5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor '
Maatschappelijk
' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
a. educatieve voorzieningen en onderwijsvoorzieningen;
-
b. peuterspeelzalen, kinder- en naschoolse opvang;
-
c. sociaal-medische en (para)medische voorzieningen;
-
d. sociaal-culturele voorzieningen en voorzieningen ten behoeve van openbaar bestuur en openbare dienstverlening;
-
e. religieuze en levensbeschouwelijke voorzieningen;
-
f. zakelijke dienstverlening;
-
g. ter plaatse van de aanduiding 'wonen' tevens voor woningen;
-
h. nutsvoorzieningen;
met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk uitgesloten - verminderd zelfredzame personen' geen functies zijn toegestaan die in hoofdzaak gericht zijn op het langdurig verblijf van verminderd of niet-zelfredzame personenen;
alsmede voor (bijbehorende):
-
i. parkeervoorzieningen waarbij de volgende minimale parkeernorm van toepassing is:
-
1. parkeerplaats per lokaal voor educatieve voorzieningen vermeerderd met de uitkomst van de navolgende berekening: aantal parkeerplaatsen = aantal leerlingen x % halen/brengen x 0,5 x 0,75 voor de groepen 1 t/m 3 en aantal parkeerplaatsen = aantal leerlingen x % halen/brengen x 0,25 x 0,85 voor de groepen 4 t/m 8;
-
2. 0,7 parkeerplaats per arbeidsplaats voor peuterspeelzaal, kinder- en na schoolse opvang vermeerderd met de uitkomst van de navolgende berekening aantal parkeerplaatsen = aantal leerlingen x % halen/brengen x 0,25 x 0,75;
-
3. 2 parkeerplaatsen per behandelkamer voor sociaal-medische en paramedische voorzieningen;
-
4. 4 parkeerplaatsen per 100 m² sociaal culturele voorziening (wijkgebouw);
-
5. 3 parkeerplaatsen per 100 m² kantoor;
-
6. 0,2 parkeerplaats per zitplaats voor religieuze en levensbeschouwelijke voorzieningen;
-
7. 2 parkeerplaatsen per woning;
met dien verstande dat bij gemengd gebruik van gebouwen rekening mag worden gehouden met het verschil in aantal gebruikers/bezoekers gedurende de dag;
-
j. openbare speelterreinen en overige verhardingen;
-
k. tuinen en andere groenvoorzieningen;
-
l. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
5.2 Bouwregels
Op deze gronden mogen uitsluitend ten dienste van de in artikel 5.1 bedoelde bestemmingsomschrijving de volgende bouwwerken worden gebouwd:
5.2.1 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
-
a. gebouwen mogen uitsluitend binnen het aangegeven bouwvlak worden gebouwd;
-
b. het bebouwingspercentage zoals aangegeven op de verbeelding dient in acht genomen te worden;
-
c. ten aanzien van de maximale bouwhoogte gelden de aanduidingen;
-
d. in afwijking van het bepaalde onder a mogen nutsgebouwen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd. De bebouwing voor nutsvoorzieningen mag ten hoogste 30 m² bedragen en de bouwhoogte mag ten hoogste 5,00 m bedragen;
-
e. in afwijking van het bepaalde onder a. mag een fietsenstalling zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd. De bebouwing voor een fietsenstalling mag ten hoogste 100 m² en ten hoogste 3,25 m bedragen;
-
f. de bouw van hoofdgebouwen is alleen toegestaan indien de geluidbelaste gevel(s) van de hoofdgebouwen wordt uitgevoerd in een constructie zonder te openen delen, waarbij geldt dat in een dergelijke situatie een in NEN 5077 bedoelde karakteristieke geluidwering die tenminste gelijk is aan het verschil tussen de geluidbelasting van de toegepaste constructie en 28 dB, dient te worden gegarandeerd;
-
g. in afwijking van het bepaald onder a. is de bouw van hoofdgebouwen toegestaan indien voor wat betreft het verkeerslawaai de door burgemeester en wethouders bij besluit van 7 augustus 2012 vastgestelde hogere waarde niet wordt overschreden en aan de in dit besluit gestelde voorwaarden wordt voldaan.
5.2.2 Woning
Ter plaatse van de aanduiding 'wonen' is een woning toegestaan en gelden aanvullend de volgende regels:
-
a. per bouwperceel is slechts één woning toegestaan;
-
b. binnen het bouwvlak aangebouwde en vrijstaande bijgebouwen mogen worden gebouwd rekening houdend met bepaalde onder 5.2.1 onder b;
-
c. buiten het bouwvlak mogen per bouwperceel bijgebouwen worden gebouwd met een gezamenlijke oppervlakte van:
-
1. maximaal 150 m² op bouwpercelen kleiner of gelijk aan 3.000 m²;
-
2. maximaal 300 m² op bouwpercelen groter dan 3.000 m²;
-
d. de goothoogte en bouwhoogte van aangebouwde en vrijstaande bijgebouwen bedraagt maximaal 3,25 m respectievelijk 5,50 m;
-
e. bijgebouwen mogen tot op de zijdelingse perceelsgrens worden gebouwd.
5.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
-
a. bouwwerken geen gebouwen zijnde mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden opgericht;
-
b. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt maximaal 2,00 m;
-
c. in afwijking van het bepaalde onder b. bedraagt de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen voor de voorgevelrooilijn van het bouwvlak met de aanduiding 'wonen' maximaal 1,00 m;
-
d. de bouwhoogte van reclamezuilen bedraagt maximaal 3,00 m;
-
e. de bouwhoogte van lichtmasten en vlaggenmasten bedraagt maximaal 6,00 m;
-
f. de bouwhoogte van overige bouwwerken geen gebouwen zijnde bedraagt maximaal 2,00 m.