direct naar inhoud van Toelichting
Plan: 6e uitwerking Waterrijk (Kamer 2A)
Status: vastgesteld
Plantype: uitwerkingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0772.80308-0301

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Waterrijk is een woonwijk in Meerhoven. Het vigerende bestemmingsplan Waterrijk voorziet in de bouw van circa 900 tot 1000 woningen. Ten behoeve van de bouw van maximaal 350 woningen is een uitwerkingsplicht (ex. artikel 3.6 Wet ruimtelijke ordening) opgenomen. Het uitwerkingsplan "6e uitwerking Waterrijk (Kamer 2A)" regelt een gedeelte van die uitwerkingsplicht. Hiermee geeft dit uitwerkingsplan een directe bouwtitel. Het gaat om 62 woningen in het plandeel Kamer 2A.

Het uitwerkingsplan "6e uitwerking Waterrijk (Kamer 2A)" bestaat uit een digitale en analoge verbeelding (plankaart) met de daarbij behorende regels waaraan onderhavige toelichting is gevoegd. Naast de digitale versie is er tevens een papieren versie van het uitwerkingsplan beschikbaar. De digitale versie is juridisch bindend.

1.2 Het plangebied

Het plangebied ligt ten noorden van de woonwijk Waterrijk in Meerhoven. Hieronder is een luchtfoto opgenomen met de begrenzingen van het plangebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0772.80308-0301_0001.jpg"

Luchtfoto plangebied (rood omlijnd).

1.3 Bestemmingsplan Waterrijk

Ten behoeve van de woningbouwplannen en de aanleg van de woonwijk met een spilcentrum is het bestemmingsplan 'Waterrijk' opgesteld (vastgesteld door de gemeenteraad d.d.19 november 2013). Voor onderhavig plangebied is een uitwerkingsplicht opgenomen. De uitwerkingsplicht brengt voor het college van burgemeester en wethouders de verplichting met zich mee om de bestemming 'Woongebied' nader uit te werken. Het gaat hierbij concreet om het toestaan van woonbebouwing in bouwblokken met een maximale goothoogte en nokhoogte. Hieronder is een afbeelding opgenomen van een uitsnede van het geldende (moeder)plan met daarin het plangebied rood omlijnd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0772.80308-0301_0002.jpg"

Uitsnede verbeelding moederplan (plangebied rood omlijnd).

Het plangebied '6e uitwerking Waterrijk (Kamer 2A)' is gelegen in de bestemming 'Woongebied - Uit te werken'. Aan deze bestemming zijn uitwerkingsregels gekoppeld. Deze geven het kader aan waarbinnen de bestemming dient te worden uitgewerkt. Daarnaast ligt de gebiedsaanduiding 'milieuzone - boringsvrije zone' over onderhavig plangebied.

1.4 Leeswijzer

Deze toelichting bestaat uit de volgende delen. Na deze inleiding volgt hoofdstuk 2 met de beschrijving van het stedenbouwkundig plan. In hoofdstuk 3 wordt ingegaan op de omgevingsaspecten die ten behoeve van dit uitwerkingsplan nader zijn uitgewerkt. De juridische vormgeving van het uitwerkingsplan is neergelegd in hoofdstuk 4. Over de financiële aspecten wordt ingegaan in hoofdstuk 5. Hoofdstuk 6 gaat ten slotte in op de gevolgde en te volgen procedure inclusief de maatschappelijke uitvoerbaarheid.

Hoofdstuk 2 Stedenbouwkundig plan

De hoven in Waterrijk zijn gelegen langs de centrale ontsluitingsweg (Waterlinie) en het park Meerland (Waterfront) en zijn daarmee sterk en prominent verankert in de hoofdstructuur van de wijk. De woningen in de hoven zijn gelegen aan gemeenschappelijke binnenpleinen.

Hof 2A is gesitueerd aan het Waterfront en grenst aan de noordzijde aan het park Meerland, aan de west- en zuidzijde aan de vijver van Waterrijk en aan de oostzijde aan een bestaand bosgebiedje.

afbeelding "i_NL.IMRO.0772.80308-0301_0003.png"

Foto impressie Hof 2A in de omgeving.

In het hof worden 62 grondgebonden woningen gerealiseerd. De woningen zijn met de voorzijden en de entrees gericht op het Waterfront en de collectieve pleinruimte in het hof. Elke woning heeft aan de achterzijde een buitenruimte in de vorm van een tuin of een vlonderterras en aan de voorzijde van de woningen een Brabantse stoep of een buitenterras met pergola.

Het hof wordt gevormd door een continue streng van woningen die aan een stuk gevouwen is langs het Waterfront, met een knik langs de bosrand het hof in, vervolgens langs het water en het bos terug naar de entree van het hof. De dak- en gootlijnen hebben door het gehele plan dezelfde hoogte.

afbeelding "i_NL.IMRO.0772.80308-0301_0004.png"

Impressie waterwoningen aan de vijver.

afbeelding "i_NL.IMRO.0772.80308-0301_0005.png"

Inrichtingsplan openbare ruimte Hof 2A.

In het plan is sprake van twee omsloten ruimtes. Aan de noordzijde een ingesloten ruimte voor het parkeren voor de direct omwonenden, in het zuidelijke deel een groen hof waarin verblijfs- en speelruimtes zijn opgenomen. In het noordelijke hof zijn de tuinen en privé ruimtes naar binnen gericht, in het zuidelijke hof zijn de tuinen en privéruimtes gericht naar de omgeving. Door zoveel mogelijk de tuinzijde aan de buitenkant van de woningen te plaatsen kan er optimaal genoten worden van de natuurlijke elementen in de omgeving, zoals de vijver en het bos. Dit wordt nog enigszins versterkt doordat het hof iets hoger is gelegen dan het omliggende landschap, waardoor vanuit de woningen een beter zicht ontstaat op het bos en bij de woningen aan het water een extra verdieping grenzend aan het waterniveau kan worden toegevoegd.

De bebouwing van het hof wordt gekenmerkt door een sterk gedefinieerde vorm, maat en architectonische eenheid. Het hof heeft een helder eenduidig uniform karakter. Hiermee vormen de hoven in Waterrijk een duidelijk contrast met de landschappelijke kamers, waar het accent ligt op kleinschaligheid en individualiteit. De overgangen tussen het hof en de omgeving zijn integraal onderdeel van het plan en worden mee ontworpen en aangelegd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0772.80308-0301_0006.png"

Foto impressie zuidelijk gelegen hof.

Het binnenplein in het zuidelijke hof wordt ingericht als openbare ruimte met een grote en gevarieerde gebruiks-, belevings- en verblijfswaarde. In het hof is ruimte voor groen en spelen en voor parkeren voor bewoners en bezoekers. Dit hof biedt bewoners een verblijfs- en ontmoetingsruimte waarin veilig gespeeld kan worden en waar gezamenlijk evenementen georganiseerd kunnen worden. Bij de inrichting van dit hof is gezocht naar een evenwichtige balans tussen parkeren, verharding en groen. Door deze inrichting worden de hoven de intieme binnenplaatsen van het plan, het zijn de ruimtes waar het sociale leven van de omringende woningen kan afspelen.

In het zuidelijke hof wordt een grote aangesloten groene ruimte aangelegd met een hol maaiveld verloop waarin ook een aantal bestaande bomen worden opgenomen. Langs de rand wordt een smalle weg aangelegd voor de bereikbaarheid van de woningen en de parkeerplaatsen voor de bewoners van het zuidelijke hof. Tussen deze weg en de privé buitenruimtes van de woningen is een berm met siergrassen aangelegd en is er sprake van een gering hoogteverschil.

Bijzonder is het hoogteverschil tussen het hof en de omgeving. Het hoogteverschil wordt opgelost met trappen en hellingbanen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0772.80308-0301_0007.png"

Foto impressie zuidelijk gelegen hof.

Het parkeren voor de bewoners van het hof vindt plaats aan het Waterfront, in het besloten noordelijke hof en langs de randen bij de woningen in het zuidelijke hof.

Het hof is niet afgesloten maar vormt verbindingen met de omgeving, het park Meerland, de vijver en het bos.

De hoofdontsluiting van het hof vindt plaats vanaf het Waterfront. Het parkeren in het noordelijke hof is bereikbaar vanaf het Waterfront via een poort in de bebouwing. Bij calamiteiten is de route onder de poort door ook te gebruiken voor hulpdiensten.

afbeelding "i_NL.IMRO.0772.80308-0301_0008.png"

Foto's impressie buitenrand tegen bosgebied en impressie Waterfront.

Hoofdstuk 3 Omgevingsaspecten

3.1 Inleiding

De planologische en milieuhygiënische aanvaardbaarheid van de realisatie van de woningen binnen dit plangebied is aangetoond bij het bestemmingsplan ‘Waterrijk', waarvan dit uitwerkingsplan onderdeel uitmaakt. De in het kader van het moederplan uitgevoerde onderzoeken zijn om die reden niet opnieuw beschreven. Alleen de aanvullingen zijn in dit hoofdstuk opgenomen. Daarnaast wordt ingegaan op de maatregelen (algemeen) die moeten worden uitgevoerd ten behoeve van de waterhuishouding, duurzaamheid, de ladder voor duurzame verstedelijking en de woningbehoefte.

3.2 Bodem

Hoewel reeds uit het moederplan bleek dat de bodem geschikt is voor de functie wonen, is door Trtitium Advies alsnog een verkennend bodemonderzoek (d.d. 17 december 2015) uitgevoerd. Dit onderzoek maakt als Bijlage 1 onderdeel uit van de toelichting. Uit dit onderzoek blijkt dat lichte verhogingen met metalen in de grond en het grondwater zijn aangetroffen. De aangetroffen gehaltes zijn echter dermate laag dat nader onderzoek hiernaar niet noodzakelijk wordt geacht.

Gelet op het bovenstaande vormt het aspect bodem dan ook geen belemmeringen voor dit uitwerkingsplan.

3.3 Natuur

Door ecologica is op 25 november 2015 een quickscan flora en fauna uitgevoerd. Dit onderzoek maakt als Bijlage 2 onderdeel uit van de toelichting. Uit het onderzoek blijkt dat geen ontheffing nodig is. Verder dienen maatregelen waarbij bomen en andere houtige vegetatie verwijderd wordt buiten het broedseizoen plaats te vinden. Hiermee zal bij de uitvoering van de werkzaamheden rekening worden gehouden. Het aspect flora en fauna levert dan ook geen belemmering op voor dit uitwerkingsplan.

3.4 Groen

3.4.1 Beleid Bomen

Het gemeentelijk beleid ten aanzien van bomen is vastgelegd in de Verordening Bomen 2015. Deze is op 7 april 2015 door de gemeenteraad vastgesteld en op 24 augustus 2016 in werking getreden. De Verordening en (uitwerking daarvan in) nadere regels Bomen is van toepassing op bomen die niet vallen onder de regelgeving van de Wet natuurbescherming. De Wet natuurbescherming is van toepassing op:
- bossen die buiten de 'bebouwde kom Boswet' liggen;
- alle beplantingen van bomen die groter zijn dan 10 are;
- bomen in een rijbeplanting, als de rij uit meer dan 20 bomen bestaat.

Voor bomen geldt dus of de Wet natuurbescherming of of de Verordening Bomen 2015. Voor het vellen van bomen dient, behoudens een aantal vrijstellingen, een melding te worden gedaan bij de Provincie Noord Brabant. Er is een herplantplicht van toepassing.

Verordening Bomen

Het bomenbeleid is gebaseerd op drie pijlers: behoud, versterking en ruimte voor dynamiek. Eindhoven wil een aantrekkelijke groene stad zijn en blijven. Bomen spelen daarbij een voorname rol. Een hoogwaardig bomenbestand dat een duurzame bijdrage levert aan de ruimtelijke kwaliteit en recht doet aan het groene imago van de stad is waar de gemeente naar streeft. Duurzaam behoud van de groene signatuur staat voorop. Het bomenbestand dient echter ook aan te sluiten op intensief gebruik van de openbare ruimte en de gewenste ruimtelijke kwaliteit. Dit betekent soms dat in een bepaalde situatie andere belangen preferabel zijn en bomen moeten wijken. Het bomenbeleid voorziet in die gevallen in de mogelijkheden tot mitigatie en compensatie.

Groene kaart
Een belangrijk onderdeel van de Verordening Bomen is de Groene Kaart. Het is een topografische kaart met daarop aangegeven de beschermde houtopstand. De Groene Kaart bevat verschillende categorieën houtopstanden. Voor bomen in gemeentelijk eigendom (publiek eigendom) kent de Groene Kaart zes categorieën:

  • Monumentale bomen;
  • Waardevolle bomen;
  • Basisbomen;
  • Bomen hoofdstructuur;
  • Bomen nevenstructuur;
  • Bomen in gebieden stad, groen beeldbepalend.

De Groene Kaart kent daarnaast voor bomen in particulier eigendom (privaat eigendom) drie categorieën:

  • Waardevolle bomen;
  • Bomen in gebieden stad, groen beeldbepalend;
  • Bomen op percelen van 500 m2 of groter.

Voor het vellen van een houtopstand die deel uit maakt van tenminste één van deze categorieën is, behoudens een aantal vrijstellingen, een omgevingsvergunning verplicht.

Nadere regels Bomen
De Verordening is uitgewerkt in nadere regels Bomen. Deze zijn op 19 juli 2016 vastgesteld door het college en op 4 augustus 2016 in werking getreden. De beleidsregels geven inzicht in de wijze waarop het college gebruik maakt van de aan haar in de Verordening toegekende bevoegdheden tot het aanwijzen en plaatsen van houtopstanden op de Groene Kaart. Tevens zijn richtlijnen uitgewerkt voor omgang met overlast, de compensatieplicht bij kap, de indieningvereisten bij een vergunningaanvraag, de weigeringsgronden bij beoordeling van een kapaanvraag en het aanbrengen van verlichting is houtopstanden.

Het plangebied
Het plangebied valt op dit moment buiten de bebouwde kom in het kader van de Wet natuurbescherming hoofdstuk houtopstanden. Dit betekent voor eventuele kap dat houtopstanden van groter dan 10 are en bomenrijen van meer dan 20 bomen onder de meldplicht en ontheffingplicht van de Wet natuurbescherming vallen en dat de kapvergunningplicht volgens de Verordening Bomen niet van toepassing is. Gemeente Eindhoven werkt aan een aanpassing van de bebouwde kom grens Wet natuurbescherming houtopstanden, waarmee het onderhavig plangebied te zijner tijd binnen deze bebouwde kom grens dient komen te vallen. Vanaf dat moment is de Wet natuurbescherming hoofdstuk houtopstanden hier niet meer van toepassing en is de Verordening Bomen van toepassing in zijn gehele reikwijdte. 

Voor deze ontwikkeling is een Bomen Effect Anayse (BEA) uitgevoerd. Dit onderzoek is als Bijlage 3 behorende bij de toelichting opgenomen. Gebleken is dat een aantal bomen niet gehandhaafd kunnen blijven. In dit plangebied (Kamer 2A) worden enkele nieuwe bomen aangeplant in kamer 2A. In Waterrijk worden verder (een aantal) bestaande bosstroken opgewaardeerd. Voor (de ontwikkeling van) heel Meerhoven wordt ruim voldaan aan het compensatie principe.

3.5 Verkeer en parkeren

Onderhavig plangebied wordt ontsloten via het Waterfront. Eén ontsluitingweg voor het gebied is voldoende voor het aantal woningen dat gerealiseerd wordt. Verder biedt het plangebied voldoende ruimte om het benodigd aantal parkeerplaatsen te kunnen realiseren.

3.6 Luchtkwaliteit

Regelgeving algemeen

Hoofdstuk 5 (met name onder titel 5.2) van de Wet milieubeheer bevat bepalingen op het gebied van luchtkwaliteitseisen en voorziet onder meer in een gebiedgerichte aanpak van de luchtkwaliteit via het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Het Rijk, provincies en gemeenten werken in het NSL-programma samen aan maatregelen om de luchtkwaliteit te verbeteren en wel zodanig dat voldaan wordt aan de daartoe gestelde normen, ook in gebieden waar nu de normen voor luchtkwaliteit niet worden gehaald (overschrijdingsgebieden). De programma-aanpak zorgt voor een flexibele koppeling tussen ruimtelijke activiteiten en milieugevolgen waardoor ruimtelijke ontwikkelingen toch doorgang kunnen vinden terwijl ondertussen maatregelen worden uitgevoerd die de luchtkwaliteit moeten verbeteren.

Sinds 1 januari 2015 moet voldaan worden aan de Europese grenswaarden: voor stikstofdioxide (NO2) geldt een jaargemiddelde van 40 microgram/m3 en voor fijn stof (PM10) een jaargemiddelde van 40 microgram/m3 en een daggemiddelde van 50 microgram/m3. Het daggemiddelde mag jaarlijks maximaal 35 keer worden overschreden.

Besluit niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)

In artikel 4 van het 'Besluit niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)' en de bijlagen van de 'Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)' zijn voor bepaalde categorieën projecten grenzen vastgesteld. Op grond daarvan kan worden gesteld dat deze een 'niet in betekenende mate bijdrage' (NIBM) leveren aan de luchtverontreiniging. Deze projecten mogen zonder toetsing aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit uitgevoerd worden. Dit geldt onder andere voor woningbouwlocaties die:

  • niet meer dan 1500 nieuwe woningen omvatten in de situatie met 1 ontsluitingsweg of
  • niet meer dan 3000 nieuwe woningen omvatten in de situatie met 2 ontsluitingswegen met een gelijkmatige verkeersverdeling.

Voor kantoorlocaties geldt een NIBM-grens van:

  • 100.000 m2 bruto vloeroppervlakte bij minimaal 1 ontsluitingsweg en
  • 200.000 m2 bruto vloeroppervlakte bij minimaal 2 ontsluitingswegen met een gelijkmatige verkeersverdeling.

Wanneer projecten wel in betekenende mate bijdrage aan de luchtkwaliteit dient luchtonderzoek uitgevoerd te worden en moet worden getoetst aan de normen.

Kort samengevat dienen nieuwe plannen te worden beoordeeld op basis van artikel 5.16 van de Wet milieubeheer. Luchtkwaliteitseisen vormen geen belemmering voor ruimtelijke ontwikkelingen mits:

  • er geen sprake is van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde
  • een project, al dan niet per saldo, niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit leidt
  • een project 'niet in betekenende mate' bijdraagt aan de luchtverontreiniging
  • een project is opgenomen in een regionaal programma van maatregelen of in het NSL. De 'Wet luchtkwaliteit' is op 15 november 2007 in werking getreden (Stb. 2007, nr. 434) en is gewijzigd op 12 maart 2009 (Stb., nr. 158). De wet vervangt het Besluit luchtkwaliteit 2005. Met de 'Wet luchtkwaliteit' wordt de wijziging van de Wet milieubeheer (m.n. hoofdstuk 5, onder titel 5.2) op het gebied van luchtkwaliteitseisen bedoeld.

Planbeschrijving en toetsing

Conform de uit te werken bestemming in het moederplan 'Waterrijk' kunnen nog maximaal 350 woningen worden gerealiseerd. Dit uitwerkingsplan voorziet in het realiseren van 62 woningen. Het moederplan Waterrijk voorziet in minder dan 3000 nieuwe woningen (in de situatie met 2 ontsluitingswegen). Gesteld kan dus worden dat de realisatie van het dit uitwerkingsplan niet zal leiden tot overschrijding van de luchtkwaliteitseisen. Luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de uitvoering van dit plan.

3.7 Waterhuishouding en maatregelen

3.7.1 Huidige situatie

Momenteel is het terrein van het plangebied onverhard. De bodemopbouw in dit deel van Eindhoven bestaat uit fijn leemhoudend zand afgewisseld met leemlenzen en is te typeren als (zeer) slecht doorlatend. In het gebied variëren de grondwaterstanden in de omgeving tussen de 1,9 en 3,0 m-mv. Het gebied ligt in een boringsvrije zone. Grondwerkzaamheden dienen daarom te worden afgestemd met de provincie Noord Brabant.

Checklist Watersysteem  
Hoofdwatergang cq open water   Ja, Hof 2A grenst aan de centrale vijver van Waterrijk  
zijwatergang   Nee  
Keurgebied binnen plangebied?   Nee  
Binnen 25-100 jaarszone?   Nee  
Binnen boringsvrije zone?   Ja, Welschap  
Ecologische verbindingszone?   Nee  
Binnen reserveringsgebied waterberging 2050?   Nee  
Attentiegebied EHS   Nee  
Rioolwatertransportleiding   Nee  
Waterschap gemaal   Nee  
Landelijke afvoernorm binnen plangebied   0,33 l/s/ha; over dit plangebied zijn echter andere afspraken gemaakt  
Verdachte/verontreinigde locaties?   Nee  
Infiltratie praktisch mogelijk?   Nee  
Uitwerkingsplicht / wijzigingsbevoegdheid   Ja  

3.7.2 Toekomstige situatie

Het toekomstig plangebied zal worden opgehoogd naar een straatniveau van 22.30+ NAP. Om het risico op wateroverlast bij de woningen aan de waterzijde te minimaliseren, dient het bouwpeil aan de waterzijde van deze woningen een minimaal niveau van 19.80m+ NAP te hanteren. Ook aan de staatzijde kan bij extreme neerslag wateroverlast optreden. Om dan het risico op water in de woning te minimaliseren wordt geadviseerd een bouwpeil te kiezen dat boven het aangrenzende straatniveau zit. De definitieve peilen dienen bij de omgevingsvergunning bekend te zijn en zullen worden getoetst.

Het plangebied zal grotendeels verhard worden uitgevoerd met openbaar groen binnen in het hof. Ter compensatie van deze verhardingstoename zijn er reeds waterhuishoudkundige maatregelen getroffen om hemelwater te bergen en vertraagd af te voeren. Dit is gerealiseerd in de vorm van oppervlaktewater binnen het totale plangebied Waterrijk.

Het hemelwater, afkomstig van de verharding, wordt via het regenwaterstelsel afgevoerd naar de bovengrondse bergende voorziening. Het vuilwater van de ontwikkeling loost op het bestaande vuilwaterriool in Waterrijk.

Oppervlakten   Huidig m2   Toekomstig m2  
Daken   0   4.030  
Terrein verharding   0   6.290  
Onverhard terrein   15.600   5.280  
Totaal   15.600   15.600  

Overzicht huidige en toekomstige situatie verhardingen

3.7.3 Gevolgen voor/door de waterhuishouding

Door realisatie van de ontwikkeling neemt binnen het plangebied het verhard oppervlak met circa 10.320 m2 toe. Voor deze toename zijn reeds compenserende hemelwater vertragende voorzieningen gerealiseerd, waarvan hof 2A onderdeel uitmaakt.

3.7.4 Vertraging

De 10.320 m2 verhard oppervlak van het plangebied zal het hemelwater afvoeren naar het watersysteem Waterrijk.

3.7.5 Waterkwaliteit

Bij de inrichting, bouw en beheer fase worden zo min mogelijk vervuilende stoffen toegevoegd aan de bodem en het grond- en oppervlaktewatersysteem. Blootstelling van uitloogbare bouwmaterialen zoals zink, koper en lood aan hemelwater moet tot een minimum beperkt worden. Ook een gifvrij beheer van de buitenruimte (weg- en groenbeheer) levert een belangrijke positieve bijdrage aan de waterkwaliteit en dient aandacht te krijgen bij het uitwerken van het beheersplan voor de ontwikkeling.

3.7.6 Afspraken

Om de wateropgave te compenseren zijn de volgende afspraken gemaakt:

  • om het risico op wateroverlast bij de woningen aan de waterzijde te minimaliseren, is er afgesproken dat het bouwpeil aan de waterzijde van deze woningen een minimaal niveau van 19.80m+ NAP krijgt;
  • het hemelwater afkomstig van de verharding zal via het regenwaterstelsel worden afgevoerd naar de bestaande bovengrondse bergende voorziening in Waterrijk;
  • de aansluitingen van het vuilwaterriool op het gemeentelijk stelsel vindt in overleg met de afdeling huisaansluitingen van de gemeente Eindhoven plaats;

In februari 2017 is met Waterschap de Dommel gestart met overleg over dit plan. Naar aanleiding van dit overleg is afgesproken dat zowel de terrein- als gebouwverharding wordt aangesloten op de bestaande bovengrondse bergende voorziening van het watersysteem Waterrijk, welke onderdeel uitmaakt van het Waterhuishoudingsplan Waterrijk. Het vuilwater van de ontwikkeling loost op het bestaande vuilwaterriool in Waterrijk. De uitgewerkte versie van het ontwerp dient bij de omgevingsvergunning aanvraag nog ter goedkeuring te worden overlegd. De voorgestelde maatregelen hebben zowel kwalitatief als hydrologische geen ingrijpende effecten op de omgeving. Op 31 augustus 2017 heeft Waterschap de Dommel daarom ingestemd met de voorgestelde maatregelen en is het wateradvies afgedaan.

3.8 Ladder voor duurzame verstedelijking

Conform het bepaalde in artikel 3.1.6 lid 2 van het Bro dient een plan dat voorziet in een nieuwe stedelijke ontwikkeling in bestaand stedeljk gebied een beschrijving te bevatten van de behoefte aan die ontwikkeling. Echter, in twee uitspraken van de Afdeling (1 juli 2015 met zaaknr. 201401417/1/R1 en 24 februari 2016 met zaaknr.201506618/1/R6) is bepaald dat onbenutte planologische mogelijkheden in een nieuw plan mogen worden opgenomen, zonder dat hoeft te worden voldaan aan de in artikel 3.1.6 lid 2 Bro genoemde voorwaarden. Er is dan namelijk geen sprake van een nieuwe stedelijke ontwikkeling. Hoewel het in deze uitspraken ging om een bestemmingsplan, is deze uitspraak ook van toepassing op een uitwerkingsplan. De (nog onebnutte) planologische mogelijkheden die het moederplan biedt voor dit plangebied is binnen de uitwerkingsregels opgenomen in dit uitwerkingsplan. Uiteraard dient in het kader van een goede ruimtelijke ontwikkeling wel de uitvoerbaarheid onderzocht te worden. In dat kader wordt in paragraaf 3.9 ingegaan op de behoefte aan de woningen die dit plangebied mogelijk maakt.

3.9 Volkshuisvesting

Kwantitatieve behoefte

De woningen die in de wijk Meerhoven (waarin dit plangebied is gelegen) mogelijk zijn en mogelijk worden gemaakt, zijn gebaseerd op de zgn. VINEX –afspraken (Woningbouwafspraken van het Rijk met gemeenten op basis van de Vierde Nota Ruimtelijke Ordening Extra) met het Rijk. In die tijd waren dat circa 5800 woningen op basis van de VINEX-afspraken voor Meerhoven. Inmiddels waren een deel van die woningen (circa 1.000) opgenomen in het bestemmingsplan Waterrijk, waarbij gedeeltelijk een directe bouwtitel geldt en voor maximaal 350 woningen een uitwerkingsplicht. Vanwege die VINEX-status is Meerhoven ook altijd in de Prioriteitennota van de gemeente Eindhoven beland. In het kader van het moederplan, dat in november 2013 is vastgesteld, is reeds verantwoording afgelegd dat de woningbouw die dit uitwerkingsplan mogelijk maakt, past binnen de regionale woningbouwafspraken. Gelet op het vorenstaande behoren de woningen die in dit uitwerkingsplan zijn opgenomen (maximaal 62) reeds tot de harde plancapaciteit van de gemeente. Volledigheidshalve wordt nog het volgende opgemerkt.

Regionaal woningbouwprogramma

Gemeenten moeten in hun bestemmingsplan verantwoorden hoe de beoogde nieuwbouw zich verhoudt tot de regionale afspraken en de bestaande harde plancapaciteit. De provinciale bevolkings- en woningbehoeftenprognose vormt hiervoor de basis. Uit deze prognose blijkt dat voor Eindhoven nog een duidelijke groei in huishoudens wordt verwacht tot 2030. Het betreft hier vooral éénpersoonshuishoudens voor personen in de leeftijd tot 30 jaar en 55+.


In het gecombineerde portefeuillehoudersoverleg Ruimte en Wonen/Regionaal Ruimtelijk Overleg Zuidoost Brabant van november 2016 zijn, op basis van de geactualiseerde provinciale bevolkings- en woningbehoefteprognose (2016) en de eerder vastgestelde uitgangspunten (RRO van 16 december 2015), de jaarlijkse regionale woningbouwafspraken gemaakt voor de periode 2016 t/m 2025. Voor Eindhoven zijn dit 3.780 woningen in een periode van 10 jaar. Dit betreft de netto toename van de woningvoorraad exclusief vervangende nieuwbouw door sloop. In mei 2017 heeft de provincie een geactualiseerde woningbehoefteprognose uitgebracht. Uit deze prognose blijkt een toegenomen vraag ten opzichte van de voorgaande prognose van 2014. In 2014 werden gemiddeld 881 woningen per jaar geprognotiseerd voor Eindhoven. Nu, in 2017, is de prognose bijgesteld naar gemiddeld 1182 woningen per jaar (gedurende 10 jaar). Hieruit blijkt dat de gemaakte regionale afspraken zijn verouderd. De toekomstige behoefte aan woningen is groter dan in de afspraken van 2016 is opgenomen. De geactualiseerde prognose is vooralsnog niet geconcretiseerd in herziene afspraken in het regionaal ruimtelijk overleg. Het regionaal ruimtelijk overleg heeft 13 juli 2017 wel een voorzet gegeven in het 'Afsprakenkader Wonen 2017'. Hierin is opgenomen dat ruim baan gegeven wordt aan initiatieven die uitgaan van herstructurering, transformatie en inbreiding (Afspraak C).

Kwalitatieve behoefte

Woonvisie Eindhoven 2015

De woonvisie is samen met de partners in stad en regio opgesteld. Via gesprekken en bijeenkomsten hebben inwoners en bedrijven op ambtelijk en bestuurlijk niveau een bijdrage geleverd. Voorbeelden van de ruim honderd participanten zijn: inwoners zoals studenten, expats, zelfbouwers en geïnteresseerde Eindhovenaren, corporaties en huurdersorganisaties, zorginstellingen, ontwikkelaars, bouwers en beleggers, Platform 31, provinciale en landelijke overheid, gemeenten in het stedelijk gebied, bedrijven, onderwijsinstellingen, makelaars, particuliere verhuurders, architecten, stedenbouwers, adviseurs, en belangenbehartigers. In december 2015 is de woonvisie vastgesteld door de gemeenteraad.

De Woonvisie Eindhoven 2015 is opgebouwd langs drie sporen, namelijk Eindhoven als:

  • ambitieuze stad
  • solidaire stad
  • innovatieve stad

Binnen deze drie sporen wordt aandacht besteed aan een aantal belangrijke thema's, zoals de twee snelheden in de stad, verdichting en stedelijkheid, gedifferentieerde wijken en buurten, de (gewenste) samenstelling van de woningvoorraad, de relatie met de regio, duurzaamheid en Eindhoven als Living Lab om de toekomst van het wonen te ontdekken.

Woningmarktonderzoek

Zowel uit het meest recente regionaal woningmarktonderzoek (2014) als het woningmarktonderzoek toegespitst op Eindhoven (De sterke stad, 2014) blijkt een grote behoefte aan groenstedelijke woonmilieus. Dit type woonmilieu kenmerkt zich met name door eengezinswoningen met een tuin in een groene en ruime woonomgeving. Een dergelijk woonmilieu in Eindhoven is aantrekkelijk voor met name huishoudtypen tot 55 jaar in alle inkomenscategorieën. Naast grondgebonden woningen is er ook nog beperkte ruimte voor appartementen. Dit blijkt uit onderstaande grafiek.Waterrijk is een groenstedelijk woonmilieu en beantwoordt daarmee aan de actuele (kwalitatieve) woonbehoefte.

afbeelding "i_NL.IMRO.0772.80308-0301_0009.jpg"

Bron: Regionaal woningmarktonderzoek 2014.

3.10 Duurzaamheid

De ambities van de gemeente op het gebied van duurzaamheid zijn vastgelegd in het raadsprogramma Duurzaamheid. Een duurzame stad is een stad die rekening houdt met de behoeften van de huidige generatie zonder die van toekomstige generaties in gevaar te brengen. Belangrijke thema's daarbij zijn:

  • Eindhoven Energieneutraal
    Wereldwijd zijn eind 2015 afspraken gemaakt om te pogen het probleem van klimaatverandering zoveel mogelijk te beperken. Eindhoven heeft in 2008 de ambitie vastgelegd om 'energieneutraal' te worden in de toekomst (2035 - 2045). Dat wil zeggen dat alle energie die de stad dan nog gebruikt, duurzaam wordt opgewekt.

    Daarbovenop heeft de gemeenteraad in de 'Klimaatverordening gemeente Eindhoven 2016' vastgelegd dat de CO2 emissie van de stad teruggedrongen moet worden met 55% in 2030 en 95% in 2050. Referentiepunt daarbij is de emissie in het jaar 1990. Dit betekent dat bij elk project of ontwikkeling enerzijds ingezet moet worden op een zo groot mogelijke bijdrage aan de beperking van de CO2 emissie, en anderzijds dat in de planontwikkeling gekwantificeerd moet worden wat voor en na de ingreep de omvang van de CO2 emissie is, uitgedrukt in kg CO2/jaar.

    Om de vereiste 95% reductie in CO2 uitstoot te realiseren is op termijn een volledig aardgasloze verwarming van de gebouwde omgeving noodzakelijk. We zetten daar als gemeente op in en dit is ook Rijksbeleid. Hoewel er op dit moment geen eis tot 'aardgasloos bouwen' kan worden opgelegd, is het verstandig voor bouwers en ontwikkelaars om zich te realiseren dat aardgas uitgefaseerd zal gaan worden. Het is wijs om nu al aardgasloos te bouwen of in ieder geval zodanig dat een alternatieve warmtevoorziening in de toekomst mogelijk is.

  • Duurzame mobiliteit
    Duurzame Mobiliteit richt zich onder andere op het voorkomen van verplaatsingen, het veranderen van de keuze van vervoermiddelen naar meer duurzaam vervoer en het verschonen van het vervoer (Trias Mobilica). Duurzame mobiliteit leidt tot minder energiegebruik en het gezonder worden van de leefomgeving. Duurzame mobiliteit en energiebesparing zijn belangrijke ambities in de in 2013 vastgestelde visie 'Eindhoven op weg, duurzaam verbinden van mensen en locaties in Eindhoven veelzijdige stad'. De visie geeft met een inspirerend vergezicht voor 2040 invulling aan de ambities.

  • Circulaire Economie
    Circulaire economie is een economisch systeem dat bedoeld is om de herbruikbaarheid van producten en grondstoffen te maximaliseren en waardevernietiging te minimaliseren. We willen een afvalloze stad worden waar producten in gesloten technologische en biologische kringlopen gebruikt worden. (Grond)stoffen, materialen en producten die we gebruiken hebben geen negatieve effecten op mens en milieu, niet bij winning of productie, niet bij transport of gebruik en dus ook niet aan het einde van de levensduur.

  • Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen
    Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen (MVO) is voor ons een belangrijke en uitdagende opgave. Aan de ene kant zijn wij er voor het verbeteren van de kwaliteit van de samenleving en doen we impliciet dus aan MVO. Aan de andere kant zijn we een organisatie als elke andere en kunnen MVO-thema's ook gewoon binnen de eigen muren aan de orde komen. MVO richt zich enerzijds op het verduurzamen van de eigen bedrijfsvoering en anderzijds op samenwerking met en het stimuleren van MVO bij partners in de stad, waaronder bedrijven en kennisinstellingen.

The Natural Step
Samenwerking tussen de partners in de stad en co-creatie zijn essentieel. Om te zorgen dat we een gedeelde taal spreken, gebruiken wij de aanpak van The Natural Step (TNS) om duurzaamheid vorm te geven. In het kort komt het erop neer dat we duurzaam handelen door met vier principes van duurzaamheid rekening te houden:

  • We gaan zuinig om met energie en kiezen voor groene, duurzame energie
  • We kiezen voor recyclebare of gerecyclede materialen of materialen die door de natuur afgebroken kunnen worden en we gebruiken producten die geen schade toebrengen aan mens en milieu
  • We gaan zuinig om met de natuur en breiden die waar mogelijk uit
  • We gaan uit van de eigen kracht van onze inwoners en zorgen voor hen waar het even moeilijk mee gaat. Mensen in de rest van de wereld ondervinden geen nadelen van ons handelen en waar mogelijk verbeteren we hun kwaliteit van leven.

3.10.1 Planbeschrijving

In Meerhoven heeft de gemeente het initiatief genomen tot de bouw van een biomassacentrale die door middel van een warmtenet een groot aantal woningen van duurzame warmte kan voorzien. Dit warmtenet ligt op enkele honderden meters afstand van deze locatie en biedt daarom een goede kans voor een duurzame warmtevoorziening van deze woningen. De woningen die in dit plan mogelijk worden gemaakt, worden verplicht (contractueel) om aangesloten te worden op de biomassacentrale.

Hoofdstuk 4 Juridische vormgeving

4.1 Algemeen

Dit uitwerkingsplan is een uitwerking van het bestemmingsplan 'Waterrijk'. Op grond van artikel 3.6 onder 3 Wro maken de regels van dit uitwerkingsplan deel uit van het bestemmingsplan. Derhalve gelden naast de regels die in deze uitwerking zijn opgenomen, de regels zoals opgenomen in het bestemmingsplan Waterrijk. In dit uitwerkingsplan is de bestemming 'Woongebied - Uit te werken' uit het moederplan (gedeeltelijk) uitgewerkt. Hiertoe zijn in het uitwerkingsplan de bestemmingenen 'Wonen', 'Groen', 'Water' en 'Verkeer-Verblijfsgebied' opgenomen. Daarnaast zijn de regels van het moederplan onverminderd van toepassing. Om digitaal een goede koppeling te maken met de regels en de verbeelding zijn de bestemmingen 'Verkeer-Verblijfsgebied' en 'Groen' en de gebiedsaanduiding 'milieuzone - boringsvrije zone' in deze uitwerking letterlijk overgenomen. De methodiek van het uitwerkingsplan "6e uitwerking Waterrijk (Kamer 2A)" is gebaseerd op de SVBP2012.

4.2 Toetsing aan uitwerkingsregels

Hieronder zijn de bouwregels, zoals die volgen uit het moederplan, weergegeven.Vervolgens is kort aangegeven hoe hieraan invulling is gegeven in dit uitwerkingsplan.

Woongebied - Uit te werken

Hoofdgebouwen

  • als hoofdgebouw mogen uitsluitend woningen worden gebouwd, met bijbehorende parkeervoorzieningen (al dan niet ondergronds);
  • de bouwhoogte is (grotendeels) maximaal 13 meter, voor een smalle strook aan de zuidwestzijde geldt een bouwhoogte van maximaal 4 meter;

Aan- en uitbouwen en bijgebouwen

  • de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen en de bijgebouwen bij een hoofdgebouw mag per bouwperceel niet meer bedragen dan 65% van de oppervlakte van het bouwperceel;
  • de goothoogte van een aan- en uitbouw en een bijgebouw mag niet meer dan 3,5m bedragen met dien verstande dat de goothoogte nooit meer mag bedragen dan de goothoogte van het bijbehorende hoofdgebouw; indien het dak is/wordt uitgevoerd in de vorm van een kap mag de bouwhoogte maximaal 4 m bedragen;
  • de vloeroppervlakte ten behoeve van een aan-huis-verbonden beroep niet meer dan 50 m2 mag bedragen;

Verblijfsgebied

  • bij de uitwerking wordt bepaald welke gronden in ieder geval dienen te worden gereserveerd voor de bestemming Verkeer - Verblijfsgebied;
  • op deze gronden mogen voorzieningen voor de verkeersgeleiding en verlichting alsmede andere in de verkeersbestemming passende functies alsmede nutsvoorzieningen worden gebouwd
  • voldoen aan de opgenomen parkeernormen;

Groen

  • bij de uitwerking wordt bepaald welke gronden in ieder geval dienen te worden gereserveerd voor groen;
  • op deze gronden mogen voorzieningen voor de verkeersgeleiding en -verlichting alsmede andere in de verkeersbestemming passende functies alsmede nutsvoorzieningen worden gebouwd. Verkooppunten voor motorbrandstoffen zijn niet toegestaan.

Geluidwerende voorzieningen

  • er worden regels gesteld ten aanzien van de situering van geluidswerende voorzieningen;
  • er worden regels gesteld ten aanzien van de maatvoering van geluidwerende voorzieningen.

Deze bestemming is in dit uitwerkingsplan uitgewerkt in de bestemmingen 'Wonen', 'Groen', 'Water' en 'Verkeer-Verblijfsgebied'. Op de verbeelding zijn bouwvlakken en maatvoering opgenomen. Hieruit blijkt dat de geprojecteerde woningen niet hoger dan 11,5 meter mogen zijn ten opzichte van het peil. De gronden waar in het moederplan voor gebouwen een maximale bouwhoogte van 4 meter geldt, zijn in dit uitwerkingsplan gedeeltelijk bestemd als 'Verkeer-Verblijfsgebied' en gedeeltelijk als 'Wonen'. Binnen de bestemming 'Verkeer-Verblijfgebied' mogen geen gebouwen worden gerealiseerd. Binnen de bestemming 'Wonen' zijn ter plaatse van de strook waar een maximale maatvoering van 4 meter geldt, alleen bijgebouwen mogelijk. In de regels is bepaald dat de aan- en uitbouwen en bijgebouwen niet hoger dan 4 meter mogen zijn.

In dit uitwerkingsplan is binnen de bestemming 'Wonen' tevens de bouwaanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 2' opgenomen. Ter plaatse van deze aanduiding is een pergola of een veranda toegestaan. De veranda is een gebouwde uitbouw aan de voorzijde van de woning. Een veranda mag niet geheel dicht gebouwd worden. De voorzijde van de veranda dient open te zijn. Een erfafscheiding/muurtje aan de voorzijde van de veranda is uiteraard onderdeel van de veranda en mag als zodanig ook uitgevoerd worden. Daarnaast kunnen ter plaatse van deze bouwaanduiding bouwwerken, geen gebouwenzijnde worden gerealiseerd met een bouwhoogte van 3,5 m. Dit heeft te maken met de architectonische uitvoering van de bouwplannen.

Ter plaaste van de in dit uitwerkingsplan opgenomen bouwaanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 1' is een afwijkende regeling opgenomen ten opzichte van het moederplan. Ter plaatse van deze aanduiding is namelijk bepaald dat vanaf een bepaalde hoogte gerekend moet worden voor de bepaling van de goot- en bouwhoogte. Dit heeft te maken met de hoogteverschillen die in dit plangebied aanwezig zijn.

De aanduiding 'onderdoorgang' waarborgt dat een onbebouwde ruimte in acht wordt genomen. Voor de 'breedte' van deze onbebouwde ruimte geldt de grens van de aanduidingsgrens 'onderdoorgang'. Voor wat betreft de hoogte, geldt dat 4 meter in acht moet worden genomen, eea zoals in de regels is aangegeven. In de regels is een uitzondering gemaakt voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde (zoals muurtjes) en constructie-elementen. Dergelijke bouwwerken zijn wel toegestaan binnen de aanduiding onderdoorgang.

Voor de in dit uitwerkingsplan opgenomen bestemming 'Verkeer - Verblijfsgebied' is de bestemming uit het moederplan overgenomen. Hierdoor wordt aangesloten bij de uitwerkingsregels. Binnen deze bestemming zijn ook groenvoorzieningen mogelijk.

Met betrekking tot de in dit uitwerkingsplan opgenomen bestemming 'Groen' is de bestemming uit het moederplan overgenomen. Hierdoor wordt aangesloten bij de uitwerkingsregels.

Voor de in dit uitwerkingsplan opgenomen bestemming 'Water' is aangesloten bij de regels zoals is opgenomen in het moederplan. Binnen deze bestemming is de aanduiding 'terras' opgenomen. Te rplaatse van deze aanduiding geldt dat een terras is toegestaan boven het water ten behoeve van de aangrenzende woningen. Op deze terassen zijn ook 'opbergvoorzieningen' (bouwwerken, geen gebouwen zijnde) toegestaan die tevens dienen als erfafscheiding. Dergelijke 'opbergvoorzieningen' dienen als berging voor tuinmeubilair e.d..

Verder vormt het aspect geluid geen belemmering in dit uitwerkingsplan waardoor geluidwerende voorzieningen niet nodig zijn.

Hoofdstuk 5 Financiële aspecten

Het opstellen van een exploitatieplan is in de Wet ruimtelijke ordening niet gekoppeld aan een uitwerkingsplan, maar aan het uit te werken plan (moederplan). Artikel 6.12 Wro is dan ook niet van toepassing op een uitwerkingsplan.

De gronden zijn in eigendom van de Gemeente Eindhoven en de kosten zullen voor dit plan verhaald worden middels een verkoopovereenkomst. Op deze manier zijn de kosten 'anderszins verzekerd' en was het niet noodzakelijk om een exploitatieplan op te stellen voor het moederplan Waterrijk.

Hoofdstuk 6 Procedure en maatschappelijke uitvoerbaarheid

6.1 Overleg ex artikel 3.1.1 Bro

Het plan wordt in het kader van het vooroverleg niet voorgelegd aan andere gemeenten, de provincie en het rijk omdat de belangen van deze overheden niet direct in het geding zijn. Met het waterschap heeft in augustus 2017 vooroverleg plaatsgevonden. Dit is verwerkt in paragraaf 3.7.

6.2 Inspraak en samenspraak

Voorafgaand aan het nieuwe Plan van Aanpak 2012 ( door de raad vastgesteld in augustus 2012 ) zijn in de loop van 2012 uitvoerige informatiebijeenkomsten met de buurtbewoners georganiseerd. De gemeente kreeg alleen maar positieve reacties op het nieuwe plan van aanpak waarvan dit plan voor Hof 2A een uitvloeisel is. De buurt is met name te spreken over het feit dat de bouwvolumes worden verlaagd en dat de focus gelegd wordt op eengezins, grondgebonden rijenwoningen (waar voorheen werd gedacht aan gestapelde bouw).

6.3 Zienswijzen

Het ontwerp uitwerkingsplan heeft met ingang van donderdag 21 december 2017 tot en met woensdag 31 januari 2018 op de gebruikelijke wijze ter inzage gelegen. Gedurende deze termijn is iedereen in de gelegenheid gesteld om schriftelijk of mondeling een zienswijze ten aanzien van het ontwerp uitwerkingsplan kenbaar te maken. Kennisgeving van de ter inzage legging en de mogelijkheid om een zienswijze in te dienen is in de edities van de Staatscourant en het weekblad Groot Eindhoven van 20 december gepubliceerd. Ook is kennis gegeven van de mogelijkheid om de digitale versie van het ontwerp uitwerkingsplan via de gemeentelijke website www.eindhoven.nl/bestemmingsplannen en de landelijke website www.ruimtelijkeplannen.nl te raadplegen. Naar aanleiding van de tervisielegging is één zienswijze ontvangen. Deze zienswijze heeft betrekking op de bouwhoogte van de woningen aan de waterzijde. In het besluit tot vaststelling is op deze zienswijze ingegaan. Kortheidshalve wordt hiernaar verwezen.