Plan: | Waterrijk |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0772.80056-0301 |
In februari 2006 is de Nota Ruimte formeel in werking getreden. De Nota bevat de visie van het kabinet op de ruimtelijke ontwikkeling van Nederland en de belangrijkste bijbehorende doelstellingen voor de komende decennia.
Het hoofddoel van het nationaal ruimtelijk beleid is ruimte te scheppen voor verschillende ruimtevragende functies op het beperkte oppervlak dat in Nederland ter beschikking staat. Deze hoofddoelstelling is gesplitst in vier deeldoelstellingen:
Het beleid met betrekking tot de basiskwaliteit van steden, dorpen en bereikbaarheid kent vier pijlers: bundeling van verstedelijking en economische activiteiten, bundeling van infrastructuur, aansluiting van Nederland op de internationale netwerken van luchtvaart en zeevaart en borging van milieukwaliteit en externe veiligheid. Voor Brabant dient de verstedelijking gebundeld te worden in de stedelijke regio's die tezamen Brabantstad vormen. Binnen Brabantstad, waar de gemeente Eindhoven onderdeel van uitmaakt, wordt naar intensief ruimtegebruik gestreefd en krijgt de infrastructuur speciale aandacht. De provincies leggen de begrenzing van de bundelingsgebieden vast in de structuurvisies. Deze bundeling betekent dat nieuwe bebouwing grotendeels geconcentreerd tot stand komt in aansluiting op het bestaande bebouwde gebied. De ruimte die in het bestaande stedelijk gebied aanwezig is moet door verdichting optimaal gebruikt worden.
In de nota worden de hoofdlijnen van beleid aangegeven, waarbij wat betreft de sturingsfilosofie is gekozen voor het motto 'decentraal wat kan, en centraal wat moet'. Dat betekent in veel gevallen dat provincies en gemeenten aan zet zijn. Meer dan voorheen focust het Rijk zich slechts op de ruimtelijke hoofdstructuur (RHS) van Nederland.
Gezien het feit dat het plangebied van dit bestemmingsplan is gelegen in een nationaal economisch netwerk/ kerngebied en tevens sprake is van bundeling van verstedelijking biedt de Nota Ruimte een kader voor de voorgenomen ontwikkeling in het plangebied.
Aan de Nota Ruimte is een Realisatieparagraaf Nationaal Ruimtelijk Beleid toegevoegd. Deze realisatieparagraaf heeft de status van een structuurvisie. In de realisatieparagraaf geeft het kabinet aan hoe het de nationale belangen (de belangen waarvoor het rijk de verantwoordelijkheid neemt) wil verwezenlijken. Daarbij wordt met name ingezet op een zuinig ruimtegebruik, bescherming van kwetsbare gebieden (de nationale landschappen en de ecologische hoofdstructuur) en bescherming van het land tegen overstroming en wateroverlast. Op basis van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) dienen de medeoverheden over de voorbereiding van bestemmingsplannen en projectbesluiten overleg te voeren met het rijk indien nationale belangen in het geding zijn. De Realisatieparagraaf geeft helderheid over de nationale belangen en daarmee ook over de vraag of over een ruimtelijk plan vooroverleg met het rijk noodzakelijk is.
In de Realisatieparagraaf benoemt het kabinet 34 nationale ruimtelijke belangen. Deze omvatten globaal genomen:
Binnen de nationale stedelijke netwerken wordt een aantal gebieden aangewezen om de verstedelijking te bundelen, wat bijdraagt aan de versterking van de kracht en diversiteit van de economische kerngebieden en verbetering van de bereikbaarheid. Het plangebied is onderdeel van Brabantstad en valt binnen het aangewezen bundelingsgebied voor verstedelijking en economische activiteiten.
Voor verstedelijking, infrastructuur en vestiging van bedrijven geldt een zogenaamd bundelingsbeleid: nieuwe woongebieden en bedrijvigheid moeten zoveel mogelijk worden aangesloten op bestaande bebouwing en infrastructuur. En daarbij moet bovendien rekening worden gehouden met (bestaande) recreatieve voorzieningen, groen en water (watertoets). Waterrijk sluit aan op bestaande bebouwing. Meerhoven is voor een groot deel gerealiseerd.
Het op orde brengen en houden van de regionale watersystemen, ter bescherming van het land tegen wateroverlast, de veiligstelling van de zoetwatervoorraden, het voorkomen van verdroging en onnodige bodemdaling, watertekorten en verzilting, de verbetering van de kwaliteit van grond- en oppervlaktewater, de zorg voor een goede ecologische waterkwaliteit en de versterking van de ruimtelijke kwaliteit. Er wordt voldaan aan de wettelijk verplichte watertoets. De waterhuishouding ondervindt ter plaatste geen belemmeringen. In het plangebied is tevens rekening gehouden met de inpassing van groen en recreatie.