijkheid niet te handhaven is;
    • 4. het delen van een gebouw of aan- en uitbouw of bijgebouw betreft, die op zichzelf niet als karakteristiek vallen aan te merken, en door sloop daarvan geen onevenredige aantasting van de karakteristieke hoofdvorm plaatsvindt;
    • 5. de levensduur ten gevolge van de bouwtechnische kwaliteit verstreken is.
  • c. alvorens het bevoegd gezag beslist over een aanvraag om een omgevingsvergunning zoals bedoeld onder a., wordt advies ingewonnen van de monumentencommissie.

Artikel 6 Wonen - Gestapeld

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - Gestapeld' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. gestapelde woningen;

alsmede voor bijbehorende:

  • b. (dak)tuinen en bijbehorende verhardingen;
  • c. wegen en woonstraten;
  • d. fiets- en voetpaden;
  • e. (openbare en/of halfverdiepte) parkeervoorzieningen;
  • f. speelvoorzieningen;
  • g. (openbare) groenvoorzieningen;
  • h. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • i. andere voorzieningen ten dienste van de bestemming.
6.2 Bouwregels

Binnen deze bestemming mogen bouwwerken ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met

inachtneming van de volgende regels:

6.2.1 Woningen

Voor het bouwen van woningen gelden de volgende regels:

  • a. een woning mag uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de goot- en bouwhoogten ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' mogen niet worden overschreden;
  • c. de bouw van een woning gelegen binnen een geluidzone is uitsluitend toegestaan indien de geluidbelaste gevel van de woning wordt uitgevoerd in een constructie zonder te openen delen waarbij geldt dat in een dergelijke situatie een NEN 5077 bedoelde karakteristieke geluidwering die ten minste gelijk is aan het verschil tussen de geluidbelasting van de toegepaste constructie en 33 dB, dient te worden gegarandeerd;
  • d. in afwijking van het bepaalde onder c. is de bouw van een woning toegestaan indien voor wat betreft het wegverkeerslawaai en/of spoorweglawaai de door burgemeester en wethouders vastgestelde hogere waarden niet worden overschreden en aan de in dit besluit gestelde voorwaarden wordt voldaan.

6.2.2 Bijgebouwen

Per woning is een inpandig bijgebouw toegestaan met een maximale oppervlakte van 10 m2 per woning.

6.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. bouwwerken geen gebouwen en overkappingen zijnde mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, is maximaal 3,00 m;
  • c. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt maximaal 2.00 m.

6.2.4 Specifieke bouwregels parkeren
  • a. het bouwen van een woning is uitsluitend toegestaan indien bij de aanvraag omgevingsvergunning wordt aangetoond dat binnen het totale plangebied van het bestemmingsplan ruimte beschikbaar is voor de realisatie van voldoende parkeergelegenheid aan de hand van de onderstaande normen:
    • 1. 1,9 parkeerplaatsen per woning in de middeldure of dure huur of middeldure koopsector;
    • 2. 2,1 parkeerplaatsen per woning in de dure koopsector;
  • b. indien 2 parkeerplaatsen achter elkaar worden aangelegd op eigen terrein (behoudens de parkeerkelder) wordt dit gerekend als 1 parkeerplaats;
  • c. indien 2 parkeerplaatsen naast elkaar worden aangelegd op eigen terrein wordt dit gerekend als 2 parkeerplaatsen.

6.2.5 Voorwaardelijke verplichting trillingshinder

Het bouwen van de woningen zoals bedoeld in artikel 6.1 is uitsluitend toegestaan wanneer uit een dynamische berekening van de trillingssterkte blijkt dat de streefwaarden voor 'Wonen bestaande situatie', zoals bedoeld in Richtlijn deel B van Stichting Bouwresearch, niet worden overschreden.

6.2.6 Voorwaardelijke verplichting gebouwd parkeren

Het bouwen van de woningen zoals bedoeld in artikel 6.1 aanpalend aan de gronden met de aanduiding 'parkeergarage' is uitsluitend toegestaan wanneer ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage' voorzien wordt in een voorziening voor gebouwd (geheel of gedeeltelijke ondergronds) parkeren.

6.3 Specifieke gebruiksregels
6.3.1 Instandhouding parkeren eigen terrein

Het gebruik van de gronden en de daarop aanwezige bebouwing conform de bestemming is uitsluitend toegestaan indien de parkeerplaatsen op eigen terrein zoals bedoeld in lid 6.2.4 zijn aangelegd en in stand worden gehouden.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 7 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 8 Algemene bouwregels

8.1 Ondergronds bouwen

Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. ondergrondse bouwwerken zijn toegestaan binnen de contouren van legaal opgerichte bovengrondse gebouwen, bijgebouwen en overkappingen;
  • b. de bouwdiepte van ondergrondse bouwwerken mag niet meer bedragen dan 4,00 meter onder peil.
8.2 Bestaande afstanden en andere maten
  • a. indien afstanden tot, hoogten, inhoud, aantallen en/of (gebruiks)oppervlakten van bestaande bouwwerken die gebouwd zijn krachtens een verleende vergunning op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan meer bedragen dan in deze planregels zijn voorgeschreven, mogen deze maten en hoeveelheden als maximaal toelaatbaar worden aangehouden.
  • b. indien afstanden tot, hoogten, inhoud, aantallen en/of (gebruiks)oppervlakten van bestaande bouwwerken die gebouwd zijn krachtens een verleende vergunning op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan minder bedragen dan in deze planregels is voorgeschreven, mogen deze maten en hoeveelheden als minimaal toelaatbaar worden aangehouden.
  • c. in het geval van heroprichting van gebouwen is het bepaalde in lid a. en lid b. uitsluitend van toepassing indien de heroprichting geschiedt op dezelfde plaats.
8.3 Ondergeschikte bouwdelen

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, liftschachten, gevel- en kroonlijsten, luifels, uitbouwen, loggia's, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw-, c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 2 meter bedraagt.

 

Artikel 9 Algemene gebruiksregels

9.1 Strijdig gebruik

Het is verboden de in dit bestemmingsplan begrepen gronden, alsmede gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde te gebruiken, te doen of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel strijdig met de in dit plan aan de grond gegeven bestemming.

 

Artikel 10 Algemene aanduidingsregels

10.1 Maximaal aantal woningen
  • a. ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - maximaal aantal wooneenheden 56' bedraagt het maximaal aantal woningen 56;
  • a. ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - maximaal aantal wooneenheden 64' bedraagt het maximaal aantal woningen 64.

Artikel 11 Algemene afwijkingsregels

11.1 Algemene afwijkingen

Het bevoegd gezag kan via een omgevingsvergunning afwijken van de regels in dit plan voor:

  • a. het in geringe mate aanpassen van het plan, zoals een bestemmingsgrens, bouwgrens of bouwvlak, indien bij definitieve uitmeting of verkaveling blijkt, dat deze aanpassing in het belang van een juiste verwerkelijking van het plan redelijk gewenst of noodzakelijk is, met dien verstande dat de grenzen met niet meer dan 2,00 m mogen worden verschoven;
  • b. het wijzigen van de voorgeschreven maatvoeringen met maximaal 10%.

Artikel 12 Algemene wijzigingsregels

12.1 Algemene wijzigingsbevoegdheid ten behoeve van overschrijding bestemmingsgrenzen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in het bestemmingsplan opgenomen bestemmingen te wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover dit van belang is voor een betere realisering van aangrenzende bestemming of voor een ruimtelijk of technisch betere plaatsing van bouwwerken dan wel voor zover dit noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. Hierbij zijn verschuivingen van maximaal 5,00 m ten opzichte van de bestemmingsgrens toelaatbaar.

12.2 Algemene wijzigingsbevoegdheid ten behoeve van een andere situering/begrenzing

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen ten behoeve van een enigszins andere situering en/of begrenzing van de bestemmingsgrenzen, bestemmingsvlakken, bouwpercelen danwel bouwvlakken indien bij de uitvoering van het plan mocht blijken dat verschuivingen in verband met ingekomen aanvragen om omgevingsvergunning nodig zijn ter uitvoering van een bouwplan mits de oppervlakte van het betreffende bouwperceel danwel bouwvlak niet meer dan 10% worden gewijzigd.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 13 Overgangsrecht

13.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan;
  • b. het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het gestelde onder a. een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%;
  • c. het gestelde onder a. is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
13.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  • b. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a., te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  • c. indien het gebruik, bedoeld onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  • d. het genoemde onder a. is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 14 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: 'Regels van het bestemmingsplan Juvenaat, voormalig Edward Poppeterrein'.