direct naar inhoud van Artikel 17 Wonen - 3
Plan: Halve Maan 2013 (De Lieven-Drents Dorp)
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0772.80182-0301

Artikel 17 Wonen - 3

17.1 Bestemmingsomschrijving
17.1.1 Bestemming

De voor `Wonen - 3´ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. woongebouwen al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan-huis-verbonden beroep;
  • b. behoud, herstel en bevorderen van de op deze gronden voorkomende cultuurhistorische waarden (de architectonische en stedenbouwkundige kwaliteiten);
  • c. horeca op de begane grond en genoemd in de Lijst van horeca-activiteiten behorende tot categorie 1a, 1b, 2a en 2b en 3, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'horeca';
  • d. maatschappelijke voorzieningen op de begane grond, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'maatschappelijk' en met dien verstande dat in afwijking van het bepaalde in artikel 1.44 geen geluidgevoelige functies zijn toegelaten;
  • e. volkstuin, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'volkstuin';

met de daarbij behorende:

  • f. tuinen en erven;
  • g. parkeervoorzieningen, paden e.d ;
  • h. waterhuishoudkundige voorzieningen (o.a. waterlopen, waterpartijen en waterberging);
  • i. aan- en uitbouwen en bijgebouwen;
  • j. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

met dien verstande dat de vloeroppervlakte ten behoeve van een aan-huis-verbonden beroep niet meer dan 50 m2 mag bedragen.

17.2 Bouwregels
17.2.1 hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. als hoofdgebouw mogen uitsluitend woongebouwen worden gebouwd;
  • b. een hoofdgebouw mag uitsluitend ter plaatse van de aanduiding `bouwvlak´ worden gebouwd;
  • c. de gevels van hoofdgebouwen die naar de weg zijn gekeerd en/of de openbare ruimte, dienen in de grens van het bouwvlak te worden gebouwd;
  • d. de goot- en bouwhoogte dienen te worden uitgevoerd conform de bestaande situatie;
  • e. de kapvorm, dakhelling en nokrichting dienen te worden uitgevoerd conform de bestaande situatie;

17.2.2 Aan- en uitbouwen en bijgebouwen

Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. aan- en uitbouwen en bijgebouwen dienen minimaal 3 meter achter de voorgevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan te worden gebouwd;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen en de bijgebouwen bij een hoofdgebouw mag per bouwperceel niet meer bedragen dan:
  • 75 m2 met dien verstande dat de gezamenlijke oppervlakte niet meer mag bedragen dan 65% van de oppervlakte van de gronden waar aan- en uitbouwen en bijgebouwen mogen worden gebouwd (zie onder a) en voor zover gelegen buiten de aanduiding 'bouwvlak';
  • c. de oppervlakten van aan- en uitbouwen en bijgebouwen voor zover ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' gebouwd, worden niet in mindering gebracht op de in dit lid genoemde percentage;
  • d. de bouwhoogte van een aan- en uitbouw en een bijgebouw, voor zover gelegen buiten de aanduiding 'karakteristiek', mag niet meer dan 3 m bedragen met dien verstande dat de goothoogte nooit meer mag bedragen dan de goothoogte van het bijbehorende hoofdgebouw; het dak mag uitsluitend plat en/of als lessenaarsdak worden uitgevoerd;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' dient zowel de goot- en bouwhoogte als de kapvorm, dakhelling en nokrichting van het bijgebouw uitgevoerd te worden conform de bestaande situatie;
  • f. voor zover de bestaande situatie afwijkt van het bepaalde onder a, en/of b, en/of d, gelden die afwijkingen als maxima.

17.2.3 Nutsvoorzieningen en voorzieningen voor het opwekken van duurzame energie

Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen en voorzieningen voor het opwekken van duurzame energie gelden de volgende regels:

  • a. de maximale hoogte mag niet meer dan 3 meter bedragen;
  • b. de oppervlakte mag niet meer dan 15 m2 bedragen.

17.2.4 Bouwwerken geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. erf- en terreinafscheidingen mogen uitsluitend worden gebouwd op de gronden voor zover minimaal 3 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan zijn gelegen;
  • b. de maximale bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen is 2 m;
  • c. de maximale bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, is 3 m.

17.2.5 Onderdoorgangen

Ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang' dienen de gronden te worden ingericht als onderdoorgang, waarbij de (onbebouwde) vrije hoogte niet minder dan 2 meter mag bedragen.

17.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de verkeersveiligheid;
  • c. de sociale veiligheid;
  • d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

17.4 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken voor wat betreft:

  • a. de in lid 17.2.2 onder a genoemde minimale afstand die in acht moet worden genomen voor het bouwen van aan-, uitbouwen en bijgebouwen mits:
    • 1. de stedenbouwkundige opbouw van het straatbeeld niet onevenredig wordt verstoord;
    • 2. de verkeersveiligheid niet nadelig wordt beïnvloed;
    • 3. het uitzicht vanuit naburige woningen niet onevenredig wordt aangetast:
    • 4. de goothoogte, gemeten vanaf aansluitend terrein, ten hoogste 3 m bedraagt;
    • 5. de cultuurhistorische waarden niet onevenredig wordt aangetast.
  • b. de in lid 17.2.4 onder a bedoelde gronden voor het bouwen van erf- en terreinafscheidingen mits:
    • 1. de stedenbouwkundige opbouw van het straatbeeld niet onevenredig wordt verstoord;
    • 2. de verkeersveiligheid niet nadelig wordt beïnvloed;
    • 3. het uitzicht vanuit naburige woningen niet onevenredig wordt aangetast:
    • 4. de bouwhoogte, gemeten vanaf aansluitend terrein, ten hoogste 2 m bedraagt;
    • 5. de cultuurhistorische waarden niet onevenredig worden aangetast.
17.5 Specifieke gebruiksregels
17.5.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in lid 17.1 wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van bijgebouwen voor zelfstandige bewoning;
  • b. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting.

17.6 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 17.1 en toestaan dat in combinatie met het wonen:

de gronden en bouwwerken worden gebruikt voor kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten tot een bedrijfsvloeroppervlakte van maximaal 30 m2 en/of voor een aan-huis-verbonden beroep tot een beroepsvloeroppervlakte van maximaal 75 m2, mits:

  • a. de totale oppervlakte voor kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten en een aan-huis-verbonden beroep gezamenlijk niet meer dan 75 m2 bedraagt;
  • b. de verkeersaantrekkende werking niet zodanig is, dat ten gevolge daarvan extra verkeers-maatregelen, waaronder extra parkeervoorzieningen op de openbare weg, noodzakelijk worden;
  • c. het niet betreft geluidszoneringsplichtige of risicovolle inrichtingen;
  • d. het niet betreft seksinrichtingen en/of detailhandel met uitzondering van detailhandel in ter plaatse vervaardigde en/of bewerkte producten;
  • e. deze activiteiten door ten hoogste twee personen worden uitgeoefend, waarvan minstens één persoon woonachtig in het betreffende pand; voor kapsalons geldt dat deze activiteit door maximaal één in het pand woonachtige persoon mag worden uitgeoefend;
  • f. de activiteiten geen onevenredige hinder voor het woonmilieu opleveren.

17.7 Omgevingsvergunning voor het slopen van bouwwerken
17.7.1 Algemeen

Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders bouwwerken geheel of gedeeltelijk te slopen;

17.7.2 Uitzonderingen

Het verbod als bedoeld in lid 17.7.1 is niet van toepassing op:

  • a. sloopwerkzaamheden aan gebouwen die zijn gelegen buiten de aanduidingen 'bouwvlak' en 'karakteristiek';
  • b. sloopwerkzaamheden ingevolge een aanschrijving van burgemeester en wethouders;
  • c. sloopwerkzaamheden als gevolg van het normale onderhoud en beheer;
  • d. sloopwerkzaamheden waarvoor ten tijde van het van kracht worden van dit plan reeds een omgevingsvergunning voor de activiteit slopen was verleend;
  • e. sloopwerkzaamheden die op het moment van kracht worden van dit plan reeds in uitvoering zijn.
17.7.3 Toelaatbaarheid

De in lid 17.7.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend als door die sloopwerkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen geen onevenredige aantasting van de cultuurhistorische waarden ontstaan of kunnen ontstaan.