HOOFDSTUK 3 ALGEMENE REGELS
Artikel 31 Anti - Dubbeltelregel Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing. Artikel 32 Algemene bouwregels 32.1 Ondergronds bouwen a. Ondergrondse werken Voor het uitvoeren van ondergrondse werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden gelden, behoudens in deze planregels opgenomen afwijkingen, geen beperkingen. b. Ondergronds bouwen Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken gelden de volgende regels: 1. Ondergrondse bouwwerken zijn uitsluitend toegestaan binnen een bouwvlak, met inachtneming van het bepaalde ten aanzien van afstanden tot perceelsgrenzen; 2. Het oppervlak aan ondergrondse bouwwerken mag niet meer bedragen dan het toegestane oppervlak aan bouwwerken boven peil; 3. De ondergrondse bouwdiepte van ondergrondse bouwwerken bedraagt maximaal 4,00 meter onder peil. 32.2 Bestaande afstanden en andere maten a. maximaal toelaatbaar indien afstanden tot, hoogten, inhoud, aantallen en/of oppervlakten van bestaande bouwwerken die gebouwd zijn krachtens een bouwvergunning met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan meer bedragen dan in deze planregels is voorgeschreven, mogen deze maten en hoeveelheden als maximaal toelaatbaar worden aangehouden. b. minimaal toelaatbaar indien afstanden tot, hoogten, inhoud, aantallen en/of oppervlakten van bestaande bouwwerken die gebouwd zijn krachtens een bouwvergunning met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan minder bedragen dan in deze planregels is voorgeschreven, mogen deze maten en hoeveelheden als minimaal toelaatbaar worden aangehouden. c. heroprichting in het geval van heroprichting van gebouwen is het bepaalde in lid a. en lid b. uitsluitend van toepassing indien de heroprichting geschiedt op dezelfde plaats. Artikel 33 Algemene gebruiksregel Het is verboden de in dit bestemmingsplan begrepen gronden, alsmede gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde te gebruiken, te doen of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel strijdig met de in dit plan aan de grond gegeven bestemming. Artikel 34 Algemene aanduidingsregels 34.1 wro-zone - attentiegebied ehs 34.1.1 Verbod Het is verboden op of in deze gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders de volgende werken en/of werkzaamheden uit te voeren of uit te laten voeren: a. het verzetten van grond van meer dan 100 m3 of op een diepte van meer dan 0,60 m beneden het maaiveld, voor zover geen ontgrondingsvergunning is vereist; b. de aanleg van drainage ongeacht de diepte; c. het verlagen van de grondwaterstand anders dan door middel van het graven van sloten of het toepassen van drainagemiddelen met uitzondering van grondwateronttrekkingen; d. het buiten een bouwvlak aanbrengen van oppervlakteverhardingen of verharde oppervlakte van meer dan 100 m2. 34.1.2 Uitzonderingen Het in artikel 32.1.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke: a. het normale onderhoud betreffen; b. de bestaande drainage vervangt; c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van de inwerkingtreding van dit bestemmingsplan. 34.1.3 Toelaatbaarheid De in artikel 32.1.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien het betrokken Waterschapsbestuur is gehoord. Artikel 35 Algemene afwijkingsregels Burgemeester en Wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels in dit plan voor: het in geringe mate aanpassen van het plan, zoals een bouwgrens of bouwvlak, indien bij definitieve uitmeting of verkaveling blijkt, dat deze aanpassing in het belang van een juiste verwerkelijking van het plan redelijk gewenst of noodzakelijk is, met dien verstande dat de grenzen met niet meer dan 2,00 m mogen worden verschoven; de bestemmingsregels ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken geen gebouw zijnde, voor het oprichten van antenne installaties tot een bouwhoogte van maximaal 40,00 m op voorwaarde dat geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de stedenbouwkundige hoofdopzet ter plaatse. Bij het verlenen van een omgevingsvergunning kunnen door burgemeester en wethouders voorwaarden en/of (nadere) eisen worden gesteld aan: de stedenbouwkundige inpassing; de combinatie van aanbieders van telecomdiensten in masten. 3. het wijzigen van de voorgeschreven maatvoeringen met maximaal 10%. b. De procedureregel zoals opgenomen in artikel 34 dient in acht genomen te worden. Artikel 36 Algemene wijzigingsregels 36.1 Algemene wijzigingsbevoegdheid ten behoeve van overschrijding bestemmingsgrenzen Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in het bestemmingsplan opgenomen bestemmingen te wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover dit van belang is voor een betere realisering van aangrenzende bestemming of voor een ruimtelijk of technisch betere plaatsing van bouwwerken dan wel voor zover dit noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. Hierbij zijn verschuivingen van maximaal 5,00 m ten opzichte van de bestemmingsgrens toelaatbaar. 36.2 Algemene wijzigingsbevoegdheid ten behoeve van een andere situering/begrenzing Een enigszins andere situering en / of begrenzing van de bestemmingsgrenzen, bestemmingsvlakken, bouwpercelen, dan wel bouwvlakken, indien bij de uitvoering van het plan mocht blijken, dat verschuivingen in verband met ingekomen bouwaanvragen nodig zijn ter uitvoering van een bouwplan, mits de oppervlakte van het betreffende bouwperceel, dan wel bouwvlak niet meer dan 10% zal worden gewijzigd. 36.3 Algemene wijzigingsbevoegdheid ten behoeve van wettelijke regels a. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om de in de planregels opgenomen artikelen, waarbij verwezen wordt naar regels in wettelijke regelingen, indien deze wettelijke regelingen na de inwerkingtreding van dit bestemmingsplan worden gewijzigd. b. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in de bijlage bij de planregels opgenomen staat van bedrijfsactiviteiten aan te passen, indien deze staat na inwerkingtreding van dit bestemmingsplan wordt gewijzigd. 36.4 wro-zone - wijzigingsgebied 1 Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om binnen de gebiedsaanduiding 'Wro-zone - wijzigingsgebied 1' een bouwvlak toe te kennen ten behoeve van de bouw van één vrijstaande woning, met inachtneming van de volgende bepalingen: a. de planregels van artikel 22 zijn van overeenkomstige toepassing; b. het nieuwe bouwvlak zal op stedenbouwkundig verantwoorde wijze worden gesitueerd op het perceel; c. de goothoogte bedraagt maximaal 6,00 m en de bouwhoogte maximaal 10,00 m; d. er moet voldaan worden aan de vereisten inzake bodemkwaliteit, water, geluid, lucht, externe veiligheid, ecologie (Flora- en Faunawet) en economische uitvoerbaarheid; e. de realisatie van een vrijstaande woning dient te passen binnen de regionale afspraken voor de stedelijke regio Breda-Tilburg omtrent woningbouw. Artikel 37 Algemene procedureregels 37.1 Afwijking Bij het verlenen van een omgevingsvergunning waarbij afgeweken wordt van de bouw- en/of (specifieke) gebruiksregels in dit bestemmingsplan, worden de volgende procedureregels in acht genomen: het voornemen tot verlening van een omgevingsvergunning ligt gedurende twee weken voor een ieder ter inzage; burgemeester en wethouders maken de terinzagelegging te voren in één of meerdere dag- of nieuwsbladen die in de gemeente worden verspreid en voorts op de gebruikelijke wijze bekend; de bekendmaking houdt in de mededeling van de bevoegdheid voor belanghebbenden tot het schriftelijk of mondeling indienen van zienswijzen tegen het voornemen van burgemeester en wethouders gedurende de onder a. genoemde termijn; burgemeester en wethouders delen aan hen die conform sub c. bepaalde, tijdig zienswijzen hebben ingediend de beslissing daaromtrent met redenen omkleed mede. Artikel 38 Overige regels 38.1 Voorrangsregels 38.1.1 Voorrang dubbelbestemming In het geval van strijdigheid van belangen tussen een enkelbestemming en een dubbelbestemming, gaat het belang van de dubbelbestemming voor. 38.1.2 Onderlinge relatie dubbelbestemmingen en (gebieds)aanduidingen Ten aanzien van de gronden waar meerdere dubbelbestemmingen en/of (gebieds)aanduidingen geldt de volgende voorrangsregeling wat inhoudt dat in afnemende mate prioriteit voorrang wordt verleend aan de volgende dubbelbestemming en/of gebiedsaanduiding: a. Leiding - Gas; b. Waterstaat - Waterkering; c. Wro zone - attentiegebied ehs; d. Waarde - Archeologie.